Film / Films

Wat zullen we vandaag doen?

recensie: Winter Vacation

Ver van het economische wonder in de grote Chinese steden gaan inwoners van een troosteloos provinciestadje gebukt onder uitzichtloosheid. In zijn derde film Winter Vacation geeft dichter en filmmaker Hongqi Li het begrip verveling een nieuwe dimensie.

~

Het hopeloze toekomstbeeld van zelfs de allerjongsten komt aan bod. Een dikkige kleuter verblijft in een woonkamer met zijn grootvader. De kleine zit op de grond met de benen opgetrokken verveeld voor zich uit te kijken, opa op de bank staart gedeprimeerd naar buiten. Alsof je naar een foto of schilderij zit te kijken. Het jochie mag niet buitenspelen, omdat hij dat gisteren al heeft gedaan. Steeds als hij te veel vraagt naar de zin van opa, wil die dat hij zijn mond houdt met de waarschuwing: ‘Anders krijg je een pak slaag van je oom.’ Een nichtje, dat even voorbij komt, vraagt: ‘Wat wil je worden als je groot bent?’ Het manneke: ‘Wees’.

Als dan na alle vakantiepret school weer begint, blijkt al snel dat ook het onderwijs de kinderen niet kan enthousiasmeren. Niemand in deze contreien is geïnteresseerd in de vraag hoe je een nuttig persoon in de samenleving kunt zijn. Winter Vacation eindigt met satirische maatschappijkritiek van een regisseur van wie we hopelijk nog veel prachtige cinema mogen zien.

Film / Achtergrond
special: 35e Nordische Filmtage Lübeck

Pretenties en authenticiteit

De 53 editie van de Nordische Filmtage Lübeck, hét filmfestival voor de Scandinavische cinema, bood erg wisselende kwaliteit. Een paar vergelijkingen, aanraders en afraders.

Scène uit <em>Stockholm East</em>

Scène uit Stockholm East

Laten we beginnen met een moeilijk te vermijden constatering: te veel Scandinavische films die zich voordoen als oprechte drama’s zijn als serieuze cinema aanfluitingen. De Deense Oscarwinnaar In a Better World was daar een aardig voorbeeld van, en in Lübeck werd een aantal vergelijkbare missers vertoond. Stockholm East (Stockholm Östra, 2011) gaat over de band tussen een rouwende moeder en de man die haar dochter heeft overreden. Zij heeft niet door dat hij het is; hij weet het maar verzwijgt het. With Every Heartbeat (Kyss mig, 2011) gaat over een jonge vrouw die vlak voor haar huwelijk verliefd wordt op de stiefzus van haar aanstaande echtgenoot.

Beide films zijn tot in de kern ongeloofwaardig: ze hangen van de overdreven toevalligheden en gekunstelde verwikkelingen aan elkaar (With Every Heartbeat heeft zelfs een hopeloos clichéslot uit het romcongenre). Ze gaan ook over slordig geschetste figuren in plaats van over degelijke personages: de makers van Stockholm Östra volgen de hoofdpersonen voortdurend, maar vinden het niet nodig om bijvoorbeeld uit te leggen wat ze voor de kost doen. Nog veel ongeloofwaardiger was het Noorse Happy Happy (Sykt lykkelig, 2010), een lukrake verzameling kluchtige verwikkelingen met halfbakken sjabloonkarakters, die zonder enige gêne vreemdgaan. Dit waren drie films over mensen, waarin menselijkheid ver te zoeken is. Deze titels zijn morgen door iedereen weer vergeten, en als er niet behoorlijk in werd geacteerd, zou überhaupt niemand er enige aandacht aan schenken. Toch raken veel mensen ervan overtuigd dat het iets voorstelt: Happy Happy is bijvoorbeeld de Noorse Oscar-inzending en kreeg op Sundance de juryprijs.

Dolende dertiger

Scène uit <em>Volcano</em>

Scène uit Volcano

Oprechte menselijkheid was er ruimschoots in Rúnar Rúnarssons Volcano (Eldfjall, 2011), een ijzersterk drama over een norse oude man die tegen de zin van zijn kinderen de zorg voor zijn zieke vrouw op zich neemt. De regisseur gebruikt met een sobere beeldtaal (op grouw 16 mm) de vorm van Brits sociaalrealisme, maar vermijdt melodrama en enige sociale of morele boodschap. Hij eindigt zijn film met een sublieme scène met de man als eenzaam figuur in het ruige IJslandse berglandschap, en zegt met één beeld meer dan de dialogen van de bovenstaande films bij elkaar.

Heel anders van toon en sfeer, maar even poëtisch-realistisch was Oslo, August 31 (Oslo, 31. August, 2011), Joachim Triers opvolger van Reprise (2006). De poging om tijdloos existentialisme (uit de roman Le feu follet, eerder verfilmd door Louis Malle) te integreren in een subjectieve beleving van de stad Oslo is maar half geslaagd. Maar Trier weet wel met naturalistisch acteerwerk en een virtuoze montage de intellectuele Weltschmerz van een dolende dertiger echt aangrijpend te maken.

Vakwerk

Scène uit <em>False Trail</em>

Scène uit False Trail

Minder avontuurlijke filmmakers leverden binnen de kaders van de mainstream feilloos vakwerk. Jury- én publieksprijswinnaar King of Devil’s Island (Kongen av Bastøy, 2010) was sterk, maar vooral de thriller False Trail (Jägarna 2, 2011) overtuigde. Dit vervolg op de kaskraker The Hunters (Jägarna, 1996) weet geloofwaardige spanning op te bouwen en aan te houden in het boslandschap van Noord-Zweden, en laat Peter Stormare verrassen met een fysieke rol als macho-tiran. Niemand zal de naam Kjell Sundvall, de regisseur van beide delen, onthouden, maar zijn twee uur suspense kan zich meten met de beste thrillers. De tegenpool van False Trail bleek trouwens de zwaar sarcastische Jo Nesbø-verfilming Headhunters (Hodejegerne, 2011), een thriller die van a tot z over the top is en voor de liefhebber onderhoudend escapisme biedt.

Een naam die velen zich nog wel herinneren, is Pål Sletaune, die in 1997 hoge ogen gooide met Junk Mail (Budbringeren), vervolgens een kloon van die film maakte en het daarna over een geheel andere boeg gooide met de psychologische horror van Neighbors (Naboer, 2005). Sletaunes nieuwste film Babycall (2011) is daar weer min of meer een kopie van, en bewijst dat hij nog steeds een misantropische filmmaker is. De schuchtere alleenstaande moeder Anna (een erg geloofwaardige Noomi Rapace) beleeft allerlei narigheden, totdat blijkt dat ze zich daar misschien wel een deel van inbeeldt. Net als John in Neighbors — en net als in die film weet Sletaune een aardig unheimische sfeer neer te zetten. En precies als in al zijn films is hij meedogenloos voor zijn eigen personages en dus eigenlijk ook voor zijn publiek.

Geen pretenties

Scène uit <em>Turn Me On, Goddammit!</em>

Scène uit Turn Me On, Goddammit!

Minder naargeestige kost tenslotte bood Jannicke Systad Jacobsens wat ongelukkig getitelde, maar innemende speelfilmdebuut Turn Me On, Goddammit! (Få meg på, for faen!, 2011). Deze komedie over een seksueel gefrustreerd tienermeisje slaat voortdurend de juiste toon aan door zichzelf niet te serieus te nemen: de weergave van de belevingswereld van geile tieners is even frivool als authentiek. En zo bleek de minst pretentieuze film een van de meest overtuigende.

Lees hier een verslag van de Nordische Filmtage van vorig jaar.

Boeken / Fictie

Vooral niets op het spel zetten is de boodschap

recensie: PB Gronda - Onder vrienden

.

Paul Baeten Gronda heet tegenwoordig PB Gronda. Dat heeft op het eerste gezicht nauwelijks gevolgen, behalve dan dat enkele geordende lezers hun boeken nu moeten verhuizen van de B-plank naar het G-hoekje. Misschien is het gewoon een commerciële keuze – het is een naam die beter past bij, pak ‘m beet, het introductiepraatje in DWDD –, maar mogelijk speelt Gronda met die naamswijziging ook een spel met zijn eigen roman.

Een plastisch chirurg die Bill heet
In Onder Vrienden draait het immers om een naamloze schrijver (laten we hem PB noemen), die met zijn Italiaanse vrouw in een prachtige Italiaanse villa is neergestreken nadat hij een astronomisch voorschot voor een ambitieuze roman bij zijn uitgever heeft losgepeuterd. Van wat er nog overbleef, heeft hij nog een Porsche aangeschaft.

Wanneer hij dertig wordt, nodigt de schrijver zijn beste vrienden uit. De uitvreter Boris (‘entrepeneur en kunstenaar’), de wulpse Babs, de professor-in-spé Simon, de gladde zakenjongen Andreas, de Canadese plastisch chirug Bill en zijn vrouw Laura. En dan nog een paar naamloze kinderen van Babs en Simon – niemand die in hen verder werkelijk belang stelt. De naam PB zou moeiteloos in dit gezelschap passen, al was het alleen maar omdat de schrijver zelf dit jaar óók dertig werd. Acht mensen die het enorm met zichzelf getroffen hebben schuiven aan bij wat een leuk dinertje moet worden. Een beetje boekenlezer of filmkijker weet dan al: dat wordt een slachting. Het uitgangspunt heeft Festen written all over it.

Gronda gaat in Onder vrienden verder waar hij in zijn eerste twee romans ophield. Zowel in zijn opvallende debuut Nemen wij dan samen afscheid van de liefde als in het teleurstellende Kentucky, mijn land analyseerde de schrijver de interactie tussen personen, en de onmacht om de ander in je leven toe te laten: Max Venkenray (uit Nemen wij) was een gefrustreerde adolescent wiens binnenwereld overwoekerd was door uiterlijk vertoon en cynisme, Karel Jemen was in Kentucky een kluizenaar met een verwrongen wereldbeeld. Beiden leefden zij in een door zichzelf in stand gehouden fantasiesamenleving, een microscopische, koude, cynische wereld die deed denken aan sommige romans van Brusselmans, of aan het kille Hoe de wereld perfect functioneert zonder mij van generatiegenoot en collega-De Morgencolumnist Joost Vandecasteele.

Onderhuids
In zijn derde roman – meer een novelle eigenlijk – zijn de personages menselijker geworden, meer aanraakbaar. De onmacht van de schrijver om zijn liefde aan Laura te verklaren is subtieler, zijn jaloezie op de succesvolle Bill onderhuidser. Ook nu weer draait het voor een groot deel allemaal om uiterlijk vertoon, om de talloze oppervlakkigheden die aan de personages lijken vastgekoekt. Maar toch: naarmate de wijn steeds rijkelijker vloeit en de gangen elkaar opvolgen – de roman is opgebouwd als een diner van zeven gangen – wordt de onzin meer en meer afgepeld en blijkt uiterlijke welvarendheid nooit helemaal een verrot zielenleven te kunnen verbergen.

Groepen vrienden die elkaar op ontspannen bedoelde avondjes opeens vreselijk leren kennen; Gronda is niet de eerste die dat beschrijft en de laatste zal hij ook niet zijn. Waarom Onder vrienden dan toch uitstijgt boven al die vergelijkbare romans? Dat is te danken aan Gronda’s stijl. In korte, scherpe alinea’s laat hij de camera steeds weer zwenken naar een van de sprekers, werkt in enkele pagina’s hun levensverhaal uit en vóórt gaat de avond, op weg naar de (anti-)climax. De dialogen tussen de intelligentsia aan tafel zijn snel en kort, vol cynische humor, alsof Woody Allen het script van de avond onder handen heeft genomen.

Niets op het spel
Zonder al te veel van de ontknoping van Onder vrienden prijs te geven: die is sterk in zijn onverwachtheid. Uiteindelijk overwint de schijn, de ergste plooien worden gladgestreken en gevoelens van haat en misprijzen worden na de afwas weer voor een tijdje onder het tapijt geveegd. In feite voltooit Gronda daarmee zijn weinig ontziende schets van zijn generatie: de dertigers van vandaag en morgen willen vooral zo weinig mogelijk op het spel zetten. Gronda schreef met Onder vrienden zijn beste boek tot nu toe.

Kunst / Achtergrond
special: STRP Festival

STRP 2011: ja!

Art & Technology festival STRP haalde het kind in haar bezoekers naar boven door op speelse, interactieve wijze de relatie met technologie uit te dagen en te onderzoeken.

Hoogleraar Filosofie van Mens en Techniek, Peter-Paul Verbeek, stelt in zijn meest recente boek De grens van de mens. Over techniek, ethiek en de menselijke natuur (2011, Lemniscaat) dat we in de huidige vertechnologiseerde maatschappij een nieuwe houding ten opzichte van een leven met techniek moeten innemen. Hij haalt hiervoor beeldend een parabel uit Nietzsches Zarathoestra aan waarin de mens zich ontwikkelt van kameel tot leeuw en vervolgens van leeuw tot kind. Als kameel gaat de mens als een slaaf gebukt onder de technologische ontwikkelingen, als leeuw brult hij alleen agressief ‘nee’ tegen alle mogelijke risico’s ervan, maar als kind kijkt hij, zo schrijft Verbeek, weer nieuwsgierig rond en omarmt al wat nieuw is met een hartgrondig ‘ja!’. Een ja, dat volgens Verbeek broodnodig is om onze levens die voortdurend gevormd worden door en met de techniek om ons heen, te kunnen bijsturen en te herijken in deze onvermijdelijke verstrengeling met nieuwe technieken.

DSLE 2, Edwin van der Heide. Foto: Studio Edwin van der Heide

DSLE 2, Edwin van der Heide. Foto: Studio Edwin van der Heide

Een dergelijk volmondig ‘ja!’ was ook te vinden op de eerste lustrumeditie van het grootste Music & Art & Technology festival van Europa: STRP. Van 18 tot en met 27 november kwamen interactieve kunst, film, performances, games en robotics samen in de industriële omgeving van het Eindhovense Klokgebouw. Voor deze lustrumeditie pakte STRP groots uit met een overzichtstentoonstelling van vijftig jaar Nederlandse media- en technologische kunst van werk van baanbrekende pioniers uit het verleden, samen met de meest opvallende projecten van de nieuwste generatie. De eerste periode (1958-1980) omvatte werk van grondleggers als Dick Raaijmakers en Gerrit van Bakel, waarbij vooral de beloftes, dromen en verbeelding achter de technische functionaliteit zichtbaar gemaakt werden. Waar werken uit deze periode nog erg steunen op een (veelal utopisch) verhaal of concept, maken de meer kritische werken uit de tweede periode (1980-2000) een duidelijke link naar de invloed op de maatschappij door kwesties als inbreuk op privacy aan de kaak te stellen. Werken uit de periode 2000 tot heden tot slot maken duidelijk dat techniek inmiddels onlosmakelijk (al dan niet onzichtbaar) is verweven met alle aspecten uit ons leven. Digitalisering en sociale netwerken, participatie en co-creaties worden getoond in werken uit verschillende disciplines, van mode tot nanotechnologie.

Canon van de mediakunst

Spatial Sounds, Marnix de Nijs en Edwin van der Heide. Foto: Mick de Visser

Spatial Sounds, Marnix de Nijs en Edwin van der Heide. Foto: Mick de Visser

Alles bij elkaar genomen levert het een mooi overzicht op van de canon van tech- en mediakunst waarin ondanks de bewuste keuze om deze niet chronologisch te presenteren, toch goed een ontwikkeling te ontdekken is. Waar de oudere kunstenaars nog vooral een verhaal vertellen, scheppen de nieuwe kunstenaars een ander soort realiteit. Een werkelijkheid waarin wordt gespeeld met de waarneming en de perceptie van tijd en ruimte en die gericht is op interactiviteit waardoor voor de toeschouwer de grenzen tussen de reële en virtuele wereld op losse schroeven wordt gezet. Opvallend hierbij is dat de ‘oudere’ werken makkelijk overeind blijven naast de recente kunst en soms zelfs heel actueel aandoen. Zoals het klassieke en iconische werk Legible City (1989) van Jeffrey Shaw, een driedimensionale digitale voorstelling van de stad Amsterdam waar je met een speciale fiets doorheen kunt reizen. De architectuur van de stad is vervangen door een conceptueel tekensysteem en bestaat uit materiaal uit het Amsterdamse Stadsarchief en letters en teksten geschreven door Dirk Groeneveld. Een werk dat natuurlijk sterk doet denken aan recente populaire Augmented Reality toepassingen waarbij een extra laagje informatie over de werkelijkheid heen wordt gelegd. Niet alleen is de ontwikkeling in de kunstwerken zelf opvallend, minstens even opmerkelijk is de ontwikkeling die de toeschouwer de afgelopen vijftig jaar heeft doorgemaakt. Waar in het meest vroege werk van de expositie Le Poème Electronique (1958) van Varèse, Xenakis en Le Corbusier, een waar multimediaspektakel voor de Wereldtentoonstelling, de gefilmde toeschouwers nog compleet verbijsterd het werk aanschouwen, blijken de bezoekers van STRP inmiddels al een ‘natuurlijke’ mediawijsheid te hebben opgedaan. Zodanig, dat ze zonder enige moeite ontdekken hoe een abstracte installatie als Spatial Sounds (2001) van Marnix de Nijs en Edwin van der Heide werkt en bewust de ontmoeting met deze agressieve waakhond aangaan om de installatie rond te laten zoeven met 100 kilometer per uur.

De kracht van STRP zit hem dan ook in de ruimte die de toeschouwer krijgt om echt een interactie aan te gaan met de kunst. Het levert een speelse en lichtvoetige expositie op die toegankelijk is voor een divers publiek. Zowel jong als oud dwaalt gefascineerd door de oude fabriekshallen die met alle buitengewone installaties, geluidsstromen en lichtstroboscopen je soms doet voelen alsof je op een vreemdsoortige planeet bent beland. ‘Have fun‘ is dan ook het devies, nadrukkelijk vermeld in het programmaboekje. Begrijpen hoeft niet, beleven zeer zeker wel. Passief zijn is dan ook onmogelijk; als toeschouwer moet je je wel laten overspoelen door installaties die je compleet overnemen. Zoals de pikdonkere eenpersoonscabine Ambisonic Flightcase van de getalenteerde piepjonge ontwerper Jeffrey van Oers, waarin de zintuigen met een bombardement van ambisonisch geluid zodanig geprikkeld worden dat er niets anders op zit dan te focussen op het horen en voelen van de techniek.

Vragen door beleving

God's Browser, Geert Mul. Foto: Boudewijn Bollman

God’s Browser, Geert Mul. Foto: Boudewijn Bollman

Waar discussies omtrent de rol van technologie dan ook nog vaak beheerst worden door het afwijzende gebrul van de leeuw, om met voorgenoemde metafoor van Peter-Paul Verbeek te spreken, kiest STRP voor de verwonderde blik van het kind. In plaats van expliciet vragen te stellen, laat het festival zijn bezoekers direct aan den lijve ondervinden. STRP haalt de zwaarte en stof van beladen dingen als social media en privacy, of natuur-cultuur vraagstukken af en maakt ze weer fris. Dit echter zonder te vervallen in naïviteit. God’s Browser (2010) van Geert Mul mag bijvoorbeeld op het eerste gezicht een prachtig speeltje lijken, maar toont tegelijk op een heel directe wijze de chaos die door de enorme hoeveelheid beschikbare afbeeldingen op het internet is ontstaan: het internet als database en dumparchief. En een installatie als Dune (2006) van Daan Roosegaarde, een landschap dat reageert op menselijke aanrakingen, maakt  je er ineens ongemakkelijk erg van bewust dat je de responsieve stokjes kenmerken van een gehoorzaam huisdier toedicht. De installaties van STRP zetten zo niet alleen de zintuigen, maar ook de geest in werking.

Ooit was op het terrein van STRP het Natlab van Philips gevestigd, een natuurkundig laboratorium waar slimme koppen in alle vrijheid onderzoek konden verrichten met een ruim budget. De expositie van STRP 2011 is eveneens een dergelijke speeltuin: een laboratorium waarin  toeschouwers naar hartenlust kunnen experimenteren om zo via beleving en verwondering  een nieuwe verhouding tot technologie te ontwikkelen en om een welgemeend ‘ja!’ te kunnen roepen naar de onvermijdbaar vertechnologiseerde maatschappij.

Boeken / Fictie

Moederliefde in de buik van de walvis

recensie: Mark Boog - Het lot valt altijd op Jona

Mark Boog maakte al meermalen indruk op een kleine club fijnproevers met zijn romans en poëziebundels. Het lot valt altijd op Jona is een volstrekt ander boek dan al het eerdere werk van zijn hand. Bepaald geen typische Boog.

In Het lot valt altijd op Jona, Mark Boogs vijfde roman, is de thematiek eender – namelijk een doodziek kind dat balanceert op het randje van de dood – maar het eindresultaat volkomen anders. Waar collega Ronald Giphart de ziekenhuisscènes over zijn zieke zoontje in IJsland verlichtte door ze af te wisselen met de luchtige verwikkelingen rond een cabarettrio, daar vernauwt de wereld zich bij Boog tot enkel het kinderziekenhuis, dat in de hoofden van ouders Daan en Sandra langzaam verwordt tot een zeemonster, een walvis die je opslokt als plankton, om je nooit meer uit te spugen.

Gebaseerd op
Jonas, de zoon van Sandra en Daan, is ziek. Wat hem precies mankeert weet niemand, maar de ernst van de situatie is onmiddellijk duidelijk. Hulpeloos zitten zijn ouders naast het ziekenhuisbed, dat voortdurend geflankeerd wordt door steeds weer andere verpleegsters. Zuster Ja, Zuster Kanjer, Zuster Aap, Zuster Broeder, de witte Zuster; ze vormen het geüniformeerde legertje aan wiens goede zorgen de ouders hun kind moeten overleveren.

In de publiciteit rond Boogs roman werd voortdurend benadrukt dat we hier te maken hadden met een autobiografisch werk; zelfs de achterflap van de roman wrijft de lezer dat nog eens duidelijk in: ‘Mark Boog baseerde deze roman deels op de gedetailleerde ziekenhuisverslagen van de opname van zijn zoon.’ Even dringt een aloude vraag zich op: doet de wetenschap dat een fictiewerk deels gebaseerd is op werkelijk gebeurde feiten ter zake bij de leeservaring? Misschien wel, al heeft het autobiografische karakter van de roman vooral een positief effect op het uiteindelijke eindresultaat. Dat is indringender, specifieker en vollediger dan je van een geheel verzonnen werk kan verwachten. Hoe wrang ook: de werkelijkheid is nog altijd de beste vorm van research.

Claustrofobische gangen
Sandra – de moeder van Jonas, uit wier perspectief de belevenissen worden verteld – is een personage dat door haar schepper niet gespaard wordt. In de verscheurende onzekerheid over het lot van haar kind ontpopt de moeder zich tot een leeuwin die waakt over haar jong. Fel, soms ronduit onredelijk, reageert zij zich af op het verplegend personeel en op Daan, die af en toe als een goedmoedige sul door het beeld struikelt.

Het duurt niet lang voordat de ouderlijke wanhoop zich ook aan de lezer begint op te dringen. Boog beschrijft de felverlichte gangen, de typische geuren, de eindeloze rijen genummerde zalen vol zieken en de zorgelijk stemmende piepjes op de IC koel, maar met de precisie van een chirurg. De pillen die Jonas krijgt toegediend, zijn (epileptische?) aanvallen midden in de nacht, de vlekken op zijn gezicht; geen enkel detail blijft ongenoemd, alsof de schrijver zijn roman een zo groot mogelijke volledigheid wilde geven. De stijl die Boogs eerdere romans zo kenmerkte, het vervreemdende, poëtische, bijna onheilspellende is ingewisseld voor de observatie. En dat werkt. Sandra’s wanhoop, Daans onvermogen de situatie onder ogen te zien en de mysterieuze ziekte van Jonas, die langzaam alle leven uit hem lijkt te persen – Boog maakt ze bijna letterlijk voelbaar.

Een andere wereld
Zo doet Het lot valt altijd op Jona wat goede literatuur zou moeten doen: je blik op de wereld veranderen door tijdelijk een andere wereld op te roepen. Een wereld die bestaat uit moeilijk communicerende dokters, kordate zusters en de wetenschap dat het misschien allemaal nooit meer goed zal komen.

Lees hier een voorpublicatie van Het lot valt altijd op Jona.

Film / Achtergrond
special: Cinedans 2011

Regisseurs in beweging

.

Het is een nichefestival en het enige van zijn soort in Nederland. Op Cinedans zijn sinds zeven jaar korte dansfilms en documentaires te zien. De officiële selectie van Cinedans 2011 laat vooral gemanipuleerde dans zien.

Dans vormt al vanaf de begindagen van de cinema een aparte niche. De fascinatie van de vroege filmmakers om beweging met de camera vast te leggen komt doordat het heel moeilijk is de energie van het dansende lichaam goed over te brengen. De vrijheid die dansfilms zichzelf van oudsher gunnen is dat de beweging voor zichzelf mag spreken en er vaak een opengebroken verhaal ontstaat of dat poëtische elementen de overhand krijgen. Om de dans goed over te brengen zoeken dansfilmers constant naar de grenzen van het medium film. Daardoor bevindt de dansfilm zich in de voorhoede van cinematografie, nog steeds.

Manipulatie van het beeld: Palombo

Dansfilms zijn zeker niet alleen registraties van choreografieën maar een goede dansfilm beweegt de kijker. Bij Cinedans staat zelfs de definitie van dans en film helemaal open. Bewegingsgames en dansende groepen spreeuwen worden niet uitgesloten. Alle techniek die beschikbaar is wordt ingezet om de dans in het hoofd van de kijker te laten bewegen. Nabewerking staat dit jaar, meer dan anders, centraal in Cinedans.

In Slice is het beeld opgeknipt in strepen die op verschillende snelheden bewegen. Een duet met vallende en draaiende dansers krijgt een extra dimensie door de timing tussen de slices. Het beeld versnelt bij een pirouette en vertraagt bij een val op de grond. Een nogal doorsnee duet in een standaard studio wordt heel scherp en spannend door deze trucage. Het opvallende werk van Dominique Palombo is doorspekt met speedcam beelden, waardoor zijn choreografische films de kijker de ontwikkeling van de dansbewegingen laten voelen. Hij breekt streetdance en moderne dans open met herhalende bewegingen die hij aanzet met vertragingen en ultra close ups. In Contact laat hij de kijker bijna fysiek het vallen van haar en het wapperen van kleding om het lichaam voelen.  

De klassieke dansfilm: De Mey

La Valse

La Valse

Thierry de Mey, bekend van een groot aantal dansfilms, is te zien met zijn nieuwste: La Valse, een klassieke registratie voor camera. Een improvisatieschema van de groep Zoo op muziek van Ravel wordt op grote hoogte uitgevoerd. De improvisatie, geïnspireerd door vogels, wordt in de vrije ruimte op het dak van een wolkenkrabber tegen de blauwe lucht gefilmd. Hoewel het camerawerk verrassend is vormen de vijftien minuten een lange zit. De keuze van choreografie en filmvisie geeft de regisseur maar weinig ruimte om een boeiend geheel te maken. Iets waarin de veel soberder film Musique de Tables wel in uitblinkt.

Die film, uit 1998, is hier ook te zien. Een voorstelling voor camera van het bekende Belgische dansgezelschap Ultima Vez. Drie mannen zitten voor een lege zaal achter drie tafeltjes met bladmuziek, wat volgt is een ritmische handenchoreografie. Slepend, kloppend en radicaal als een atonaal muziekstuk. De ritmes en structuren van de choreografie is als de beweging van een klein orkest. Met een neutrale en nogal koele blik maakte De Mey dit tot een dansfilmklassieker.

Point Taken
Point Taken, de samenwerking van NTR, Cinedans en het Mediafonds beleeft zijn tweede jaar. Vier filmers en choreografen maken dansfilms van acht minuten. In Point Taken wordt geëxperimenteerd met de hybride vorm van het medium; want is het meer dans of meer film? Wie heeft de leiding de filmer of de choreograaf? Het resultaat is dit jaar nogal wisselend.

Evolutie van Soorten

Evolutie van Soorten

De filmische kwaliteit van urban dans en sport is de zoektocht van de film Evolutie van Soorten. Maar het zoeken is niet helemaal gelukt. De film vertelt een verhaaltje van losgeslagen jongeren die met elkaar spelen in een lege tunnel van de Noord-Zuidlijn. In deze afgetakelde, ‘informele’, omgeving krijgen we een blik op hun lifestyle. De film is een niet heel goed gelukte manier om een hedendaagse urban-dansfilm te maken. De verschillende dansstijlen en lokaties geven een rommelig resultaat. Het ontbreekt filmmakers Dan Geesin en Esther Rots, die zich voor het eerst op dans storten, aan een regievisie. Het blijft bij: waar houdt beweging op en wanneer is iets geen beweging meer? Het is daarmee ook niet gelukt om de observatie van de stad van de urban danswereld te reflecteren.

Het hoogtepunt van Point Taken is de film Spiegelingen van Marinus Groothof en Dunja Jocic. Een veel consistentere en meer klassieke dansfilm. Een man loopt een leegstaand oud pand binnen, waar een radio aan staat die hem doet dansen. In de verbeelding van de man ontstaat een ontmoeting met een vrouw in een lege hal met veel houtwerk. Het is een film met ruwe en gepassioneerde contactdans die zich afspeelt in een prachtige houten zaal. Groothof experimenteert in Spiegelingen met de dosering van verhalende elementen om als regisseur wel een verhaal te vertellen maar ook ruimte om de kijker zelf elementen in te laten vullen. De film is te zien als een open theater dat het publiek meevoert in het getrek en gegooi van de twee dansers.

Enkele van deze films zijn op Youtube of Vimeo te vinden. Alle videos zijn bechikbaar in de bibliotheek van Cinedans.

Theater / Voorstelling

Prachtig, maar oppervlakkig spektakel

recensie: les ballets C de la B - Gardenia

Het gerenommeerde les ballets c de la b brengt ditmaal een burlesque travestietencabaret, geïnspireerd door de film Yo soy así van Sonia Herman Dolz. Het is een wervelende show die het publiek grotendeels weet te entertainen met oppervlakkigheid. Maar Les Ballets laat het publiek in de kou staan als het een poging doet tot meer diepgang.

~

Op het toneel zien we negen individuen. Een jonge kerel en acht prachtige figuren die zwerven tussen de grens van wat mannelijk en vrouwelijk is. Het stuk zet in met Judy Garland’s ‘Somewhere over the rainbow’ en grijpt de toeschouwer meteen bij de keel. De tristesse die over deze dubbelzinnige personen hangt, wordt perfect weergeven door de toon en tekst van het lied. Ze dromen van een andere wereld, waar ze onbeschaamd als vrouw kunnen flaneren op straten en podia.

Schitterende tableaux vivants
Gardenia
verbeeldt de zoektocht van deze negen individuen, naar zichzelf en hun plaats in de maatschappij, door middel van dans, woord en zang. De geroemde choreograaf Alain Platel en de al even bekende regisseur Frank Van Laecke slaan de handen ineen om het verhaal van Vanessa Van Durme vorm te geven. Deze drie grote namen bekommeren zich om het relaas van deze personen, die ook in het dagelijkse leven worstelen met dezelfde problematiek. Stuk voor stuk kampen de acteurs ook in het echte leven namelijk met deze gendervragen. Het resultaat mag er zijn. Schitterende tableaux vivants passeren de revue, een aangename mix van klassieke en hedendaagse muziek galmt door de schouwburg en de lichamen bewegen al even vloeiend en gracieus als de woorden die uit hun monden stromen. Een waar spektakel om te aanschouwen. Het oog geniet. 

~

Het verhaal blijft echter een beetje hangen, als een kras op de plaat. Er wordt meteen sterk ingezet, met de nodige grapjes om het ijs te breken en een rouwmoment dat wordt ingelast voor overleden collega’s. Ook het publiek staat recht en houdt oprecht een minuut stilte. Maar na het eerste half uur is het stuk al over zijn piekmoment heen en kabbelt het voor het resterende anderhalf uur maar wat door. Het einde van de voorstelling is wel weer sterk, maar het middenstuk is net zo zoekend als de personages zelf.

Travestietenshow
Schrijfster Van Durme slaagt er niet in om een werkelijk verhaal te brengen. Ze brengt een cabaret dat op een kunstzinnig verantwoorde manier eigenlijk gewoon een travestietenshow is. Een paar keer wordt echt geprobeerd om het verhaal de diepte in te laten gaan, maar die pogingen vinden hun weg maar heel moeilijk naar het publiek.

~

Wie de kans nog krijgt Gardenia te bezoeken, zal zich twee uur lang vermaken. De voorstelling staat garant voor hilariteit, maar ook een klein inzicht in het gevecht dat deze gendertroubled personen als dagelijkse realiteit ervaren. Een echt coherent verhaal wordt niet verteld, maar genieten zal je bij het zien van deze flamboyante types die op spectaculaire wijze een memorabel afscheid nemen van hun unieke leven op de bühne.

Gardenia wordt de komende maanden wereldwijd opgevoerd. Van 26 tot en met 28 juni 2012 is de voorstelling te zien in Koninklijk Theater Carré in Amsterdam. 

Boeken / Fictie

I do … do I?

recensie: Jeffrey Eugenides (vert. Jan de Nijs & Gerda Baardman) - Huwelijk

De klassieke driehoeksrelatie in een nieuw jasje. Jeffrey Eugenides, geprezen als een van de grootste Amerikaanse auteurs van deze tijd, doet het in Huwelijk.

In 1993 verscheen zijn epische debuut De zelfmoord van de meisjes. Een spraakmakende verfilming door Sofia Coppola zorgde er daarna voor dat Eugenides bij het brede publiek bekend werd. Voor zijn tweede roman, Middlesex (2002), ontving hij de Pulitzer Prize. Ook Huwelijk liet vervolgens negen jaar op zich wachten, maar dan heb je ook wat: het boek verscheen vlak na publicatie al in de top van The New York Times Book Review.

Een metaroman
Begin jaren tachtig van de vorige eeuw studeert Madeleine literatuur aan een Ivy League universiteit. Om mee te doen met haar modieuze leeftijdsgenoten probeert ze de popiejopie filosofen van dat moment te ontrafelen. De jaren tachtig zag een overdaad aan moderne, onbegrijpelijke denkers en feministen die overal wat achter zoeken, waarbij het onduidelijk is hoe hun ideeën werken in de praktijk. Zelf is Madeleine meer van de victoriaanse liefdesromans. Ze schrijft een scriptie over het huwelijksplot, waarin de levens van de vrouwelijke personages met name draaien om het vinden van een echtgenoot. Madeleine onderzoekt de gevolgen van scheiden en huwelijkse voorwaarden op dit plot in de literatuur, en wat dat voor haarzelf betekent.

De jonge studente is netjes opgevoed, gaat zich niet te buiten aan drank, drugs of seks, en kan zich met recht een bibliofiel noemen. Maar dat betekent niet dat ze geen lust voelt, geen wisselvallige, twijfelende gevoelens heeft, geen angst voor de toekomst. Madeleine valt voor een ongrijpbare, charismatische, intelligente, en vooral manisch depressieve eenling (Leonard) in plaats van voor haar eerlijke, beste vriend (Mitchell). Een jongen die geobsedeerd is door zijn droombeeld van haar en behoefte heeft aan spiritualiteit.

Net niet diep genoeg
De roman beschrijft de levens van deze drie personages en de zoektocht naar hun plek in de wereld na hun afstuderen. Het stelt de vraag hoe, of hoe niet, onderwijs voorbereidt op het leven. De auteur viert ondertussen ook jonge verliefdheid en de grote roze wolk, maar schuwt de zwarte wolk van verdriet en depressies niet. Huwelijk mist de catastrofale gebeurtenissen van Eugenides’ debuut, maar zijn innemende realisme heeft des te meer impact. Ook de personages zijn niet buitengewoon zoals we van hem gewend zijn, maar dat is ook nergens voor nodig. Eugenides bewijst met zijn nieuwe roman de gave te hebben alledaagse mensen bijzonder te maken door kleine karakteristieken. Zijn toon is daarnaast zo intiem, dat het gemakkelijk is om een band op te bouwen met de personages. Maar helaas, een gebrek aan intensiteit zorgt er toch voor dat, hoewel je de personages begrijpt, hun hartzeer je toch niet helemaal raakt.

 

Film / Films

Rechtvaardigheid in de winterkou

recensie: King of Devil's Island (Kongen av Bastøy)

.

Dit waargebeurde drama over een opstand in de Noorse ijskou schuwt de dramatische clichés niet, maar overtuigt dankzij sfeer en camerawerk.

Twee jongens worden geplaatst in het heropvoedingsinstituut Bastøy, gelegen op een eiland in het Noorse Oslo-fjord. Het instituut heeft als doel het heropvoeden van criminele en kansarme jongens tot nederige en eervolle christenen. Alleen heeft nieuweling Erling andere plannen. Ongevoelig voor het harde regime wil hij maar een ding: ontsnappen en terugkeren naar zijn vrijheid.

~

De Engelse titel King of Devil’s Island brengt wat verwarring met zich mee. Het is een verwijzing naar Papillon, waarin de hoofdpersoon ontsnapt van het beruchte Duivelseiland. Maar ook het Noorse Bastøy blijkt een lastige plek om te vluchten. Groot is het niet, maar het harde regime en de barre weersomstandigheden zorgen ervoor dat vluchtpogingen snel ingedamd worden. De film, gebaseerd op feiten, toont op gedramatiseerde wijze wat de aanleiding was tot een opstand die begin vorige eeuw tegen het regime plaatsvond.

Vriendschap en gerechtigheid

Erling en Ivar heten ze, de verse aanwinsten onder de gevangenen. De 17-jarige Erling lijkt met zijn donkere blik voor niemand bang, terwijl van de jongere, kwetsbare Ivar duidelijk is dat hij het zwaar gaat krijgen. Hoewel vermoed wordt dat Erling iemand gedood heeft, worden de daden van de jongens niet toegelicht. Ze zijn op Bastøy om een nieuwe richting aan hun leven te geven. Persoonlijke bezittingen moeten ze afstaan en in plaats van hun naam krijgen ze de letter van hun celblok plus een cijfer toebedeeld. De regels moeten opgevolgd worden, een taak waar huismeester Bråthen nauwkeurig op toeziet. ‘Ik zie alles’, waarschuwt hij de jongens, een uitspraak die in de praktijk meer dan waar is. Bij het niet naleven van de regels worden keiharde straffen gepraktiseerd, zoals het verrichten van zware werkzaamheden in de ijskou en halvering van het rantsoen.

Erling, ofwel C-19, toont zich een jongen die zich niet wil conformeren. Terwijl de directeur (Stellan Skarsgård, bekend van rollen in Pirates of the Caribbean en films van Lars von Trier) medegevangene en celleider Olav maant om Erling in de gaten te houden en ervoor te zorgen dat hij zich aan de regels houdt, vertrouwt Erling Olav zijn ontsnappingsplannen toe. Olav heeft weer zijn eigen beweegredenen om Erling van zijn plannen te weerhouden: nog even en hij krijgt een handtekening van de directeur om de vrije wereld in te trekken. Maar geleidelijk aan ontstaat er een vriendschap tussen de jongens en een wederzijds gevoel van gerechtigheid: ze keren zich tegen het harde en onzuivere regime en ontketenen een opstand onder de gevangenen.

Conventioneel, maar goed gemaakt

~

Inhoudelijk is King of Devil’s Island weinig verrassend. Zo wordt er op voorspelbare wijze met de verschillende genre-elementen gespeeld: de wrede huismeester annex verkrachter, de zwakke jongen die het niet aankan, de dubbele agenda van de directeur en het gezamenlijke gevoel van gerechtigheid dat na diverse ontberingen en vernederingen ontstaat. Veel karakters zijn niet uitgewerkt en dienen meer als opvulling – vaak letterlijk, zoals bij beelden van rijen jongens die een inspectie moeten ondergaan op hun hygiëne, of in de sneeuw boomtakken moeten zagen en stapelen. En dan de hoofdpersoon, die ook niet helemaal ontdaan is van stereotypering: van de buitenkant hard en onbuigzaam, maar met een groot gevoel voor loyaliteit en rechtvaardigheid en onderliggend dromend van het leven op zee als harpoenist.

Maar ondanks het conventionele en gedramatiseerde karakter is King of Devil’s Island wel een goede film. Met zijn melancholische sfeer, een goede cast (er is veelal gebruik gemaakt van onervaren jonge acteurs) en prachtig camerawerk, beheerst geschoten met voornamelijk blauw- en bruintinten, behaalt de film zijn doel: het neerzetten van een verhaal over kameraadschap, over rechtvaardigheid en over verandering en de moed om die te ondergaan. Bij alle ontberingen speelt de Noorse ijskou een grote rol in de film: van verkrampte lijven in de isolatiecel tot het uitademen van koude lucht en van op blote voeten ploegen door de sneeuw tot een zinderende eindscène op het ijs. Zo blijkt niet het leger, dat ingezet wordt om de opstand van de gevangenen te onderdrukken, maar de winterse kou uiteindelijk voor de wreedste afrekening te zorgen.

Theater / Achtergrond
special: Verslag van Jonge Harten Festival 2011

Jong talent zet Groningen op zijn kop

.

November een grijze, grauwe maand? Niet in Groningen! Daar vond ook dit jaar weer het Jonge Harten Festival plaats, van 18 tot en met 26 november. Het is een festival vol jong talent en energie. 8WEEKLY wilde dat wel eens met eigen ogen bekijken.

In de hele stad Groningen waren tijdens het Jonge Harten Festival voorstellingen te zien. Zowel grote als kleine theaters werken mee en er is locatietheater. Het festival strijkt al vele jaren neer in de hoofdstad en is dit jaar toe aan de veertiende editie, maar blijft altijd een jong karakter houden. Dat komt mede door de samenwerking met Groninger scholieren en studenten, die bijvoorbeeld een eigen radioshow maken of het festivalmagazine volschrijven. Gezelschappen als De Noorderlingen en Het Syndicaat komen vrijwel ieder jaar met een nieuwe voorstelling naar het festival, maar er worden ook verrassende internationale stukken naar de noordelijke hoofdstad gehaald. 

Jonge Harten hoopt een jong publiek te bereiken. Daarom zijn er niet alleen energieke voorstellingen (waarin circus en dans een belangrijke plaats innemen), maar is er ook steeds meer ruimte voor muziek. Zo trad onder andere de jonge Nederlands-Amerikaanse zangeres Signe Tollefsen vorige maand op. Het festival probeert de stad steeds meer voor zich te winnen door de randprogrammering in verschillende cafés te situeren. Zo wordt er driemaal een talkshow verzorgd en is een installatie van zeven jonge kunstenaars over de toekomst van het theater te zien op het festival.

Lees hier de recensies: No Comment Good Cop, Bad Cop – Kassys |Het Portret van Dorian Gray – Theater Artemis | Kinetica – De NoorderlingenKrijg nou Titus! – TG Siberia | Zero – Het Syndicaat

Dorian Gray is een knappe, jonge jongen met blond haar en een onbezonnen karakter. Hij kan niet stil zitten, wil eigenlijk liever naar buiten dan poseren voor vriend Basil, die hem portretteert. Met zijn schoonheid weet Dorian altijd veel voor elkaar te krijgen, maar nu moet hij toch echt even op die kruk blijven. En stil zitten. Dan verschijnt Lord Henry ten tonele. De Lord vertelt Dorian over de vergankelijkheid van schoonheid. Het maakt Dorian doodsbenauwd: hij wil zijn knappe trekken niet verliezen. Werd dat schilderij van Basil maar ouder, en niet hij! Dorians wens wordt vervuld: waar het portret lelijker wordt, blijft Dorian ongeschonden. Maar deze kunstgreep blijkt een schaduwzijde te hebben.

Foto: Kurt van der Elst

Foto: Kurt van der Elst

In 1890 verscheen de roman The Picture of Dorian Gray, van de controversiële Britse auteur Oscar Wilde. Het verhaal over invloed, verantwoordelijkheid en esthetiek, werd door Theater Artemis bewerkt tot een jeugdvoorstelling van zo’n anderhalf uur. Geen eenvoudige taak. Het verhaal is complex en – zeker voor een jong publiek – niet op alle vlakken even toegankelijk. De erotische spanning tussen mannelijke personages in de roman zijn grotendeels verdwenen en delen van het verhaal zijn sterk versimpeld.

Dorian Gray, gespeeld door de Vlaamse Matthias van de Vijver, blijft in eerste instantie een behoorlijk oppervlakkig personage. Gelukkig wordt de voorstelling langzaamaan gelaagder en krijgt ook Dorian meer vorm. Zo wordt een scène met een bordeelbezoek en opiumgebruik schitterend gebracht. Zonder uit te leggen en iedere complexiteit weg te nemen, worden roes en vrijpartij deels uitgespeeld, deels gesuggereerd. Hier wordt de verbeelding van het publiek wél geprikkeld en is de tweestrijd van Dorian voelbaar. Hij is niet alleen een onbezonnen jongeling meer, maar heeft ook wroeging, terwijl hij zijn wandaden probeert te verbergen en rationaliseren.

Ondanks de wisselende diepte van zijn personage draagt Van de Vijver Het Portret van Dorian Gray met verve. Hij weet de slinkse Dorian het verleidelijke randje te geven dat hij in het verhaal nodig heeft. Ook Jobst Schnibbe levert een indrukwekkende prestatie als de manipulatieve Lord Henry en Fabian Jansen is ronduit ontwapenend als de bezorgde Basil. De sterke acteerprestaties redden het begin van de voorstelling, waar het ontklede verhaal net iets te veel uitlegt. Gelukkig krijgt het verhaal van Wilde halverwege de diepte terug die het verdient. (Elisabeth Oosterling)

Krijg nou Titus!
TG Siberia
Regie: Floris van Delft
Gezien op 22 november in Grand Theatre te Groningen

De acteurs van Theatergroep Siberia hebben lak aan schimmige symboliek en verborgen boodschappen. Ze maken het meteen maar even duidelijk aan hun publiek: dit is een bewerking van Titus Andronicus, het wreedste stuk van Shakespeare, en het gaat over wraak. Ze overleggen nog hoe ze het stuk moeten brengen, maar daarover zijn ze het al snel eens: zo rauw, geil, bloederig en gewelddadig mogelijk. Oh ja, en tegen het einde van de voorstelling liggen er 31 lijken op het toneel, dan weten de toeschouwers dat ook maar vast.

De acteurs maken hun beloften meer dan waar. De voorstelling begint met de moord op 21 zonen van de Romeinse generaal Titus Andronicus, tijdens een veldtocht tegen de Goten. Bebloede afgehakte handen symboliseren deze doden. Titus (een mooie, ingetogen rol van Koen Wouterse) geeft meteen al aan dat hij weinig wraakgevoelens koestert. Als soldaat is het risico dat je sterft groot, zo redeneert hij. Maar hier nemen de andere acteurs geen genoegen mee. Ze dagen Titus verder en verder uit om wraak te nemen. Dat is toch de beste remedie tegen het verdriet dat je is aangedaan?

Titus krijgt het zwaar voor zijn kiezen. Hij vermoordt bij thuiskomst in Rome de zoon van Tamora, de leider van de Goten en zijn belangrijkste krijgsgevangene. Niet omdat hij het zelf wil, maar omdat dit van hem verwacht wordt. Tamora zweert vervolgens wraak op hem en zijn familie. Ze trouwt met de Romeinse keizer, zorgt ervoor dat Titus’ dochter Lavinia wordt verkracht en verminkt en weet een van de twee overgebleven zoons van Titus ter dood veroordeeld te krijgen. Nog wil Titus niets van wraak weten. Pas tegen het einde komt zijn woede en verdriet tot uitbarsting en dat levert een hoop extra doden op – en de wraak blijkt uiteindelijk niets op te lossen.

Krijg nou Titus! is een heerlijk rauwe voorstelling. De acteurs spelen verschillende rollen en dat zorgt voor veel humor. Ze hebben duidelijk plezier in hun spel en vullen elkaar perfect aan. De voorstelling weet het grotendeels jonge publiek mee te slepen in het eeuwenoude verhaal, door precies de juiste vorm te kiezen: snel en geestig, met lekker veel seks en geweld en een duidelijke boodschap (zonder rijm, want het is per slot van rekening 2011). Bovenal neemt de voorstelling zichzelf niet te serieus en dat is verfrissend. Dit is hoe goed jongerentheater moet zijn. (Miranda ten Wolde)

No Comment
Dirk Sonneveld, Karin Post, Hanneke Schriever, Pieter Angeneind, Anna Schurau, Lene Kauper, Lisanne Hakkers, Sofie Doeland
Gezien op donderdag 24 november in Academie Minerva te Groningen

Diep verstopt in kunstacademie Minerva staat de installatie No Comment: een grote houten kubus met het hoofd van koningin Beatrix op de voorkant. In het kader van het Jonge Harten-festival geven acht Groningse kunststudenten hun kijk op de ‘toekomst van het theater’, zoals ze het zelf verwoorden.

~

Het is even zoeken, als gast in het academiepand aan de Praediniussingel. De baliemedewerkster fronst, maar dan verschijnt een glimlach om haar lippen: ‘bedoel je die kubus waar je op je buik in moet liggen?’ Ze stapt achter de counter vandaan: ‘ik loop wel even mee!’ Eén trap hoger zitten twee Jonge Harten-vrijwilligers achter een laptop. Ze lijken verbaast iemand te zien, maar groeten vriendelijk. ‘Er mogen niet meer dan zeven mensen per keer in’, grijnst één van beiden later, ‘daarom zitten wij hier.’ De jongen grinnikt. ‘Maar zeven… Dat is nog niet voorgekomen. Het loopt geen storm.’ Waarschijnlijk komt dit mede door de ongunstige locatie van No Comment. Het Minerva-pand ligt op flinke afstand van de andere Jonge Harten-activiteiten en zelfs als je eenmaal binnen bent, is het nog even zoeken. ‘Maandag was ik hier de hele dag. Toen hadden we in totaal zeven man.’

De baliemedewerkster klimt inmiddels bedreven de installatie in. De steile loopplank op, tot je moet bukken voor het plafond en dan rechtsaf. De houten stellage is overdekt, aan de voorkant is de kubus verzien van oranje glas, waar wat licht door naar binnen valt. De dame van de balie ligt inmiddels op haar buik. ‘Zo doe je dat’, demonstreert ze en kijkt door de opening in de vloer van de kubus. Op de grond, beneden haar, worden videobeelden getoond. Er is veel water te zien, meiden drijven op hun rug, zinken een stukje, verdrinken bijna om dan weer boven te komen. Ondertussen klinkt zachtjes gemompel.

Het is een eigenaardige ervaring om op je buik bovenin een kubus te liggen en naar drijvende mensen te kijken. Volgens het papiertje bij de uitgang van de installatie willen de jonge kunstenaars in deze turbulente maatschappelijke tijden ‘worstelen en boven komen’, nu ‘het water hen aan de lippen staat’. In de rust van de kubus, hebben de beelden eerder iets sereens. Het maatschappelijk protest waar de makers in hun pamflet over spreken, lijkt ver weg. Het theater dobbert, zo te zien, kalm de toekomst in. (Elisabeth Oosterling)

Good Cop, Bad Cop
Kassys
Regie: Liesbeth Gritter
Gezien op donderdag 24 november 2011 in het Grand Theatre te Groningen

Tweemaal eerder bezocht 8WEEKLY de voorstelling Good Cop Bad Cop van het Amsterdamse theatergezelschap Kassys: in 2007 de première op het Festival Over het IJ en in 2009 een reguliere voorstelling in de bovenzaal van het Groningse Grand Theatre. Nu, ruim tweeëneenhalf jaar later, staan Esther Snelders, Liesbeth Gritter en Ton Heijligers opnieuw in het Grand Theatre. Dit keer in de benedenzaal, als onderdeel van het Jonge Harten-programma.

Foto: Prudence Upton

Foto: Prudence Upton

Snelders, Gritter en Heijligers moeten de voorstelling inmiddels kunnen dromen. In januari 2012 spelen de acteurs in Amsterdam en is het stuk al bijna vijf jaar te zien. De filmpjes, die op de achterwand van het decor geprojecteerd worden, zijn misschien een tikje gedateerd en de tafel op het toneel ziet er afgeleefd uit, maar Kassys speelt fris en enthousiast door.

De grote vraag luidt: is Good Cop, Bad Cop nog even actueel als bij de première in 2007? Absoluut. De voorstelling gaat over de trend ieders beslommeringen breed uit te meten in realityprogramma’s. Reality-tv beheerst nog steeds de commerciële zenders en het lijkt er op dat het genre nooit meer van de buis verdwijnt. Kortgeleden liepen de gemoederen nog hoog op door kijkcijfersucces Oh Oh Cherso. Het programma, waarin een groep Hagenezen zich bezat in het Griekse Chersonissos, werd en masse bestempelt als “ordinair”, maar ondertussen bekende zelfs Matthijs van Nieuwkerk genietend voor de tv te zitten.

Good Cop, Bad Cop wisselt video-opnames af met live geacteerde scènes. Snelders en Gritter spelen een kat, Heijligers een hond. Ze doen de dingen die huisdieren zoal doen: van een kastje op de grond springen, spelen met een plastic zak en zich tegen elkaar aanvlijen voor een dutje. Maar, iets minder gebruikelijk voor drie beestjes: in de videobeelden becommentariëren ze hun gedrag. Zo ziet het publiek Gritter moeiteloos van een plank springen, maar vertelt zij op het scherm over de verschrikkelijke doodsangsten die zij daarbij uitstond. Het zijn hilarische scènes, waarbij de absurditeit van reality-tv schitterend wordt bloot gelegd.

Kassys speelt op grootse wijze met het fenomeen reality-tv. Toch ontbreekt er iets. Als de werking van de voorstelling duidelijk is, blijft het absoluut komisch, maar er ontbreekt een omslag of extra dimensie. Good Cop, Bad Cop wijst speels én beschuldigend naar reality-programma’s, maar daar blijft het jammer genoeg bij. (Elisabeth Oosterling)

Zero
Het Syndicaat
Regie: Daniëlle Wagenaar
Gezien op 25 november 2011 in NH Hotel De Ville te Groningen

Twee wildvreemde mensen die elkaar via internet ontmoeten en in een hotelkamer afspreken, puur voor de seks. Het is op zich al een mooi gegeven voor een toneelstuk, maar Het Syndicaat gaat nog net even een stapje verder. In plaats van op veilige afstand naar het toneel te kijken, zet regisseur Daniëlle Wagenaar het selecte groepje toeschouwers, een stuk of twintig per voorstelling, midden in de hotelkamer neer waar het allemaal gebeurt.

Foto: Sanne Peper

Foto: Sanne Peper

Zo is het publiek er getuige van hoe een vrouw van midden dertig, gekleed in een ordinair bontjasje, binnen komt met een enorme weekendtas. Al uitpuffend van de reis inspecteert ze de kamer en prevelt ze in zichzelf over waar ze eigenlijk mee bezig is. Omkleden, opmaken, nog even een shotje van dit en een snuifje van dat tegen de zenuwen. De tas gaat overhoop. Waarom komt hij maar niet? Actrice Roos Hoogland weet de spanning flink op te bouwen. Maar als haar date (Alex van Bergen) dan eindelijk binnenkomt, is het toch allemaal niet zo simpel als het leek vanachter het veilige computerscherm.

De kracht van de voorstelling is dat je als publiek er boven op zit. De acteurs creëren een vierde wand, waardoor je het gevoel hebt dat je stiekem zit mee te kijken met iets wat je eigenlijk niets aangaat. Je kunt de acteurs letterlijk aanraken – een licht ongemakkelijk gevoel, met name wanneer de kleren uitgaan en het tussen de twee echt intiem wordt. Tegelijkertijd trekt deze vorm je helemaal mee in het verhaal. De vrouw, die het meest centraal staat in het stuk, blijkt zo haar redenen te hebben voor dit afspraakje. Ze is haar zoontje verloren aan de vrouw met wie haar man er vandoor ging. Ze is zo onzeker en chaotisch dat ze geen mogelijkheid ziet het jongetje ooit nog terug te krijgen. En er is niemand om haar even vast te houden en te zeggen dat het wel goed komt.

Zero is een voorstelling over de schrijnende eenzaamheid van de grote, anonieme stad. Die eenzaamheid weet vooral Hoogland goed over te brengen. Ze speelt heel naturel, wat perfect is voor deze setting. Van Bergen komt iets minder uit de verf met zijn meer afstandelijke speelstijl. Prima voor een klassiek stuk, maar het maakt zijn rol in een voorstelling die het vooral van realisme moet hebben, een tikje ongeloofwaardig. Jammer, want verder is Zero een voorstelling die je niet snel vergeet. (Miranda ten Wolde)