Boeken / Non-fictie

Bijbel voor bluesliefhebbers

recensie: Leendert van der Valk - Duivelsmuziek

Slechts een handvol opnames nam ruimteschip de Voyager mee om het heelal te verrijken met ’s werelds mooiste muziek. Grootheden als Bach en Beethoven gingen aan boord – maar ook de ijzingwekkende bluesklanken van ‘Dark was the night’. Over het land waar dit lied geboren werd, gaat Duivelsmuziek.

Over het land waar dit lied geboren werd, gaat Duivelsmuziek.

Samen met fotografe Winnifred Wijnker fietste schrijver Leendert van der Valk in een maand tijd van Memphis, zuidwaarts langs de Mississippi, naar New Orleans. Het doel: doordringen in het hart van het land dat bluesgrootheden als Robert Johnson en Mississippi John Hurt voortbracht. Begeleid door sfeervolle foto’s bezingt Van der Valk historische locaties als de geboorteplaats van Muddy Waters en de gevangenis waar Leadbelly ontdekt werd. Maar Duivelsmuziek tracht ook een weg te vinden ónder het voor toeristen schoongepoetste oppervlak van het blueserfgoed.

Het spook van de slavernij
Want wie in de zompige voedingsbodem van de blues graaft, wekt onvermijdelijk oude demonen uit hun slaap; Van der Valk beseft zich maar al te goed dat het ‘Huis van de Blues’ gebouwd is met slavenbloed. De zoektocht van Duivelsmuziek is zo ook een reis terug in de tijd, naar een mistig verleden van slavenschepen en katoenplantages, van Jim Crowwetgeving en meedogenloze mensenhandel. Al gauw blijkt dat de sporen van de slavernij nauwelijks uitgewist zijn: shotgun shacks en zelfs chaingangs zijn met het rivierlandschap vergroeid.

Zo rijst bovendien de vraag of het kwaad niet – dieper nog dan in het land – in de harten van de mensen ingegraven is. Slechts een halve eeuw geleden kleurde de Mississippi nog rood van het bloed van Emmett Till, die zijn avances naar een blanke vrouw moest bekopen met een gruwelijke dood. En ook nu stuiten onze reisgidsen op blanken die zonder omhaal van woorden hun afkeer van zwarten uiten. Omgekeerd treffen ze zwarten, die cynisch stellen dat de slavernij nooit beëindigd is: niet door Abraham Lincoln, niet door Martin Luther King, niet door Barack Obama.

Ongemakkelijke vragen
Van der Valk bezingt behalve haar schoonheid dus ook de verschrikkingen die de blues gevormd hebben. Deze keuze stelt hem voor ongemakkelijke vragen. In hoeverre wordt zijn romantische beeld van een eenzame oude blueszanger gevoed door dezelfde mythe die het voortwoekeren van de slavernij mogelijk maakte? En is hij uiteindelijk niet slechts een veredelde ramptoerist, een rijke blanke die parasiteert op het leed dat zijn voorouders aanrichtten? Op zulke vragen zijn geen eenvoudige antwoorden, maar het getuigt van moed dat Van der Valk ze niettemin aan de orde stelt.

Lof verdient ook Van der Valks schrijftalent. Niet alleen beschikt hij over een scherp journalistenoog voor beeldende details, eenmaal bevangen door de muziek of het land weet hij ook met de weidse, lyrische blik van een dichter de wereld tot leven te wekken. In slechts één zin vat hij de in legendes gehulde Robert Johnson – de prins der bluesdichters die volgens sommigen Walt Whitman las en volgens anderen zijn ziel aan de duivel verkocht: ‘Zijn ijle stem en gejaagde gitaarspel laten hordes hellehonden los, de blues valt op hem neer als hagel, kwade geesten jagen hem na.’

Verwaaide stemmen
Zoals de Grand Tour Europeanen langs de vergane glorie van de antieke wereld voerde, zo reizen Wijnker en Van der Valk langs de plekken waar de blues ontkiemde, floreerde, en weer verstierf. De eenzame oude blueszanger die zijn gitaar en verweerde stem over de velden laat galmen vinden ze niet, wel vergeten graven in de bossen en verre herinneringen langs de oevers van de Mississippi. Zo verandert hun lofzang langzaam in een treurlied – een blues – over een muziekcultuur die even snel opkwam als ten onder ging. Gelukkig leeft zij voort in de herinnering, in de bezwerende ritmes van rock ’n roll, in krakerige opnames die tot ver in de ruimte rondzwerven – én in prachtige boeken als Duivelsmuziek.

 

8WEEKLY MediaPlayer

 

Boeken / Fictie

Liefde als medicijn tegen misère

recensie: Hans Fallada (herziene vert. A. Folkertsma) - Wat nu, kleine man?

Soms kan één boek een uitgeverij van de financiële afgrond redden. Hans Fallada’s Wat nu, kleine man? kwam voor Ernst Rowohlt precies op het goede moment. Fallada raakte met zijn realistische weergaven van sociale misstanden bij Duitsers de juiste snaar.

Dat Fallada (1893-1947), die eigenlijk Rudolf Ditzen heette, succes mocht meemaken mag een klein wonder heten. Fallada was al op jonge leeftijd depressief en probeerde samen met een eveneens depressieve vriend in een pistoolduel zelfmoord te plegen. Zijn vriend werd geraakt, Fallada overleefde. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zat hij in Berlijn. Daar kon hij zich volledig aan zijn destructieve grillen overgeven. Hij raakte verslaafd aan drank en morfine en was tot afgrijzen van zijn ouders kortstondig verloofd met een meisje uit de middenstand.

Man van het volk
Toch kwam zijn literaire talent bovendrijven. Fallada’s fijne neus voor de mores van de gewone man, aangevuld met de strubbelingen uit zijn eigen leven, zijn kenmerkend voor zijn romans. In Wat nu, kleine man? (1932) beschrijft Fallada de sociale neergang van zijn hoofdpersoon, Johannes Pinneberg, nadat hij zijn baan als ambtenaar verliest. Net als de schrijver zelf is Pinneberg de  kostwinner van een jong gezin in tijden van economische crisis. En ook Pinnebergs vrouw Engeltje komt uit arbeiderskringen. In het provincieplaatsje Ducherow is geen werk meer dus vertrekt het gezin naar Berlijn.

In Berlijn wordt Pinneberg broekenverkoper in het (Joodse) warenhuis Mandel. Hij doet het goed,  maar verliest zijn zelfvertrouwen wanneer in het warenhuis verkoopquota worden geïntroduceerd. Pinneberg wordt ontslagen en kan zijn gezin niet meer onderhouden. Fallada beschrijft in zijn vlotte, heldere stijl mooi de omkering van het traditionele man-vrouw rolpatroon wanneer Engeltje bij de rijke middenstand sokken gaat stoppen.

Vrouwelijk rolmodel
Daarnaast illustreert Fallada treffend de starheid van de bureaucratie. Als Pinneberg geld bij het ziekenfonds komt ophalen wordt hij bruusk weggestuurd. Uiteindelijk wil Pinneberg hout stelen om zo zijn gezin, met wie hij inmiddels in een schuur buiten Berlijn woont, te kunnen verwarmen. Maar terwijl Fallada zelf wegens verduistering in de gevangenis belandde, weet Engeltje Pinneberg om te praten. Voor een etalageruit fantaseert Pinneberg over de voor hem uitgestalde onbetaalbare producten. Zelfs dat mag in crisistijd niet meer. De politie achtervolgt hem en de verzamelde omstanders honen hem weg.

Door het besef dat hij definitief niet meer tot de middenklasse, maar tot het proletariaat behoort durft Pinneberg uit schaamte niet naar huis. Engeltje ziet hem uiteindelijk tussen de bomen staan en roept hem binnen. De laatste, ietwat pathetische scène van het boek gaat als volgt:

Engeltje, wat hebben ze met me gedaan… De Politie… ze hebben me van het trottoir geduwd… ze hebben me weggejaagd… hoe kan ik de mensen nu nog in de ogen kijken? … Ze fluistert: Maar je kunt mij toch in de ogen kijken, jongen! Altijd. Altijd! Je bent toch bij mij, we horen toch bij elkaar…

De boodschap van Fallada is helder; in tijden van economische crisis doen sociale neergang of ideologisch verschillende inzichten er niet toe. Er is maar een ding dat telt en dat is de warmte en liefde van het gezinsleven. Daarmee lijkt Fallada zich bewust te hebben afgekeerd van de politieke omwentelingen van de jaren dertig. Destijds zagen de Duitse lezers dat anders. Door haar onbegrensde liefde, haar spaarzaamheid, haar reinheid en haar optimisme voldeed Engeltje precies aan het vrouwelijke ideaalbeeld dat iedere willekeurige politieke partij er toen op nahield.

Muziek / Album

De verdomde dagen van een dorstig man

recensie: Skarl - Hotel Korsakov

Buiten Friesland is de formatie Skarl nog vrij onbekend. Onterecht, want dit eigenzinnige Friese gezelschap voegt wel degelijk iets toe aan de hedendaagse Nederpop.

Op Serenade verraste Skarl vier jaar geleden met een prettig dwars geluid dat sterk deed denken aan Krang, de vroegere band van André Manuel. Ook Tom Waits was nooit ver weg. Ketelmuziek van de betere soort dus, gezongen in het Fries.

~

Op hun derde cd Hotel Korsakov verruilt Skarl (Fries voor ‘scharrel’) het krakende en puffende geluid van hun eersteling voor een meer gepolijst geluid. Geen marimba, klokkenspel, draailier en traporgel deze keer, maar gitaar, banjo en mandoline. De sax en trombone zorgen voor een jazzy touch. Voorman Pieter Kurpershoek gromt een stukje minder en voornamelijk in het Nederlands bovendien. Al met al acteert Skarl op Hotel Korsakov minder weerbarstig en meer poppy.

Ondanks deze concessies blijft Skarl een bijzonder ensemble. Luister maar naar de rinkelende piano en onderkoelde blazers in ‘Dankbaar en Blij’. Of naar de weemoedige saxofoonsolo in het dromerige ‘Nachtschilder’. Het kolderieke ‘Zuigling’ klinkt luchtig als een zomerbriesje. En een kermisorgel en krijsende meeuwen geven het titelnummer de juiste toon. Mooiste lied op de cd is de ballade ‘Fokje Modder’, een titel die verwijst naar de meest ongewone (op internet verkozen) vrouwennaam van 2010.

Drank speelt een voorname rol in het universum van Skarl: ‘De verdomde dagen van een dorstig man, een beetje troost en liefde voor deze charlatan’ zingt Kurpershoek in ‘Verdomde Dagen’. Om te vervolgen: ‘Geen spijt, geen angst, geen meelij of enkel een wijze les, het was wederom een innig samenzijn met mijn laatste fles’. Ook in ‘Hotel Korsakov’ is het woord aan de droeve drinker: ‘Ik hef het glas op de bevroren eenzaamheid. Houd het vast en raak het kwijt.’ Hoewel Skarl soms iets te nadrukkelijk citeert uit werk van hun muzikale voorbeelden, verdient de band beslist meer aandacht.

 

8WEEKLY MediaPlayer

 

Theater / Voorstelling

Introdans deelt jubileumfeest letterlijk met publiek

recensie: Vier40

Het Arnhemse dansgezelschap Introdans bestaat veertig jaar. Dit jubileum wordt groots gevierd met de voorstelling VIER40. Met onder andere twee Nederlandse premières laat Introdans ook het publiek van dit feestje meegenieten.

. Met onder andere twee Nederlandse premières laat Introdans ook het publiek van dit feestje meegenieten.

Foto: Hans Gerritsen

Foto: Hans Gerritsen

Voor de pauze is dat publiek getuige van Les Noces van Stijn Celis, een dans die live wordt begeleid met muziek van Igor Stravinski. Mede door de intensiteit van de muziek (door studenten van het ArtEZ Conservatorium) en zang (van Musica Vocale), vormt die een bijzonder sterk geheel met de dans. Een groot ensemble van twaalf mannen in pak en twaalf vrouwen in witte jurken danst deze choreografie. De dansers worden daarbij voornamelijk begeleid door de mannen uit het koor, terwijl de vrouwen zingen wanneer de groep danseressen haar virtuositeit toont. Een duet in de zang betekent daarnaast ook een duet in de dans. De choreografie is afwisselend ruw en sierlijk, groots en subtiel. In dit stuk blijkt echter ook hoe moeilijk het is om lange tijd synchroon te dansen met een groep zo groot als deze, waardoor het als geheel soms wat rommelig oogt.                        

celebrAGE
In het tweede deel van de voorstelling krijgt het publiek drie dansen te zien die samen celebrAGE vormen. Gisela Rocha en Adriaan Luteijn creëerden hiervoor ieder een eigen choreografie en maakten tot slot samen een feestelijke finaledans. Zoals de titel doet vermoeden, spelen de thema’s feest vieren en ouder worden hierbinnen een belangrijke rol.

Foto: Erwin Olaf

Foto: Erwin Olaf

Het stuk van Luteijn begint met slapstickachtige verjaardagsfeestjes, maar wordt serieuzer wanneer ook het verval van het menselijk lichaam wordt verbeeld. De steeds veranderende gezichten die hierbij op de achterwand worden geprojecteerd leiden soms wat af, maar over het algemeen is het een mooie choreografie met prachtige lijnen. De choreografie Four, van Rocha, sluit hier wat betreft sfeer mooi op aan. Deze begint met vijf dansers die speels bewegen in een witte ruit op de zwarte dansvloer. Via een sensueel duet met op de achtergrond filmbeelden van Erwin Olaf, eindigt dit gedeelte ten slotte met een dans die gekenmerkt wordt door een prachtig gebruik van licht, wat een herfstachtig kleurenpalet oplevert.                                          

Bombastisch gala
De finale van de voorstelling is een nogal bombastisch gala vol danseressen in zwierende jurken en met glinsterende hoofdtooien. Enkele toeschouwers worden door hen richting toneel gedirigeerd waarmee het feestje letterlijk met het publiek gevierd kan worden. De confetti die aan het eind op een verlaten toneel naar beneden wordt gestort maakt het feest uiteindelijk compleet. Hoe verschillend Les Noces en celebrAGE ook mogen zijn, de combinatie van de twee delen zorgt wel voor een afwisselend programma. Het jubileumfeestje van Introdans pakt daarmee goed uit en het publiek kan volop mee vieren.

Boeken / Non-fictie

Voer voor filosofen

recensie: Theo de Boer en Peter Henk Steenhuis - Denken over dichten

.

In het lijvige Denken over dichten proberen filosoof Theo de Boer en journalist Peter Henk Steenhuis op een nuchtere vraag-en-antwoordmanier verbanden te leggen tussen poëzie en filosofie. Steenhuis als nieuwsgierige aangever en De Boer als terzakekundige afmaker. Want, zo stellen ze in het voorwoord, er is een wederkerige relatie tussen de poëzie en filosofie. ‘De filosoof plaatst wat de dichter hem laat zien in een horizon en probeert een raamwerk bewust te maken.’

Nog ingewikkelder


Verdeeld over verschillende thematische hoofdstukken als Liefde, Het Niets, Leven en dood worden een aantal verzen van dichters als Kopland, Rilke, Vondel en Celan onder de loep genomen. Een wat beknopte selectie, want de echt ‘moeilijke’ dichters zijn achterwege gelaten. Er wordt verwezen naar de klassieken – met opvallend veel christelijke bronnen – en naar de filosofen uit de negentiende en twintigste eeuw. Dat is een interessante manier om de dichtkunst te belichten, die echter tegelijk het risico heeft de materie nog ingewikkelder te maken dan zij al is. Goethe, dichtervorst uit Duitsland, schreef in 1829: ‘De kunst moet onafhankelijk zijn van de filosofie, zij heeft door de vrije ontplooiing van natuurlijke menselijke krachten altijd het beste gedijd.’

‘Pöezie is een daad’, dichtte Remco Campert en volgens Willem Kloos is zij ‘de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie’. Wat zoveel wil zeggen als: de dichter dicht en de lezer leest. De lezer ondergaat en kijkt daarbij naar zijn eigen horizon. Die allerindividueelste emotie laat niet altijd ruimte voor interpretatie en duiding van een gedicht of van de dichter. De woorden zouden het moeten doen, niet de mogelijke betekenis of de achtergronden.

Het totale wegcijferen

Maar de auteurs van Denken over dichten hebben zich tot taak gesteld de filosofische interpretatie aan te gaan. Bijvoorbeeld met dit gedicht van Rutger Kopland:

Ga nu maar liggen liefste in de tuin,
de lege plekken in het hoge gras, ik heb
altijd gewild dat ik dat was, een lege
plek voor iemand, om te blijven.

Een prachtig liefdesgedicht, met een mooi ritme en een goed gebruikt enjambement. De verbeelding van de lege plek in het hoge gras maakt het verlangen naar de ander en de liefdevolle geborgenheid haast tastbaar. Vooral de komma in de laatste regel doet veel en laat in het midden of de spreker of de aangesprokene degene is die zal blijven. Maar, zegt de filosoof, dit gedicht is ook een directe verbeelding van het totale wegcijferen.

Je zou kunnen zeggen dat de ik-figuur naar een vroege, bijna prenatale geborgenheid verlangt. De symbiotische relatie uit de allervroegste kindertijd waarin het kind niets en de moeder alles is. Dus de ik-figuur als een onvolwassen iemand die het symbiotische stadium nooit te boven is gekomen.

Gelukkig zegt De Boer in de volgende alinea dat zijn ‘raamwerk’ een manier is waarop je dit gedicht kúnt interpreteren. Het hoeft dus niet, je kunt ook eenvoudig blijven denken aan de allergrootste liefde van je leven. De gespreksvorm tussen de filosoof en de journalist biedt een respectvol platform voor overdenking. Dat is voor filosofen een aardige mogelijkheid om hun licht te laten schijnen over de symbolische taal van de dichter en voor de poëzieliefhebber een van de vele handreikingen­ eens verder te kijken dan die eigen individuele emotie. Als daar behoefte aan is.

Meer dan ondergaan

Denken over dichten is een mooie uitgave. Nu eens niet een bloemlezing naar thema of de persoonlijke canon van een deskundige, maar een naslagwerk voor lezers die van de dichtkunst meer willen dan slechts het ondergaan. En de filosofie blijkt vele nieuwe invalshoeken te kunnen laten zien. Weldadig geïllustreerd met ondersteunend en ook suggestief beeldmateriaal. Een register ontbreekt echter en dat is een groot gemis in een boekwerk met zo veel verwijzingen.

Theater

Opa is een held

recensie: Zoek Het Lekker Zelf Uit

Zoek het lekker zelf uit is de eerste jeugdvoorstelling in de zesdelige reeks Het Beloofde Feest. Ilay den Boer brengt zijn zoektocht naar identiteit, generatieconflict en een beladen geschiedenis op een manier die zowel het jeugdige als het volwassen publiek aanspreekt.

Ilay den Boer brengt zijn zoektocht naar identiteit, generatieconflict en een beladen geschiedenis op een manier die zowel het jeugdige als het volwassen publiek aanspreekt.

‘Heb jij een held?’ vraagt Ilay den Boer aan het jonge publiek dat het toneel omringt. Daarmee is de toon van de voorstelling, waarin toeschouwers ook meedenken en meedoen, gezet. Op een manier die vertrouwen uitstraalt, betrekt hij een grote groep mensen bij de voorstelling, en daarmee ook bij de geschiedenis van zijn familie. Samen met Florian de Backere, die hem op een steiger vol instrumenten muzikaal ondersteunt, vertelt Den Boer het verhaal van zijn opa: gevlucht uit Duitsland, kinderpsycholoog in Israël en zijn grote held.

Familiegeschiedenis beleven

~

Met afwisselend spel en vertelling weet Den Boer dit verhaal perfect te verplaatsen naar het hier en nu. Door middel van spelletjes illustreert hij de anekdotes over zijn opa. Met het stellen van vragen – Zou jij je land gaan helpen als dat in oorlog was? – laat hij de toeschouwers, zowel jong als oud, meedenken over de dilemma’s waarmee zijn opa worstelde. Dit alles doet hij zonder zich te verlagen tot het niveau van de kinderen: het spelelement laat hen delen van de familiegeschiedenis beleven. Dit geeft hen handvatten om ook de rol van de nog complexere Joodse geschiedenis te kunnen volgen.

De muziek van De Backere ondersteunt daarbij de ontwikkeling die plaatsvindt in de voorstelling. Waar Den Boer enthousiast vertelt over de fameuze speurtochten van zijn opa en de unieke meubelontwerpen die hij maakte (Den Boer organiseert nog snel een wedstrijdje ‘krukje in elkaar zetten’), begeleid De Backere hem met sprankelende tonen uit de melodica. Op het moment dat herinneringen emotioneler worden zijn het de klarinet en mondharmonica waarmee De Backere de sfeer versterkt.

Felle monoloog over Israël
Richting het einde van de voorstelling lijkt de sfeer wat om te slaan. Eindelijk mag Den Boer de envelop met daarin de laatste wens van zijn opa openen. Hij wil het liefst dat zijn kleinzoon, net als hij zelf ooit deed, terug gaat naar Israël om daar de oorlog uit de kinderen te halen. Waar het eerder in de voorstelling vol verbeeldingskracht ging over de goede en minder goede kanten van het leven van zijn Joodse opa in Israël, windt Den Boer zich behoorlijk op in een felle monoloog over het ‘verpeste land Israël’ met zijn ‘arrogante bevolking vol van eigendunk’. Of hij net als zijn opa terug zal keren is dus nog maar de vraag. In deel vijf en zes van deze serie komen we daar misschien meer over te weten. Tot die tijd zoekt Ilay den Boer dat waarschijnlijk vooral zelf uit.

Zoek het lekker zelf uit is in november te zien in Den Bosch, Zaandam, Alkmaar en Hasselt. Kijk voor de precieze data op www.huisvanbourgondie.nl

Boeken / Non-fictie

Apologie voor de luie burger

recensie: Peter Kanne - Gedoogdemocratie. Heeft stemmen eigenlijk wel zin?

In de tendentieuze ondertitel van dit boek is de kernthese samengevat: politici luisteren niet naar burgers, en langzamerhand worden de burgers dit zat. Waarom überhaupt nog stemmen, Den Haag doet immers toch wat het wil.

Met veel cijfers en voorbeelden uit de alledaagse Nederlandse politiek van het afgelopen decennium onderzoekt Peter Kanne het vermeende gat tussen kiezerswil en daadwerkelijke politieke actie. Met dit boek lijkt Kanne, werkzaam bij marktonderzoekbureau TNS NIPO, aan te willen sluiten op de almaar duidelijker wordende politieke onvrede onder de burgers. In simpel taalgebruik schijnt Kanne de gemiddelde Nederlandse burger inzicht te willen bieden in actuele politieke trends.

Kannes procentpunten
Zijn poging is dapper. En voor de Telegraaflezer die op dit boek stuit en door de titel wordt verleid, is ook het resultaat potentieel waardevol. De wisseling in standpunten, de verwaterende ideologieën en de opkomst van de nieuwe sociaal-culturele dimensie komen aan bod om de verslechterende verhouding tussen politieke partij en kiezer te beschrijven.

Maar meer dan beschrijven wordt het niet. Want Kanne werkt vooral met statistiek, en hoewel zijn procentpunten een solide houvast geven, bieden ze nauwelijks verklaring. Nu verwijst Kanne wel af en toe naar recente politicologische literatuur, maar altijd naar de meest uitgekauwde, en hij geeft er nooit een eigen draai aan.

Zorgzaam en veilig

~

Dit neemt niet weg dat zijn cijfers wel zeggingskracht hebben. Kanne geeft in een kwadrant weer hoe de discrepantie tussen partijen en kiezers er werkelijk uit ziet. In het licht van de vaak gehoorde bewering dat partijen ideologisch nauwelijks van elkaar zijn te onderscheiden, is het opvallend te zien dat veel kiezers zich meer in het midden bevinden dan de partijen van hun voorkeur. De gemiddelde PVDA- en GroenLinks-kiezers zijn minder links en minder progressief dan deze partijen, terwijl kiezers van de meer rechtse en meer conservatieve VVD en CDA zowel linkser als progressiever zijn.

Ook opmerkelijk is dat het gros van de kiezers het beste valt onder te brengen bij het wereldbeeld ‘zorgzame regio’, waarin de regelingen van de verzorgingsstaat centraal staan. Maar de politieke elite doet natuurlijk iets heel anders, die is al decennia lang die regelingen aan het opheffen en aan het inperken (de vraag in hoeverre dit onvermijdelijk is daargelaten). Het wereldbeeld dat dan ook meer aansluit op de voorkeuren van de politieke elite is dat van de meer atomistische, meer mondiaal gerichte prestatiemaatschappij.

Het gaat om de inhoud
Deze discrepanties zijn ook zichtbaar in de sociaal-economische verhouding van de gemiddelde kiezer tot het huidige (gedoog)kabinet. CDA-kiezers zijn veel linkser, en andere kiezers stemden PVV omwille van hun AOW-standpunt – dat breekpunt, weet u nog? Het is een van Kannes vele, maar helaas overbekende voorbeelden van punten waarop de kiezer zich ‘knollen voor citroenen laat verkopen’. Keer op keer benadrukt Kanne dus de veelvuldige fouten van de politieke partijen. Weliswaar stelt hij in een bijzinnetje dat ook de kiezers en de media een rol spelen, maar hij vervolgt direct met de veel hardere stelling dat de partijen de absolute hoofdverantwoordelijken zijn voor de mislukkende vertegenwoordigende democratie.

En dat is al te makkelijk. Jazeker, partijen draaien, liegen en huichelen, en dat is alleszins laakbaar. Maar tegelijkertijd zijn ook de burgers in deze mediademocratie te kortzichtig en te lui om een politicus te ondersteunen die durft te wijzen op de realiteit. Het probleem is toch ook dat de ontevreden, maar zelfgenoegzame burgers niet de tijd en moeite voor de politiek willen opbrengen die nodig is om te kunnen begrijpen wat er inhoudelijk gaande is. Het burgerlijke geklaag heeft daarom vaak iets gratuits.

Duidelijk is dat verandering noodzakelijk is. Kanne stelt terecht dat ons partijenstelsel op de schop moet. Maar naast de aflatende burgers gaat hij ook niet in op de gigantische impact van de veelbepalende media. Het is de wisselwerking binnen deze politieke drie-eenheid die de kaders van het politieke spel bepaalt – en ieder voorstel tot werkelijke verandering dient deze wisselwerking te adresseren.

Kunst / Expo binnenland

De loopbaan van een winnaar

recensie: Jan Sluijters - Sluijters

Een studiereis door Europa winnen met een traditioneel geschilderd, Bijbels tafereel, om vervolgens zoenende vrouwen in het Parijse nachtleven vast te leggen. Jan Sluijters wist duidelijk goed waar hij mee bezig was.


Femmes qui s'embrassent (1906), Van Gogh Museum, Amsterdam
Femmes qui s’embrassent (1906), Van Gogh Museum, Amsterdam

De directe aanleiding voor deze tentoonstelling met ruim tachtig ‘uitsluitend allerbeste werken’ is de presentatie van de online bestandscatalogus van de Rijksdienst voor Kunsthistorische Documentatie. Maar eigenlijk lijkt elke reden om veel van publiekstrekker Sluijters te tonen aanvaardbaar. Het visuele feest van deze tentoonstelling begint al bij de entreezaal waarin de bezoeker naar de dansende menigte op het manshoge en wervelende Bal Tabarin (1907) getrokken wordt.

Winnaar Prix de Rome
Deze eerste zaal is gewijd aan het contrast tussen het schilderij waarmee Sluijters de Prix de Rome won en het werk dat hij tijdens de daarmee gewonnen studiereizen maakte: dansers in felle kleuren vanuit de meest wonderlijke perspectieven vastgelegd, twee vrouwen in een schijnbaar dronken omhelzing. Hoewel de schilderijen qua dynamiek en dramatiek overeenkomsten vertonen, zijn zowel de onderwerpen als de verfbehandeling zoveel losbandiger. Dat vond de jury van de Prix de Rome, die zijn werkzaamheden tijdens zijn studiereizen volgde, ook. Zijn toelage werd vroegtijdig stopgezet.



Maannacht (1912), Caldic Collectie, Rotterdam

Maannacht (1912), Caldic Collectie, Rotterdam

Maanlandschappen en baby’s
In de volgende, veel lichter geschilderde zaal, wordt een andere kant van Sluijters getoond: als kersverse vader schildert hij in 1908 zijn dochter in ijle kleuren tegen een donkere achtergrond. Bekijk je Slapend kindje van dichtbij, dan valt de voorstelling uiteen in ontelbare kleurtoetsen. Op dezelfde manier legt hij landschappen vast; kleurtoetsen dicht naast elkaar gezet, vormen samen een bos in expressieve tinten. In Maannacht (1912) zijn de toetsen grote vlakken geworden en is de keuze voor onnatuurlijke kleuren nadrukkelijker: de paars-rode bomen tekenen zinderend af tegen de groenblauwe lucht.

Portret van Annie Boucke (circa 1925), Drents Museum
Portret van Annie Boucke (circa 1925), Drents Museum

Intieme portretten
De werken waarin zijn dochters, eerst als baby, later als moeder, figureren, leggen Jan Sluijters als schilder en als man onder de loep. Met deze intieme portretten onthult de schilder iets wezenlijks van zichzelf dat resoneert in de vele andere portretten die getoond worden in de tuinzaal van het Singer. In enkele van deze portretten domineert de vrijheid die Sluijters genomen heeft om de geportretteerde een opvallende pose aan te laten nemen. Zo is het bijna onmogelijk om zomaar langs Portret van Annie Boucke (circa 1925) te lopen. Volledig in zwart, haar handen in de zij, daagt de voordrachtskunstenares de toeschouwer uit.

Naakt
De vrouwelijke naakten van Sluijters hebben altijd veel aandacht getrokken. Het aantal is in deze tentoonstelling beperkt, maar ze zijn zinderend genoeg om toch de hoofdrol te spelen. Waar in het Portret van Tonia Stieltjes (circa 1922) de welvingen van borsten en buik door de vuurrode, transparante stof de toeschouwer verleiden, is in De bokser Rolf (circa 1912) net zo zinnenprikkelend een bijna naakte, zwarte man te ontwaren in een kluwen van kleuren.

Atelierpraktijken
In lijn met de aandacht voor atelierpraktijken die de laatste jaren zichtbaar is in publicaties en tentoonstellingen is ook hier een ruimte gewijd aan Sluijters werkwijze en werkplek. Een schildersezel en palet met meer dan een kilo verf en een handgemaakt beeld op een tafel met dikke tapijten vormen een wat eigenaardig sfeerbeeld van het atelier dat Sluijters aan huis had in Amsterdam. De grote foto aan de wand waarin we de schilder zelf in de weer zien, spreekt meer tot de verbeelding.

Kinderslaapkamer, Gemeentemuseum Den Haag
Kinderslaapkamer, Gemeentemuseum Den Haag

Schilderen op zolder
Voor wie niet genoeg heeft aan verbeelding alleen, is daar de interessante bijdrage aan de tentoonstellingscatalogus van Louise Wijnberg. De restaurator beschrijft daarin onder meer de techniek van de schilder en laat Sluijters aan het woord over zijn drijfveren: ‘het vertolken van alles wat op aarde levenswaard is: het landschap, de bloemen, de vrouw, het moederschap, de kinderen.’ Daarvoor hoefde hij Nederland niet te verlaten, zoals Mondriaan en Van Dongen. Hij vond en maakte het op de bovenste verdieping van zijn eigen huis.

 

 

 

 

 


Film / Achtergrond
special: Deel 1

Architecture Film Festival Rotterdam 2011

Het AFFR had voor zijn laatste editie een gevarieerd en geëngageerd programma dat veel bezoekers trok. Het nieuwe Lantaren Venster bleek de perfecte locatie voor een festival waar architectuur en stedenbouw even in de spotlight staan. 8WEEKLY blikt terug.

DEEL 1 | DEEL 2

~

Je zou verwachten dat architectuur een te beperkt onderwerp voor een heel filmfestival is. Het AFFR bood echter een breed filmprogramma waar naast de te verwachten documentaires over bekende architecten ook vrij bijzondere fictiefilms waren te zien. De meest interessante bijdragen aan het festival waren echter de films over stedelijke cultuur en ontwikkeling. Dit maakte het programma spannender en verrassender dan je zou verwachten.

Wat opviel bij veel van de documentaires was dat de economische crisis zeker nog een rol speelt. Veel films gingen kritisch in op de macht van het grote geld op de bouw en ontwikkeling van de stad. In de documentaires Ekümenopolis, London Utopia en Mirage was het neoliberalisme de grote boosdoener die tegenover duurzame en sociale visies op de stedenbouw staat. De overheersing van dit thema is natuurlijk niet vreemd in een tijdsgewricht waar er steeds kritischer wordt gekeken naar de negatieve effecten van het harde kapitalisme. Het AFFR organiseerde gelukkig ook verschillende verdiepende debatten die verder ingingen op deze problemen. In het debat Architecture in the meantime lag de focus op het nut en de noodzaak van een tijdelijke functie van locaties die in een overgangsfase verkeren. Dit debat, dat helaas iets aan zijn kracht inboette door het te grote aantal thema´s dat werd behandeld, wist wel wat prikkelende vragen op te werpen over hoe mensen de stad creatief gebruiken als tijdelijke speelruimte in de afwezigheid van grotere plannen.

Naast deze serieuze thema’s waren er ook luchtigere documentaires en fictiefilms. Een hoogtepunt was het nuchtere en droogkomische Living Architectures, waarin op sublieme wijze de discrepantie wordt getoond tussen de schoonheid en de functionaliteit van bekende gebouwen. De Argentijnse fictiefilm Medianeras bood wat escapisme in een mix van grote stadsromantiek met een maatschappijkritische knipoog. En er kon ook gegriezeld worden met de twee cultthrillers Homebodies en Wolfen waar de negatieve effecten van stadsvernieuwing een belangrijk thema vormen. Al met al was het AFFR een festival met verrassingen en daardoor zeer geslaagd.

Het einde der tijden in Dubai

Mirage • Srdan Keca, 2011

~

Een van de indrukwekkendste films op het festival was de experimentele documentaire Mirage over Dubai. Anders dan veel standard docu´s is het voor regisseur Srdan Keca niet de bedoeling om een conventionele film te maken. Mirage is meer een sfeerreportage die krachtig is door zijn soms hypnotische camerawerk en effecten die zijn afgeleid van fictiefilms. De film toont Dubai na de crisis en volgt verschillende mensen. Buitenlandse bouwvakkers lezen brieven voor aan familie die als voice-over worden gebruikt bij beelden van hun simpele onderkomens in een ruimte die lijkt op een gevangenis. Dit contrasteert sterk met een westerling die golft op een gigantisch golfterrein midden in de woestijn. Nuchter praat hij over de boom en de bust in Dubai en dat hij zich klaarmaakt voor de volgende plek waar er even snel veel geld te verdienen is. Deze calculerende zakenman praat ook nonchalant over het einde van de wereld in 2012 en wat dan de beste plek zou zijn om te overleven. Deze woorden vormen een schokkende ondertoon voor de film waaruit blijkt dat het systeem op elk moment in kan storten, maar dat het te laat is om er iets aan te doen. Keca versterkt dit gevoel in een prachtig, maar ook angstaanjagend lang shot van gigantische gebouwen in Dubai. Veel wolkenkrabbers zijn nog in aanbouw en de gebouwen die af zijn, staan leeg. Aan dit shot lijkt geen eind te komen, terwijl het ene gigantische bouwwerk het andere opvolgt. De kijker realiseert zich opeens hoe groot de luchtbel is geweest en vraagt zich vervolgens af wat er zal gebeuren met deze enorme spookmetropool nu het geld is weggetrokken.

Het Nieuwe Oosten

The Desert Castle • Eirin Gjørv, 2007

~

Als een schril contrast met Mirage geeft The Desert Castle een beeld van een periode dat de sky nog the limit was in het Midden-Oosten. De film volgt een Noors architectenbureau Snøhetta die met Rem Koolhaas concurreert om een megagrote opdracht in Ras Al Khaimah. Uiteindelijk wint Koolhaas de opdracht om een masterplan te maken voor een gigantische stad in de woestijn. Snøhetta mag echter nog wel een groot en opvallend gebouw maken als gateway van de stad en als iconische trekpleister. The Desert Castle lijkt op momenten een mockumentary. De Arabische prins die de opdracht geeft zou makkelijke een karikatuur kunnen zijn. De architecten van Snøhetta komen uit het niets met absurde ideeën over hoe een gigantische stad of een gebouw zou moeten zijn. Bepaalde ongemakkelijke scènes, zoals een mislukte presentatie, zouden niet misstaan in de Engelse comedyserie The Office en de lachwekkende Noorse architecten weten uiteindelijk een middenweg te vinden tussen hun creatieve ideeën en de wensen van hun megalomane opdrachtgevers. Toch is The Desert Castle een echte documentaire wat wel wordt bewezen door de korte en komische verschijning van Rem Koolhaas. Wat The Desert Castle toont is de overmoed die er op een bepaalde moment heerste en die zou resulteren in onafgemaakte megaprojecten zonder dat er werd nagedacht over de gevolgen.

Radicale antibouwers

Space, Land & Time • Laura Harrison & Elizabeth Federici, 2010

~

Het Antfarm collectief was een groep radicale hippiearchitecten die vooral bekend is geworden door hun absurde performances en hun brede visie op het concept architectuur. De groep werd in de jaren zestig bekend door hun inflatables; opblaasbare tijdelijke bouwwerken. Zo had de groep op het Rolling Stones concert in Altamont een grote opblaasbare tent gemaakt die vervolgens werd lek gestoken door trippende concertgangers. In Space, Time & Land kijken de enthousiaste leden terug op hun perfomances en happenings, zoals een reconstructie van de moord op Kennedy die ze op Dealey plaza naspeelden. Het levert wat verrassende beelden op zoals de bouw van hun organische House of the Century. De documentaire is vrij conventioneel aangepakt en hanteert een chronologische structuur om het Antfarm project te illustreren. Daarnaast zijn er lovende talking heads, zoals The Yes Men die het hebben over de invloed van het collectief op hun eigen anarchistische pranks.

Universele stadromantiek

Medianeras • Gustavo Taretto, 2011

~

Anders dan in Coppola’s Tetro waar Buenos Aires nog een vervallen barokke charme heeft kan die stad in Gustavo Taretto’s Medianeras wel elke stad zijn in de westerse wereld. Dat blijkt ook uit de personages, de webdesigner Martin en de werkloze architecte Mariana. De levens van onzekere jonge creatievelingen zijn een geliefd thema voor grotestadsfilms, van Amelie tot aan Happythankyoumoreplease. Medianeras verrast in dat opzicht niet en hanteert maar een paar lokale verwijzingen naar Buenos Aires. De twee hoofdpersonen zitten op Facebook, spelen videogames, kijken naar films van Woody Allen en luisteren naar Daniel Johnston. Ondertussen zoeken ze naar de liefde en een zin aan hun bestaan. De film is binnen het genre wel vermakelijk en dat komt vooral door de balans die Taretto hanteert tussen een snelle speelse stijl en rustigere scènes waar er meer ruimte is voor de gevoelens van zijn karakters. Hij wordt ook perfect bijgestaan door de laconieke Javier Drolas als Martin en de knappe Pilar Lopez de Ayala (betoverend in In the city of Sylvia) als Mariana. Hun overpeinzingen over het leven en de liefde in de grote stad die in voice-over zijn te horen zijn herkenbaar en grappig. Hierdoor vergeef je de momenten die je al van mijlen ver ziet aankomen. Na het zien van Medianeras kan je met gemak stellen dat het leven in een metropool terecht een universele ervaring is geworden.

Het station als geheugenpaleis

Antwerpen Centraal • Peter Krüger, 2011

~

Een vreemde eend in de bijt op het AFFR was de Belgische film Antwerpen Centraal die het beste getypeerd kan worden als een filmessay waar fictie en werkelijkheid door elkaar lopen. Het voorbeeld voor Peter Krügers film is het eveneens moeilijk te categoriseren werk van de Duitse schrijver W.G. Sebald. Antwerpen Centraal is gebaseerd op passages uit het boek Austerlitz, waar een architectuurhistoricus door Europa reist en op bepaalde plekken moet terugdenken aan zijn verborgen verleden. Johan Leysen speelt de verteller die de kijker inwijdt in het merkwaardige station. Het station was gebouwd als een kathedraal voor de trein en is een symbool van het negentiende-eeuwse vooruitgangsdenken en de economische groei van België. Maar net zoals het werk van Sebald gaat de film in op de duistere en vergeten geschiedenissen van het station. De film behandelt de exploitatie van de Congo en hoe de winst uiteindelijk de bron vormde voor de bouw van het imposante station. Krüger heeft een prachtige visuele stijl en alle beelden zijn mooi om naar te kijken. Dit maakt de film tot iets meer dan een standaarddocumentaire over een indrukwekkend gebouw. Ook wekt de associatieve manier waarop het verhaal wordt verteld nieuwsgierigheid. De film is naar het einde toe iets te lang, maar het is een geslaagd experiment in het vinden van een nieuwe vorm van filmmaken.