Boeken / Reportage
special: Chuck Palahniuk (vert. Jos den Bekker) - Snuff

‘Mijn boeken zijn zoals ze zijn omdat ik me zo snel verveel’ – interview met Chuck Palahniuk

Hij had tien minuten nodig om bij te komen van zijn vorige interview, en verontschuldigt zich vervolgens uitgebreid dat hij laat is. Chuck Palahniuk (1962) is vriendelijk, bedaard, ingetogen. Niet onmiddellijk wat je zou verwachten van de schrijver van met testosteron geladen boeken als Fight Club, Rant en Snuff.

Voor de promotie van de vertaling van dat laatste boek, over een porno-actrice, is Palahniuk een paar dagen in Nederland. Hij heeft onder meer een optreden op Lowlands gedaan, waar de belangstelling immens was. Geweldig, vond hij, maar wat is zo’n festival lawaaiig. En wat moet hij veel mensen spreken hier. Er blijkt een groot gat te gapen tussen een succesauteur en een rockster, al heeft Palahniuk minstens één kenmerk van een rockster: zonder extreme ervaringen raakt hij verveeld. In zijn boeken tenminste.

Je hebt opgetreden op een rockfestival, voelde je je enigszins als een rockster?
‘Nee, helemaal niet. Ik was geshockeerd dat meisjes hun onderbroekjes op het podium gooiden. Ik wist eerst niet wat het waren, ik begon ze op te rapen, omdat ik wilde zien wat er lag, en toen realiseerde ik me dat ik een slipje vasthield. Ik wist niet wat ik ermee moest doen, dus, zonder na te denken, begon ik ze terug te gooien (hij lacht, red.). Schrijvers hebben simpelweg niet geleerd hoe ze met zulke situaties om moeten gaan. Dit is me nog nooit eerder overkomen, dus ik was geschrokken, en lichtelijk beschaamd.’

Je zegt dat je het moeilijk vindt om ineens zoveel met mensen om te gaan, maar in Stranger than Fiction geef je aan dat het belangrijkste aan schrijven voor jou is dat het een manier is om contact te leggen met andere mensen…
‘Dat is het ook voor mij, maar als ik contact leg in de functie van schrijver dan hoef ik bijna alleen maar te luisteren. Ik ga dan naar feestjes en misschien dat ik wel een bepaald onderwerp aansnijd, maar verder luister ik naar de ervaringen van anderen. Of in de schrijversworkshop waar ik aan deelneem, daar ben ik ook vooral bezig te luisteren naar hoe mijn vrienden hun eigen werk bespreken. Om nu zelf zo veel te moeten praten, dat is anders, lastiger. Ik ben meer een getuige, een waarnemer.’

Karakteristiek voor je romans is dat ze vol staan met rare feitjes, zoals vreselijke manieren waarop filmsterren zijn gestorven in Snuff. Hoe kom je aan je feitjes? Ga je doelgericht naar ze op zoek als je een bepaalde plot in gedachten hebt?
‘Dat verschilt per boek, maar meestal stuit ik op een metafoor die een bepaald aspect van de persoonlijkheid van een personage illustreert. In Snuff, bijvoorbeeld, wilde ik Cassie Wright geobsedeerd laten zijn door extreme daden van acteurs om een rol succesvol te spelen, de manieren waarop die acteurs zichzelf verminkten of vernietigden, of zelfs stierven. Ik wilde Cassie niet openlijk laten zeggen dat zijzelf zelfdestructief of suïcidaal was. Ik wilde dat ze kennis paraat had over alle acteurs die zijn gestorven tijdens het maken van een film. Dus ik begon verhalen te verzamelen, door onderzoek te doen, met mensen te spreken. Gedurende twee jaar hebben mensen me van alles verteld, bijvoorbeeld over Lon Chaney. Tijdens het maken van The Hunchback of Notre Dame deed hij steeds het dunne witte membraan van een hardgekookt ei over zijn oog, zodat het leek alsof hij een blind oog had. Maar op den duur begonnen bacteriën zich op te hopen, het raakte geïnfecteerd en hij werd daadwerkelijk blind aan dat oog. Bij Snuff wist ik wat ik wilde verbeelden, dus ik verzamelde feiten om die metafoor kracht bij te zetten.’

Dus bij Snuff ben je van de plot uitgegaan, maar dat is niet zo bij elke roman?
‘Een vriend van me, die in het leger heeft gezeten, vertelde me dat je als parachutist tijdens het begin van je training een kersentaart bij je moet dragen. Het moet een kersentaart zijn, vanwege de maagdelijke lading van ‘cherry’, en je moet die taart aan de binnenkant van je uniform dragen, dicht bij je hart. De eerste dertien sprongen die je maakt moet je die kersentaart bij je houden, als een voortdurende herinnering aan hoe gemakkelijk je verpletterd en vernietigd kunt worden. Na dertien sprongen moet je je taart publiekelijk opeten, en als de taart verpletterd is loop je gezichtsverlies op. Dus die kersentaart wordt een geëxternaliseerde versie van het gevaar waarin je zelf verkeert. In plaats van dat je je zorgen gaat maken hoe je jezelf veilig houdt, ga je je zorgen maken over dat kleine taartje. Al die grote, stoere parachutisten, die koesteren allemaal hun kersentaartjes.’

‘En een vriendin van me, een schrijfster, vertelde me een geweldig verhaal over hoe ze toen ze klein was tijdens een vakantie in Florida de hele zomer had lopen zoeken naar een souvenir om mee te nemen voor haar moeder. Ze vond een klein kaarsje dat naar kokosnoot rook, en ze droeg dat kaarsje mee terug naar haar hotel. Daarvoor moest ze over een kerkhof lopen, en halverwege dat verlaten kerkhof begon een man haar te achtervolgen. Ze was heel jong nog, en zo bang, maar ze was vooral bang dat die man het kaarsje zou beschadigen. Dus droeg ze het kaarsje zoals een parachutist zijn kersentaart, als een baby. En ze zei tegen zichzelf: “als ik het kaarsje maar veilig houd, dan komt alles in orde.”‘

‘Dus ik begon in te zien hoe mensen, als ze onder grote stress staan, gevaar externaliseren naar een object waar ze voor kunnen zorgen. Omdat het te bedreigend is om te denken aan hoe we zelf vernietigd kunnen worden, gaan we ons zorgen maken over iets anders dat vernietigd kan worden. Dat vond ik een geweldige metafoor, betoverend gewoon. Ik weet nog niet hoe ik dat ga gebruiken, maar het zal zeker terugkomen in een boek. Dus soms heb ik nog geen plot bedacht, dan is er alleen de metafoor.’

Iets anders waar je bekend om staat zijn de extreme gebeurtenissen in je boeken. De laatste jaren heb je als onderwerpen onder meer porno en terrorisme gehad, en je nieuwe boek, Damned, gaat over de hel. Moeten je romans altijd snel, luidruchtig en provocerend zijn?
‘Nou, tussen Damned en het boek erna schreef ik twee hele rustige, serieuze kleine novelles. Maar er is iets aan zo’n verstild boek dat ik onbevredigend vind, dus ik heb ze terzijde geschoven. Ze konden mijn aandacht niet vasthouden. Ik wil echt iets dat me meer opwindt. En zo gaat de rem er helemaal af bij mijn boeken. Niet omdat ik denk aan mijn mannelijke fans, maar omdat ik zelf iets heel extreems neer wil zetten. Ik wil dat het verhaal me erbij houdt, niet loslaat. Mijn boeken zijn zoals ze zijn omdat ik me zo snel verveel.’

Kun je me meer vertellen over je boek dat van het najaar uitkomt, Damned?
‘Over de hel schrijven is een manier om je te verbinden met een veel groter verhaal, om een theologie te schrijven. De grootste verhalen, die waar we naar leven, dat zijn religieuze verhalen. Een schrijver als Tolkien heeft ook een soort theologie geschreven, en hij heeft even vurige aanhangers als de godsdiensten. Dat wilde ik ook proberen, ik wilde drie boeken schrijven waarin ik een verhaal neerzet dat alles uitlegt. Deel één is de hel, het vagevuur wordt het tweede, en de hemel het derde, zoals bij Dante’s Goddelijke Komedie. Het leek me de grootste uitdaging voor een schrijver.’

Dus Vagevuur en Hemel kunnen we nog verwachten?
‘Ja. Vagevuur heb ik hier (hij wijst op zijn notitieboekje, red.). En Hemel, daar heb ik al wel ideeën voor.’

Het verhaal van de kersentaartjes klinkt passend voor Hemel.
‘Oh, weet je, misschien dat ik het daar ga gebruiken. Dat kleine object buiten jezelf waar je voor moet zorgen… ja.’

Nu weet ik waar je de komende paar jaar mee bezig bent. Is er nog iets anders waar je aan werkt?
‘Ik ben met Gus van Sant aan het kijken of we samen een film gaan schrijven, dat was een voorstel van hem. Maar dat zijn verkennende gesprekken, we hebben nog niets specifieks gepland. En dat is dan alles waar ik mee bezig ben. Maar dat is meer dan genoeg.’