Boeken / Fictie

Pijpen van plezier

recensie: Anne Vegter - Eiland berg gletsjer

Anne Vegter is een opvallend speelse auteur, van wie veel dichtwerk met erotiek doordesemd is. Zo ook in de voor de VSB Poëzieprijs 2011 genomineerde bundel Eiland berg gletsjer, al kan het er soms tussen de dijen onder nul zijn…

Erotiek is een van de lastigste onderwerpen in de literatuur. Een kleine greep uit de vele prozadebuten van de afgelopen jaren laat het zien: in poging effect te sorteren, verworden ze tot een zoveelste boek waarin geneukt wordt. Nee, lees Brodkeys korte verhaal Onschuld maar eens of de bloemlezing Hard en teder van Blondeau en Van den Berghe die van recentere datum is. Vegters poëzie echter, lust er ook wel pap van.

Gordijnerotiek
In Eiland berg gletsjer staan tussen de gedichten erotische tekeningen die gemaakt zijn door Vegter zelf. Wie aan de bundel begint kijkt op matrashoogte tegen de vagina van een met haar benen gespreide vrouw. Je ziet drie piemels op hun balzakken balanceren en een man naar zijn erecte manhood kijken.

Maar pas op: de gedichten zijn geen tekstuele youporn-fragmenten. Evenmin stijgen ze op in gekuiste Hoogliedlyriek. Vegters erotiek – dat heet, de erotiek in haar werk – gaat vaak van schaduwen vergezeld. Het is gordijnerotiek, datgene waarover men niet zo graag opschept maar binnenskamers houdt. In ‘Persoonsverwisselingen’ wordt bijvoorbeeld de liederlijke vrijheid bezongen die vreemdgaan heet:

Ik liet je ja neuken omdat het bij een nieuwe vriendin
vaardigheden heette. Wat tussen ons veranderde dacht je

en of dat de doorslag van iets zou geven.

Vegters ironie is snijdend en zo ook de woede van de ik-persoon, die overigens (o ironie) erg geestig is opgetekend:

Hoe hervindt mijn basisaap zich:

stamoudste, alphamale, immoreel. Thuis verdelen we in bed
in verhouding twee staat tot één.

Intimiteit
Meer nog dan om erotiek, gaat het om de zucht naar intimiteit en het verlies ervan. Als in het gedicht ‘Tramps’ afscheid genomen wordt van een ex-geliefde, is de erotiek koud en agressief in haar sarcasme.

Tramps

Je had het over gevoelstemperatuur, onder nul vond je het tussen mijn dijen
in de vertrekhal. Na je tas hebben we elkaar heart to heart omhelsd,

man ik kon je wel pijpen van plezier. Luister je eigenlijk nog.

We maakten stroeve vogels na, een doodsmak ontwierp je op papier
had je wat napret van je verveling. Het werd lastig redenen te vinden op die manier.

Als het glas van je vinger springt zoek je iets tegen breukjes en zout op.
Het tapijt grijnst. Wil nu godverdomme iemand opstaan en me vasthouden.

Opvallend is de afwezigheid van vraagtekens. Er wordt geëist dat iemand opstaat en de ik-persoon vasthoudt, maar de vraag blijft uit – er is niemand om op te staan. Eerder in het gedicht luistert de ex-geliefde ook niet meer; elk vraagteken is overbodig. Dit afscheid is definitief en dat levert, zoals je dat zelf bij veel relatie-eindes kan ervaren, gemengde gevoelens op. ‘Tramps’ laat dat op treffende wijze zien, dat feest van hernieuwde vrijheid en die verzuurde maag van ledigheid.

Oplevend dood
Wie geilt op goede poëzie, kan maar beter doorlezen: Vegters bundel is compromisloos. Om de regels in de ’titelcyclus’ te kunnen lezen moet je de bundel een kwartslag draaien. De cyclus gaat over een stel met kinderen dat een ‘diepteoorlog’ met elkaar voert (waarin overigens toch een vervoeging van het woord neuken een keer of vijf, al dan niet overdrachtelijk voorkomt), waarin uiteindelijk drie dingen op het spel staan: de liefde (eiland), de toekomst (berg) en de zinnelijkheid (gletsjer): ‘Ook als jij ’n laatste atoom van je lichaam schraapt, zou je oplevend dood willen zijn / als laatste hart (eiland), als laatste berg (buik) of gewoon schitterend als kut (gletsjer).’

Een ander gedicht, ‘Dochter van’, neemt achttien bladzijden in beslag, tweeëntwintig als je de tekeningen die eraan voorafgaan en de titelpagina meerekent. Dit om ademloos te lezen gedicht is een incestueuze pendant van de ark van Noach met een ijzingwekkend bloedheet einde, twee connotaties die elkaar in dit gedicht niet bijten.

Oosterhoff

~

Erotiek is in Vegters werk maar een van de middelen om tot interessante poëzie te komen, een domper wellicht voor de op sensatie beluste lezers van deze recensie. Haar taal is bedrieglijk alledaags, hoe ze haar woorden kiest, soms vloekt en Engelse frasen opneemt. Interessant is ook haar subtiele ode aan Tonnus Oosterhoff. Net als in zijn bundel Wij zagen ons in een kleine groep mensen veranderen (2003) staat in Vegters bundel een met pen bewerkt gedicht – het is in zijn totaliteit doorgekrast.

Vegters poëzie mag in haar taalgebruik wel alledaags zijn, zij ontsluit zich niet zo gauw. Juist dat maakt haar zo interessant en voor verschillende lezingen vatbaar. Ze is zinnelijk, warm, koud en afstandelijk tegelijkertijd. Er zit een hunkering in naar nabijheid, maar niet zonder het tegendeel daarvan invoelbaar te maken. Eiland berg gletsjer vriest en smelt als ijs, is eeuwig en groots als bergen en weet zich eenzaam en omvat als een eiland; een bundel die je niet gauw weglegt.

Film / Films

Paus met podiumvrees

recensie: Habemus Papam

De nieuwe paus heeft faalangst. Ideaal uitgangspunt voor een doldwaze klucht of een nietsontziende satire. Het tragikomische Habemus Papam biedt echter geen heikele issues. Wel oudgediende Michel Piccoli in een glansrol.

~

In een deels nagebouwd Vaticaan komen 108 kardinalen in conclaaf om een nieuwe paus te kiezen. De Franse bisschop Melville is de gelukkige. Hoewel. Nadat er witte rook uit de schoorsteen van de Sixtijnse kapel komt, de klokken luiden, de menigte juicht en het Habemus Papam (‘We hebben een paus’) is uitgesproken, krijgt de heilige kerkvader een paniekaanval. Het balkon blijft leeg en de gelovige wereld verbouwereerd achter.

Seks, moeder en onvervulde fantasieën

Een vooraanstaand psychiater krijgt de opdracht een handje te helpen. Maar wat mag je een paus wel en niet vragen? In ieder geval niets over seks, zijn moeder, onvervulde fantasieën, dromen en zijn kindertijd. Onbegonnen werk voor zelfs de beste zielenknijper, zeker als alle kardinalen over je schouder meekijken. Dus gaat Melville incognito naar een psychiater in de stad, waar hij ontsnapt aan zijn begeleiders. De paus beleeft zijn eigen Roman Holiday: de smaak van vrijheid in de gewone samenleving.

~

Regisseur Nanni Moretti, die ook de rol van de psychiater voor zijn rekening neemt, vindt een goede balans tussen drama en humor. Totdat de paus aan het volk is verschenen, mag niemand het Vaticaan verlaten. Een kijkje ’s avonds in het gastenverblijf leert hoe de ene kardinaal aan een legpuzzel werkt en een andere op een hometrainer de Bijbel leest. Een bejaarde habijtdrager die net zijn opblaaspop aan het preparen is, zou uit de toon vallen. De kardinalen en de psychiater doden overdag de tijd met een goed gesprek, een potje kaarten en een intercontinentaal volleybaltoernooi.

Gemiste kans?

Als je al een speelfilm maakt over de paus ligt het voor de hand netelige kwesties te behandelen, zoals seksueel misbruik door priesters en uitspraken van de katholieke kerk over het celibaat, condoomgebruik en homo’s. Niets van dit alles in Habemus Papam. Een gemiste kans? De keuze van Moretti is begrijpelijk en slim. Hij focust zich puur op een paus die een gewoon mens met twijfels blijkt. Bovendien zouden actuele schandalen het tijdloze karakter van de film kunnen schaden.

~

Toch is Habemus Papam omstreden, vooral in Italië. Radio Vaticaan meldt diplomatiek verheugd te zijn dat de film geen ironische benadering heeft en dat van de paus geen karikatuur is gemaakt. Puriteinse katholieken vinden dat je met je poten van de paus moet afblijven. De verdienste van de film is de respectvolle benadering die zowel katholieken als atheïsten kan bekoren. In die zin veroorzaakte Moretti’s vernietigende visie op premier en mediamagnaat Silvio Berlusconi in Il Caimano (2006) een veel grotere controverse.

Perfecte paus

De kracht van een groot acteur is dat deze een bepaalde rol op indrukwekkende en overtuigende wijze leven weet in te blazen. Het is de vraag of Habemus Papam zonder Michel Piccoli (85) geen vlak schouwspel zou zijn geworden. De levende Franse filmlegende heeft in dit fijnzinnige en politiek correcte drama, met een magnifieke slotscène, maar weinig woorden nodig om een arsenaal van diepe gevoelens over te brengen. Er zijn acteurs die voor minder een Oscar mochten ontvangen.

Muziek / Achtergrond
special: Snoop Doggy Dogg - Doggystyle

Briljante raps over niets

Doggystyle is niet alleen het beste album in het oeuvre van de beroemde rapper, maar ook een mijlpaal in de muziekgeschiedenis. Een uitgekiende productie en een buitengewoon sterke nadruk op raps als songs zijn de ingrediënten van een ware klassieker.

Dit artikel maakt deel uit van een reeks over klassieke albums uit de muziekgeschiedenis. Lees ook over: The Velvet Underground & Nico van The Velvet Underground, The Man Machine van Kraftwerk, Wish You Were Here van Pink Floyd, Superfly van Curtis Mayfield, Tales from Topographic Oceans van Yes, Exile on Main St. van The Rolling Stones, In the Court of the Crimson King van King Crimson en Grace van Jeff Buckley.

~

Snoop Doggy Doggs debuut Doggystyle (1993) is een van de weinige mainstreamalbums van de jaren negentig die bijna twintig jaar later niet verouderd klinken; wie anno 2011 de beste tracks ervan terughoort, zal zich eerder aangestoken voelen dan nostalgisch. ‘G-funk’ — het genre dat hiphop hedonistisch maakte en innovatie vond in antieke soulsamples, relaxte beats en een nadruk op melodie — was een nog korter leven beschoren dan de andere trends van de jaren negentig, zoals grunge en britpop. Doggystyle is het enige album dat de tand des tijds heeft doorstaan.

De reden is dat de songs op het album songs zijn: ze bevatten herkenbare melodieën, hooks, refreintjes die nog steeds mee geneuried kunnen worden. Dit is muziek in de traditionele zin van het woord: zelfs hiphophaters moeten de kwaliteit van de composities kunnen waarderen. Het is niet voor niets dat Snoop tijdens het afgelopen North Sea Jazz festival zijn debuut integraal speelde. Het brein achter deze composities was niet Snoop, maar producent Dr Dre, die het album voorzag van ingenieuze arrangementen waarbij hij akoestische instrumenten en elektrische elementen naadloos combineerde. Achter de bekende melodieën en beats ligt een weids landschap van details: wie oplet, hoort naast de bekende synthesizers en koortjes ook alles van klavecimbels tot panfluiten — even strategisch als zorgvuldig geplaatst om de songs te perfectioneren. Pistoolschotsamples werden in de jaren 90 vaker gebruikt door rapmacho’s, maar niet zo subtiel om een beat te accentueren dat je het op het eerste gehoor niet merkt. Nergens is deze nauwgezette productiemethode opzichtig: Snoops befaamde vloeiende rapstijl en de eindeloze reeks gastoptredens van zijn entourage staan altijd voorop en de slimste details zijn alleen met hoofdtelefoon merkbaar.

Basis

De muziek is zó secuur gevormd, en vormt zó veel meer dan de som der delen, dat het ongelofelijk lijkt dat het album overhaast is voltooid, zoals een paar jaar geleden werd beweerd door een van de betrokkenen. Even onvoorstelbaar is dat sommige journalisten het album in 1993 als een slap aftreksel zagen van Dres debuut The Chronic, dat een jaar eerder uitkwam. Die plaat maakte een superster van gastrapper Snoop en legde zonder meer de basis voor de stijl van Snoops klassieker, maar is in alle opzichten inferieur. Wie kent er nog één melodie van The Chronic? Dre had als rapper nooit het charisma van Snoop (die op The Chronic nog erg onwennig klinkt) en zijn productie was zeker vernieuwend, maar de nummers bleven door een gebrek aan briljante songs stuk voor stuk steken aan de oppervlakte en zijn bovendien tekstueel weinig meer dan grimmige, humorloze machofantasieën.

Doggystyle is ook een klassieker omdat het het enige in Snoops lange reeks albums is dat een samenhangend geheel vormt. Alle tien volgende platen duren te lang, zijn volgepropt met tweederangs materiaal; Doggystyle blijft netjes binnen de speelduur van een uur en bevat met twaalf nummers en een handvol skits vrijwel geen overbodige elementen.

Vermeende misogynie

~

De kwaliteit mag dan consistent zijn, het album vormt ondanks Snoops vloeiende en zelfverzekerde rapstijl vreemd genoeg geen coherent narratief. Het opent met een skit waarin Snoop uit het wereldje van drugshandel lijkt te willen stappen, maar dit gegeven wordt vervolgens volledig genegeerd. Een paar nummers hebben een duidelijk onderwerp, in een enkel geval concreet: ‘Murder was the Case’ gaat over een aanslag op Snoops leven. Andere songs bestaan vooral uit zijn odes aan een leven vol feesten, zelfverheerlijking, dreigementen aan het adres van potentiële rivalen en geringschattende verklaringen aan het adres van vrouwen.

Dat laatste is misschien moeilijk te verdedigen, maar moet wel worden genuanceerd. Het vrouwvijandige gehalte van Snoops teksten is namelijk in vergelijking met populaire contemporaine rappers erg gematigd. Waar Snoop vrouwen als seksuele wegwerpgoederen zag, hadden teksten van artiesten als Ice Cube (de zelfverklaarde ‘bitch killer‘) en de Geto Boys vaak een veel kwaadaardiger karakter. Snoop zou zich nooit wagen aan de gewelddadige mijmeringen van Cube en de pornografische horrorfantasieën van Bushwick Bill. Snoops houding op Doggystyle steekt onschuldig bij deze tijdgenoten af: hij herhaalt voornamelijk het achteloze standpunt dat hij niet van vrouwen houdt. Het feit dat de eerste rapper die je op het album hoort, een vrouw is — The Lady of Rage — ondermijnt Snoops vermeende misogynie ook. (Snoops directe aansporing om ongehoorzame vrouwen in het gezicht te slaan, in ‘Can U Control Yo Hoe’, kwam pas een decennium later, en werd in 2008 gevolgd door een ode aan het vrouwelijke orgasme.)

Melodie en zelfvertrouwen

De beste raps gaan echter over niets: tracks als ‘What’s My Name’, ‘Tha Shiznit’, ‘Gz and Hustlas’ en ‘Doggy Dogg World’ zijn weinig meer dan een reeks vage verwijzingen naar Snoop zelf. Een van de songs is zelfs een ode aan puur nihilisme: Snoop en zijn entourage intoneren herhaaldelijk het statement ‘niggers don’t give a fuck, nigger‘. Het nummer heet ‘For All My Niggaz & Bitches’ — een meer concrete en tegelijkertijd inhoudsloze boodschap is moeilijk denkbaar. Het is een van de vele verdiensten van het album dat Snoop en Dre die eindeloze reeks betekenisloze kreten zo concreet en helder laten klinken dat ze substantie lijken te hebben. De reden is, opnieuw, dat de melodieën ijzersterk zijn en Snoop (die tijdens de opnames slechts 22 jaar was) blaakt van het zelfvertrouwen.

Snoop is er sinds zijn briljante debuut in geslaagd bijna twintig jaar in de schijnwerpers te blijven. Dat is een knappe prestatie, die hij op grond van zijn muziek niet heeft verdiend. Snoops succes is geheel te danken aan de mondiale megahits die hij (meestal met behulp van Pharrell) om de paar jaar wist uit te brengen — briljante lichtpuntjes in een in vergelijking met Doggystyle grotendeels karakterloze discografie. Dre zou door lucratief productiewerk een superster worden, maar produceerde nooit meer iets dat zich kon meten met Doggystyle.

Muziek / Album

Gecultiveerde desorganisatie

recensie: Crystal Antlers - Two-Way Mirror

Als de internationale website Pitchfork je als nietsvermoedende punkband tot ‘Best New Music’ bombardeert bij je debuut-ep (op cd-r), kan dat weleens een doodvonnis betekenen. Dit is bij Crystal Antlers gelukkig niet het geval.

In veel gevallen leidt een uitermate positieve recensie door een grote website als Pitchfork tot overspannen en krampachtige verwachtingen. Dat kan zo zijn negatieve effecten hebben op de creativiteit en onbevangenheid van een band. En juist bij een schreeuwerige garageband als Crystal Antlers zijn onbevangenheid en spontaniteit onmisbare eigenschappen van hun muziek. Gelukkig bewijzen ze op Two-Way Mirror dat ze eigenzinnig en eigenwijs genoeg zijn om zich niet al te druk te maken over de verwachtingen van pers en publiek.

Gekanaliseerde frustraties en woede

Crystal Antlers lijkt zelfs zó nuchter te zijn, dat ze niet in de rats zaten toen hun platenmaatschappij de geest gaf wegens financieel noodweer. Ze namen gewoon zelf hun derde plaat op en brachten hem daarna ook zelf uit. Die autonome insteek past perfect in het Do-It-Yourself-discours waarbinnen de band opereert.

~

Voor iedereen die de debuut-ep en de opvolger Tentacles kent, is deze nieuwe langspeler wellicht wat wennen. In eerste instantie lijkt de grootste agressiviteit en rauwheid er een beetje vanaf. Dat dit gegeven niet leidt tot een minder opzwepend werk blijkt bij latere luisterbeurten. Het is weliswaar zo dat de overweldigende onstuimigheid en anarchie van eerder werk iets is teruggedraaid, maar een beter doordacht geluidsbeeld en meer aandacht voor melodie maken dit gemis ruimschoots goed. De bijtende furiositeit is nog steeds ruimschoots vertegenwoordigd in de muziek. Die is enkel weldoordachter ingebed in songstructuren en instrumentatie.

Psychedelisch en wazig geluidsbeeld

Wat ook opvalt aan deze laatste release van Crystal Antlers is het nevelige geluidsbeeld. Vooral de vocalen lijken weggestopt achter een laagje gruis. Alsof de P.A. in de oefenruimte niet helemaal goed stond afgesteld, maar de band dat effect wel mooi vond. Verder versieren nerveuze en repetitieve gitaarlijntjes de nummers, die het geheel een ophitsende en psychedelische sfeer meegeven.

De plaat opent sterk met ‘Jules’ Story’. Meedogenloos drumwerk van het type van-dik-hout-zaagt-men-planken en een compositie die niet lijkt te kunnen kiezen welke kant ze op wil. Een fijn en opruiend begin dus. De daaropvolgende nummers hebben dezelfde onrust en verbetenheid. De gelaagde gitaarpartijen en gejaagde drums verklanken de woede die altijd aanwezig is in de zang op een mooie manier. Dat er naast al dit geweld nog ruimte is voor ontwikkeling binnen de songs is met recht een knappe prestatie te noemen. Speciale aandacht dan nog voor het nummer ‘Summer Solstice’. Na een intro met hypnotiserende noise en glazige toetsen stuwen de drums het nummer verder. Hierna evolueert de track door gebruik van melodieuze gitaarpartijen en een gepijnigde en ontroerende vocale eruptie. Het liedje vormt zo een perfecte samenvatting van de capaciteiten van de band.

Ook in deze recensie dus een positieve bespreking van Two-Way Mirror door Crystal Antlers. Van commentaar trekken ze zich klaarblijkelijk toch niks aan. Het is te hopen dat deze gezonde attitude nog een aantal mooie platen op mag leveren.

Theater / Voorstelling

Ten strijde tegen de gezapigheid

recensie: Prometheus

.

zien die teleurgesteld is in de mens. Hij heeft hen het vuur gegeven, maar wat wordt er anno 2011 mee gedaan?

Maaiveld

~

Prometheus stal het vuur van de goden en gaf het aan de mensen. Nu is hij terug en ziet wat de mens er van bakt. Maar wat hij ziet zint hem allerminst. Ko van den Bosch toont in zijn interpretatie van Aischylos’ Prometheus een duidelijke aanklacht tegen het Nederland van nu. Tegen het Nederlandse levenslied, Wilders-iconen Henk en Ingrid en de gezapigheid waarin iedereen maar doorleeft. Van den Bosch had deze voorstelling op geen beter moment kunnen maken. Prometheus gaat over het Nederland van nu, over dat wat er leeft bij de bevolking. Of over wat er juist niet leeft. We dutten in en moeten wakker geschud worden, is de boodschap.

Frank Lammers speelt Prometheus en doet dat als geen ander. Nonchalant en rauw, dan weer luchtig, spuit hij zijn kritiek. Vuur staat voor vooruitgang. Maar waar vind je die vooruitgang in een doorzonwijk in Almere? Wie heeft er nog ruggengraat en durft zijn kop boven het maaiveld uit te steken?

In iedere Griekse tragedie moet de held lijden. Daar is Prometheus zich van bewust. En hij draagt die gedwongen rol. Iedere dag pikt een adelaar zijn lever uit, als straf van de goden. Maar van de mensen mag toch ook iets verwacht worden, vindt Prometheus. In een evenwichtig samenspel vormen Joris Smit (Gregs 2000) en Anna Schoen (Pandora) het kader waarbinnen Lammers zijn weg kan gaan.

Klei maakt kleurloos

~

Met sterke beelden wordt het verhaal ondersteund. De wijze waarop het vuur verschijnt is indrukwekkend. Een grote vuurbol zweeft langzaam vanuit de nok van het toneel naar beneden. Ook het gebruik van 6000 liter kleiwater ondersteunt het verhaal. Met beide voeten in de klei verloochen je je verleden niet, maar pas op dat je er niet in verzuipt. Dan wordt alles kleurloos en grauw.

Prometheus is soms wat belerend, maar dat is nooit vervelend. Er wordt een belangrijke boodschap verkondigd en die heeft het Noord Nederlands Toneel in een mooie jas gegoten. Het is gemakkelijk steeds verder in de klei weg te zakken. Het is de kunst het vuur brandend te houden. Leef!

Prometheus is nog tot en met zaterdag 19 november 2011 in het land te zien.

 

Boeken / Non-fictie

Een actuele kijk op het Nederland waar we zo trots op zijn (of waren)

recensie: Guus Kuijer - Draaikonten & haatblaffers

Guus Kuijer beschrijft in zijn nieuwste boek Draaikonten & haatblaffers het leven van de Spaanse geestelijke Montano, die in de Tachtigjarige Oorlog als aanhanger van Alva naar Antwerpen verhuisde. Uiteindelijk werd hij daar een van de grondleggers van waarschijnlijk de meest Hollandse cultuureigenschap: de tolerantie.

Kuijer heeft niet zomaar een biografie geschreven; hij grijpt het leven van Montano aan om zijn mening over de politieke actualiteit in Nederland te uiten: ‘U begrijpt natuurlijk waarom ik dit boek schrijf. Ik maak me zorgen over de tolerante samenleving die in dit schitterende land ten koste van zo veel bloed en tranen is ontwikkeld.’ Kuijer onderbouwt zijn meningen door de situatie van vierhonderd jaar geleden te spiegelen aan het heden. Het is daarbij wonderlijk om te lezen hoezeer een verhaal over het leven van een Spaanse geestelijke uit de zestiende eeuw onze actualiteit kan raken.

Benito Arias Montano


Kuijer neemt in zijn boek vooral stelling tegen de politieke ‘haatblaffers’ die onder het mom van vaderlandsliefde hard bezig zijn om de cultuureigenschappen die Nederland groot hebben gemaakt in het verdomhoekje te schoppen. Het perspectief dat Kuijer kiest om zijn stellingen te onderbouwen is slim gekozen: we worden meegevoerd naar een beslissend punt in de vaderlandse geschiedenis: het moment van de Tachtigjarige Oorlog waarop de hertog van Alva – als perfect toonbeeld van onverdraagzaamheid – naar de opstandige Nederlanden werd gezonden om orde op zaken te stellen.

In het kielzog van de hertog reisde de Spaanse geestelijke en wetenschapper Montano mee naar de noordelijke gebiedsdelen van het Spaanse rijk; als devoot katholiek was hij vastberaden om de ketters te bekeren. Maar Montano had een eigenschap die in katholiek Spaanse kringen niet algemeen was: hij was nieuwsgierig en stond open voor andere ideeën.  

Het boek wordt door deze vorm geen pure biografie: de levensloop van Montano is vooral een kapstok voor Kuijers meningen. Evengoed laat Kuijer aan de hand van Montano’s carrière zien dat de verhoudingen in de ‘Nederlandse’ samenleving van die tijd veel genuanceerder lagen dan de geschiedenisboekjes leren: protestanten en katholieken konden zelfs in oorlogstijd vriendschappelijk met elkaar omgaan. Met sprekende voorbeelden toont Kuijer dan ook dat de kostbare tolerantie niet te danken is aan de hardliners, maar juist aan degenen die de nuance zochten en in staat waren hun eigen cultuur te relativeren.

Stoere draaikonten


Kuijer noemt hen chargerend ‘draaikonten’ en maakt daar een geuzennaam van door te stellen dat juist zij de drijvende kracht waren achter de welvaart die de Nederlanden destijds meemaakten. Meerdere meningen en inzichten die naast elkaar konden bestaan, vormden een voedingsbodem voor uitvindingen en innovaties die voor economische voorspoed zorgden.

Dat stond in schril contrast met het ultraconservatieve en nationalistische Spaanse hof, waar de machtige inquisitie iedere nuance de kop indrukte. Overigens tempert Kuijer de verwachtingen die we bij het begrip tolerantie hebben al vroeg in het boek:

In werkelijkheid is tolerantie een aanzienlijk bescheidener begrip dan naastenliefde. Wanneer ik een bloedhekel aan iemand heb, betekent dat niet dat ik intolerant ben (…). Tolerantie betekent dat je mensen moet verdragen tegen wie je bezwaren hebt. Tolerantie kost inspanning.

Links-rechts

Het is een belangrijk en regelmatig terugkerend inzicht dat Kuijer in het boek naar voren brengt en dat hij koppelt aan de noodzakelijkheid van cultuurrelativisme. Nationalistische roeptoeters wekken makkelijk de schijn van daadkracht en zekerheid, maar het is juist het gebrek aan twijfel en het ontbreken van zelfkritiek dat een cultuur ondermijnt.

Naast de verwijzingen naar de vele bronnen die zijn verhaal in perspectief plaatsen, neemt Kuijer ook de tijd om de vloer aan te vegen met hedendaagse populistische opvattingen. Daarbij probeert hij weg te blijven van links-rechtsdiscussies. Hij pleit immers voor hen die de middenweg bewandelen. Met daarbij de hoop dat ook zij die zich aan de uiteinden van het politieke spectrum bevinden, zich zullen realiseren dat zij zich daar alleen kunnen handhaven als dat door anderen wordt getolereerd: “Het is misschien moeilijk te accepteren dat we van elkaar verschillen, maar voor een florerende samenleving wel noodzakelijk.”

Muziek / Album

Prettig dobberen

recensie: Marten de Paepe - Boskoop

.

Met zijn tweede album Boskoop bewijst Marten de Paepe dat hij tot de betere Nederlandse singer-songwriters behoort. Het recept: bedaarde, melancholieke folk en pop met een mooie tweede stem van Chantal van der Leest.

Twee jaar geleden deed Marten de Paepe in het Utrechts Straatnieuws een boude belofte: de herziene versie van ‘Island In The Sea’ op zijn volgende album zou een van de beste popliedjes uit de historie worden. Nu Boskoop is verschenen mag de conclusie luiden dat het in elk geval een van de beste nummers op de cd is. De overige elf liedjes mogen er trouwens ook zijn. 

Gepromoveerd

~

Boskoop is een flinke stap voorwaarts voor de in Amersfoort woonachtige Marten de Paepe. Op zijn sobere, bijna pastorale debuut toonde hij zich al een getalenteerd liedjesschrijver in de stijl van Nick Drake en Devandra Banhart. Zijn tweede album klinkt een stukje voller en is rijker van instrumentatie. Drie liedjes van het debuut zijn opnieuw bewerkt en gepromoveerd naar Boskoop. Gebleven is het zachte, onnadrukkelijks stemgeluid van De Paepe en de subtiele, licht-melancholiek pop, folk en country. Mooi zijn de bijdrages van Chantal van der Leest, die met haar fijne vocalen extra cachet geeft aan de liedjes, en die van Johan Borger op pedalsteel.

Kalme zee
De albumtitel verwijst naar een tamelijk troosteloos optreden van De Paepe in een kille tuinderskas voor slechts enkele toehoorders. Als de voortekenen niet bedriegen, blijven dergelijke perikelen De Paepe in de toekomst bespaard. De van oorsprong Zeeuwse muzikant staat garant voor behaaglijke, bedaarde luistermuziek. Als een kalme zee waarop het prettig dobberen is, met sporadisch een rimpeling aan het oppervlak. Dat is dan ook het enige minpuntje: iets meer risico had niet misstaan op dit album. Voor de rest: prima de luxe.   

8WEEKLY MediaPlayer

 

Boeken / Fictie

Ogenschijnlijke treurnis met een verfrissend gouden randje

recensie: Emma Henderson (vert. Marijke Koch) - Grace Williams spreekt zich uit

In Grace Williams spreekt zich uit beschrijft debutante Emma Henderson het levensverhaal van een spastisch meisje dat nauwelijks kan praten en het grootste deel van haar leven in een vreselijke inrichting doorbrengt. Alle ingrediënten voor een tranentrekker dus, maar dat valt gelukkig reuze mee.

Grace Williams werd geboren met een te korte tongriem. Een operatie waarbij de tong werd losgeknipt maakte de zaak alleen maar erger, met als gevolg dat elk uitgesproken woord haar enorme moeite kost. Daarnaast heeft ze vanwege haar spasmen, ongelijke benen en verlamde arm ook over de rest van haar lichaam weinig controle. Na tien jaar kunnen haar ouders de verzorging van hun lichamelijk gehandicapte dochter niet meer aan. Ze stoppen haar in de psychiatrische inrichting De Briar waar dokters patiënten misbruiken, zusters sadistische straffen verzinnen zoals het oplikken van poep uit de wc-pot, kortom: waar het leven vreselijk is.  

Woordalchemie

Grace Williams spreekt zich uit is een terugblik op dit op het eerste gezicht zeer treurige leven. Toch is het alles behalve een tranentrekker. Henderson laat, zoals de titel ook al aangeeft, de hoofdpersoon van dit verhaal namelijk zelf aan het woord. En de dan veertigjarige Grace doet dit met veel meer optimisme dan buitenstaanders wellicht zouden doen.

Het belangrijkste lichtpuntje in Grace’ leven is haar medepatiënt en grote liefde Daniel. Zijn fantasierijke verhalen voeren Grace ver weg van De Briar, de wereld over. Met hun verbeelding kunnen ze de realiteit voor even naar hun hand zetten. ‘Woordalchemie’ noemt Daniel dit. Want hoe lichamelijk gehandicapt ze ook zijn, in hun hoofd zijn ze tot alles in staat zolang ze het zich maar voor kunnen stellen.

Narigheid met een glansje
Doordat het verhaal vanuit Grace’ perspectief geschreven is, krijgt de lezer niet alleen haar uiterlijke zwakte, maar ook deze innerlijke kracht, haar verbeelding, te zien. Die stelt haar in staat de vaak nare dingen in haar leven op een positievere manier te zien. Neem de manier waarop ze omgaat met de vermissing van de achterlijke Jesse Jackson tijdens een uitstapje naar het strand. Hij is waarschijnlijk verdronken, maar Grace stelt het zich liever anders voor. In haar beleving is hij gewoon het Engelse Kanaal afgezwommen, net zolang totdat hij bij het mooie schiereiland Gower Peninsula aankwam om daar een nieuw leven op te bouwen.

Met dit soort alternatieve versies van de werkelijkheid legt Grace een sprookjesachtig glanslaagje over haar leven. Dat doet ze ook in de beelden die ze gebruikt om haar werkelijkheid te beschrijven. Zo glimt Daniels hoofd als ‘een in elkaar gedrukte kerstbal’, doet de ondergaande zon gekleurde huizen lijken op ‘het glazuur op een verjaardagstaart’ en kan ze in de verte ‘beslist de zuurtjesroze gloed van Londen zien’.

Een geloofwaardig levensverslag
Was een beschrijving van buitenaf waarschijnlijk alleen maar treurig geweest, dit soort mierzoete beeldspraak geeft het idee dat Grace’ beschrijving volledig de andere kant opslaat naar een zoetsappig sprookje. Toch is dit niet het geval. Grace gaat de negatieve aspecten van haar leven namelijk niet uit de weg. Het verdriet van haar ouders die zo graag willen dat Grace gelukkig is, maar zich niet kunnen voorstellen dat dat mogelijk is, komt bijvoorbeeld regelmatig naar voren. Vooral de scène waarin de moeder haar dochter uit pure wanhoop probeert te smoren om het allemaal maar voorbij te laten zijn, is erg aangrijpend.

Het is natuurlijk enigszins riskant om een personage aan het woord te laten dat zich in het echte leven nooit goed zou kunnen uiten. Niemand kan immers precies weten wat er in het hoofd van een lichamelijk gehandicapt meisje als Grace omgaat. Toch is Henderson erin geslaagd om juist die onbekende kant van het verhaal, namelijk die van de gehandicapte zelf, op geloofwaardige wijze te belichten. Het resultaat is een genuanceerd verslag van het leven van een meisje dat het lang niet altijd makkelijk heeft, maar er toch steeds in slaagt haar leven van een gouden randje te voorzien.

Boeken / Non-fictie

‘Gold does funny things to people’

recensie: Jeroen van Bergeijk - Goudkoorts

Journalist Jeroen van Bergeijk dwaalde drie maanden lang met een metaaldetector door de Australische outback op zoek naar goud. Rijk is hij niet geworden, maar het heeft wel een boeiend boek opgeleverd.

Bij haar ontdekking in de zeventiende-eeuw werd Australië omschreven als een ‘rood, kleefachtig land, dat volgens sommigen ‘goutryck’ bevonden zou kunnen worden.’ Goud en Australië zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en de huidige cultuur in Australië is mede gevormd door de goldrushes van de negentiende eeuw. Goudkoorts biedt een boeiend kijkje in deze onbekende subcultuur.

Goudzoeken met iPhone
Eigenlijk was het pure verveling die Van Bergeijk ertoe bracht om te beginnen met goudzoeken. Maar toen hij eenmaal bezig was, kon hij aan niets anders meer denken: hij had goudkoorts. Om ook de rest van de Nederlanders met deze zeldzame ziekte te infecteren én om zijn boekpresentatie wat op te leuken verstopte hij tien goudklompjes het Vondelpark. Door middel van een smartphone-app konden ze worden opgespeurd. Binnen een kwartier waren alle klompjes gevonden. De realiteit van het goudzoeken ziet er echter anders uit.

Ik banjer door de bush. Ik snuffel onder struiken, dwaal door droge rivierbeddingen, klauter over kwartsrotsen. Dat klinkt misschien aanlokkelijk en rustgevend, één met de natuur en wat al niet….Maar de praktijk van het goudzoeken is van een schier ondraaglijke saaiheid.

In de drie maanden die Van Bergeijk in de outback doorbrengt vindt hij amper goud. Het merendeel van de tijd loopt hij door de eentonige outback en duikelt hij zo nu en dan een spijker of een blikje bier op. Veel actie zit er dus niet in dit boek, maar Van Bergeijk slaagt erin om ondanks de saaiheid van de handeling met levende, beeldende taal de lezer bij de les te houden.

Praktijk en techniek
De taal is niet het enige dat Goudkoorts tot een boeiend, zeer lezenswaardig boek maakt. De praktijk en de techniek van het goudzoeken wordt op een begrijpelijke en goed leesbare manier uitgelegd. Van Bergeijk geeft tevens een kijkje achter de schermen van de grootschalige goudindustrie. Hij rijdt een dagje mee met de vrachtwagenchauffeurs die de gouderts uit de Super Pit, de grootste goudmijn van Australië, halen en gaat op bezoek bij de gold squad, een rechercheafdeling die zich uitsluitend met gouddiefstal bezig houdt. Van Bergeijk laat de lezer een onbekende wereld aan de andere kant van de aardkloot zien.

Tijdens zijn verblijf in Australië woonde Van Bergeijk in een gehucht met welgeteld zeven inwoners. Daardoor leerde hij enkele bewoners van de outback goed kennen. Door middel van gedetailleerde karakterportretten geeft Van Bergeijk een goed beeld van de cultuur en het leven van de mensen in deze onherbergzame omgeving. Voor een groot gedeelte vindt de daar heersende mentaliteit haar oorsprong in de goldrushes van de negentiende eeuw.

Mateship
Australiërs hebben de gewoonte om alles en iedereen mate te noemen. Maar mate is meer dan alleen een stopwoordje. ‘Mateship is het idee van onvoorwaardelijke vriendschap, ontstaan door een gemeenschappelijk doel of ervaring.’ Dit oer-Australische grondbeginsel van mateship is op de goudvelden geboren. ‘De mannen onderin een mijnschacht moesten blind op hun mates boven de grond kunnen vertrouwen. En als er goud werd gevonden, moesten ze op elkaars eerlijkheid vertrouwen.’ Ook het egalitarisme waar Australië bekend om staat is volgens velen ontstaan in de tijd van de goldrushes die iedereen gelijk maakten.

Van Bergeijk citeert de Poolse goudzoeker Seweryn Korzelinski die in zijn memoires de sfeer op de goudvelden beschrijft:

Een kolonel schept aarde opzij voor een zeeman,(…) een priester geeft een neger een vuurtje, een geletterde man sjouwt met een zak aarde, menig baron of graaf deelt zijn drank met een hindoe, en allemaal zien ze er zo ruig, stoffig en modderig uit dat hun eigen moeder hen niet zou herkennen. Hier zijn we allemaal verenigd onder één gemene deler: die van de digger.

Van Bergeijk blijft kritisch
Iedereen was gelijk. Behalve de Aborigines. ‘Zij werden ingehuurd als gidsen, maar deelden niet mee in de goudwinst.’ Tot op de dag van vandaag zijn de Aborigines de verliezers van de Australische samenleving. Als we van Bergeijk mogen geloven zijn er circa een half miljoen Aborigines in Australië, waarvan driekwart onder de armoedegrens leeft. Vrijwel alle goudzoekers die Van Bergeijk benadert waren niet goed te spreken over de ‘Abo’s’. Door hun dorpen te bezoeken en te laten zien hoe verschrikkelijk actueel dit onderwerp nog altijd is, wordt Van Bergeijks verslag volledig en evenwichtig.

Hoe indrukwekkend Van Bergeijk Australië en het goudzoeken ook vindt, hij blijft kritische noten plaatsen bij zijn nieuwe hobby en laat belangrijke analyses over de negatieve kanten van het goudzoeken niet achterwege. Hij houdt zich bezig met de schade aan het milieu die veroorzaakt wordt door de grootschalige, mechanische mijnbouw maar ook door goudzoekers die overal hun troep achterlaten.

Bovendien analyseert hij de manier waarop mensen met goud omgaan, hoe ze op goud reageren, kortom: wat goud met een mens doet. En deze, vaak erg zelfreflectieve overpeinzingen zijn misschien wel de meest interessante passages in het boek. Want: Gold does funny things to people.’

Muziek / Album

Jazz en pop in balans

recensie: Finn Silver - Crossing the Rubicon

De cd-hoes van het debuutalbum van de Nederlandse band Finn Silver ziet eruit als een hippiedocument. Toch biedt Crossing the Rubicon geen herleving van de jaren zestig, maar sluit het aan bij de stroom jazz/pop die momenteel bon ton is.

Dat betekent nog niet dat Finn Silver een grijze muis is temidden van vele gelijksoortigen. De band heeft een eigen geluid dat in de ruimte lijkt te zweven maar tegelijkertijd veel substantie heeft. De inbreng van een aantal jazzmuzikanten zorgt in compositie en spel voor een jazzelement met complexe structuren en gevarieerde ritmes en maatsoorten, terwijl er eveneens de toegankelijkheid is van catchy popsongs. De muzikale wegen zijn in grote lijnen begaanbaar, terwijl er ook genoeg kronkelweggetjes, hobbels en steile hellingen zijn. Hier krijgt een balans vorm, die de band een zekere eigenheid geeft.

Vorm en inhoud

~

De verpakking van de cd-hoes en de muzikale inhoud corresponderen slechts ten dele als het gaat om lichtheid van kleuring en gewicht. De zang van Van Poll heeft weinig zwaarte en klinkt meestal opgewekt, terwijl het geluidsbeeld transparant is gehouden. Stemmigheid en diepte zijn wel te vinden op het nummer ‘The Rubicon’, met een imponerende gestreken contrabas van Ernst Glerum en lyrisch pianospel van Daan Herweg. ‘Way Home’ klinkt als een hedendaags klassieke jazzballad, met zwoel saxofoonspel van Ben van Gelder en sprankelende tonen van Herweg, wederom op piano. Ook ‘Fertile Soil’ zou zomaar een eigentijdse standard kunnen zijn, de zang van Van Poll heeft hier veel expressie en bewogenheid en laat horen dat ze ook met het lagere register uit de voeten kan.

Van Poll zingt strak, rechttoe rechtaan, zonder allerlei tierlantijnen en andere versieringen of geforceerde falset. Dat is heel plezierig, zeker voor de wat langere duur, want al die fratsen kunnen al gauw een kunstje worden en leiden tot ergernis bij de luisteraar. Vlak klinkt de zangeres echter allerminst, met veel nuances en schakeringen en uithalen waar dat nodig is. Zij schreef de meeste teksten, die ze overtuigend, stijlvol en niet pathetisch voordraagt. De liefde blijft een onuitputtelijke bron, maar ook andere belevenissen zijn onderwerp, altijd persoonlijke ervaringen.

Glansrollen zijn er ook voor toetsenist Herweg, bandleider bij Caro Emerald, met zijn rollende klanken, en altsaxofonist Van Gelder, die sfeervolle lijnen met uitgekiende noten uitzet. De een spreidt gretigheid tentoon die aanstekelijk werkt en de ander klinkt bedachtzaam en zeer muzikaal. Herweg componeerde ook de meeste nummers, samen met producer/percussionist Mark Berman. De oudere Glerum vormt met zijn royale ervarenheid een goed tegenwicht tegen al dat jonge talent. Met releases in onder meer Japan en Taiwan betekent Crossing the Rubicon een prachtig exportproduct, en niet zozeer voor hippies, maar vooral voor mensen van nu.

8WEEKLY MediaPlayer