Boeken / Non-fictie

‘Gold does funny things to people’

recensie: Jeroen van Bergeijk - Goudkoorts

Journalist Jeroen van Bergeijk dwaalde drie maanden lang met een metaaldetector door de Australische outback op zoek naar goud. Rijk is hij niet geworden, maar het heeft wel een boeiend boek opgeleverd.

Bij haar ontdekking in de zeventiende-eeuw werd Australië omschreven als een ‘rood, kleefachtig land, dat volgens sommigen ‘goutryck’ bevonden zou kunnen worden.’ Goud en Australië zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en de huidige cultuur in Australië is mede gevormd door de goldrushes van de negentiende eeuw. Goudkoorts biedt een boeiend kijkje in deze onbekende subcultuur.

Goudzoeken met iPhone
Eigenlijk was het pure verveling die Van Bergeijk ertoe bracht om te beginnen met goudzoeken. Maar toen hij eenmaal bezig was, kon hij aan niets anders meer denken: hij had goudkoorts. Om ook de rest van de Nederlanders met deze zeldzame ziekte te infecteren én om zijn boekpresentatie wat op te leuken verstopte hij tien goudklompjes het Vondelpark. Door middel van een smartphone-app konden ze worden opgespeurd. Binnen een kwartier waren alle klompjes gevonden. De realiteit van het goudzoeken ziet er echter anders uit.

Ik banjer door de bush. Ik snuffel onder struiken, dwaal door droge rivierbeddingen, klauter over kwartsrotsen. Dat klinkt misschien aanlokkelijk en rustgevend, één met de natuur en wat al niet….Maar de praktijk van het goudzoeken is van een schier ondraaglijke saaiheid.

In de drie maanden die Van Bergeijk in de outback doorbrengt vindt hij amper goud. Het merendeel van de tijd loopt hij door de eentonige outback en duikelt hij zo nu en dan een spijker of een blikje bier op. Veel actie zit er dus niet in dit boek, maar Van Bergeijk slaagt erin om ondanks de saaiheid van de handeling met levende, beeldende taal de lezer bij de les te houden.

Praktijk en techniek
De taal is niet het enige dat Goudkoorts tot een boeiend, zeer lezenswaardig boek maakt. De praktijk en de techniek van het goudzoeken wordt op een begrijpelijke en goed leesbare manier uitgelegd. Van Bergeijk geeft tevens een kijkje achter de schermen van de grootschalige goudindustrie. Hij rijdt een dagje mee met de vrachtwagenchauffeurs die de gouderts uit de Super Pit, de grootste goudmijn van Australië, halen en gaat op bezoek bij de gold squad, een rechercheafdeling die zich uitsluitend met gouddiefstal bezig houdt. Van Bergeijk laat de lezer een onbekende wereld aan de andere kant van de aardkloot zien.

Tijdens zijn verblijf in Australië woonde Van Bergeijk in een gehucht met welgeteld zeven inwoners. Daardoor leerde hij enkele bewoners van de outback goed kennen. Door middel van gedetailleerde karakterportretten geeft Van Bergeijk een goed beeld van de cultuur en het leven van de mensen in deze onherbergzame omgeving. Voor een groot gedeelte vindt de daar heersende mentaliteit haar oorsprong in de goldrushes van de negentiende eeuw.

Mateship
Australiërs hebben de gewoonte om alles en iedereen mate te noemen. Maar mate is meer dan alleen een stopwoordje. ‘Mateship is het idee van onvoorwaardelijke vriendschap, ontstaan door een gemeenschappelijk doel of ervaring.’ Dit oer-Australische grondbeginsel van mateship is op de goudvelden geboren. ‘De mannen onderin een mijnschacht moesten blind op hun mates boven de grond kunnen vertrouwen. En als er goud werd gevonden, moesten ze op elkaars eerlijkheid vertrouwen.’ Ook het egalitarisme waar Australië bekend om staat is volgens velen ontstaan in de tijd van de goldrushes die iedereen gelijk maakten.

Van Bergeijk citeert de Poolse goudzoeker Seweryn Korzelinski die in zijn memoires de sfeer op de goudvelden beschrijft:

Een kolonel schept aarde opzij voor een zeeman,(…) een priester geeft een neger een vuurtje, een geletterde man sjouwt met een zak aarde, menig baron of graaf deelt zijn drank met een hindoe, en allemaal zien ze er zo ruig, stoffig en modderig uit dat hun eigen moeder hen niet zou herkennen. Hier zijn we allemaal verenigd onder één gemene deler: die van de digger.

Van Bergeijk blijft kritisch
Iedereen was gelijk. Behalve de Aborigines. ‘Zij werden ingehuurd als gidsen, maar deelden niet mee in de goudwinst.’ Tot op de dag van vandaag zijn de Aborigines de verliezers van de Australische samenleving. Als we van Bergeijk mogen geloven zijn er circa een half miljoen Aborigines in Australië, waarvan driekwart onder de armoedegrens leeft. Vrijwel alle goudzoekers die Van Bergeijk benadert waren niet goed te spreken over de ‘Abo’s’. Door hun dorpen te bezoeken en te laten zien hoe verschrikkelijk actueel dit onderwerp nog altijd is, wordt Van Bergeijks verslag volledig en evenwichtig.

Hoe indrukwekkend Van Bergeijk Australië en het goudzoeken ook vindt, hij blijft kritische noten plaatsen bij zijn nieuwe hobby en laat belangrijke analyses over de negatieve kanten van het goudzoeken niet achterwege. Hij houdt zich bezig met de schade aan het milieu die veroorzaakt wordt door de grootschalige, mechanische mijnbouw maar ook door goudzoekers die overal hun troep achterlaten.

Bovendien analyseert hij de manier waarop mensen met goud omgaan, hoe ze op goud reageren, kortom: wat goud met een mens doet. En deze, vaak erg zelfreflectieve overpeinzingen zijn misschien wel de meest interessante passages in het boek. Want: Gold does funny things to people.’