Boeken / Fictie

Een mildere Dijkshoorn is ook leuk

recensie: Nico Dijkshoorn - Kleine dingen

Nico Dijkshoorn is in de laatste jaren uitgegroeid tot een van de bekendste en felste columnisten van dit land. Zijn nieuwste verhalenbundel Kleine dingen laat zien dat ook een milde Dijkshoorn de moeite van het lezen waard is.

De kracht van Dijkshoorn schuilt in zijn schrijfstijl. Directe, makkelijk leesbare zinnen, met absurde overdrijvingen en meedogenloos grove formuleringen, en vaak die twee gecombineerd, lenen zich perfect voor zijn blog- en columnstijl. In de verhalen van Kleine dingen maken we kennis met een andere, soms melancholieke, dan weer vrolijke of idolate Dijkshoorn.

Intieme herinneringen


De verhalen zijn ondergebracht in verschillende delen, waarin Dijkshoorn zich van uiteenlopende kanten laat zien. In het deel Toen grijpt hij terug op zijn jeugd, met intieme herinneringen. In het deel De krant vergroot hij berichten uit tot in het absurde en in Helden schrijft hij haast eerbiedig over sporthelden als Jan Mulder en muzikanten als Tom Barman.

Het zijn tijdloze verhalen, die in tegenstelling tot de columns die hij schrijft niet bij de actualiteit hoeven aan te sluiten. En de thema’s zijn geen dingen waar Dijkshoorn zich kwaad over maakt. Het gaat hem met recht om kleine dingen, die hij doeltreffend weet te omschrijven. Later in het boek zien we ook de harde sarcastisch-ironische columnist weer regelmatig de kop opsteken, als hij herkenbare en geestige schetsen neerzet van ingedutte personen.

Gekunsteld


Verspreid door het boek zijn ook prozagedichten opgenomen. Hoewel die stukken een eigen charme hebben, zijn ze goed beschouwd niet meer dan op een aparte wijze opgeschreven verhalen, gedachtegangen eigenlijk. Op den duur doen ze gekunsteld aan, al zitten ook er rake melancholieke omschrijvingen tussen: ‘…maar liever nog/wil hij/eindelijk/weer eens/duimen die/naar sinaasappel ruiken..’

Toch zijn dat niet de sterkste onderdelen van deze bundel; dat zijn de verhalen waarin Dijkshoorn zich op zijn geheel eigen manier blootgeeft. Dat doet hij met gevoel voor ironie en met mooie, absurdistische omschrijvingen die in één zin een heel beeld oproepen. Daar laat hij zien dat hij niet hoeft te leunen op zijn snoeiharde humor om de aandacht te behouden en emoties los te maken bij zijn publiek.

Boeken / Non-fictie

Een Telegraaf als provocatie

recensie: Martijn Haas - Dr. Rat, Godfather van de Nederlandse Graffiti

.

Ivar groeit op in een artistiek gezin, getekend door twintigste-eeuwse verschrikkingen: zijn vader ontvluchtte Letland, zijn moeder zat in een kamp op Nederlands-Indië. Een makkelijk kind is Ivar niet. De punkcultuur van de jaren zeventig is hem op het lijf geschreven: ‘Favoriet zijn de Sex Pistols, uiteraard, al was het maar vanwege de losgeslagen bassist Sid Vicious voor wie hij na diens dood een speciaal gotisch sjabloon ontwerpt.’

‘Medisch Expressionisme’
De wortels van de Nederlandse graffiticultuur liggen in de Britse punkbeweging. Pas later zouden Nederlandse straatartiesten de zo kenmerkende Amerikaanse invloeden overnemen. Het is ook de punkcultuur die het werk van Ivar bepaalt. Zijn favoriete bands bijvoorbeeld, en de Amsterdamse tijdschriften en cultuurcentra waarvoor hij werkt. Maar ook drugs, veel drugs.

Zijn werk ziet Ivar als onlosmakelijk verbonden met zijn toenemende gebruik. Deze fascinatie drijft hij zover door dat hij als Dr. Rat een medicijnkoffertje met drugs bij zich draagt, en spreekuren houdt waarin hij verslaafden drugs toedient. Kunstenaar en vriend Erik Hobijn maakte dit van dichtbij mee en verwonderde zich over de termen die Ivar gebruikte:

‘We hadden het op een gegeven moment over horse, en kwamen tot de conclusie dat wij allen jockeys waren, die ons paard bereden. En dat de vorm waarbinnen wij dit etaleerden het Medisch Expressionisme was.’

Telegraaf
Met Dr. Rat, Godfather van de Nederlandse graffiti schreef journalist Martijn Haas het tweede deel van zijn drieluik over het creatieve Amsterdam van rond 1980. Krakersrellen, de opkomst van een do it yourself-mentaliteit bij punkers, maar ook de alternatieve strips van stripwinkel Lambiek droegen bij aan het klimaat waarin Ivar zijn faam uitbouwt. Haas interviewde betrokkenen en selecteerde veel beeldmateriaal om de periode mee te reconstrueren.

Toch beschrijft hij de ongrijpbare Ivar niet als zomaar een kind van zijn tijd. Hij laat zien dat deze zich binnen de punkbeweging keert tegen het gezag, maar dat hij evengoed met een Telegraaf in de hand slapende krakers wakker schopt. Of ze alsjeblieft werk willen zoeken.

Zijn idee van recalcitrantie hield niet op bij het agiteren tegen autoriteiten, linkse punks provoceren met het leesvoer van de Hollandse burgerman vond hij net zo leuk.

Op het moment dat Ivar in juni 1981 aan een overdosis methadon overlijdt, is hij een ster binnen de Amsterdamse underground. Hij wordt gevolgd door nieuwsgierige journalisten, heeft een kortstondige relatie met Nina Hagen, en is baanbrekend als straatkunstenaar. In Paradiso proberen hij en Hobijn bijvoorbeeld met olifantenstront en muziek de Amsterdamse ordeloosheid te vangen. Met succes, zo blijkt, want de directie besluit vroegtijdig de avond te beëindigen.

Observator
Dr. Rat verwondert niet alleen zijn tijdgenoten, maar ook de lezer. Haas legt verbanden tussen de traumatische levenservaringen van zijn ouders en zijn moeilijke gedrag, en vergelijkt diens werkwijze met de brede kunstdefinitie van de dadaïsten. Maar dit journalistieke verslag mist een analyse van het biografisch onderwerp zelf. Ivar kan zich dan goed aanpassen aan uiteenlopende situaties, en is binnen de punkbeweging eerder ‘observator, boodschapper en initiator’ dan politiek inspirator; het maakt niettemin nieuwsgierig naar zijn motivaties. Helemaal omdat hij zich als straatkunstenaar, kraker en punker beweegt op de grens tussen idealisme, romantiek en criminaliteit.

Een geslaagde historische reconstructie is Dr. Rat wel. De eigenzinnige Ivar ViÄs en zijn biografie weerspiegelen een tijdsbeeld en een subcultuur, verpakt in deze prachtige uitgave vol foto’s en tekeningen. Martijn Haas herinnert ons zo de vroege jaren tachtig, en hoe creatief en turbulent die jaren ook in Nederland waren.

Muziek / Album

Gevarieerd maar anoniem

recensie: Joseph Parsons - Hope For Centuries

.

Parsons verhuisde een aantal jaar geleden van Philadelphia naar het Duitse Hannover. In Europa echter krijgt hij met zijn Joseph Parsons Band nog geen voet aan de grond. Aan de kwaliteit van zijn muziek kan het niet liggen en ook de kritieken zijn heel aardig.

Gelovig

~

De liedjes en de zang van Joseph Parsons roepen vergelijkingen op met Neil Diamond, John Hiatt en met Moody Blues-zanger Justin Hayward (‘The Meditation’). Zijn teksten zijn niet altijd licht verteerbaar. De gelovige achtergrond van Parsons is hoorbaar in ‘Spiritual’, ‘The Meditation’ en ‘SingSingSing’, liedjes die door de muzikale verpakking niet klinken als gospel. ‘Broken Vows’ is gebaseerd op een gedicht van Lady Gregory, een Ierse toneelschrijfster. Het gedurfde instrumentale ‘Design For Life’ zorgt voor een scheidslijn op het album; het vormt de inleiding voor het ongepolijste ‘Broken Vows’. Afsluiter ‘SingSingSing’ roept een heerlijk gevoel op van een enorm uitgestrekte vlakte.

Slachtoffer
Zo lijkt Hope For Centuries een topalbum, maar dat is niet het geval. Parsons gaat nergens links- of rechtsaf, hij blijft in het midden. Ook het tempo van de liedjes varieert nauwelijks. Dat het album toch een hoge draaibaarheidsfactor heeft, komt omdat het neigt naar een verzamel-cd van diverse artiesten. Geen enkel liedje link je direct aan Joseph Parsons. Zo is Parsons het slachtoffer geworden van zijn eigen veelzijdigheid. Zijn stem doet denken aan vele groten uit de popmuziek, maar mist het typerende Parsonsgeluid. Hope For Centuries lijdt aan gezichtsloosheid. Wel is het een leuk verzamelalbum.

Live in Nederland:
5 oktober Cobblestone, Oldenzaal
23 oktober House Concert, Vlierden
27 november Doornroosje, Nijmegen

8WEEKLY MediaPlayer

 

Muziek / Album

Ana Egge verdient omarming

recensie: Ana Egge - Bad Blood

.


Ana Egge schiet met Bad Blood net zo onverwacht en hard in de roos als Lucinda Williams destijds met Car Wheels On A Gravel Road.

Bad Blood is het zesde album van Ana Egge die in 1997 sterk debuteerde met River Under The Road. Met haar vorige cd Road To My Love trok ze de aandacht van liefhebbers van country-folk en Americana. Ook mag ze zich verheugen met fans als Ron Sexsmith en Lucinda Williams. Op haar nieuwe album -geproduceerd door Steve Earle- maakt ze een artistieke sprong voorwaarts. De  vergelijking met een van de mooiste Americana-platen van de laatste decennia, Car Wheels On A Gravel Road, is op zijn plaats.

Nachtmerrie

~

De titel van het album doet al vermoeden dat Bad Blood niet lichtvoetig is. Het thema: de geestelijke ziektes van familieleden van Egge. Het titelnummer beschrijft de onmogelijke keuze tussen familie en gerechtigheid. Haat en liefde wisselen elkaar af en de strijd is voelbaar. Van ‘slecht bloed’ is ook sprake in het openingslied ‘Driving With No Hands’ dat handelt over een nachtmerrie waaruit het moeilijk ontwaken is.

Egge bespeelt een akoestische gitaar die ze zelf ooit bouwde. Het mooiste instrument blijft haar warme, donkere en intrigerende stem. Ana Egge toont zich op Bad Blood andermaal een goed songsmid. De bijsluiter vermeldt dat alleen de albumafsluiter niet van haar hand is: Charlie Rich schreef ‘There Won’t Be Anymore’ dat uitstekend past bij de overige elf liedjes.

In de roos
De indringende songs op Bad Blood tonen aan dat de productie in goede handen is bij Steve Earle. Deze samenwerking opende de deuren van de studio van Levon Helm (The Band) in Woodstock. Voor Egge was dit een droomlocatie. Dat Steve Earle ook gitaar speelt in een lied en meezingt in twee composities is niet onverwacht. Collega Allison Moorer is in vier nummers te horen op orgel en als zanger. Hopelijk levert Bad Blood niets dan goeds op voor Ana Egge die dezelfde omarming verdient als Lucinda Williams. Met Bad Blood schiet ze midden in de roos.

Live in Nederland:
6 oktober Den Haag   Bink Vijf Hoog
7 oktober Lage Vuursche Concert In The Woods
8 oktober Zuid-Beijerland Herberg Tiengemeten
9 oktober Amen Muziekcafé de Amer
12 oktober Amsterdam Paradiso
16 oktober Ottersum Roepaen Festival

8WEEKLY MediaPlayer

http://www.youtube.com/watch?v=0i7vokVyAVg&feature=youtu.be

Kunst / Achtergrond
special: De grenzen van de fotografie

De waarheid van de witte muur

Zie jij wat ik zie? Zo heet de nieuwste aflevering van het BBC-programma Horizon. Dit is oude koek. Natuurlijk zie jij niet wat ik zie. Waarneming is gekleurd door subjectiviteit. Dat zelfs fotografie daar niet onderuit komt, was te zien op respectievelijk de Prix de Rome beeldende kunst 2011 en de eindexamenexpositie van de Rietveld Academie.


Gwenneth Boelens

Exposure Piece (Senzitizing)

Exposure Piece (Senzitizing)

Op de tentoonstelling van de Prix de Rome in SMART Project Space was de installatie Exposure Piece (Sensitizing) uit 2010 van Gwenneth Boelens (1980, Nederland) te zien. Het werk is een representatie van een van de eerste fotografische procedés. Tegen het raam staat een groot vierkant vlak met een gat, het diafragma. Daarachter een enorm glasnegatief en tegen de muur de afdruk. Op de grond liggen vellen die bewerkt zijn met lichtgevoelige chemicaliën. Deze tonen de ‘resten’ van het fotografische proces.

In het werk van Boelens draait het om de blik. Zij is geïnteresseerd in fotografie omdat dit het dichtst komt bij waarnemen zelf. Met Exposure Piece (Sensitizing) gaat Boelens terug naar de oorsprong van fotografie, op zoek naar een bronbeeld. Deze oerfoto toont de kijker een cirkel; de vorm van het diafragma.

Sophie Jung
Op de eindexamenexpositie van de Rietveld toont Sophie Jung (1982, Luxemburg) een serie foto’s genaamd Whitebalance (2011). Een fotograaf moet in zijn fototoestel de witbalans instellen, ofwel aan de camera vertellen wat wit is. Naar aanleiding daarvan kalibreert het toestel de kleureninstellingen (ironisch gezien dus aan de hand van de niet-kleur wit).

Whitebalance

Whitebalance

De fotograaf kan in sterke mate bepalen hoe de camera de wereld ‘waarneemt’. De fotoserie van Jung verbeeldt dit gegeven. Zij laat de verschillende realiteiten zien van een witte muur. Haar foto’s zijn niet wit maar groen, lila, geel, blauw en oranje.

Het fototoestel moet geïnstrueerd worden. En dat blijkt niet zo ver van de waarheid af te liggen. Ook de hersenen worden door ons geïnstrueerd hoe zij de realiteit moeten waarnemen. In de aflevering ‘Do You See What I See’ van het BBC-programma Horizon wordt dit gegeven uitgelegd aan de hand van het thema kleur.Wetenschappers laten zien dat kleur niet bestaat, maar door de hersenen wordt toegekend aan objecten. We ‘weten’ dat een banaan geel is, zonder er goed naar te kijken. Zo zullen we de ‘witte’ muur op de foto’s van Jung zonder al te veel problemen toch als wit waarnemen.

(On)waar
Twee kunstenaars, de één genomineerd voor de belangrijkste kunstprijs van Nederland, de ander afstudeerexposant op een van de belangrijkste kunstacademies van Nederland, onderzoeken de waarheid van fotografie. Boelens verwijst terug naar de grondbeginselen van de fotografie als geheel en Jung naar de grondwaardes van het fototoestel. Exposure Piece laat de fotografie zien in haar meest basale vorm. Een gat, licht, vellen en chemicaliën. Zo is het ooit begonnen in de negentiende eeuw. De meest basale foto is geen representatie van de werkelijkheid, maar toont de kijker de vorm van het diafragma. En Jung laat zien dat een fototoestel aanwijzingen van de fotograaf moet krijgen met betrekking tot de realiteit van het kleurenpalet.

Als fotografie de werkelijkheid niet kan tonen, maar enkel de hand van de meester, dan is zij beroofd van haar status als objectief documentair medium. Het doet denken aan de schilderkunst die sinds het ontstaan van de fotografie meerdere malen dood werd verklaard (en overigens nooit verdwenen is). Zij leek overbodig te zijn geworden als oog op de wereld, omdat zij ‘slechts’ nog de subjectieve blik van de kunstenaar te bieden had.

De interesse in de oorspong en waarheid van de fotografie van Boelens en Jung brengt de fotografie misschien juist dichter bij de schilderkunst. Want ook de schilderkunst heeft een traditie van het zo waarheidsgetrouw mogelijk in beeld brengen van de realiteit. En ook zij heeft zich moeten herpositioneren tot subjectief waarnemer.

Wat beide disciplines in ieder geval waarheidsgetrouw in beeld brengen is het onvermogen van welk medium dan ook om de realiteit objectief weer te geven. Door de techniek achter de fotografie tot kunstvorm te verheffen, leggen Jung en Boelens dit bloot.

Boeken / Non-fictie

Vloeibare Tijden

recensie: Zygmunt Bauman (vert. J.M.M. de Valk) - Vloeibare tijden. Leven in een eeuw van onzekerheid.

Onzekerheid heerst. Zowel collectief als individueel zijn wij, ‘de meest vertroetelde en verwende mensen van allen’, angstig en bezorgd over onze veiligheid. Eminent socioloog Zygmunt Bauman (1925) duidt deze vreemde, maar voor iedereen herkenbare onzekerheid.

Er is geen boek over de tijdsgeest van de afgelopen decennia waarin Bauman niet meerdere keren wordt aangehaald, vaak in de vorm van een klinkende, en zelfs elegant geformuleerde stelling. Een nadere kennismaking met zijn werk is dan ook aanbevelenswaardig. En het recent vertaalde Vloeibare tijden vormt daarop een goede, toegankelijke inleiding. De titel verwijst naar de ‘vloeibare moderniteit’ – bij Bauman volgend op de moderniteit -, die wordt gekenmerkt door de veranderlijkheid van zowel instituties als individuen, de desintegratie van verzorgingsstaat en samenleving, de scheiding van (mondiale) macht en (lokale) politiek, het onvermogen tot langetermijnplanning en de oproep tot flexibiliteit.

Het zelfversterkende effect van angs

~

Al deze kenmerken werken onduidelijkheid in de hand. Tegelijkertijd groeit de angst voor het noodlot. Vol ontzetting beziet de burger hoe de samenleving schijnbaar onverdedigbaar staat tegenover terrorisme, milieu- of economische crises. Dit leidt ertoe dat voor zowel samenleving als individu veiligheid het grote thema wordt. Het is de staat die deze moet verzorgen; haar legitimiteit is al decennia aan het verschuiven van een beschermer tegen sociale achteruitgang, richting een beschermer van de persoonlijke veiligheid.

Natuurlijk blijft het noodlot onweerstaanbaar. Dus wat doen wij, broze mensen? We zoeken plaatsvervangende doelstellingen om het teveel aan existentiële angst op af te reageren. We verdiepen ons bijvoorbeeld in de vijf tekenen van depressie of te hoge bloeddruk en scheppen zo de illusie het bestaan tenminste deels te controleren. Maar zowel collectief als individueel geldt: des te meer we bezig zijn de angstaanjagende wanorde te bestrijden, des te meer we haar vergroten. Bauman hamert erop: angst bezit een zelfversterkend effect. De tegenwoordig veelgeziene uitvlucht is ook al niet hoopgevend:

De droom om de onzekerheid minder afschrikwekkend en het geluk blijvender te maken door zijn ego te veranderen, en zijn ego te veranderen door zijn uiterlijk te veranderen, is de ‘utopie’ van de jagers – een ‘gedereguleerde’, ‘geprivatiseerde’ en ‘geïndividualiseerde’ versie van de vroegere droombeelden van de goede samenleving.

De tijd staat niet stil!
De ‘jagers’ zijn de individuen en kapitalistische bedrijven op zoek naar respectievelijk opwinding en winst. Zij creëren niets blijvends. Tegelijkertijd moeten zij (wij) altijd door: de economie moet groeien om gezond te blijven, en ook het individu mag ‘niet achterblijven’, de tijd staat immers niet stil! Deze vaak alleen kwantitatieve voortgang is een soort eindeloze stoelendans. Tevens verdwijnt uit de gedereguleerde samenlevingen langzaam alle solidariteit, haar credo wordt: ‘Ieder voor zich en God voor ons allen en naar de duivel met de achterblijvers.’

En die achterblijvers? Die vormen een permanent overtollige klasse. En ze gaan rellen in Londen. Of op een andere schaal: zie de vluchtelingenkampen in de Hoorn van Afrika, die nu de laatste Somalische vluchtelingen, maar al decennialang permanent honderdduizenden van deze overtolligen (Bauman: ‘menselijke afvalproducten’) herbergen.

Niet toegeven
Sommige vluchtelingen schoppen het tot asielzoeker in de westerse landen. Maar net als de mondiale elite, zo stelt Bauman, verpersoonlijkt de asielzoeker de ‘vloeibare ruimte’, waaruit de huidige onzekerheid voortkomt. Natuurlijk is de mondiale elite onaantastbaar, en dus ‘richten angst en vrees zich op dichterbij gelegen doelen en vertonen zich als populistische angst voor en wrok tegen de “naastbijzijnde vreemden”.’

Het betoog van Bauman is kort, maar elke pagina telt. Bovendien luidt hij terecht de alarmbellen. Bauman waarschuwt waartoe angst – ‘de meest sinistere van de demonen’ – kan uitgroeien. Wanneer we er aan toe geven – en dat mogen we dus niet doen! – versterkt het zichzelf. Dan wordt het toekomstbeeld van een samenleving waarin de welvarenden zich teruggetrokken in gefortificeerde omgevingen puur escapistisch gedragen, terwijl de economisch nuttelozen verpieteren in getto’s, welhaast onvermijdelijk.

Boeken / Fictie

Een kunstkenner met een onbevangen blik

recensie: Bianca Stigter - Per ongeluk expres

De kunstsector staat volop ter discussie. Volgens sommige critici zou de kunstsector te veel op zichzelf gericht zijn en daardoor alleen interessant zijn voor een elitaire groep kunstkenners. Bianca Stigter maakt in haar nieuwe boek Per ongeluk expres gehakt van deze opvatting.

Wat is de overeenkomst tussen webcams, Antoni van Leeuwenhoek, Mama Appelsap en Alain Delon? Ze vormden voor Bianca Stigter alle vier aanleiding tot het schrijven van een fascinerend betoog over kunst. In haar boek Per ongeluk expres is een groot aantal van Stigters columns voor NRC Handelsblad gebundeld. Wie al haar columns achter elkaar leest, kan geen andere conclusie trekken dan dat kunst overal te vinden is, als je maar goed om je heen kijkt.

Hoge en lage cultuur
Er gaat bijna geen discussie over kunst en cultuur voorbij zonder dat het verschil tussen hoge en lage cultuur wordt aangehaald. Met deze twee begrippen wordt het contrast tussen elitaire kunstvormen en populaire cultuur aangeduid. Hoge en lage cultuur lagen ooit mijlenver uit elkaar, maar de grens tussen de twee is inmiddels voor een groot deel vervaagd.

In haar inleiding geeft Stigter aan dat ze soms behoefte heeft aan kitsch; aan een detective of een televisieserie. Met ‘kitsch’ lijkt Stigter lage cultuur te bedoelen. Ze is echter van mening dat ze alleen maar van kitsch kan genieten dankzij (haar kennis van) hogere kunstvormen. Als voorbeeld noemt Stigter de muurankers die in oude woningen in de Jordaan te vinden zijn. Ze meent dat ze deze muurankers kan waarderen omdat ze bekend is met het werk van Malevitsj en Mondriaan.

Stigter wekt aan het begin van haar boek de indruk dat ze onderscheid maakt tussen hoge en lage cultuur – of kunst en kitsch – maar uit de rest van haar boek blijkt juist dat ze zich niet laat beïnvloeden door de heersende conventies in de kunstwereld. Stigter vermengt hoge en lage cultuur schijnbaar achteloos: ze schrijft over het werk van de kunstenares Rachel Whiteread en dichteres Forough Farrokhzad, maar beargumenteert in haar boek ook waarom George Clooney de nieuwe Cary Grant genoemd kan worden. Bovendien schrijft ze over de schoonheid van sneeuw, fazantenveren en hoofdhaar. Voor Stigter is alles wat mooi is kunst.

Enorme kennis, maar toch onbevangen
Wie snel door Per ongeluk expres heen bladert kan de indruk krijgen dat het boek niet veel meer is dan een opsomming van Stigters persoonlijke smaak: van kunstwerken en films tot architectuur en natuurverschijnselen. Stigter wekt de indruk volkomen onbevangen naar de wereld te kijken en alles wat ze mooi vindt te beschrijven in haar columns, waarbij ze zich niet laat beperken tot voor de hand liggende kunstvormen. Schoonheid is niet alleen te vinden in elitaire kunstvormen; Stigter schrijft over alles waarin ze schoonheid ontdekt.

Toch doet deze omschrijving geen recht aan Stigters boek. Haar boek is veel meer dan een lijst van mooie dingen. In iedere column laat Stigter namelijk, ongeacht het onderwerp, blijken dat ze over een enorme kennis van kunst beschikt. En niet alleen van kunst; ook van politiek, geschiedenis en filosofie. Deze kennis zet ze niet te pas en te onpas in, maar doseert ze zorgvuldig. En daarin ligt Stigters talent: ze kan ondanks haar grote kennis onbevangen naar de wereld kijken en haar bevindingen in verband brengen met wat ze al kent en weet. Dat maakt Per ongeluk expres meer dan een opsomming van persoonlijke voorkeuren; het is een ode aan alle schoonheid die om ons heen te vinden is – als je maar goed kijkt. Kunst is dus voor iedereen bereikbaar.

Lees hier een voorpublicatie van Per ongeluk expres.

Boeken / Reportage
special: Chuck Palahniuk (vert. Jos den Bekker) - Snuff

‘Mijn boeken zijn zoals ze zijn omdat ik me zo snel verveel’ – interview met Chuck Palahniuk

Hij had tien minuten nodig om bij te komen van zijn vorige interview, en verontschuldigt zich vervolgens uitgebreid dat hij laat is. Chuck Palahniuk (1962) is vriendelijk, bedaard, ingetogen. Niet onmiddellijk wat je zou verwachten van de schrijver van met testosteron geladen boeken als Fight Club, Rant en Snuff.

Voor de promotie van de vertaling van dat laatste boek, over een porno-actrice, is Palahniuk een paar dagen in Nederland. Hij heeft onder meer een optreden op Lowlands gedaan, waar de belangstelling immens was. Geweldig, vond hij, maar wat is zo’n festival lawaaiig. En wat moet hij veel mensen spreken hier. Er blijkt een groot gat te gapen tussen een succesauteur en een rockster, al heeft Palahniuk minstens één kenmerk van een rockster: zonder extreme ervaringen raakt hij verveeld. In zijn boeken tenminste.

Je hebt opgetreden op een rockfestival, voelde je je enigszins als een rockster?
‘Nee, helemaal niet. Ik was geshockeerd dat meisjes hun onderbroekjes op het podium gooiden. Ik wist eerst niet wat het waren, ik begon ze op te rapen, omdat ik wilde zien wat er lag, en toen realiseerde ik me dat ik een slipje vasthield. Ik wist niet wat ik ermee moest doen, dus, zonder na te denken, begon ik ze terug te gooien (hij lacht, red.). Schrijvers hebben simpelweg niet geleerd hoe ze met zulke situaties om moeten gaan. Dit is me nog nooit eerder overkomen, dus ik was geschrokken, en lichtelijk beschaamd.’

Je zegt dat je het moeilijk vindt om ineens zoveel met mensen om te gaan, maar in Stranger than Fiction geef je aan dat het belangrijkste aan schrijven voor jou is dat het een manier is om contact te leggen met andere mensen…
‘Dat is het ook voor mij, maar als ik contact leg in de functie van schrijver dan hoef ik bijna alleen maar te luisteren. Ik ga dan naar feestjes en misschien dat ik wel een bepaald onderwerp aansnijd, maar verder luister ik naar de ervaringen van anderen. Of in de schrijversworkshop waar ik aan deelneem, daar ben ik ook vooral bezig te luisteren naar hoe mijn vrienden hun eigen werk bespreken. Om nu zelf zo veel te moeten praten, dat is anders, lastiger. Ik ben meer een getuige, een waarnemer.’

Karakteristiek voor je romans is dat ze vol staan met rare feitjes, zoals vreselijke manieren waarop filmsterren zijn gestorven in Snuff. Hoe kom je aan je feitjes? Ga je doelgericht naar ze op zoek als je een bepaalde plot in gedachten hebt?
‘Dat verschilt per boek, maar meestal stuit ik op een metafoor die een bepaald aspect van de persoonlijkheid van een personage illustreert. In Snuff, bijvoorbeeld, wilde ik Cassie Wright geobsedeerd laten zijn door extreme daden van acteurs om een rol succesvol te spelen, de manieren waarop die acteurs zichzelf verminkten of vernietigden, of zelfs stierven. Ik wilde Cassie niet openlijk laten zeggen dat zijzelf zelfdestructief of suïcidaal was. Ik wilde dat ze kennis paraat had over alle acteurs die zijn gestorven tijdens het maken van een film. Dus ik begon verhalen te verzamelen, door onderzoek te doen, met mensen te spreken. Gedurende twee jaar hebben mensen me van alles verteld, bijvoorbeeld over Lon Chaney. Tijdens het maken van The Hunchback of Notre Dame deed hij steeds het dunne witte membraan van een hardgekookt ei over zijn oog, zodat het leek alsof hij een blind oog had. Maar op den duur begonnen bacteriën zich op te hopen, het raakte geïnfecteerd en hij werd daadwerkelijk blind aan dat oog. Bij Snuff wist ik wat ik wilde verbeelden, dus ik verzamelde feiten om die metafoor kracht bij te zetten.’

Dus bij Snuff ben je van de plot uitgegaan, maar dat is niet zo bij elke roman?
‘Een vriend van me, die in het leger heeft gezeten, vertelde me dat je als parachutist tijdens het begin van je training een kersentaart bij je moet dragen. Het moet een kersentaart zijn, vanwege de maagdelijke lading van ‘cherry’, en je moet die taart aan de binnenkant van je uniform dragen, dicht bij je hart. De eerste dertien sprongen die je maakt moet je die kersentaart bij je houden, als een voortdurende herinnering aan hoe gemakkelijk je verpletterd en vernietigd kunt worden. Na dertien sprongen moet je je taart publiekelijk opeten, en als de taart verpletterd is loop je gezichtsverlies op. Dus die kersentaart wordt een geëxternaliseerde versie van het gevaar waarin je zelf verkeert. In plaats van dat je je zorgen gaat maken hoe je jezelf veilig houdt, ga je je zorgen maken over dat kleine taartje. Al die grote, stoere parachutisten, die koesteren allemaal hun kersentaartjes.’

‘En een vriendin van me, een schrijfster, vertelde me een geweldig verhaal over hoe ze toen ze klein was tijdens een vakantie in Florida de hele zomer had lopen zoeken naar een souvenir om mee te nemen voor haar moeder. Ze vond een klein kaarsje dat naar kokosnoot rook, en ze droeg dat kaarsje mee terug naar haar hotel. Daarvoor moest ze over een kerkhof lopen, en halverwege dat verlaten kerkhof begon een man haar te achtervolgen. Ze was heel jong nog, en zo bang, maar ze was vooral bang dat die man het kaarsje zou beschadigen. Dus droeg ze het kaarsje zoals een parachutist zijn kersentaart, als een baby. En ze zei tegen zichzelf: “als ik het kaarsje maar veilig houd, dan komt alles in orde.”‘

‘Dus ik begon in te zien hoe mensen, als ze onder grote stress staan, gevaar externaliseren naar een object waar ze voor kunnen zorgen. Omdat het te bedreigend is om te denken aan hoe we zelf vernietigd kunnen worden, gaan we ons zorgen maken over iets anders dat vernietigd kan worden. Dat vond ik een geweldige metafoor, betoverend gewoon. Ik weet nog niet hoe ik dat ga gebruiken, maar het zal zeker terugkomen in een boek. Dus soms heb ik nog geen plot bedacht, dan is er alleen de metafoor.’

Iets anders waar je bekend om staat zijn de extreme gebeurtenissen in je boeken. De laatste jaren heb je als onderwerpen onder meer porno en terrorisme gehad, en je nieuwe boek, Damned, gaat over de hel. Moeten je romans altijd snel, luidruchtig en provocerend zijn?
‘Nou, tussen Damned en het boek erna schreef ik twee hele rustige, serieuze kleine novelles. Maar er is iets aan zo’n verstild boek dat ik onbevredigend vind, dus ik heb ze terzijde geschoven. Ze konden mijn aandacht niet vasthouden. Ik wil echt iets dat me meer opwindt. En zo gaat de rem er helemaal af bij mijn boeken. Niet omdat ik denk aan mijn mannelijke fans, maar omdat ik zelf iets heel extreems neer wil zetten. Ik wil dat het verhaal me erbij houdt, niet loslaat. Mijn boeken zijn zoals ze zijn omdat ik me zo snel verveel.’

Kun je me meer vertellen over je boek dat van het najaar uitkomt, Damned?
‘Over de hel schrijven is een manier om je te verbinden met een veel groter verhaal, om een theologie te schrijven. De grootste verhalen, die waar we naar leven, dat zijn religieuze verhalen. Een schrijver als Tolkien heeft ook een soort theologie geschreven, en hij heeft even vurige aanhangers als de godsdiensten. Dat wilde ik ook proberen, ik wilde drie boeken schrijven waarin ik een verhaal neerzet dat alles uitlegt. Deel één is de hel, het vagevuur wordt het tweede, en de hemel het derde, zoals bij Dante’s Goddelijke Komedie. Het leek me de grootste uitdaging voor een schrijver.’

Dus Vagevuur en Hemel kunnen we nog verwachten?
‘Ja. Vagevuur heb ik hier (hij wijst op zijn notitieboekje, red.). En Hemel, daar heb ik al wel ideeën voor.’

Het verhaal van de kersentaartjes klinkt passend voor Hemel.
‘Oh, weet je, misschien dat ik het daar ga gebruiken. Dat kleine object buiten jezelf waar je voor moet zorgen… ja.’

Nu weet ik waar je de komende paar jaar mee bezig bent. Is er nog iets anders waar je aan werkt?
‘Ik ben met Gus van Sant aan het kijken of we samen een film gaan schrijven, dat was een voorstel van hem. Maar dat zijn verkennende gesprekken, we hebben nog niets specifieks gepland. En dat is dan alles waar ik mee bezig ben. Maar dat is meer dan genoeg.’

Boeken / Fictie

Diepgaande slachtpartijen

recensie: Karin Slaughter (vert. Ineke Lenting) - Gevallen

De boeken van Karin Slaughter staan bekend om hun mannelijke inslag: veel bloed en gruwelijke moorden. Er is op het eerste oog weinig lieflijks en vrouwelijks aan deze thrillers.

Maar haar boeken zijn meer dan alleen een podium voor hard geweld en bloedrode pageturners. Slaugther besteedt ook altijd veel aandacht aan haar hoofdpersonages. De onderlinge relaties, hun verleden en hun twijfels en verwachtingen beschrijft ze uitgebreid. Het is deze combinatie van schijnbaar doelloos gruwelijk geweld en diepgaande karakteranalyse die ook van Gevallen een geslaagde thriller maakt.

Oude bekenden en veel nieuwe criminelen


In Gevallen komen weer een aantal oude bekenden om de hoek kijken. Zo worden oude getrouwen zoals Sara Linton en Will Trent ten tonele gevoerd. Personages die de grote schare fans van Slaughters werk ondertussen maar al te vertrouwd zullen zijn. Maar naast de gebruikelijk hoofdpersonages passeert ook een groot aantal criminelen de revue.

En dat grote aantal schurken, gecombineerd met de neiging van de auteur om onderlinge relaties uit te diepen, valt in Gevallen niet altijd positief uit. Soms raak je door al die namen de draad een beetje kwijt. Dat haalt hier en daar behoorlijk de vaart uit het verhaal. Wat dan weer dubbel jammer is gezien de rest van het boek. Want verder is Gevallen weer een echte ‘Karin Slaughter’.

Slachtoffer wordt letterlijk gebroken


Gevallen gaat over de moeder van agente Faith Mitchell, die door onbekenden ontvoerd wordt. Aangezien deze Evelyn Mitchell vroeger teamleider was bij de narcoticabrigade worden de daders dan ook al snel in die hoek gezocht. En zoals we van de schrijfster gewend zijn, wordt er tijdens die ontvoering niet lichtzinnig met het slachtoffer omgesprongen. Evelyn moet menig bloederige wond, kneuzing en gebroken ledemaat oplopen alvorens de zoektocht ook maar enigszins zijn ontknoping nadert.

Dat de link met drugs uiteindelijk net iets anders uitpakt dan aanvankelijk gedacht moge duidelijk zijn. In een goede thriller zit uiteraard altijd wel een plotwending en Karin Slaughter weet na twaalf succesvolle boeken wel hoe ze een thriller moet schrijven. Dus ondanks sommige te lange uitweidingen is ook Gevallen weer een lekker spannend en leesbaar boek geworden. Voeg daar een ontluikende liefde tussen Sara Linton en Will Trent aan toe en je hebt een heerlijk vakantieboek. Een boek dat je zelfs onder een tropisch zonnetje doet huiveren.

Film / Films

Verzoening

recensie: La prima cosa bella

Bruno Michelucci keert terug naar zijn geboortestad Livorno als blijkt dat zijn moeder Anna niet lang meer te leven heeft. La prima cosa bella doet verlangen naar de gouden decennia van de Italiaanse film.

~

De couleur locale, de tumultueuze sfeer met bijbehorende emoties, het epische verhaal, de kunst en de kitsch – alsof je een film van een oude meester kijkt. Stefania Sandrelli in de briljante rol van de terminale Anna, die is behept met onuitputtelijke levensvreugde, versterkt dit gevoel. Sandrelli is vooral bekend van Divorzio all’italiana (1961), naast Marcello Mastroianni, en van Bernardo Bertolucci’s Il Conformista (1970). Regisseur Paolo Virzì maakt in La prima cosa bella dankbaar gebruik van haar ervaring en uitstraling.

Mooiste moeder van het strand

Micaela Ramazzotti speelt de jongere gepassioneerde versie van Anna. Na haar rol in Tutta la vita davanti (2008), ook van Virzì, ontdekte de filmmaker meer dan alleen haar komische talenten. Hij huwde haar. De aantrekkelijke Ramazzotti acteert overtuigend met veel gevoel voor drama. Dit begint als Anna in 1971 als ‘mooiste moeder van het strand’ wordt gekroond en door haar jaloerse echtgenoot uit huis wordt gezet. Met zoontje Bruno en dochtertje Valeria op sleeptouw volgen jaren van verhuizingen, minnaars en halfslachtigheid.

Bruno (Valerio Mastandrea) is het echte hoofdkarakter, met de meeste diepgang. Zijn moeder knuffelde hem vroeger dood en samen zongen ze het kinderliedje La prima cosa bella als er weer eens wat onprettigs was voorgevallen. Maar Bruno vindt dat zijn moeder zijn leven heeft geruïneerd met haar frivole en impulsieve gedrag. In plaats van dichter werd hij een ongeïnspireerde leraar op een vakschool. Jaren geleden verbrak hij het contact met zijn familie. Sandra is zijn vriendin, maar hij noemt haar liever huisgenoot.

Gelegenheidsgebruiker

~

Op zijn verjaardag ontwaakt hij verdwaasd in een park met verslaafden. Bruno is gelegenheidsgebruiker. De pogingen waarbij hij tevergeefs wat probeert te scoren, zijn grappig. Of het nu gaat om een gitaarspelend neefje, een apotheker of de inhoud van een infuusfles, Bruno laat nauwelijks een moment voorbij gaan om een kick of roes te halen. Aan zijn dagelijkse sleur komt abrupt een eind als Valeria in 2009 voor zijn neus staat. Ogenschijnlijk ongeïnteresseerd vertrekt hij met haar naar Livorno.

Er volgt een magistrale afwisseling van heden en flashbacks waarin we zien hoe Bruno opgroeit en geleidelijk van zijn moeder en zus vervreemdt. De hereniging met beiden levert veel emoties op. Op slechte dagen zit Bruno naast Anna’s ziekbed te klagen en als een klein jongetje te mijmeren. Op goede dagen neemt hij haar achterop de scooter voor een ritje door de stad. Zijn moeder danst met hem alsof hij haar geliefde is. ‘Waarom ben ik niet gelukkig?’, fluistert Bruno. Maar Anna hoort het niet.

La prima cosa bella is een memorabele geschiedenis met een lach en een traan. Een sentimenteel drama waarin de humor – prikkelend of relativerend – altijd op de loer ligt. Een film over verzoening. Liefdevol vertolkt en gemaakt.