Boeken / Non-fictie

Smaak is ‘smaak’ geworden

recensie: Bas Heijne - Echt zien. Literatuur in het mediatijdperk

.

Theater

Nieuwe cast bewijst zijn kunnen

recensie: New Productions - Soldaat van Oranje - De Musical

Woensdag 31 augustus, op de geboortedag van Koningin Wilhelmina, beleefde Soldaat van Oranje – De Musical zijn tweede première. Ditmaal met een gedeeltelijk nieuwe cast, waaronder Julian Looman als hoofdpersoon Erik Hazelhoff Roelfzema en Linde van den Heuvel als Charlotte.

~

Soldaat van Oranje speelde een verbluffende tweede première, waarmee de nieuwe cast bewijst dat zij niet onder doet voor de oorspronkelijke. Stuk voor stuk zetten de acteurs een geloofwaardig, meeslepend en sensationeel spektakel neer waar de oprechtheid vanaf spat. Hoewel Julian Looman in eerste instantie een wat brave keuze leek voor een zo rauwe rol, past zijn vertolking binnen de context van de voorstelling. Het maakt de soldaat van Oranje nog meer die ‘gewone jongen’ die als held opstaat voor volk en vaderland. De afzonderlijke acteurs zijn volledig op elkaar ingespeeld om zo als één geheel de bezoeker mee te sleuren in het verhaal.

Theatergeweld
Er zijn veel gevallen bekend van theaterproducties waarbij een overvloed aan spektakel de diepgang van het verhaal totaal omkegelt. Soldaat van Oranje laat zien dat dit effect voor deze productie niet geldt. Ondanks – of wellicht dankzij – de draaischijven, waterinstallaties, motoren en vliegtuigen blijft de musical integer en meeslepend. Je wordt intens geraakt als bezoeker. Het is onwaarschijnlijk knap dat binnen dit ruim drie uur durende theatergeweld geen moment van afzwakking te vinden is.

~

Het grootse technische vernuft vormt geen afleiding, maar is eerder een toevoeging aan het verhaal. Zo maakt de voorstelling gebruik van een draaischijf die het auditorium 360° rond draait langs een ononderbroken podium. De stoelen schudden licht op het moment dat de draaischijf in beweging is. Puur toeval, maar het brengt het gevoel van denderend oorlogsgeweld voelbaar dichterbij. En doordat er geen changementpauzes nodig zijn, blijft de theatrale illusie voortdurend intact.

Soldaat van Oranje mag dan spectaculair zijn, de prachtig uiteengezette verhaallijn en de ijzersterke, geloofwaardige cast overtuigen uiteindelijk het meest. Deze factoren maken dat je je als bezoeker betrokken voelt – hoe ver de oorlog ook van je bed leek te zijn.

Universele thema’s
Met deze musicalbewerking gaat het verhaal namelijk verder dan alleen een oorlogsverhaal. Centraal staat nog steeds het verzet van Erik Hazelhoff Roelfzema, de Leidse rechtenstudent die weigert lijdzaam toe te kijken hoe Nazi-Duitsland zijn vaderland in de greep krijgt. Maar van groot belang zijn ook zijn vrienden en de keuzes die zij stuk voor stuk maken. Keuzes die je als toeschouwer aan het denken zetten over vriendschap, rechtvaardigheid en schuld. Het doet je beseffen dat in tijden van oorlog niemand onpartijdig blijft en dat keuzes niet altijd zo zwart-wit blijken als ze lijken te zijn. Hiermee raakt het stuk ook de jongere generatie, voor wie de oorlog zelf slechts uit geschiedenisboeken stamt.

Klassieker
De nieuwe cast staan met recht vol trots in een unieke productie, voor continu uitverkochte zalen en staande ovaties. Met Soldaat van Oranje – De Musical is een nieuwe Nederlandse klassieker geboren, een nieuw hoogtepunt in onze musicalhistorie. En zo zal deze musical, net als de soldaat zelf, nog lang in de geschiedenisboeken te vinden zijn.

Rolbezetting nieuwe cast

Erik Julian Looman
Koningin Wilhelmina Anne-Wil Blankers/Sylvia Poorta
Charlotte Linde van den Heuvel
Fred Xander van Vledder
Anton Reinier Demeijer
Chris Boy Ooteman
Bram Reinier Schimmel
Paul Kes Blans
Victor Ad-Just Bouwman
Ada Christine de Boer
Hofdame Tessa Melissa Drost
Van ‘t Sand Bart de Vries (Alternate: Edwin de Vries)

 

http://www.youtube.com/watch?v=PsoEHngbWbc&feature

Boeken / Non-fictie

Onderweg naar verhalen

recensie: Marco Daane - Het spoor van Orwell

George Orwell (1903-1950) heeft dankzij Animal farm en 1984 zijn sporen in de literatuurgeschiedenis ruimschoots verdiend. Maar wat is het verhaal achter de man zelf? Marco Daane levert met Het spoor van Orwell een eerste uitgebreide Nederlandse biografie.

Orwell, geboren als Eric Arthur Blair, zal altijd wel bekend blijven als meester van de dystopie. Big brother is watching you is natuurlijk de klassieke oneliner uit het voortreffelijke 1984, waarin hij een samenleving schetst waar het individu volledig wordt beheerst door een totalitair regime. Hoewel een groot deel van de wereld inmiddels over dit doemscenario heen lijkt, blijft de waarschuwende vinger van Orwell actueel waar het gaat om een overheid die zich al te veel met het individu wil bemoeien. Het spoor van Orwell is rijk aan achtergrondinformatie over bijvoorbeeld de ontstaansgeschiedenis van 1984, maar vermeldt ook zonder moeite talloze trivialiteiten. Zo komen we te weten dat Orwell ontzettend van tuinieren hield en dat hij Marokko een beestachtig saai land vond.

Een roadbiography
Daane kiest voor zijn beschrijving van Orwells levensloop nadrukkelijk een geografische inslag. Van de wieg die in Motihari, Indiana stond tot de dood aan een tuberculosebloeding in Londen volgt Daane letterlijk het spoor dat de Engelse schrijver heeft afgelegd. Het verslag van de reis voert door Spanje, Birma, Marokko, Parijs en tientallen andere landen, plaatsen en gehuchten. Aan de hand van deze reizen ontrafelt Daane de persoonlijkheid van Orwell en komen we ontzettend veel te weten over de man achter de twee beroemde romans die natuurlijk veel méér schreef dan alleen deze. Daarmee is Het spoor van Orwell een echte roadbiography. Een zover bekend nog niet heel wijdverbreid genre.

Anekdotes, speculatie en feiten
Gelukkig is er tussen alle uitvoerige beschrijvingen door, waarin het de lezer soms duizelt van alle namen die voorbij komen, genoeg ruimte voor speculatie en anekdotes. Zo zou de oorsprong van Orwells antipathie tegen de katholieke kerk wel eens kunnen liggen in zijn allereerste onderwijservaring en blijken Winston (uit 1984) en Orwell wel erg veel gemeenschappelijk te hebben. De inspiratie van Animal farm blijkt, naast zijn kennismaking met het Stalinisme in de Spaanse burgeroorlog, waar hij als buitenlandse sympathisant meevocht aan de zijde van de regering, te zijn ontleend aan een ogenschijnlijk simpel voorval.

Orwell zag in zijn woonplaats Wallington eens een kleine jongen van een jaar of tien een groot trekpaard langs een smal pad drijven. De jongen sloeg het paard met een zweep telkens wanneer het zich trachtte om te draaien. De gedachte kwam bij Orwell op dat als zulke dieren zich bewust zouden zijn van hun kracht, wij geen enkele macht over hen zouden hebben. De vergelijking tussen hoe mensen dieren behandelen en hoe de rijken het proletariaat uitbuiten, was snel gemaakt. De satirische fabel op de Russische Revolutie leek hiermee geboren.

Analyse
Aardig aan het boek is dat het naast beschrijvend ook (hetzij soms wat subjectief) analyserend is. In het slothoofdstuk wordt zelfs de vraag gesteld of 1984 de volgende eeuw zal halen. Nadat Daane scherp heeft afgerekend met enkele schrijvers en journalisten die Orwell ironisch genoeg betichtten van ‘orwelliaanse praktijken’ (hij zou een zwarte lijst van communisten hebben opgesteld en deze hebben doorgespeeld aan de Britse informatiedienst), komt hij al spoedig tot de conclusie dat Orwell in vele opzichten nog steeds actueel is en actueel zal blijven. En hoewel Daane zich nadrukkelijk presenteert als een liefhebber en een fan van Orwell, heeft hij daar wel gelijk in. Orwell zal altijd verbonden blijven met een manier van bestuur, omgang met privacy en benauwende bureaucratie, en inspiratie bieden aan velen, al zijn het soms ook de verkeerden die met Orwell aan de haal gaan.

Het spoor van Orwell draagt in ieder geval bij aan een goed en evenwichtig beeld van de op en top Engelse auteur. Het boek is derhalve een zeer gedegen verslag van het leven van een reiziger die schreef, of van een schrijver die reisde. Helaas ontbreekt een register in het boek en staan in de tekst zelf geen bronvermeldingen of annotaties, die voor de echte liefhebber toch onontbeerlijk zijn. Desalniettemin is het boek dusdanig rijk aan detail dat iedereen die meer wil weten en vooral meer wil lezen dan alleen Animal farm en 1984 nu eindelijk op een volwassen manier in het Nederlands bediend wordt. Een website bij het boek geeft zelfs nog wat extra informatie.

Boeken / Fictie

Eindeloze overpeinzingen in een verwoeste stad

recensie: Nuruddin Farah - Terug naar Mogadishu

Een verhaal tegen de achtergrond van de Somalische burgeroorlog, waarin gevaar en ontreddering de boventoon voeren. Desondanks valt er vrij weinig in te beleven.

Jeebleh woont al twintig jaar in de VS en werkt daar als universitair docent. Zoals de titel al zegt: in Terug naar Mogadishu bezoekt hij de stad die hij ontvluchtte tijdens de burgeroorlog. Om zijn inmiddels gestorven moeder de laatste eer te bewijzen, af te rekenen met zijn aartsvijand en zijn beste vriend Bile te bezoeken. En als klap op de vuurpijl gaat Jeebleh ook nog op zoek naar een ontvoerd meisje dat magische krachten schijnt te bezitten. Alle ingrediënten voor een intrigerend verhaal zijn dus aanwezig. Maar helaas. Deze roman, de tweede in een trilogie over ballingschap, blijkt slechts een uitgebreide opinie over de Somalische samenleving.

Academisch geneuzel
Tijdens zijn zoektocht naar het geroofde kind ontdekt Jeebleh dat Mogadishu nu wordt geregeerd door twee krijgsheren, die tot twee aparte clanfamilies behoren. Door de clanpolitiek is het leven in Mogadishu nooit meer geworden zoals het was. In de kapotgeschoten stad vertrouwen de mensen alleen hun familieleden, al zijn ze nog zo ver verwant. Met verfijnde intelligentie benadert Jeebleh de problemen van zijn oude stad. Hij komt er al gauw achter dat het gewapende conflict nooit kan worden opgelost als de strijdende partijen blijven geloven in een systeem waarin de clanoudsten de baas zijn.

Om Raasta – het ontvoerde nichtje van zijn beste vriend 
 te vinden moet hij dus tot handelen overgaan, maar Jeebleh is het soort hoofdpersonage dat te veel tekst krijgt om zijn gedachten te vormen. Dit gaat ten koste van de daden die verricht moeten worden. Jeebleh komt zelf namelijk in aanraking met zijn clan, die maar wat graag Amerikaanse dollars zou ontvangen. Dit levert een spannende situatie op die echter met een sisser onduidelijk afloopt. Het is exemplarisch voor het gehele boek. Niet erg, als je een tot in het oneindige genuanceerde indruk wil krijgen van het Mogadishu na de kolonisten, de dictator en de imperialisten. Maar de plot lost op als zout in water door het overschot aan academisch geneuzel.

Tegen het negatieve beeld van de Somaliër
In een aantal westerse landen hebben autochtonen een negatief beeld van islamitische Somaliërs die daar wonen. Deze roman nuanceert dat beeld, door uit te leggen wat hun achtergrond is. En die nuance is met name gericht op de westerling. Maar Farah wil het allemaal te intelligent en uitgebreid vertellen, en gebruikt ook nog eens een magere intrige als kapstok. Het resultaat is een logge roman.

Boeken / Fictie

Boeken veranderen bij lezing van doelgroep

recensie: Pierre Szalowski (vert. Richard Kwakkel) - Vissen veranderen bij kou van zwemrichting

Er is een recept voor goede romans, maar dat recept is een groter geheim dan dat van Coca Cola. Met minder geslaagde romans gaat het daarom net zo als met inferieure cola’s: de makers slaan er maar zo’n beetje een slag naar.

Eerst een misverstand uit de wereld helpen: Vissen veranderen bij kou van zwemrichting is niet de eerste zin, maar de titel van de roman van de Canadees Pierre Szalowski. De achterflap geeft in een staccato zinnetje een samenvatting van de inhoud: ‘Ontroerend verhaal over een jongetje dat er alles aan doet om de scheiding van zijn ouders te voorkomen.’ Die samenvatting deugt, op twee woorden na: ‘ontroerend’ en ‘alles’. Ontroerend wil de roman veel te graag zijn en daarom wordt hij het bijna nergens, ‘alles’ blijft beperkt tot een enkele keren herhaald gebed voor het Opperwezen.

IJsregens
Vissen veranderen speelt zich af in een winters Quebec. De verhaallijnen van de verschillende hoofdpersonages spelen zich af in een straat, die net als de rest van de stad geteisterd wordt door ijsregens die de straten zo glad maken dat er van een normaal maatschappelijk leven onmogelijk nog sprake kan zijn. Elektriciteit valt uit, scholen sluiten en ouden van dagen kunnen de straat niet meer op. En daartussen bewegen zich de personages van Szalowski, als brokstukken die kriskras door het heelal bewegen.

De Russische wiskundige Bogdanov bijvoorbeeld, die eigenlijk ijshockeyer had willen worden. Of de striptease-danseres Julie, die haar geloof in mannen definitief verloren lijkt te zijn. Verder zijn er nog twee jongetjes, waarvan de een gebukt gaat onder de nakende scheiding van zijn ouders en de ander onder zijn proleterige, maatschappelijk teleurgestelde pa, en het homostel Julien en Michel, die de buurt voorhouden als broers samen te wonen om pesterijtjes te voorkomen.

VPRO-zondagochtendfilm
Szalowski slaagt er echter niet in om die verhaallijnen geloofwaardig uit te werken. De personages Julie en Bogdanov bezitten nog een zekere universele herkenbaarheid, maar de kinderen, hun ouders en het homopaar van de overkant worstelen allemaal met problemen die steeds in korte tussenzinnen worden afgedaan. Waarom zouden twee homo’s in een goede buurt in Canada zich niet gewoon kunnen outen? Hoe kan het humeur van de vader van een van de twee jongetjes soms zo als een blad aan een boom omslaan? Waarom gaan de ouders van de ander nu eigenlijk uit elkaar?

Szalowski bezit een rijke fantasie (wat bijvoorbeeld blijkt wanneer hij het verhaal van de verloren moeder van een van de jongens uit de doeken doet), maar zijn roman lijkt meer op het scenario van een goedmoedige VPRO-zondagochtendfilm dan op een volwassen literair werk. De scenische compositie van de roman, de over the top-scène waarin alle personages in een feelgood-climax allemaal samenkomen; je vraagt je af waarom Szalowski zijn ideeën niet heeft opgespaard voor een fijn jeugdscript, want wie als volwassen auteur zulke zinnen schrijft, kan de hoop op een volwassen publiek meteen opbergen:

Dat was wat Boris zo in Julie waardeerde. Ze was puur natuur, goudeerlijk en streng logisch. En ze had een goddelijk lichaam, een perziken huidje, een allesverzengende sensualiteit en een hemelse mond. In de vroege ochtend is de weg van de complexe mathematische bespiegelingen naar plotselinge en bovendien dierlijke lust korter dan vaak wordt gedacht, zeker bij een wetenschapper die net zijn eureka heeft beleefd.

De lezers van Carry Slee zullen nu misschien goedkeurend knikken.

 

Boeken / Fictie

Mooi debuut voor wie eruit wil halen wat erin zit

recensie: Renske Jonkman - Zo gaan we niet met elkaar om

De verwachting is dat Renske Jonkmans debuutroman bij de Nederlandse Kampioenschappen Misplaatste Boektitels hoge ogen zal gooien. Zo gaan we niet met elkaar om is de droomtitel van de memoires van Jan-Peter Balkenende – niet van een debuut van een jonge, talentvolle schrijfster.

Renske Jonkman (1982) is de winnares van de Lowlands Blogwedstrijd 2009, vermeldt de achterflap. Goed, nog geen P.C. Hooftprijs, maar het begin is er. De aanbeveling van Leon Verdonschot liegt er ook niet om: ‘Een nieuwe schrijver met talent en lef.’ Daar staan er volgens de uitgevers ieder jaar weer een stuk of veertig van op, allemaal even zouteloos en vervuld van verheven onzingedachten, maar met Renske Jonkman is wel degelijk iets bijzonders aan de hand.

Geer en Goor
Ten eerste is er de omvang van haar roman. Meer dan driehonderd pagina’s is zeldzaam voor een jonge debutant. Jonkman toont zich in staat de twee verhaallijnen (het heden, dat in de verleden tijd wordt beschreven, en het verleden, dat in de tegenwoordige tijd staat) op een fraaie manier naar elkaar toe te schrijven.

De inhoud van het verhaal lijkt op het eerste gezicht van minder ambitie te getuigen: Hazel woont in een goor studentenhuis op de Wallen. Ze studeert filosofie. Dat studeren hoofdpersonages wel vaker, al hebben ze vaak maar één filosoof grondig gelezen en van een aanwezigheidsplicht of langstudeerboete wordt nog nergens gerept. Kortom, de hemel. Ze woont in huis met twee getikte jongens, die heel Giphartiaans Das en Keizer heten en als een soort intellectuele Geer en Goor vooral dienen als antithese voor Hazels depressie. Er wordt wat gezopen, er wordt wat gesnoven en er wordt veel langs de grachten geslenterd. Alleen als Hazel haar suf-burgerlijke vriendje-van-vroeger Mart kan bedriegen, komt ze even in actie, om vervolgens weer terug te vallen in de lethargie van het grote nietsdoen.

Hoe anders is het gesteld met haar vroegere zelf: een sportief en komisch meisje, dat zich misschien een beetje in haar eigen wereldje opsluit. In de idylle van het Noord-Hollandse gezin waar Hazel opgroeit blijken barstjes te zitten. En die barstjes worden scheuren en die scheuren worden gaten, zeker als blijkt dat haar broer Jaris, die Hazel idealiseert, psychisch in de knoop zit. Langzaam zien we de kinderlijke, vrolijke Hazel veranderen in een cynische jongvolwassene met een bindingsangst van heb ik jou daar.

Pijltjes langs de route
Jonkman dúrft. Haar debuut vertoont opvallende overeenkomsten met Philip Huffs Dagen van gras, waarin ook op knappe wijze een psychische kwaal wordt beschreven. Net als bij Huff zijn de kwetsbare scènes die over verdriet en ziekte gaan, over de onvatbaarheid van wat er nu precies gebeurt, het sterkst. De passages over het studentenleven zijn prima geschreven, maar het blijven de verzuchtingen van intelligente jongeren die door hun persoonlijke crisis gaan en daar ontzettend druk mee zijn.

Die oppervlakkige pijn (die bij Hazel echter wel voortkomt uit écht verdriet) maakt ongeduldig: het zelfmedelijden van somberende studenten is een pad dat zo vaak door jonge debutanten bewandeld is dat er inmiddels pijltjes langs de route staan. Naar rechts voor een traumatische gebeurtenis in je jeugd. Naar links voor een wild studentenfeest. Rechtdoor voor een beetje zelfinzicht.

Impliciet
Zo gaan we niet met elkaar om is een roman die op zijn sterkst is als de vertelster nog niet alles begrijpt van wat er om haar heen gebeurt. Dat gaat ten koste van sommige personages – zo blijven de ouders en het zusje van Hazel bordkartonnen figuren waaruit veel meer te halen was geweest –, maar het is juist in deze passages dat Jonkman haar talent om dingen impliciet duidelijk te maken toont. In de veel meer rechttoe rechtaan geschreven stukken over het heden ontbreekt die subtiliteit soms, al zitten er tussen de talrijke dialogen ook prachtige zinnetjes verborgen. Het zit erin, in deze roman, je moet alleen wel bereid blijven het eruit te halen.

Lees hier een voorpublicatie van Zo gaan we niet met elkaar om.

Boeken / Fictie

Liefde, muziek en buitenaardse avonturen

recensie: Johan Harstad (vert. Paula Stevens) - Darlah. 172 uur op de maan

Het is meer dan veertig jaar geleden dat de mens op de maan stond. Het wordt tijd dat we weer eens een kijkje gingen nemen. De NASA biedt nu die kans.

De NASA organiseert een wereldwijde loterij: drie jongeren tussen de veertien en achttien jaar mogen een week (172 uur) naar de maan. Dat is het uitgangspunt van de young-adult roman van Johan Harstad: Darlah. 172 uur op de maan. Het blijkt echter al snel dat de NASA wat feiten over de maan heeft achtergehouden voor de jonge avonturiers.

Bekroonde tieners op de maan


Darlah won in 2008 de Brage Literature Prize, een Noors equivalent van de Nederlandse Gouden Griffel. En dat mag na het lezen van het boek zeker niet verrassend genoemd worden. Zeker het eerste deel van het boek is uitermate sterk. Hierin leren we de drie jongeren kennen die de reis naar de maan gewonnen hebben. In deze kennismaking worden de drie karakters mooi neergezet en krijgen ze zo veel diepte mee dat je het mindere tussenstuk in het boek voor lief neemt.

De drie jongeren hebben elk zo hun typische tienerredenen om mee te doen aan de loterij. Zo wil de Franse Antoine zijn liefdesverdriet er mee verdrijven, probeert de Noorse Mia de reis te gebruiken om haar bandje wereldfaam te doen toekomen en wil de Japanse Midori ontsnappen aan haar bekrompen omgeving en ouders. Allemaal van die heerlijke tienerproblemen die via tienerlogica leiden tot de vlucht naar de maan. Zoals gezegd is dit misschien wel het sterkste gedeelte van de roman.

Minder middenstuk leidt naar beklemmend einde

De problemen die zich vervolgens tijdens het verblijf op de maan voordoen, lijken daarbij eerder een bijzaak dan het hoofdthema van het boek. Het bestaan van een vreemde entiteit op de maan, die er alles aan doet om de indringers van de aarde weer te verdrijven komt slecht uitgewerkt en nauwelijks overdacht over. De botsingen tussen de astronauten en die vreemde entiteit leveren uiteraard regelmatig spannende momenten op (en de nodige doden), maar die hebben nergens de intensiteit en zorgvuldigheid die het verhaal in de beginfase zo kenmerken.

De volwassenen (de professionele astronauten) die meegaan op de reis naar de maan blijven ook lang bordkartonnen karakters. En als ze dan verder uitgewerkt worden, komt dat slechts over als een noodzakelijk kwaad. Als zo’n volwassene komt te overlijden door een confrontatie met de vreemde entiteit op de maan, weet dat niet te ontroeren.

Dat het boek uiteindelijk toch geslaagd genoemd kan worden, zit hem dus vooral in het eerste deel van het verhaal. Maar ook het beklemmende einde nadat de overlever(s) zijn teruggekeerd naar de aarde heeft het nodige te bieden. De combinatie van daadwerkelijke feiten (bijvoorbeeld het Wow!-signaal van de Big Ear Telescope) en fictie maakt het verhaal extra interessant om te lezen. Over het geheel genomen is Darlah een zeer prettig leesbare roman waaruit je ook nog even wat ruimtevaartweetjes meepikt. Voor elke tiener (en volwassene) met wat buitenaardse interesses, liefdesproblemen, een beginnend bandje of stomme ouders een aanrader.

Boeken / Fictie

Dipje voor Dahl

recensie: Arne Dahl (vert. Ydelet Westra) - Requiem

Requiem is gek genoeg nog lang niet het laatste boek over het A-Team van de Stockholmse politie. De serie van de hand van de Zweedse schrijver Arne Dahl is net over de helft en kent zijn eerste dipje.

Nederland loopt een beetje achter met de boeken over het A-Team, waar Dahl (pseudoniem van de romancier en literatuurcriticus Jan Arnald) internationaal mee doorbrak. Requiem is het zevende deel en in Nederland het nieuwste, maar in Zweden zijn ze al een paar zaken verder. Er staan dus nog de nodige verwikkelingen op stapel; Paul Hjelm, Kerstin Holm, Sara Svenhagen en Jorge Chavez zijn nog niet uitgerechercheerd. Ook Requiem getuigt weer van Dahls vakmanschap, maar ook van zijn literaire experimenteerdrift. Daar moet je van houden, zeker als je net even een spannend boek zit te lezen.

Alles in één plot
Op de dag van de Amerikaanse inval in Irak – intussen alweer acht jaar geleden  wordt in Stockholm een kleine bank overvallen. Personeelsleden en klanten worden gegijzeld en er lijkt een catastrofe in de maak wanneer de overvallers laten weten genoeg explosieven bij zich te hebben om de halve wijk op te blazen. Uiteindelijk blijkt het de overvallers om iets heel anders te doen te zijn dan geldelijk gewin.

Een dagboek uit de Tweede Wereldoorlog, de inval in Irak, een vakantievierend lid van het A-Team, een bankoverval, de voorspelde olie- en watercrises en de laatste restjes in Zweden aangekoekte Koude Oorlog vormen allemaal een deel van de door Dahl als boobytraps door het boek heen verspreide subplots, die allemaal moeten leiden tot een geloofwaardige ontknoping. Dat is veel, zelfs voor een uitstekende schrijver als Arne Dahl. Herstel: dat is te veel.

Geloofwaardige personages
Een van de grote pluspunten van Dahls serie over zijn A-Team zijn de ontwikkelingen die de talrijke leden van het team (en ex-leden, en echtgenotes van die leden) doormaken. Waar in veel misdaadreeksen slechts het personage van de speurder psychologisch wordt uitgediept – en ook dan in veel gevallen volgens het clichématige procedé van de horkerige loner met een drankprobleem – daar is Dahl in staat acht mannen en vrouwen min of meer geloofwaardige persoonlijke stappen te laten zetten. Ze scheiden, ze gaan vreemd, ze komen weer bij elkaar, ze maken promotie, ze gaan met pensioen; in Dahls boeken gebeurt het met de regelmaat van de klok, zeg maar de regelmaat van het leven.

Dahl combineert die verwikkelingen met een literaire stijl zoals die door veel van zijn Scandinavische collega’s wordt gehanteerd: korte zinnen, korte alinea’s, om de adrenaline van de steeds vlugger lezende lezer nog verder de hoogte in te jagen. Het is een eenvoudige strategie, maar doeltreffend. Dahls postmoderne knipoogjes naar de lezer passen daar echter niet bij; zij breken het zorgvuldig opgebouwde ritme, alsof de schrijver wil zeggen: ‘Spannend, hè? Allemaal zelf verzonnen.’

Te veel make-up
Feit blijft dat Dahl een prima plotbouwer is. Hoe krijgt hij al die lijntjes in godsnaam allemaal weer aan elkaar geknoopt? Dat gaat hem aardig soepel af eigenlijk. De wijze waarop hij de lezer en de rechercheurs voortdurend doodlopende steegjes in stuurt, loze sporen laat achtervolgen en volkomen onschuldigen laat verdenken, toont zijn vakmanschap. Het wil echter allemaal net niet echt wervelen.

De actiescènes vergoeden veel (al blijft Dahl ook daar knipoogjes geven), maar het is niet ‘unputdownable’, terwijl enkele van Dahls eerdere boeken dat predicaat wel verdienen. Daarvoor zitten plot en stijl bij Requiem echter net wat te kunstmatig in elkaar. Requiem is daarom als een mooie vrouw met veel make-up: nog steeds mooi, maar ze hoeft er niet zo de nadruk op te leggen.

Boeken / Fictie

Moby Dick in een sloppenwijk

recensie: Matías Néspolo (vert. Brigitte Coopmans) - Zeven manieren om een kat te doden

‘Je hebt zeven manieren om een kat te doden’, legt Chueco zijn vriend Gringo uit, ‘maar als het erop aankomt zijn er eigenlijk maar twee’. En daarin schuilt meteen de wet van de Argentijnse sloppenwijken: ‘het is goedschiks of met grof geweld’.

In een sloppenwijk van de Argentijnse hoofdstad Buenos Aires woont Gringo bij zijn oma in huis. Eigenlijk is zij niet eens zijn echte oma, en ook van zijn ouders weet hij weinig tot niets. De dagen vult Gringo, samen met zijn vriend Chueco, met kruimeldiefstal en de smerige wijn (‘rattengif’) van het café bij hem in de buurt. Nadat zij de kroegbaas beroven en duidelijk wordt dat Chueco meer van plan is dan hij zijn vriend vertelt, raken ze echter verstrikt in de serieuzere criminaliteit binnen hun wijk.

Sloppenwijken
Zeven manieren om een kat te doden is het debuut van de Argentijnse journalist Matías Néspolo (1975). Néspolo beschrijft het harde leven in de sloppenwijken van de Argentijnse hoofdstad Buenos Aires. Het leven is er vies, gevaarlijk en armoedig; het straatbeeld bestaat uit lijmsnuivende kinderen, misbruikte vrouwen, mishandelde dieren en schietpartijen.

Die gastjes zijn allemaal hetzelfde. Of ze nou een moeder hebben of niet, het zijn kinderen van de straat. Net als Chueco. Of als ik, om dichter bij huis te blijven. Maar wij zijn volwassenen. We worden er meteen uitgepikt. Wij zijn geen kinderen van de straat meer, ons noemen ze gewoon hoerenzonen.

Tot zover zou dit het verhaal kunnen zijn van elke willekeurige sloppenwijk op aarde. Of van de problematiek in achterbuurten van Amerikaanse metropolen en Parijse banlieues. Maar waar een film als La Haine een niveau dieper duikt, en die Parijse banlieues als broedplaatsen van raciale spanningen schetst, blijft Néspolo aan de oppervlakte. Sporadisch hint hij naar economische onzekerheid (de bankenrun in Argentinië die in 2001 volgde op een economische crisis, gesloten scholen en lerarenprotesten), maar meer dan het decor voor malheur en een spannend misdaadverhaal wordt dit niet. Het duurt tot de laatste bladzijden voordat sociale tegenstellingen komen bovendrijven; wanneer een groep relschoppers tegenover een politie-eenheid staat en Gringo sneert naar de ‘keurige stadskids met een gevulde buik die revolutietje komen spelen in de sloppenwijk’.

Moby Dick
Néspolo kiest voor emotionele gelaagdheid. Want wat doet een sloppenwijkbewoner die net iemand heeft beroofd door hem met een honkbalknuppel de schedel in te slaan? Natuurlijk. Hij gaat naar een boekwinkel en koopt daar Moby Dick. Gringo mag dan op fris naïeve wijze naar de wereldliteratuur kijken (‘het enige wat ik wilde, was ver weg varen op het schip van kapitein Ahab, maar het tempo van de Pequod blijkt een lachertje te zijn. Een slechte grap, liever gezegd’), zijn terugkerende reflecties verhinderen de met directe taal en ruwe scènes aangekondigde dwarsdoorsnede van de Argentijnse sloppenwijken. In plaats daarvan discussieert Gringo met een jeugdige crimineel over de betekenis van ‘het walvisboek’:

Ik krijg een heel betoog over me heen over de menselijke ziel, de hel van de waanzin, de aard van het kwaad en weet ik wat voor onzin allemaal. Om de haverklap roept hij dat die walvis niet bestaat, dat het een metafoor is voor iets anders dat niet te benoemen is en dat je daarvoor dat beest hebt.

Zeven manieren om een kat te doden blijft zo hangen tussen een maatschappijschets en een karakterstudie. Voor dat laatste zijn de personages te eendimensionaal en voorspelbaar. De uitzichtloze situatie waarin de personages zich bevinden is duidelijk, maar zelden leidt deze universele aanklacht tegen onrecht tot een kritische ontleding van de Argentijnse samenleving zelf. Wat rest is een spannend en vlot geschreven misdaadverhaal tegen het decor van een Argentijnse sloppenwijk, dat helaas nergens meer wordt dan dat. Daaraan kan ook Herman Melville niets veranderen.