Boeken / Fictie

Nieuwe verhalen van Bernhard Schlink

recensie: Afscheidskleuren – Bernhard Schlink

De voorlezer (1995) van Bernhard Schlink, waarvan boek en verfilming nauwelijks voor elkaar onder doen, zal door de halve wereldbevolking genoten zijn. Van zijn hand zijn nu negen verhalen in vertaling verschenen als Afscheidskleuren.

Het prettige van Schlinks stijl is dat hij niet veel op heeft met (poëtische) beschrijvingen, die andere schrijvers vaak nodig hebben om sfeer aan een verhaal te geven. Hij concentreert zich op wat er gebeurt, het waar en wanneer wordt zakelijk aangeduid. Deze aanpak laat ruimte voor wat er in de personages omgaat en ook dat doet hij eerder per centimeter dan per meter. Hier verraadt zich de auteur van detectiveromans: eerst achterhouden en pas later prijsgeven van oorzaken en gevolgen roept spanning op. Daar is hij goed in, al valt dan wel het gemeenschappelijke in de opbouw van zijn plots op.

Vreemd

De bundel begint met de beste verhalen. De daaropvolgende verhalen laten vreemde ingrepen zien en vallen mede daarom wellicht tegen. Zo is het langste verhaal geschreven als een samenvatting ervan. Na het exposé wordt een bezielde ontwikkeling node gemist. In plaats daarvan ontrollen in vogelvlucht de compacte jaren. De figuren die daarin inderdaad nogal figureren worden daardoor hun karakters onthouden. In een ander verhaal lees je alleen gebeurtenissen en weinig dialoog die die zou kunnen verlevendigen. Merkwaardig en al te kaal is dat de hoofdpersoon steeds als de zoon of de jongen wordt aangeduid en geen naam krijgt toebedeeld. In de laatste twee alinea’s zit het verhaal pardoes twee jaar verder.

Verhalen

In alle verhalen speelt afscheid als motief niet al te letterlijk een rol. Mensen raken op veel verschillende manieren uit elkaar. Daaraan voorafgaand is een en ander verkeerd gegaan, soms noodlottig. Later wordt, soms toevallig, het hoe en waarom in gesprekken, waar mogelijk met betrokkenen, tegen het licht gehouden in een poging ermee in het reine te komen. Voor het centrale personage kiest Schlink bij voorkeur een al wat oudere man, waardoor er een autobiografisch zweem over de verhalen lijkt te hangen.

Afgaand op boekbesprekingen door de jaren heen lijkt Schlink beter in zijn verhalen te slagen dan in zijn romans, genres die hij zo te zien om beurten geschreven lijkt te hebben, alsof hij geen keuze kan of wil maken. Goede reden om voorgangers van Afscheidskleuren te gaan lezen, zoals De liefdesval en Zomerleugens.

Boeken / Boeken / Boeken
recensie: Tekens van het onzichtbare (Antoon Van den Braembussche) en Intimiteit en onthechting (Michel Dijkstra)

De zingbare rest

Bijna gelijktijdig verschenen twee boeken die elkaar deels overlappen en soms ook aanvullen: Intimiteit en onthechting van Michel Dijkstra en Tekens van het onzichtbare van Antoon Van den Braembussche.

Michel Dijkstra (1982) is docent en publicist op het gebied van oosterse filosofie en westerse mystiek. Hij promoveerde op het eenheidsdenken bij Meister Eckhart en de Japanse zenmeester Dōgen. Antoon Van den Braembussche (1946) is een Vlaams cultuurfilosoof en dichter die zich specialiseerde in kunstfilosofie en, later, in de vergelijking tussen westers en oosters denken.

Dijkstra definieert mystiek als ‘een proces van innerlijke onthechting of versterving, (…) een tijdelijk opheffen van tegenstellingen [en] (…) de mogelijkheidsvoorwaarde voor een ontmoeting met de onvatbare ander’. Van den Braembussche ziet mystiek ‘als een verdieping van het onzegbare’. De noties van mystiek benoemt hij als ‘het spirituele, de leegte, het onzegbare en het sublieme’.  Hij zoekt net als Dijkstra ‘de affiniteiten en overeenkomsten tussen de verschillende mystieke tradities’ in oost en west. Beiden is het te doen om het onderzoek naar hoe dit in verschillende kunstvormen tot uiting komt, waarbij Dijkstra nog een tweede thema aanroert (levenskunst). Dat laatste richt zich volgens hem ‘op verbinding met de ander zonder jezelf te vergeten’.

Intimiteit en onthechting

Dijkstra verklaart de titel van zijn boek, Intimiteit en onthechting,  aan de hand van de verhouding tussen een man en een dauwdruppel door de dertiende-eeuwse Japanse zenmeester Dōgen. De man wordt weerspiegeld in de druppel en deelt zich als de ander mee. Ze zijn op die manier intiem. Tegelijkertijd is de afstand tussen ‘beide polen’ gigantisch.

Dijkstra beschouwt de dichter Paul Celan, componist Claude Vivier, schrijver Clarice Lispector en beeldend kunstenaar Alberto Giacometti als brandpunten. Al deze kunstenaars onderzoeken in hun werk volgens hem ‘afstand en nabijheid ten opzichte van de ander of het andere’. Waarbij het dan gaat om de polen God-ziel, mens-wereld en ik-de ander.

Tekens van het onzichtbare

Is bij Dijkstra Dōgen het uitgangspunt, bij Van den Braembussche is dat diens Perzische bijna-tijdgenoot en soefimysticus Rumi. In diens poëzie culmineren ‘liefde, stilte en het onzegbare [die] elkaar wederzijds doordringen en vooronderstellen’. In dit verband gebruikt Van den Braembussche hetzelfde woord als Dijkstra in de titel van zijn boek: intiem. In de betekenis van de vervlechting van leven en dood, de doordringing van het zichtbare en onzichtbare. Rumi legt ‘grote nadruk op de extase en de vervoering als onderdeel van de mystiek’ wat in schril contrast staat met ‘mystieke teksten die onbewogenheid, ascese en onthechting hoog in het vaandel dragen’, teksten die met name Van den Braembussche aan de orde stelt. Van den Braembussche beschouwt de stilte bij Rumi en Paul Klee, de leegte bij beeldend kunstenaar Anish Kapoor en de nachttijd van de poëzie bij Celan als tekens van het onzichtbare. Zij zijn zijn brandpunten.

De dichter Paul Celan

Paul Celan is een voorbeeld van een dichter aan wiens werk beide auteurs aandacht besteden. Dijkstra begint zijn boek met hem, Van den Braembussche eindigt ermee.

Dijkstra stelt dat Celan in zijn laatste levensjaren zowel ‘meer dan ooit gepreoccupeerd is door mystieke teksten’, met name die van Meister Eckhart, als terug wil keren tot de oorsprong van de joodse mystiek. De auteur bespreekt enkele van Celans gedichten, zoals Keulen, Am Hof en Jij, wees jezelf, jij, altijd en Het woord van de diepte-in-gaan. Hij drukt zich daarbij soms cryptisch uit; ‘Sommige gedichten (…) lezen als een fenomenologie van deze diepte in het intermenselijke,’ is bijvoorbeeld zo’n zin. En hoewel levenskunst soms wordt aangestipt, is dit hoofdstuk vooral een uitleg van Celan tussen oost en west.

Van den Braembussche legt in zijn hoofdstuk over Celan een ander accent dan Dijkstra. Hij gaat uit van het gegeven dat ‘in de joodse mystiek (…) allereerst de taal centraal staat’ en werkt dit op een heldere, duidelijke manier uit aan de hand van het beroemde gedicht Todesfuge. Hierin gaat het niet om polen zoals Dijkstra ze beschrijft, maar ook een mythische tegenstelling tussen Margarete met het gouden haar en de donkerogige Shulamith. Later komt Van den Braembussche hierop terug, wanneer hij een schilderij van Anselm Kiefer naar aanleiding van dit gedicht bespreekt. Mooi is dat de auteur afsluit met een eigen gedicht, een ‘Coda’ waarin alles als in een soort poëtische samenvatting nog eens langs komt.

Zit er muziek in?

Dijkstra vervolgt zijn boek met een hoofdstuk over de Canadese componist Claude Vivier (1948-1983). De lijntjes naar zowel het thema als de andere hoofdstukken zijn helaas wat dun, zodat het thema muziek niet echt een aanvulling is op Van den Braembussche, die hier geen apart hoofdstuk aan wijdt. Wel eindigt hij zijn hoofdstuk over Rumi met een ontroerende opmerking over muziek, waarvoor je als lezer het essay van Dijkstra zo cadeau zou willen doen. Van den Braembussche citeert Rumi wanneer hij zegt: ‘Laat de muziek dit gedicht voltooien.’ Wanneer taal tekort schiet om het onuitsprekelijke te verwoorden, komt muziek te hulp, ‘doordrongen van heimwee naar de goddelijke oorsprong’. Waarbij tussen twee haakjes kan worden aangetekend, dat Celan het ook over iets vergelijkbaars had: ‘De zingbare rest.’

Muziek komt verder in het boek van Van den Braembussche niet voor, beeldende kunst des te meer, met Paul Klee en Anish Kapoor. Inclusief afbeeldingen. Zoals Dijkstra ingaat op Giacometti, zonder afbeeldingen weliswaar, maar iedereen kan zich er wat bij voorstellen.

Opvallend is dat Van den Braembussche in zijn hoofdstuk over Paul Klee raakt aan het begrip levenskunst dat Dijkstra wilde onderzoeken. Klee richt zich op het eind van zijn leven, ziek en aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, naar zijn diepste ik. De auteur bespreekt hoe hij dit deed aan de hand van de engelenafbeeldingen van Klee. Stapsgewijs en indrukwekkend ontvouwt hij het mystieke karakter van deze eenvoudige potloodtekeningen.

De keus is aan de lezer

Misschien is dit het wat het boek van Van den Braembussche zo bijzonder maakt: hij neemt je in een bloemrijke taal mee in zijn zoektocht naar wat hij de ‘verdieping van het onzegbare’ noemt. Verdieping ook in de zin van stap voor stap te volgen en daarbij soms ontroering oproepend, zoals in zijn eigen gedicht Ein-sof en de korte passage over muziek.

Dijkstra volgt een andere, voor de lezer soms wat minder duidelijk pad in een wat drogere taal. Misschien zit het thema levenskunst hem daarbij iets in de weg en had het boek aan duidelijkheid gewonnen als hij zich, net als Van den Braembussche, tot kunst en mystiek uit oost en west had beperkt en een gelukkiger hand in het kiezen van zijn voorbeelden had gehad. Met uitzondering van Paul Celan, wat bij Dijkstra ook meteen het meest geslaagde hoofdstuk opleverde. In Celan zit ook de overlap tussen beide boeken. Dat kan niet missen. De keus is aan de potentiële lezer.

Intimiteit en onthechting
Schrijver: Michel Dijkstra
Uitgever: Boom Uitgevers
Prijs: € 20,00
Bladzijden: 176
ISBN: 978 90 2443 395 7
Sterren: 3,5
https://www.boomfilosofie.nl/product/100-10130_Intimiteit-onthechting

Tekens van het onzichtbare
Schrijver: Antoon Van den Braembussche
Uitgever: Damon
Prijs: € 19,90
Bladzijden: 160 pagina’s
ISBN: 978 94 6340 295 8
Sterren: 5
https://www.damon.nl/book/tekens-van-het-onzichtbare

Boeken / Fictie

Slachtoffer van haar eigen geluk

recensie: Schijnvrucht – Ingrid de Vries

Shocking! Van onbekende, mannelijke docenten die verliefd worden op een jonge scholiere en voor eeuwig uit de schoolbanken verbannen worden tot oud-presidenten als Silvio Berlusconi die aanpapt met een 17-jarige buikdanseres. Het zijn inmiddels ‘smeuïge’ verhalen die al snel hun weg vinden naar de media. Maar wat als de jonge vrouw in kwestie het gevoel heeft dat ze de liefde van haar leven gestrikt heeft? In Schijnvrucht werpt Ingrid de Vries een heel ander licht op dit soort heikele kwesties.

Een moedergeschiedenis

Auteur Ingrid de Vries, tevens werkzaam als journalist, redacteur, researcher en tekstschrijver heeft voor haar nieuwe boek haar eigen moeder als onderzoeksobject genomen. En niet zonder reden. Haar moeder, in dit boek ‘Anna’ geheten, valt als dertienjarige aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog als een blok voor de twintig jaar oudere vriend van haar vader: ‘oom’ Idzard. De ring om zijn vinger houdt hem niet tegen om met haar het pad der liefde te bewandelen.

Eerst zijn hun ontmoetingen van onschuldige aard: Idzard is professioneel schilder en op Anna’s verzoek geeft hij haar tekenlessen in zijn atelier. Dit zal later uitgroeien tot hun liefdesnest: de enige schuilplaats na schooltijd om zich te onttrekken aan alle vragende blikken. Daarna tracht Idzard ook Anna’s aandacht te stelen onder schooltijd en het hoge verzuim begint Anna’s vader en moeder op te vallen.

Al snel hebben Anna’s ouders het idee dat het contact niet zo pluis is als het lijkt. Anna’s vader, Roger, maakt zich meester van haar meest intieme en geheimen gevoelens door al haar brieven en dagboeken toe te eigenen, waarin Anna zowel geniet als haast ‘panikeert’ van alle verliefde gevoelens die haar overvallen. Zo schrijft ze “Ik ben bang voor zijn hartstochtelijkheid” als ze denkt aan Idzards tastende en strelende handen over haar onderbuik en billen. Vlak na haar veertiende verjaardag ‘kaapt’ Idzard Anna van school en ontmaagdt hij haar in zijn atelier.

Gedoemd?

Vanaf dat moment kan niets of niemand Anna en haar hartstocht in de weg staan: hoewel haar vader haar schoenen iedere avond verstopt en de deur op slot doet, weet Anna het ‘regime’ van haar vader te ontvluchten en blijft ze Idzard ontmoeten. Ondanks de roerige tijden – het rantsoen is karig en de winters zijn koud ten gevolge van Hitlers onvermoeibare wens om de wereld te veroveren – lijkt het alsof Anna haar portie geluk toebedeeld heeft gekregen. Maar dan ontvangt ze een briefje van Idzard (gekregen van zusje Lou, die optreedt als postduif) dat Idzards joodse vrouw Hannah zwanger is. Wat betekent dit voor hun prille liefde?

Dubbele visie

Naïef of smoorverliefd tot over haar oren? De jonge Anna is één van de twee ik-vertellers in dit boek. Zij is als het ware de ‘belevende ik-verteller’, omdat de lezer meekijkt vanuit haar onschuldige blik als tienermeisje. De liefde die ze voelt voor de volwassen Idzard lijkt reëel, maar in hoeverre kun je dat inschatten als je nog maar zo weinig ervaring hebt op liefdesgebied? Idzard lijkt voor haar een obsessie te zijn. Ook als haar ouders haar wegsturen naar Frankrijk en andere plekken, is Idzard in haar hart én hoofd aanwezig.

Er is maar één die kan analyseren hoe die liefde in elkaar steekt en dat is de ‘oudere versie’ van Anna, de tweede ik-verteller in dit verhaal. Dit betreft de 88-jarige Anna, die als een ‘vertellende ik’ terugblikt op haar leven met Idzard. Echt positief kijkt ze niet terug op de jaren die haar gegund werden met Idzard: uiteindelijk wist ze met man en macht haar familie te overtuigen om haar in het huwelijksbootje te laten treden met haar grote liefde. Al die tijd heeft een vraag haar dwars gezeten: “Was ik genoeg voor Idzard?”. Menigmaal werd ze geteisterd door gedachtes over Idzard met andere jonge meisjes en vroeg ze zich tevens af waar hij nou werkelijk van hield: van jonge meisjes of van háár. De mysterieuze Idzard blijft in nevelen gehuld en zelfs op hoge leeftijd kan Anna haar Idzard maar lastig doorgronden.

Ongelukkige huisvrouw

Gedurende het boek zien we eigenlijk maar één Anna: een weifelende en ongelukkige Anna die zichzelf in de weg staat. Het boek heeft een zeer aanwezig droevig karakter. Met iedere tijdsprong weet je dat er nog meer ellende wacht. Anna en Idzard krijgen een dochter, van wie Anna maar weinig liefde terugkrijgt en Anna lijkt zich maar lastig te kunnen wortelen in haar huwelijk. Zeker in haar ondergeschikte positie als huisvrouw en 24/7 poetsvrouw des huizes. Ze bokst iedere dag op tegen de hoge verwachtingen die ze heeft en die haar stuk voor stuk niets bijbrengen. De omwenteling in de gevoelens van Anna zijn magistraal weergegeven in vaak fragmentarische vorm: in kleine stukjes tekst leren we Anna’s gevoelswereld steeds beter kennen. De grote vraag die bij de lezer opspeelt, zou zeker de volgende kunnen zijn: Hoeveel is het je waard om bij je grote geliefde te kunnen zijn?

Staat het mistroostige karakter van het verhaal de lezer in de weg? Zeker niet, want De Vries is een fantastische schrijfster. Ze stopt al haar zinnen vol met dubbele betekenissen, stilistische hoogstandjes en emotie. Het feit dat haar zinnen zo gedetailleerd uitpakken, leidt er wel toe dat het leestempo vertraagt en soms zelfs verstart. Het leest niet vlot weg, maar het is een gelaagd en realistisch aandoend verhaal, dat je twee keer laat denken over iets waar je in het begin nog erg van gruwelde: de liefde tussen een minder- en meerderjarig persoon.

Dit boek zet aan tot het loslaten van vooroordelen en opent de dialoog over de onverwachte doch hartstochtelijke liefdes in het leven. Daar waar je je in het begin slechts ongemakkelijk kunt voelen bij de seksueel getinte passages, zul je later meer openstaan voor Anna’s visie op het gebeurde. Was zij de uiteindelijke overwinnaar tegenover alle vooringenomen types of slachtoffer van haar eigen geluk?

Film / Serie

Levensechte fictie

recensie: Mare of Easttown - Craig Zobel

In zeven afleveringen krijg je als kijker van Mare of Easttown een ontroerende inkijk in de rauwheid van een gemiddeld Amerikaans stadje, waar niet leven maar overleven de norm is. Serieschrijver en showrunner Brad Ingelsby putte uit zijn eigen jeugdherinneringen en doet dat niet onverdienstelijk: de karakters die hij opvoert voelen levensecht. Kate Winslet vertolkt de rol van eigenwijze detective Mare en speelt daarmee misschien wel de beste rol uit haar carrière.

Het staat er natuurlijk niet voor niets, het gele verkeersbord waar met grote letters “Save the Children” op staat. Want dat er in Easttown kinderen ‘gered’ moeten worden, is niets teveel gezegd. Het kleine stadje waar iedereen elkaar kent, waar de winters genadeloos koud zijn, waar veel gezinnen rond de armoedegrens leven, waar ‘teen moms’ nauwelijks een uitzondering zijn en waar drugs en tippelen voor sommigen de enige oplossing zijn, is het niet bepaald paradijselijk opgroeien. Überhaupt gelukkig leven lijkt een hele opgave, zo is ook te zien aan alle volwassenen die in Easttown dagelijks struggelen om hun levens bij elkaar te houden.

Trauma

Mare Sheehan is één van die volwassenen. Ze is single mom én oma, moet naast het zorgen voor haar tienerdochter en haar peuterkleinzoon, het omgaan met haar moeder die bij haar inwoont en haar ex die met zijn nieuwe vrouw zo ongeveer in haar achtertuin woont, ook nog dealen met een hartverscheurend jeugdtrauma wat zich onlangs in haar huidige leven heeft herhaald (en waar we nog niks over verklappen). En dan is Mare ook nog detective. Ze kent iedereen en iedereen kent Mare. En hoewel ze een paar belangrijke zaken tot een goed einde bracht, is er één zaak die maar niet wordt opgelost: de verdwijning van teen mom Katie Bailey.

De serie begint een jaar na Bailey’s verdwijning. Het onderzoek zit muurvast en tot overmaat van ramp wordt een andere teen mom vermoord aangetroffen… De druk op het politiekorps neemt toe. Omdat de gemeenschap het vertrouwen in Mare heeft verloren, wordt de veel jongere detective Colin Zabel (fantastische rol van Evan Peters) ingevlogen om haar in het gareel te houden.

Levensecht

Laat je als kijker niet afschrikken door alle ellende. Want de spannende wendingen, haarscherpe dialogen en het spel van de acteurs, maken dat je koste wat kost door wil kijken. De scène waarin Mare en Zabel samen in de kroeg hun sores verdrinken is zo goed geschreven en gespeeld dat hij nog uren door had mogen gaan. Het is een bijzonderheid om een fictieserie te treffen waarin de karakters zó levensecht zijn.

Goede nachtmerrie

Naast drama is er gelukkig genoeg plek voor humor. Ook dát maakt de serie uit het leven gegrepen. Er mag gelachen worden. Er móet gelachen worden. Detective Zabel wenst zijn mentor welterusten en zegt zonder erbij na te denken “Have a good night, Mare.” Daarna kan hij zich wel voor zijn kop slaan maar als kijker besef je dat hij precies zegt waar het op staat.

Ook in de ‘whodunnit-lijn’ en de vraag wie ‘de moordenaar’ is, laat serieschrijver Ingelsby zich van zijn sterke kant zien. Het is ongelofelijk hoe bijna iedere man op een geloofwaardige manier verdacht lijkt. Tot ver in de zevende aflevering blijf je als kijker in het duister tasten.

Mare for President

Misschien wel het allerfijnst aan de serie is Mare zelf. Wat er ook gebeurt, ze biedt de struggles moedig weerstand. En als het even tegenzit trekt ze met een strak gezicht een walm nicotine uit haar e-smoker. Mare is lomp en bot. Maar ook recht voor zijn raap, doortastend en goudeerlijk. Als kijker kun je niet anders dan van haar houden. Kate Winslet ís Mare. En Mare is misschien wel Kate’s beste rol tot nu toe.

Girl Power

Als de laatste seconden van de serie voorbijglijden blijf je als kijker nog lang naar het scherm staren. De knoop in je maag valt niet te ontkennen. Ingelsby laat je in ieder geval twee belangrijke dingen beseffen: dat een gemeenschap zoals die in Easttown op veel plekken in de wereld eerder regel dan uitzondering is, én dat je van mannen eigenlijk niet veel hoeft te verwachten. Vrouwen zijn het sterke geslacht.

Mare of Easttown is een zevendelige miniserie van HBO, nu te zien bij HBO MAX en Ziggo.

 

Boeken / Non-fictie

Eerbetoon aan het boek

recensie: Papyrus - Irene Vellejo (uit het Spaans vertaald door Adri Boon)

In Papyrus vertelt classica Irene Vellejo in geuren en kleuren over haar favoriete voorwerp: het boek. Het resultaat is een persoonlijke hommage over boeken door de jaren heen die verder gaat dan een reguliere geschiedschrijving.

Voordat het woord ‘papyrus’ roem verwierf als cheesy Word-lettertype – Saturday Night Live maakte er een geniaal filmpje over – kenden we het eeuwenlang als medium voor het geschreven woord. Het is één van de dragers die voorbijkomt, naast onder meer steen, kleitabletten en perkament. Zelfs de menselijke huid is gebruikt om belangrijke boodschappen over te brengen. Zo schrijft de Griekse historicus Herodotos over een Atheense generaal die zijn schoonzoon wilde aansporen een opstand tegen het Perzische Rijk uit te lokken. Een brief schrijven zou beide levens op het spel zetten. In plaats daarvan werd de boodschap getatoeëerd op het achterhoofd van een bediende. Nadat diens haar voldoende was aangegroeid, kon de bediende veilig de tocht naar de geadresseerde maken, om daar wederom zijn hoofd te scheren en het geheime bericht prijs te geven.

Vrije associaties

Vellejo gidst de lezer langs vervlogen tijden en verloren gegane bibliotheken, waarvan de voornaamste natuurlijk de bibliotheek van Alexandrië is. Oprichter Ptolemaeus I had geen bescheiden streven met zijn project: de bibliotheek moest (kopieën van) álle bestaande boeken bijeenbrengen. Geleerden uit elk volk werden gerekruteerd om alle niet-Griekse teksten te vertalen. In tegenstelling tot de buitenwereld, leefden in de bibliotheek de woorden van Grieken, Joden, Egyptenaren, Iraniërs en Indiërs vreedzaam naast elkaar.

Laat er geen misverstand over bestaan: Papyrus is géén complete of puur objectieve geschiedenis van het boek. In meer dan 500 pagina’s passeren talloze anekdotes de revue. Het boek is veeleer een essaybundel met verhandelingen over de geschiedenis van het schrift en onze omgang daarmee, waarbij de Klassieke Oudheid het zwaartepunt vormt. De essays zijn enigszins naar onderwerp gerangschikt, maar zijn niet chronologisch geordend.

Empathie

Vellejo heeft de zeldzame gave om de geschiedenis tot leven te brengen door zich in te leven in haar subjecten. Een rol perkament is voor Vellejo niet louter een historisch artefact, maar ook het verhaal van een (geletterde!) tot slaaf gemaakte die belast was met de taal om teksten te kopiëren . In Papyrus duiken hier en daar ook persoonlijke herinneringen op: Vellejo vertelt over pestende klasgenootjes op het schoolplein in Zaragoza die maakten dat zij haar toevlucht in boeken zoekt.

Hoewel deze passage aangrijpend is, had hij ook weggelaten kunnen worden. Het doet enigszins aan als een afrekening, waarvoor dit boek wellicht niet de juiste plek is. Toch is het slechts een kleine smet op een fenomenale prestatie. Papyrus is verplichte kost voor iedere boekenwurm!

Boeken / Fictie

Bitterzoete familiegeschiedenis

recensie: Damon Galgut - De belofte

Zuid-Afrika, eind jaren tachtig. De spanningen in het land lopen hoog op. Op hetzelfde moment speelt er zich voor Amor Swart een klein familiedrama af. In De belofte van Damon Galgut wordt een jong meisje opgezadeld met de ingewikkelde geschiedenis van vorige generaties.

Als het einde van haar leven in zicht komt, laat de zieke Rachel Swart haar man beloven dat hij het huis aan de zwarte hulp, Salomé, zal schenken. De twee vrouwen hebben elkaar hun leven lang gekend en Salomé heeft Rachel tot haar einde verzorgd. Amor, de dochter van Rachel, is getuige van deze belofte, maar haar vader wil hier na de begrafenis niets meer van weten. De rest van haar leven zal Amor worden achtervolgd door gevoelens van schuld.

Geschiedenis van een land

Op jonge leeftijd is het voor Amor nog lastig om te begrijpen in ‘wat voor land’ ze leeft, zoals haar broer Anton tegen haar zegt. Ze is zich niet volledig bewust van de betekenis van de apartheid, die tot een einde begint te komen maar die diepe wonden in Zuid-Afrika achterlaat. Amors jeugdige onschuld weerhoudt haar ervan de ‘logica’ van de ontwikkelingen binnen het land en binnen haar familie te begrijpen.

De verteller beweegt heen en weer tussen Amor en de andere familieleden als een bewustzijn dat van alle perspectieven iets meepikt. Broer Anton ontdekt ondertussen zichzelf door zich af te zetten tegen zijn vader en een eigen weg te zoeken, terwijl Amors zus Astrid zich over angsten heen zet en strategisch opereert. Zelfs de blik van de overleden Rachel duikt af en toe op en ook de gedachten van ooms en tantes zweven voorbij.

Verschillende gedaanten

Door al die verschillende stemmen wordt duidelijk hoe diep sommige stereotypen met het wereldbeeld van de personages zijn verweven, zoals de ideeën over een hulp als Salomé. Volgens de meesten telt iemand als zij eigenlijk niet mee, ze is bijvoorbeeld niet eens uitgenodigd voor Rachels begrafenis. ‘Tante Marina heeft in haar niet mis te verstane bewoordingen laten weten dat ze die niet mocht bijwonen. Waarom niet? Ach, doe niet zo dom.’ De belofte van een eigen huis voor Salomé lijkt steeds onmogelijker.

Amor wordt een volwassen vrouw. Op de achtergrond van haar leven komt er een einde aan de apartheid, maar spelen zich ook dagelijkse dingen af zoals de halve finale tegen Frankrijk van het wereldkampioenschap rugby. Net als het Zuid-Afrikaanse land heeft het leven van Amor soms iets bitterzoets en verzet het zich tegen de kaders van een afgesloten verhaal. Amor laat zien hoe een mens of een land ondanks zijn kernachtige identiteit constant verschillende gedaanten aanneemt en altijd in ontwikkeling blijft.

Theater / Voorstelling

Mooie start operaseizoen

recensie: Der Zwerg - Alexander Zemlinsky

Iedereen kent het schilderij De hofdames van Vélazquez. Het beeldt de Spaanse kroonprinses Donna Clara af, te midden van haar hofdames. Rechts vooraan staat de hofnar. Deze hofnar staat centraal in de opera Der Zwerg van Alexander Zemlinsky, de opening van het operaseizoen van De Nederlandse Opera onder leiding van hun nieuwe chef-dirigent Lorenzo Viotti.

De Oostenrijkse componist Alexander Zemlinsky (1871-1942) moet met de hofnar hebben kunnen meevoelen. Bekend is dat de vrouw waarmee hij een verhouding had, Alma Schindler (de latere Alma Mahler-Schindler) hem ‘ongelofelijk lelijk’ vond. Dat heeft hem niet lekker gezeten; hij baseerde zelfs een opera op het feit dat zij hem verliet (Eine florentinische Tragödie).
In de opera Der Zwerg (1922) vraagt hij het publiek als het ware om empathie en inlevingsvermogen te hebben met iedereen die afwijkt van wat ‘normaal’ heet te zijn

Hoe het oogt

Nu is het niet zo, dat alle nuances in het libretto zijn verdwenen en iedereen even hardvochtig is. Zo is een van de kamermeisjes aan het hof, Ghita (gezongen door Annette Dasch) wel degelijk in staat empathie te tonen met de kleine man. Toch heeft de Nederlandse film- en theaterregisseur Nanouk Leopold, die met deze productie haar operadebuut maakte, primair gekozen voor een letterlijke verbeelding van ‘hokjesdenken’: op het podium van de Nationale Opera & Ballet staat een rij van zeven open kubussen, klein en groot. Hierin zitten de zangers gevangen. Slechts één keer stapt de jarige infante (een prachtrol van Lenneke Ruiten) eruit. Dat gebeurt als de dwerg is overleden nadat de werkelijkheid tot hem is doorgedrongen dat hij lelijk is en de kroonprinses niet op hem verliefd is. Dat lijkt echter verder geen betekenis te hebben.
Ook  de kleine man (sterk gezongen door heldentenor Clay Hilley) zingt vanuit zo’n kubus.
De hofdames leven in een roze sprookjeswereld. Ze zijn in roze, tule kleding gestoken, kostuums die zijn ontworpen door Wojciech Dziedzic.
Dat is de uiterlijke kant van de productie. De videobeelden (van Leopold Emmen) die op de achterwand worden geprojecteerd, staan voor het ambigue karakter van de personages. Daar heeft de dwerg vleugels. Vleugels, omdat hij in zijn eigen verbeelding de lichtheid van een vogel heeft. Vleugels die tevens symbool staan voor wat hij volgens de tentoonstelling met ontwerpen van jonge kunstenaars op het plein voor gebouw van de Nationale Opera en Ballet ook symboliseert: een kunstenaar.

Hoe het klinkt


Maar hoe klínkt het nu? Zemlinsky is een laatromantische componist die een graantje heeft meegepikt van de stijl van bijvoorbeeld Mahler en Wagner. Aan Mahlers orkestratie doen de mandoline en gitaar in het orkest denken, aan Wagner de zogeheten Leitmotive waarmee een personage door de hele opera door herkenbaar is. Zo is er in deze opera bijvoorbeeld een motief in de althobo dat staat voor de dwerg en – aan het begin – stijgende glissandi in de strijkers die klinken wanneer hij zijn haar ijdel naar achteren gooit. Tegen het eind doet hij dat nog een keer, maar dan blijven die glissandi uit, wat een onbedoeld geestig effect heeft.
Het Nederlands Philharmonisch Orkest zit niet in de orkestbak, maar op de bühne en is onder leiding van Lorenzo Viotti buitengewoon goed op dreef. Ze pakken flink uit, maar kunnen ook fluisterzacht spelen. Dat geldt ook voor het koor van de opera (ingestudeerd door Ad Broeksteeg). Allebei treden ze stevig en verfijnd op en treffen de sfeer raak. Zoals in een lome zomermelodie die op een gegeven moment in het orkest langskomt. Lorenzo Viotti is de nieuwe chef-dirigent en gooit hoge ogen met deze openingsproductie van het nieuwe seizoen. Dit smaakt naar meer!

Muziek / Album

Nationaal geluid met internationaal tintje

recensie: Nederpopupdate volume 11

De elfde editie van de Nederpopupdate gaat gepaard met steeds een internationaler tintje. De artiesten zijn allen van eigen bodem maar reiken over de landsgrenzen in taal of locatie. Nynke Laverman zingt Fries en Engels, Boudewijn de Groot trad op in België en Jan Bijnen bedient zich volledig van de Engelse taal.

Er zijn van die albums waar je al lang op wacht, zoals het nieuwe album van het bijzondere Friese talent Nynke Laverman of een onverwachte heruitgave van een liveplaat van Boudewijn de Groot valt ineens op. Jan van Bijnen verrast met zijn nieuwe werkstuk. We komen het deze keer allemaal tegen in deze update.

Nynke Laverman

Op 24 september 2020 bracht Nynke Laverman haar eerste liedje ‘Your Ancestor’ uit. Dit was de start van haar slow-release album Plant. Een album dat uiteindelijke voltooiing heeft gevonden op 17 september 2021. Bijna alle liedjes zijn al via de diverse digitale kanalen verschenen. Twee van de elf liedjes zijn tot die dag nog niet eerder uitgegeven. ‘Stoarm’ en ‘De Dream’ openen en sluiten het album respectievelijk en zijn de nieuwe liedjes die dan hun debuut maken.

Wie bij het horen van de naam Nynke Laverman nog steeds denkt aan een Friese vorm van Fado muziek, komt bij het luisteren van Plant voor een verrassing te staan. Verrassingen kunnen positief en negatief uitvallen. Voor de avontuurlijke luisteraar is het vaak het eerste. Wie de carrière van Laverman gewoon is blijven volgen, beschouwt dit nieuwe album als een fraaie volgende stap in haar ontwikkeling. Plant is een avontuurlijk album dat zijn tijd nodig zal hebben om doorgrond te worden. Een mooie koppeling met de slow-release gedachte. Persoonlijk heb ik gewacht op het volledige album en heb ik de verschijning van de losse liedjes niet gevolgd. Nu het volledige werkstuk aan ons wordt geopenbaard is het volop ontdekken en genieten. Laverman zingt afwisselend in het Engels en in het Fries, haar moedertaal. Wie de vertaling van de liedjes wil lezen, kan deze vinden op haar website. Daar vinden we ook alle podcasts van de reeds verschenen liedjes in de langzame uitgave van het album. Het is een album dat in het teken staat van de klimaatontwrichting waar we middenin zitten. In de eerste single spreekt ze toekomstige generaties aan als huidige generatie om te vertellen over wat zij en wij kunnen doen om de wereld ook over zeven generaties nog leefbaar te houden of te maken. Laverman neemt ons op deze wijze mee in een onthutsende maar ook maakbare toekomstige leefbare wereld. Maar dan moeten we het wel willen! Ze oordeelt niet maar nodigt ons allen uit om na te denken over de toekomst van onze kinderen en van hun achterkleinkinderen. Plant is onderhoudend maar ook te genieten als muzikaal monument voor een beter klimaat. Laverman weet muzikaal zichzelf opnieuw uit te dagen tot grote hoogte.

Boudewijn de Groot

Het album Een avond in Brussel verscheen in mei van dit jaar opnieuw, omdat een vinylrelease de aandacht vestigde op deze fijne concertopname, die reeds in 2005 ooit op cd en dvd verscheen. De dvd-toevoeging wordt nu gemist, maar de muziek op zichzelf is goed genoeg om zonder beeld te laten spreken. Sterker nog: een cd zonder beeld heeft een grotere draaibaarheidsfactor dan een dvd.

Het optreden vond plaats op 22 februari 2003 tijdens de tournee “Andere tijden”, die De Groot deed van januari 2002 tot en met maart 2003. Nu we weten dat De Groot besloten heeft niet meer op tournee te gaan omdat het hem te veel energie en spanning oplevert, is deze liveregistratie een waardevolle aanvulling op zijn imposante oeuvre. Dit vond zijn start in de jaren zestig en strekt zich uit tot de band Vreemde Kostgangers, waar hij zich samen met twee collega’s (Henny Vrienten en George Kooymans) opnieuw uitdaagde en twee albums maakte. Dit is een samenwerking die inmiddels tot een einde kwam nadat Kooymans noodgedwongen zijn muzikale carrière afsloot na de diagnose ALS.

Het optreden uit 2003 ademt de intieme sfeer die past bij de zaal Ancienne Belgique. Voor wie er ooit een optreden bezocht zal dat heel herkenbaar zijn. In achttien liedjes weet De Groot zich slechts van twee hits te bedienen: ‘Als de rook om je hoofd is verdwenen’ en de TOP2000-hit ‘Avond’ sieren de setlist, die verder bestaat uit allemaal prachtige liedjes uit het liedboek dat de zanger ons heeft gebracht. De Groot wordt begeleid door de Jeroen Bosch Band, maar in de gelederen bevinden zich bovendien bekende namen, als Jan de Hont op gitaar, Jan Hendriks op gitaar en Ernst Jansz op toetsen. Om de minder bekenden bandleden niet tekort te doen: die luisteren naar de namen Mark Stoop, Lené te Voortwis, Ake Danielsen en Monique Lansdorp.

Jan van Bijnen

De naam Point Quiet zal liefhebbers meteen doen opveren. Die bandnaam staat immers garant voor kwalitatieve muziek. Jan van Bijnen maakte deel uit van deze fraaie rootsband uit ons land, maar speelde ook met Freek de Jonge, Claudia de Breij en Rob de Nijs. Met het album MODEST MAN zet Van Bijnen de eerste schreden op het solopad. Deze singer-songwritersplaat staat vol met composities van eigen hand, waarbij de zanger/gitarist goed luisterde naar zijn helden John Hiatt, John Prine en Ron Sexsmith, zoals hij zelf schrijft.

In tien liedjes neemt Jan van Bijnen ons mee in zijn muzikale wereld. Hij speelt veel instrumenten zelf, als gitaren, dobro, mandoline, mandola, pedalsteel, banjo, ukelele, bas, contrabas, piano, Hammond, vibrafoon, drums en percussie. Ook krijg hij op een drietal tracks hulp van Marcel van As, Nienke Dingemans, Hans Custers en mede-producer Joost Verbraak. Als liefhebber van Point Quiet mis je even de karakteristieke donkere stem van Pascal Hallibert, maar als je eenmaal gewend bent aan de stembanden van Van Bijnen, komen de persoonlijke liedjes helemaal tot zijn recht. De referentie verdwijnt langzaam uit je brein en je kunt je dan helemaal richten op de muzikaliteit van deze muzikant met ruim dertig jaar ervaring.

In het titelnummer lijkt Van Bijnen zijn leven te overzien en zingt zelfs klaar te zijn voor de heilige daarboven. Het is een leven waarin hij, na geboren te zijn in een klein plaatsje waar hij zich nog steeds thuis voelt, de wereld over reisde met zijn gitaarspel. De school bracht hem niet zoveel, maar de muziek des te meer. Het is natuurlijk niet voor niets de albumafsluiter. Laten we hopen dat het niet de punt is achter zijn carrière. De muziek die Van Bijnen solo maakt draagt voldoende warmte in zich om vaak van te genieten.

 

 

Film / Films

Gebrek aan chaos en creativiteit

recensie: Queenpins - Aron Gaudet, Gita Pullapilly

In Queenpins beginnen Connie (Kirsten Bell) en haar hartsvriendin JoJo (Kirby Howell-Baptiste) een ietwat illegaal handeltje in coupons. Tegen een lage prijs verkopen zij frauduleuze kortingsbonnen op boodschappen en zetten in no time een bedrijf ter waarde van 40 miljoen dollar. Hun succes blijft niet onopgemerkt en zo begint de klopjacht in deze matige film, waar het aan een waar Hollywoodsausje ontbreekt.

Connie is een voormalig Olympische atlete die niet weet wat ze met haar vrije tijd moet doen. Ze stort zich volledig op het fenomeen van ‘couponing’. Urenlang speurt zij door folders om kortingsbonnen te vinden, of ze die producten nu nodig heeft of niet. Het geeft haar een voldaan gevoel om boodschappen ter waarde van 150 dollar mee te nemen voor een schijntje. Het is echter niet genoeg om gat in haar hart – het niet kunnen krijgen van een kind – te vullen en daarnaast helpt een slecht huwelijk ook niet mee aan haar gemoedstoestand.

Uit frustratie opent Connie een doos ontbijtgranen en begint met eten, maar de smaak valt haar vies tegen. Ze stuurt een boze mail naar de fabrikant en enkele dagen later ontvangt zij als goedmaker een aantal coupons voor gratis nieuwe dozen ontbijtgranen. Dit brengt haar op een duivels idee. De ene na de andere megafabrikant – van producten als luiers tot aan wasmiddel – krijgt te maken met een ontevreden Connie en in een mum van tijd ligt haar eettafel vol met kortingsbonnen.

Waargebeurd verhaal

Samen met JoJo, een vlogger met een droom en financiële problemen, komt ze op het idee om de bonnen tegen een lage prijs te verkopen. Zo begint Queenpins, een film geïnspireerd door een waargebeurd verhaal.

De dames weten dat hun inkomstenbron niet geheel legaal is en zoeken naar een manier om hun geld wit te wassen. Het worden haast kartelachtige praktijken wat leidt tot een aantal confrontaties met een smokkelaar, een cyberhacker, een groep oorlogsveteranen en een louche autodealer. Ondertussen krijgen twee mannen argwaan en openen de klopjacht op de vrouwen. Een heus kat-en-muisspel ontstaat. Al hebben Connie en JoJo geen idee dat zij achtervolgt worden.

In de echte versie van dit verhaal werden drie vrouwen van middelbare leeftijd opgepakt door de politie. Er werd een hoop aangetroffen bij de politie-infiltratie: coupons ter waarde van 40 miljoen dollar. Daarnaast vond men ook overige spullen met een waarde van twee miljoen dollar, 240.000 dollar aan voertuigen, 22 geweren en een speedboot van ruim 12 meter. Het onderzoek van de politie duurde maar liefst acht weken en er werden zelfs undercoveragenten ingezet om de dames die ‘van het grote leven genoten’ te pakken.

Klein gehouden

Er zijn genoeg mogelijkheden om alles volledig uit de hand te laten lopen, maar regisseurs Aron Gaudet en Gita Pullapilly houden het klein. Ondanks dat de film is gebaseerd op een waargebeurd verhaal, lijkt het een groot gemis om binnen de lijntjes te blijven kleuren. Het opkopen van geweren op een wapenhandel en de verkoop daarvan aan oorlogsveteranen – wat zeer vriendelijk verloopt – is het meest spannende dat Connie en JoJo meemaken. Van een undercoveroperatie is in Queenpins overigens ook geen sprake, laat staan dat je de twee dames volop ziet genieten van hun miljoenen.

Less is more is in deze situatie niet geheel van toepassing. Het ontbreekt Queenpins aan chaos en creativiteit, wat je wel graag ziet in dit soort films. Ondanks dat gemis, blijft de film wel een leuke crime komedie die zeer geschikt is om met het hele gezin – jong en oud – te bezoeken in de bioscoop. Heel veel meer dan dat hoef je van Queenpins niet te verwachten.

Queenpins is nu te zien in de bioscoop.

 

Kunst / Expo binnenland

Krullende lippen

recensie: Alida Pott in Groninger Museum

In het Groninger Museum is momenteel een kleine maar fijne tentoonstelling te zien met werk van kunstenares Alida Pott (1888-1931). Slechts dertig werken zijn er te zien, in een doorloop naar andere exposities. Misschien is het een opmaat, want het smaakt naar méér.

Alida Pott, Portret van een jonge vrouw, 1921, Collectie Stichting De Ploeg

‘Ik was vooral gecharmeerd van haar bovenlip, die helemaal de vorm had van die gestileerde zeemeeuwen die kinderen met kleurpotloden tekenen’. Dat schrijft John Banville in zijn roman De blauwe gitaar over zijn ‘kleine meisje’, maar het zou net zo goed over bijvoorbeeld het Portret van een jonge vrouw van Alida Pott kunnen gaan.

Alida Pott was het eerste, maar niet het enige vrouwelijke lid van de Groningse schilders die bekend stonden onder de naam De Ploeg. Het meeste werk van haar dat wordt getoond, stamt uit  de jaren twintig van de vorige eeuw, toen de Ploegschilders hun hoogtepunt beleefden. Zij schilderde op expressionistische wijze, wat je goed ziet in de blauwe bomen op het schilderij Het Blauwborgje (1920), een boerderij even buiten Groningen.

Ploegschilder en méér dan dat

Pott was getrouwd met Ploegschilder George Martens (1894-1970). Hij gebruikte een snelle toets, terwijl krullende lippen en de expressieve manier waarop handen werden geschilderd typerend zijn voor Pott. Lang was onduidelijk of het grote olieverfportret van de voetballer Hans Tetzner (1927), een familievriend, nu was geschilderd door Martens of Pott. Voor het eerste pleit de snelle toets voor het Pott. Onder andere vanwege de uitwerking van de handen. En die krullende lippen…

Pott overleed op tweeënveertigjarige leeftijd aan een longziekte. Om onduidelijke redenen wilde haar man het werk van zijn vrouw na haar dood niet tentoonstellen. Als vrouwen overigens al een plaats kregen op exposities, want dat was in haar tijd niet vanzelfsprekend. Het is jammer dat Pott nooit een plek heeft gekregen op een expositie, want ze overtreft het werk van haar man en van menig andere Ploegschilder.

Expressionistisch én subtiel

Haar werk heeft iets eigenzinnigs. Op bijna alle getoonde portretten is het hoofd bijvoorbeeld iets geneigd, alsof de geportretteerden richting de nieuwsgierige kijker willen zeggen: ‘Wat nou, kijk maar eens goed! Ja, ik ben een Ploegschilder met mijn expressionistische, dikke lijnen die je onder andere ziet op mijn landschappen. Maar ik kan ook klein en intiem werken, subtiel en met maar een paar rake lijnen. En in terracotta een aandoenlijke oude vrouw neerzetten. De handen gevouwen op haar schoot, de boezem hangend. Niet “mooi”, maar o zo treffend. Toch?’

Alida Pott, Boomgaard Blauwborgje, 1920, Collectie Stichting De Ploeg

Naast portretten en landschappen zie je ook dadaïstische collages, affiches en allerlei gebruiksvoorwerpen die Pott heeft ontworpen. Zoals een houtsnede à la Wajongpoppen, om nog maar te zwijgen van een servethouder, een poetsdoos, een metalen eierdopje en houten broches. Hierin verheft ze alledaagse gebruiksvoorwerpen tot iets bijzonders.
Dichtte Harriet Laurey (1924-2004) niet:

Dan moet men heel gewone dingen.
Iets jaren ouds, bijvoorbeeld koffie zetten.
Aandachtig op kleine gebaren letten.
Zorgvuldig  bonen in de molen doen.

Een warme, korreldroge geur begint
zich langzaam door de kamer te verspreiden,
de dingen tot hun leven te bevrijden.
De spiegel glimlacht terug. Het water zingt.

Dat is zo’n beetje de sfeer die je inademt als je door deze kleine, door curator Nadia Abdelkaui met zorg samengestelde expositie loopt: letten op kleine dingen, zoals gekrulde lippen. Een tentoonstelling die laat zien dat Alida Pott in al haar veelzijdigheid méér was dan een Ploegschilder.