Boeken / Achtergrond
special: Diepgravend zelfonderzoek met Peter Bieri en Paul van Tongeren

Voelen, af en toe onderuit gaan, leren en ontwikkelen

Hoe moraal te funderen in een maatschappij die elke fundering van buitenaf weigert? We kunnen alleen van onszelf op aan toch? Laten we voor een 21e-eeuwse ethiek dan maar beginnen met een diepgravend zelfonderzoek, zeggen de filosofen Paul van Tongeren en Peter Bieri. Een kritisch zelfonderzoek vooral, dat niet voorbijgaat aan dat wat ons bepaalt van buitenaf. Vooral de taal en het (beschouwende) verhaal krijgen daarbij veel aandacht.

~

Daar komt Peter Bieri (ook bekend als romancier Pascal Mercier) van pas. In de drie lezingen in Hoe willen wij leven? gaat hij minder expliciet op zoek naar een nieuwe ethiek, maar ook hij probeert vanuit de individuele ervaring tot een gedeelde moraal te komen. Ook Bieri stelt het zelfonderzoek voorop, omdat dat de voorwaarde is voor een van de grootste idealen van deze individuele tijd: autonomie of zelfbeschikking. Wat is dat en hoe realiseer je dat? Door bewust om te gaan met je innerlijke drijfveren, zegt Bieri, door na te denken over wat je beweegt, kortom: zelfkennis op te doen. Het aparte van zelfkennis als methode voor zelfbeschikking is dat zelfkennis nooit los staat van het object: het ‘zelf’ is tegelijk datgene wat nadenkt en dat waarover wordt nagedacht. Het denken zelf, de kennis opdoen, verandert het object in de loop van het nadenken.

Taal
Bieri legt daarbij veel nadruk op taal. Het zelf ontstaat pas in de taal en vraagt daarom om taal als uitdrukkingsvorm. (Hoewel hij later zegt dat ook andere ‘creatieve’ uitdrukkingen kunnen voldoen.) De autonome mens zal ‘door kritische vragen te stellen een innerlijke distantie tot zijn meningsgewoonten ontwikkelen en tijdens dit proces zelf de regie over zijn denken’ nemen. Waarbij we welbewust afstand nemen van ‘gedachteflarden en retorische sjablonen’:

Veel van wat we menen te denken en te weten is ontstaan doordat we onze moedertaal hebben nagepraat: het zijn dingen die je nu eenmaal zo zegt. In ons denken zelfstandiger, mondiger worden houdt ook in: alerter worden ten opzichte van blinde taalgewoonten, die ons alleen maar voorspiegelen dat we iets denken. […] Uit een chaos van gevoelens kan bijvoorbeeld door deze onder woorden te brengen emotionele zekerheid ontstaan. En dat kun je veralgemeniseren: als onze ervaringstaal gedifferentieerder wordt, wordt ook het ervaren zelf gedifferentieerder.

Als een echte filosoof is de zelfonderzoeker uit op begripsmatige helderheid, die in de (onbewuste) chaos (bewuste) orde schept. En via die handeling van het denken het object van het denken – namelijk het zelf – verandert.

Transformatie
De levenskunst, schrijft Van Tongeren, gaat uit van de mogelijkheid tot transformatie. Door het zelfonderzoek, dat de oude Grieken al aan filosofische pupillen oplegden, leer je onderscheid te maken tussen wie je bent, wat je daarvan vindt en wie je eigenlijk wilt zijn – het verschil tussen zijn en willen zijn. Hier zal hij later aan toevoegen: wie je kunt zijn, want zoals gezegd is de nadruk op dat wat je niet in de hand hebt volgens Van Tongeren te veel uit het levenskunstdebat verdwenen. 

Bieri lijkt te zeggen dat zo’n transformatie altijd positief is, omdat meer kennis leidt tot meer zelfbeschikking. Is dat wel zo? Aristoteles zag de wereld misschien als doelgericht, met een natuur die in feite ‘goed’ is ingericht, waarbij vooruitgang altijd ook een verbetering is. Maar wil de Aristotelische ethiek ook een bruikbare ethiek voor de moderne tijd zijn, dan moet ze, net als het eigen leven, worden geïnterpreteerd en vertaald, door de eigen ervaring heen en naar de eigen tijd toe.

Desondanks
Dat doet Van Tongeren dan ook in zijn boek. Hij richt zich op zijn fort, de deugdethiek. Na Aristoteles werd de deugdethiek voorzien van nieuwe vertalingen en differentiatie, zoals in christelijke zin. Dan komt bijvoorbeeld de wil in beeld, niet alleen ‘de goede wil’, maar juist ook de identificatie (door Augustinus) van ‘de kwade wil’:

Dat kwaad bestaat erin dat we soms willens en wetens doen wat niet goed is, waarvoor geen goede redenen zijn, en waarvan we niet zelf beter worden.

Een woord als ‘desondanks’ (een zeer hermeneutisch woord, zou je kunnen zeggen) doet zijn intrede. Het gaat de mens niet altijd om nut, geluk, kennis, natuur of verlangen, in elk geval niet in eenduidige vorm.

Weer later geeft Nietzsche zijn eigen radicaal kritische vertaling en differentiatie van de deugden. Eerlijkheid of waarachtigheid wordt de deugd van dienst – en let op: eerlijkheid heeft ook (vooral?) betrekking op dat wat niet gezegd of gehoord mag worden, het aanstootgevende, dat waar morele goody two-shoes niet van houden. Kort gezegd, de wil tot macht. Een gelukkig leven à la Aristoteles ligt dan ook niet in het vooruitzicht van de waarachtige: eerder ‘radicale ontheemding, diepe twijfel en vertwijfeling, schrijnende eenzaamheid’ en angst.

Lieve hemel, denk je, waarom dan nog waarachtigheid nastreven? Nou, om die zelfbeschikking waar Bieri over spreekt te bereiken. Daarvoor moet volgens Nietzsche meer vernietigd worden dan alleen vaste taalgewoonten en retorische sjablonen. Zoals Kierkegaard zou zeggen: je moet door die duizelende afgrond van de vertwijfeling heen, wil je echt authentiek kunnen leven. Dat is inderdaad iets wat je bij de levenskunstpropagandisten niet snel hoort.

Onderuit gaan
Net als Van Tongeren is Bieri geen voorstander van het stoïcisme dat de levenskunstenaars omarmen. Het is niet realistisch: we willen voelen, af en toe onderuit gaan, leren en ontwikkelen en dat kan niet door alles van je af te laten glijden. Dat wat aanvoelt als een vreemde kracht kan alleen door zeer talig en vaak pijnlijk werk omgevormd worden tot een morele, psychische identiteit, gegrond in zelfkennis en dus ter beschikking staand aan jezelf.

Zitten we dan toch niet vast in een hyperindividuele ethiek, waar iedereen naar zijn eigen navel aan het staren is? Zowel Bieri als Van Tongeren worstelen met de moraal in een tijd die geen grondvesten voor een moraal biedt. Toch pleiten ze beiden voor een blik naar buiten, ook al buigt die af naar jezelf. Door met een blik van buitenaf naar jezelf te kijken kom je tot echte zelfkennis. Dat gebeurt als je je terdege bewust bent van de aanwezigheid van een ander, en het bewustzijn van de ander vraagt weer om bewustzijn van jezelf, stelt Bieri. Via een soort verlicht individualisme lijkt dan een rechtvaardig en goed samenleven mogelijk. Door jezelf te zien als individu (iets unieks, kortom iets ‘anders’ dan de rest), zul je ook automatisch respect opbrengen voor al die andere ‘anderen’. Klinkt utopisch, zo geeft ook Bieri toe, maar god, het is het proberen waard.

Peter Bieri (vert. Marijke Koekoek) • Hoe willen wij leven? • Wereldbibliotheek • 94 pagina’s • ISBN 9789028424982 • 15,90 euro

Paul van Tongeren • Leven is een kunst. Over morele ervaring, deugdethiek en levenskunst • Klement | Pelckmans • 253 pagina’s • ISBN 9789086871025 • 22,50 euro

Film / Achtergrond
special: Deel 6

IFFR 2013

.

In dit zesde deel besteden we aandacht aan een wonderlijke en dikke Iraanse man, een familiedrama in het bos, criminele broers in Kopenhagen, visuele pracht door een Zuid-Koreaan in de VS, de absurdistische kant van het moederschap en leeghoofdigheid in New York.

DEEL 1 | DEEL 2 | DEEL 3 | DEEL 4 | DEEL 5 | DEEL 6 | DEEL 7 | DEEL 8: het laatste oordeel

Inhoud: Fat Shaker Las Lágrimas | Nordvest | StokerTowheadsThe Boring Life of Jacqueline

Die film met de bloedzuiger

Fat Shaker
Mohammed Shirvani • Iran, 2013
2.0

~

De eerste beelden van Fat Shaker zullen bij menigeen op het netvlies gebrand blijven: bloedzuigers zuigen zich vast in de rug van een dikke man en straaltjes bloed sijpelen weg. Misselijkmakend wellicht, maar ook een scène die je nieuwsgierig maakt naar meer. Maar de Iraanse kunstenaar en regisseur Mohammed Shirvani maakt het de kijker vervolgens niet makkelijk. Er volgt een reeks surreële beelden waarin droom en realiteit naast elkaar lijken te bestaan. Hoofdpersonen van Fat Shaker zijn de dikke man en zijn doofstomme zoon. De man achtervolgt de zoon dag en nacht. Ondertussen ontmoeten ze verschillende vrouwen met wie ze machtspelletjes spelen, tot het moment dat een van hen zich niet door de twee laat intimideren. Het geheel wordt gecombineerd met absurde beelden van bijvoorbeeld een kalkoen die rondscharrelt in huis en knipperende lampjes.

Fat Shaker kreeg op het IFFR van de jury een Tiger-Award. Wellicht zag de jury een absurdistisch kunstwerk waarin de onderliggende machtsverhoudingen in Iran aan de kaak worden gesteld, maar voor de gemiddelde kijker is Fat Shaker een beproeving. De film geeft in het begin nog de hoop dat er èrgens naartoe wordt gewerkt, maar verzandt in een steeds absurder wordend geheel. Het effect is verveling en de neiging om op te stappen. Zoals vele kijkers ook deden. (Suzan Groothuis)

Verlangen naar thuis

Las Lágrimas
Pablo Delgado Sánchez • Mexico, 2012
3.5

~

Een jongen ligt op bed, terwijl hij Maurice Sendaks’ Where the Wild Things Are leest. Hij is zelf gemaskerd. Toeval? In Delgado Sánchez’ film houden de twee wellicht verband met elkaar. In Las Lágrimas hangt de jonge Gabriel wat rond en probeert hij de aandacht van zijn oudere broer Fernando te trekken, want van zijn moeder hoeft hij niets te verwachten. Na het plotselinge vertrek van hun vader trekt zij zich terug op haar slaapkamer en laat ze de jongens aan hun lot over. Fernando feest en drinkt om aan de thuissituatie te ontsnappen, tot hij zijn jongere broertje voor een kampeertrip meeneemt naar het bos. De trip is niet zonder problemen en de verhouding tussen de broers komt behoorlijk onder druk te staan.

Met bedachtzame shots, geschoten op 16mm, brengt de regisseur de relatie tussen de broers in beeld, terwijl ze overgeleverd zijn aan de schoonheid en grootsheid van de bossen. Regisseur Delgado Sánchez werd geïnspireerd door Last Days, een andere film waarin een getroebleerde hoofdpersoon bevrijding zoekt in de bossen. Las Lágrimas, de afstudeerfilm van Sánchez, won op het filmfestival van Locarno een prijs om de postproductie af te ronden, wat resulteerde in dit kleine maar overtuigende familiedrama met sterke rollen (vooral Gabriel maakt indruk). In een prachtig laatste shot weet de regisseur op subtiele wijze te vangen hoe de familie weer wat dichter tot elkaar komt. Net als in Sendaks Where the Wild Things Are is er immers geen plek als thuis, hoe betoverend de bossen ook zijn. (Suzan Groothuis)

Brothers in arms

Nordvest
Michael Noer • Denemarken 2012
3.5

~

Ook in zijn tweede film (Michael Noer was twee jaar geleden op het festival met Tigerkandidaat R) toont de regisseur de donkere kant van de Deense samenleving. Ver verwijderd van het politieke gekonkel in een serie als Borgen toont hij een variant op het ouderwetse ‘crime doesn’t pay concept‘. Pascal is de oudste van drie van een alleenstaande moeder en is langzaam maar ook zelfverzekerd het verkeerde pad opgegaan. In Nordvest Kopenhagen wemelt het van kleine en grote criminaliteit en als je het niet breed hebt is de lokroep moeilijk te weerstaan. Als inbreker levert hij zijn buit af bij kleine crimelord Jamal, die hem cash geeft voor zijn horloges, televisies, lampen en alles wat Pascal verder zoal mee kan slepen. Maar veel is het niet. Als hij betrokken raakt bij het prostitutienetwerk van crimineel Björn ziet hij een kans meer geld te verdienen en los te komen van Jamal. Die pikt dat echter niet en als ook zijn jongere broer interesse toont in het slechte pad raakt hij de grip op de situatie kwijt.

Door het uit de hand gefilmde camerawerk, de vaak geïmproviseerde dialogen en twee echte broers (voor wie dit hun acteerdebuut is) in de hoofdrollen te kiezen, voelt Nordvest heel realistisch en weet Noer een sterk gevoel van urgentie te bewerkstelligen. Hij laat de grijstinten zien van dit leven aan de rand en de onmogelijkheid een crimineel pad te controleren en de negatieve kanten buiten te houden. Pascal probeert zijn stoere uitstraling overeind te houden, maar als de nood aan de man is blijkt zijn jongere broer de stalen zenuwen te hebben. Het siert hem dat hij het niet kan maar de gevolgen zijn er naar. Wel jammer van de mannendominantie. De vrouwen in Nordvest zijn er om te misbruiken of ze kijken alleen maar toe. De moeder van de twee kijkt vooral weg, al weet ze dat er van alles niet in de haak is. Als alleenstaande vrouw gebruikt Noer haar ook als een stereotiep voorbeeld van de manier waarop criminele carrières starten. Het had hem gesierd als de twee jongemannen wel een vader hadden gehad en alsnog de verkeerde kant op gaan. (Erik Kersten)

Ode aan Alfred Hitchcock

Stoker
Chan-wook Park • Zuid-Korea, 2012
3.5

~

Een amalgaam van alle Hitchcockfilms, met name Shadow of a Doubt, zo kun je dit amerikaanse debuut van de Zuid-Koreaanse Chan-wook Park (Sympathy for Mr. Vengeance, Oldboy) wel noemen. Als oom Charlie (Matthew Goode, A Single Man) terugkeert naar het huis van zijn juist overleden broer reageren diens vrouw Evelyn (Nicole Kidman) en dochter India (Mia Wasikowska, The Kids Are Allright, Alice in Wonderland) op eigen wijze op deze ontwikkeling. Charlie zwierf altijd over de wereld maar geeft zich nu volledig aan zijn schoonzus en achttienjarige nicht. Iets teveel. Met klassieke suspense-elementen weeft Park een web van suggestie en achterdocht. Als kijker weet je direct dat er iets mis is met deze Charlie, maar wat? Schitterend camerawerk en een uiterst inventieve montage, waarin alles uit de kast wordt gehaald qua overvloeingen en beeldrijm, maken Stoker een genot om naar te kijken. Zozeer zelfs dat het wel opzichtig aan de voorganger refererende plot er minder toe doet.

Het gevolg is wel dat Stoker als een typisch voorbeeld van style over substance gezien mag worden. Mia Wasikowska en Matthew Goode zorgen weliswaar voor een sterk acteertegenwicht, maar Park imponeert vooral met visuele pracht. Erg is dat niet, de film kan zo als verplicht kijkvoer voor studenten filmwetenschap en beginnende filmmakers gebruikt worden, maar hij blijft ook niet lang hangen na het verlaten van de zaal. (Erik Kersten)

Het lot van een moeder

Towheads
Shannon Plumb  • VS, 2013
3.5

~

Voor wat lichtvoetigheid en zelfspot zit de kijker goed bij Towheads, het debuut van Shannon Plumb. Hierin  spelen Plumb en haar echtgenoot Derek Cianfrance (Blue Valentine) min of meer zichzelf. Zij is Penelope, actrice, maar vooral moeder. Hij is regisseur en regelmatig weg voor producties. Penelope is overgeleverd aan haar twee kinderen Cody en Walker, die de orde in haar leven verstoren door met eten te gooien en al haar aandacht op te eisen. Moedeloos moet Penelope toezien hoe haar kinderloze buurvrouw wel tijd heeft voor audities.

Dan besluit ze maar wat kleur aan haar leven te geven door het alledaagse te mengen met absurditeiten, om zo toch haar grote droom van acteren te kunnen uitleven. Zo gaat Penelope als Charlie Chaplin de straat op, of doet auditie als een zwarte kerstman. De acties van Penelope gaan gepaard met een soort onhandigheid, die ook echt aan Chaplin doet denken. Het werkt met regelmaat op de lachspieren. Plumbs grootste verdienste is dat ze er geen moeite mee heeft zichzelf, en vooral haar moederrol, belachelijk te maken. Daarmee balanceert Towheads regelmatig op het randje van de slapstick. Hoewel de film naar het einde toe iets langdradig wordt en in herhaling valt, geeft Plumb een originele en verfrissende kijk op het moederschap. Met haar drammerige kinderen en ontplofte huishouden vormt ze zo een tegenhanger voor de hippe, cleane huishoudens van de moderne hipster. (Suzan Groothuis)

Twitter! Facebook! Conciërge!

The Boring Life of Jacqueline
Sebástian Silva  • VS 2012
3.5

~

Op het IFFR was deze editie ruim baan voor series van HBO. Naast afleveringen van Lena Dunhams Girls en de Tsjechische serie Burning Bush, draaide ook The Boring Life of Jacqueline van Sebástian Silva. Deze gaat het over het wel en wee van de in New York woonachtige Jacqueline, die haar tijd doodt met Twitter en Facebook. Wanneer Jacqueline de nieuwe conciërge Abraham ontmoet, valt ze als een blok voor hem en zet ze alles op alles om hem voor zich te winnen. Haar acties zorgen voor plaatsvervangende schaamte: zo maakt ze een schilderij van zichzelf en Abraham, waarin ze hem een ‘blackface‘ geeft. Erg aanstootgevend en gênant. Ook wanneer ze via Facebook en Twitter verslag doet van haar belevenissen heeft dit niet meer om het lijf dan opmerkingen als: ‘Oh my god!!!!!! He’s soooooo hot!!!!!!!‘. Een leeghoofdig, naïef karakter dus, deze Jacqueline, maar doordat Silva (bekend van La Nana) haar filmt in een droge, realistische stijl, werkt het komische aspect wonderwel. Dan krijgt Jacqueline te horen dat haar ouders haar niet langer financieel zullen onderhouden, waardoor ze aan het werk moet en het echte leven voor haar begint. Ze ontmoet bij een auditie de doortrapte, verwende Suzanne en besluit haar in huis te nemen. Op zich al spannend, maar dan komt ze via een datingsite ook nog in contact met acteur Michael Cera en wordt het leven plots wel erg heftig voor Jacqueline.

Net als in HBO-hitserie Girls draait het hier om een verwend jong meisje in New York dat gewend is dat pa en ma het allemaal wel even regelen voor haar. In beide series wordt daar keihard mee afgerekend. Maar waar de hoofdpersoon uit Girls hersens heeft en het wel lijkt te redden zonder ouderlijke steun, is Jacqueline aangewezen op haar leeghoofdige zelf. Ze staat er ook ècht alleen voor: in de film wordt vooral zichtbaar hoe eenzaam ze eigenlijk is. Ze lijkt geen echte vriendschappen of hechte banden met andere mensen te hebben. Zo diep lijkt Silva ook niet te willen gaan: Jacqueline wordt vooral neergezet als pathetisch uitvloeisel van de hedendaagse social media-cultuur. Alsof hij de kijker wil waarschuwen: pas op, word vooral geen Jacqueline. (Suzan Groothuis)

Muziek / Album

Tussen waken en slapen

recensie: Herrek - Waktu dulu

.

Waktu Dulu.

Gerrit van der Scheer kennen we al van de band Luik, dus het is geen verrassing dat de debuutplaat van Herrek grossiert in dromerige sferen en vervreemdende, mistige teksten. Het album lijkt een verklanking te zijn van de licht verdoofde psychische staat die ergens tussen dromen en wakker zijn ligt. De plaat spreekt een groot aantal registers aan. Zo horen we onder andere duistere folk en invloeden van tribale muziek. Toch dekt de term ‘slowcore’ de lading het beste. De trage tempo’s, repetitieve en bezwerende teksten en het algemene melancholieke gevoel zorgen voor een fascinerende luisterervaring. Het is overigens niet alleen lome betovering dat de klok slaat. De rijke arrangementen en dromerige toetsenpartijen zorgen, samen met een spaarzame eruptie, dat de verveling niet inzet.

Kalm en onheilspellend

~


Op de eerste track ‘Rain’ komen alle elementen van Herrek direct aan bod. Een enkele gitaar strumt zo sober mogelijk een akkoord, op het eerste gehoor ad infinitum. Er zit zoveel chorus-effect over het geluid dat de noten tegen het valse aanzitten. Het draagt allemaal bij aan de etherische, lijzige sfeer van de plaat. Pas na ruim anderhalve minuut wordt het nummer op sleeptouw genomen door de beat, hoewel dat eigenlijk een groot woord is voor een loom pulserend ritme.

De productie is prachtig, en dat is redelijk essentieel bij een cd die het zo van het ruimtelijke gevoel moet hebben. Er is voldoende plaats in het geluidsbeeld om alle mijmerende melodieën goed tot hun recht te laten komen. Gelukkig eist geen van de instrumenten ooit de hoofdrol op. De roes wordt niet verstoord.

Een ander hoogtepunt van de plaat vormt het liedje ‘Team’. Minstens net zo onderhuids broeierig en zwanger van ingehouden energie als de rest van de tracks, maar ditmaal met een nostalgische lading die minder in de rest van de nummers terug is te horen.

Niet voor elk moment
Herrek maakt met Waktu Dulu een zeer intrigerende plaat. Het enige nadeel van een plaat die zoveel solitaire aandacht vraagt van een luisteraar is dat het schijfje niet voor ieder moment geschikt is. Op tijdstippen waarop je je met meer aardse zaken bezig moet houden bijvoorbeeld. Dat is echter inherent aan het genre waarbinnen Herrek opereert, en irrelevant voor de kwaliteit van het werk, die ontegenzeggelijk hoog is.

Boeken / Fictie

Onvermijdelijk geluk

recensie: Manu Joseph (vert. Harry Pallemans) - Het onzichtbare geluk van andere mensen

Over Het onzichtbare geluk van andere mensen van de Indiase schrijver Manu Joseph valt ontzettend veel te zeggen. Ontzettend veel goeds vooral.

Ousep Chacko krijgt drie jaar na de zelfmoord van zijn zoon Unni diens laatste strip in handen. Unni was een intelligente, knappe, talentvolle jongen. Niemand weet waarom hij op zeventienjarige leeftijd van het dakterras van zijn ouderlijk huis sprong. Het ontvangen van Unni’s laatste strip is voor Ousep aanleiding om zijn zoektocht naar de reden van Unni’s zelfmoord te hervatten.

Het gezin Chacko
Ondertussen weten vrouw Mariamma en zoon Thoma niet wat ze met Ousep aanmoeten. Iedere avond komt hij stomdronken thuis en schreeuwt de hele buurt bij elkaar. Hierdoor wordt Mariamma genegeerd door de vrouwen uit hun flat en moet Thoma iedere ochtend weer alle moed bij elkaar rapen voordat hij naar buiten durft, bang als hij is om raar aangekeken te worden en rare vragen te krijgen. Zijn vaders dronkenschap is niet het enige waar Thoma zich voor schaamt. Hij is ook bang dat de mensen zijn moeder horen wanneer ze weer met opgeheven vinger tegen de muren staat te praten.

Er is dus genoeg aan de hand in het gezin Chacko. En naast de problemen die er tussen de gezinsleden bestaan, moeten ze ook nog steeds de dood van Unni verwerken. Ze proberen allemaal op eigen wijze de zelfmoord van Unni voor zichzelf begrijpelijk te maken. Joseph beschrijft op ontroerende wijze de beslommeringen binnen het gezin en de bijna wanhopige zoektocht van Ousep naar aanwijzingen voor Unni’s dood.

Stof tot nadenken
Met dit boeiende relaas over het leven van het gezin Chacko en het mysterie rond de dood van Unni, tekent zich tegelijkertijd heel duidelijk de Indiase cultuur af. Aanranding van meisjes en vrouwen lijkt de normaalste zaak van de wereld en voor jongens geldt dat ze er alleen bij horen als ze de hoogste cijfers voor de exacte vakken halen, waarmee ze zich verzekeren van een rooskleurige toekomst. Halen ze lage cijfers, dan krijgen ze slaag van leraar en vader. Vrouwen dienen ervoor te zorgen dat het hun man aan niets ontbreekt. Er is in hoge mate sprake van sociale controle, waardoor geen handeling onopgemerkt blijft.

Behalve de handelingen van Unni. Die lijken op geheimzinnige wijze aan iedereen voorbij te zijn gegaan. Maar met het ontvangen van het stripverhaal heeft zich misschien een nieuwe aanwijzing aangediend. Ousep spreekt nieuwe mensen en komt in aanraking met allerlei sprookjesachtige theorieën over waanideeën. Deze theorieën spelen van begin tot eind een zeer grote rol. Ze zijn niet alleen relevant om te begrijpen wat voor persoon Unni was; ze geven ook stof tot nadenken. 

Bijzonder rijk
Het onzichtbare geluk van andere mensen is een bijzonder rijke roman waarin spanning, persoonlijke tragiek, filosofie, psychologie en een beschrijving van de Indiase cultuur op vernuftige wijze met elkaar verweven worden. En dat ook nog eens in een aangename, lichtvoetige stijl die het droevige relativeert. Of zoals Unni tegen zijn moeder zei: ‘In deze wereld kun je heel moeilijk aan het geluk ontkomen. Zo is het gewoon.’ Je ontkomt er niet aan dit boek in één ruk uit te lezen. 

Het onzichtbare geluk van andere mensen from Niels de Haar on Vimeo.

Muziek / Album

Eels zet optimisme nu ook in zijn muziek voort

recensie: Eels - Wonderful, Glorious

Drie albums in nog geen anderhalf jaar. Ga er maar aan staan. Na deze overvloed aan nieuw materiaal was het even stil. Tot nu. Eels is er weer met Wonderful, Glorious, een plaat die het wachten dubbel en dwars waard was.

Het verhaal mag bekend zijn: Hombro Lobo, End Times en Tomorrow Morning volgden elkaar in razend tempo op. Geen wonder dat een veelzijdig kunstenaar als Mark Oliver Everett (beter bekend als E) dan even iets anders wil. Gelukkig is musiceren nog zijn ‘core bussines’. Het maken van dit album gebeurde echter in niet zo’n prettig jaar voor deze schrijver/documentairemaker/zanger, waardoor veel liedjes in het teken staan van vechten en strijd.

Vechten als het nodig is
Het album oogt vrolijk, met een knaloranje voorkant, die echter contrasteert met een bommen werpend vliegtuig. Ongetwijfeld slaat dit op openingsnummer ‘Bombs Away’ waarin verhaald wordt over iemand die definitief uit de schulp kruipt. Als de fijne beat verstomt en het nummer afgelopen lijkt, pakt de gitaar het ritme weer op en gaat E gaat verder op fluistertoon. Tom Barman dreiging. De bijna agressieve zang contrasteert lekker met de ontspannen melodielijn.

Ook ‘Kinda Fuzzy’ neemt de handschoen op. Het liedje swingt aan alle kanten en wordt slechts even onderbroken door een wat droeviger stukje. Bij ‘Peach Blossom’ kunnen de voetjes helemaal van de vloer. Stampende drums, knallende vervormde gitaar. In één woord: Groovy! ‘Open the window man and smell the peachblossom, the tigerlilly, the marigold.’ 

Vermoeid en droevig

~


Toch is ook de wat zwaarmoediger kant van bijvoorbeeld End Times te horen. Op Cash-achtige wijze gaat ‘On The Ropes’ over iemand die nog niet verslagen is, maar wel al in de touwen hangt. De stem van E doet hier en bij ‘The Turnaround’ vermoeid en oud aan, als Cash bij zijn American Recordings. E past zijn stijl aan het materiaal aan. Op ‘Stick Together’ is E’s zang juist weer zeer energiek. Opgezweept door een clap zorgt dit voor een zeer vrolijk nummer. 

Met omhoog lopende tussenstukjes en een wat ruiger refrein gaat ook ‘New Alphabet’ over strijd. Als je de wereld niet meer begrijpt, dan maak je je eigen ‘alfabet’. Vecht voor wat je waard bent; niet alles komt vanzelf. De donkere tijden hebben hun waarde als je hierna weer in het licht komt!

Mooie teksten
Dat E een uitstekende liedjessmid is, is bijvoorbeeld te horen op ‘ I Am Building A Shrine’. Hoewel, zijn het wel zijn teksten, als al zijn bandleden voor het eerst veel input mochten geven voor de nummers? Hoe dan ook, zinnen als ‘…and all the songs within your smile’ beschrijven op poëtische wijze de warme gedachten aan een vrouw die opgeslagen worden in het hart. De zingende zaag versterkt de emotionele lading.

Positiviteit
Vergeleken met Tomorrow Morning is dit tiende studioalbum nog een stukje positiever. Was dat album vooral tekstueel optimistisch, bij dit album is het ook in de muziek te horen. Sommige nummers zijn funky, dansbaar en uitgelaten (slot- en titelnummer ‘Wonderful, Glorious’) te noemen. De kwaliteit van de songs is hoog. Na een enkele keer luisteren merk je al dat de liedjes onderscheidend zijn. Veel verschil in dynamiek, in energie, een schudei hier, een ruisje of tik daar, stromend water of een rainstick. Alles klopt. Bovendien heeft E zich in zijn zonnige studio in Los Angeles door een stel formidabele muzikanten weten te omringen. Het kan dan ook bijna niet anders dan dat Wonderful, Glorious je achterlaat met een positieve vibe.

Boeken / Fictie

Over de bomen lopen van de wind

recensie: Henk Ester - Bijgeluiden

Henk Ester is met Bijgeluiden een debutant met heerlijk helder taalgebruik en afgemeten teksten. Een denker met een licht romantische inborst.

Een ruime helft van de gedichten in deze bundel is prozaïsch en essayistisch, wat de poëzie een sterk Borgesiaanse inslag geeft. Maar hoewel Ester net als Borges als een denkende dichter kan worden getypeerd, is zijn werk van minder mythische aard.

Het over de bomen lopen van wind
Onderwerpen die Ester in zijn bundel voorbij laat komen zijn eerder cultureel-historisch of poëticaal, of gaan over het tegenwoordig weinig bedichte thema van de muziek – de Poëzieweek van 2013 daargelaten. De soms bezielde beschrijvingen van de natuur roepen zo nu en dan associaties op met de ‘bezielde’ natuurlyriek van Chr.J. van Geel, zoals in met name de laatste strofe van het onderstaande gedicht.

Stoomorgel

Bijgeluiden
niet gebundeld, ongeletterd
spreken weinig mensen
zeker geen bomen
verwaaien, sterven weg

van exploderende stoomorgels
is zelfs geen ruis gesignaleerd
en van een racevlieg op de hei
heeft niemand iets gehoord

maar

als niemand de ernst langs
lijnen landgewei of hoort
de eik in stemgeluid

als niemand afstand neemt of
hoogte houdt om de luister van
een hei te leren

hoe zal ik dan
het over bomen lopen van de wind
of ijle waaien lezen?

Dichterlijker gedichten
De tweede helft van de bundel is ‘dichterlijker’. Die gedichten zijn compacter en hermetischer. Sommige daarvan raken helaas wel sterk aan wat doorgaans doorgaat voor poëzie, zoals een gedicht dat bestaat uit reeksen allitererende woorden of één waarin elke strofe begint met een bepaalde frase of woord. Zoals in het gedicht ‘Kijken’, waarin driemaal het woord ‘opkijken’ de terzetten aanvoert. Waren deze meer voorspelbare ‘rituele’ gedichten weggelaten, dan had Bijgeluiden een evengoed stevig, maar imponerender debuut opgeleverd.

Het boeiende aan Bijgeluiden zit mede in de urgentie van deze bundel. Je kunt hem lezen als een pleidooi voor een pas op de plaats, voor het gebruik van je zintuigen en het in je opnemen van de zinnelijke wereld. Het gaat Ester om wat zich buiten onze preoccupaties bevindt: daar ervaar je het gevoel van levend-zijn. Hiermee toont zich een verwantschap met Sybren Polet (genomineerd voor de VSB Poëzieprijs 2013). Met hem heeft Ester overigens ook de omarming van een wetenschappelijke dictie gemeen, al gebruikt Ester die maar zo nu en dan. En ook bij Polet is de natuur een plek waar je het bloed weer door je aderen kunt voelen stromen.

Hoop
De natuur zet Ester naast stedelijke en mechanische werelden. Zo komt zijn thuisbasis Utrecht naar voren uit zijn notoir stinkende kelders en het gesneuvelde middenschip van de Domkerk. Of de gemechaniseerde Maasvlakte: ‘Dit is niet gemaakt om gehoord te worden / als lopend godsbewijs’. Net als natuur is ook de cultuur is iets wat zich bezijden onze beslommeringen bevindt, en de dreiging van culturele teloorgang laat Ester evenmin koud:

Maar wat nu als het kunstmatig brein het denken heeft
gemarginaliseerd, de Afrikaanse olifant is uitgeroeid,
welluidende melodieën de dissonanten hebben weggevaagd?
Kortom, als er geen redden meer aan is.
Wie vertelt dan hoe de Romeinen reageerden op de glimlach
van een saxofonist.

Ester schrijft niet zonder ironie: de sax is van latere tijd. Wellicht tekent deze zin de onwetendheid van latere amper cultureel onderlegde generaties. 

Wie leest
over vijfhonderd jaar Lamento van Campert
totaal witte kamer van Kouwenaar,
Yann Andréa Steiner van Maguerite Duras?

De paradox wil overigens dat in maar weinig gedichten in Bijgeluiden niet gerefereerd wordt aan kunstenaars en/of hun werken: daarmee doet Ester niets anders dan die kunst en kunstenaars levend houden. Juist dankzij Esters lamentatie is er hoop.

Theater / Voorstelling

Grimmig en rauw Disneysprookje

recensie: Boogaerdt/VanderSchoot: Small World

.

Als een aan flarden gescheurd Bart Smit boek liggen er felgekleurde brokstukken op de vloer. Het podium is bezaaid met driewielers, vliegers, opblaaszwembadjes, barbie’s en een autobaan. Een zuurstokroze schijnwerkelijkheid die de realiteit lijkt te negeren. Een stampende en opzwepende beat begint, grimmig als het onbestemde gevoel dat je bekruipt als een feestje totaal uit de hand begint te lopen. Hooligans van een voetbalwedstrijd klimmen in slow motion op een hek, de monden opengesperd, alsof ze geluidloos leuzen roepen naar het publiek. Een Dixie toilet wordt omgegooid en als ‘Waar is dat feestje? Hier is dat feestje!’ wordt ingezet, staat een dronken en eenzaam konijn met een bierbuik, te hakken op house muziek, als laatste verstekeling op een lang daarvoor afgelast feestje.       

Rafelige Randjes

~

Small World is een beeldende, associatieve voorstelling waarin het gesimplificeerde en veilige Disney-geluk wordt bevraagd. VanderSchoot gaat in gesprek met Walt Disney: ‘U geeft de mensen hoop… Wij hebben daar niets aan, aan die hoop van u! Er is stront! Ik weet dat u hem het liefst van het randje van de wereld veegt, maar ik zeg u: De wereld heeft geen randje, de wereld heeft geen hek, geen muur met roze heuvels.’ Het is een pleidooi voor de lelijke, rauwe, echte wereld.  

Een ode aan de rafelige randjes van de werkelijkheid. Het levensmotto van de vader van de hedendaagse entertainment industrie: If you can dream it, you can do it! blijkt valse hoop. Een ongelukkig prinsesje probeert de Disneyleegte te bezweren, kirrend horen we haar mantra: ‘Ik ben zo gelukkig!’, iets wat je na een aantal keer niet meer gelooft. 

Tegen de haren strijken
In een decor van vrolijke deuntjes en opgewekte Disney-vriendjes wordt een danseresje voortdurend dood geschoten, zodra ze dapper weer is opgekrabbeld. Tevergeefs probeert ze te dansen op aanstekelijke draaiorgelmuziek. Een schrijnend beeld tegen de achtergrond van een gigantische geldautomaat. Disney Sells: Teddybeertjes, broodtrommeltjes en schijngeluk.

De wrakstukken van de entertainment industrie worden gedurende de voorstelling weer opgebouwd. Als een aangeharkt pretpark brengen felgekleurde slingers, lichtjes en  plastic de magie van de Disney-wereld weer tot leven, jammer. Want juist dat is wat Boogardt en VanderSchoot bezweren: het moet haperen, tegen de haren strijken en een beetje pijn doen. Desondanks is Small World een fascinerende en poëtische voorstelling over de synthetische Disney-wereld waarin geen ruimte is voor mislukking, verdriet of onvolmaaktheid.

Film / Achtergrond
special: Deel 5

IFFR 2013

.

Het festival is al een aantal dagen voorbij maar wij gaan nog even door met onze verslaggeving. Een aantal van deze films zal ook in de bioscoop verschijnen (Matterhorn ging gisteren zelfs al in première) dus dan kun je nu vast lezen wat wij ervan vonden. In deel 5 hebben we aandacht voor een Zweeds prostitutieschandaal, metal in Angola, een Hongaarse filmlofzang, Japanse biologische experimenten, een Rotterdamse held en een Hollandse bergtop. 

DEEL 1 | DEEL 2 | DEEL 3 | DEEL 4 | DEEL 5 | DEEL 6 | DEEL 7 | DEEL 8: het laatste oordeel

Inhoud: Call Girl | Death Metal Angola |  Final Cut: Ladies and GentlemenGFP Bunny  | Lee Towers: The Voice of RotterdamMatterhorn

Zweedse paranoia

Call Girl
Mikael Marcimain • Zweden/Ierland/Noorwegen/Finland, 2012
3.5

~

Tiener Iris belandt, na de zoveelste keer weggelopen te zijn van huis, bij een opvangcentrum. Daar komt ze in aanraking met meisjes die werken voor Dagmar Glans, een hoerenmadam die de meisjes in contact brengt met haar klanten – waaronder ambtenaren, juristen en politici. Iris, gelokt door het geld en Dagmars moederlijke benadering, wordt al snel meegezogen in het callgirl-wereldje. Dan blijkt een van Iris’ klanten de aanstaande Zweedse premier…

Parallel aan Iris’ verhaal volgen we hoe de zedenpolitie de opdracht krijgt de geruchtmakende seksschandalen, gelinkt aan politici, uit te zoeken. Een onderzoek dat met vele obstakels en zelfs dreigementen te maken krijgt, met de aankomende politieke verkiezingen in aantocht.

Dankzij de vlotte montage en strakke cameravoering sleept Call Girl de kijker van begin tot eind mee. En klopt stilistisch gezien tot in de puntjes: van de rode neonletters aan het begin tot de perfecte uitwerking van de jaren-zeventigsfeer. De film overtuigt in aankleding, decors en acteerwerk (vooral Pernilla August als Dagmar Glans zet een mooi ambigue rol neer). Stilistisch gezien is er niet voor niets een link met Tomas Alfredsons Tinker Tailor Soldier Spy, want Marcimain werkte als regieassistent voor die film en heeft Hoyte van Hoytema (verantwoordelijk voor het camerawerk van Alfredsons films) kunnen strikken voor het camerawerk. Een knap debuut, waarin de filmmaker laat zien de kneepjes van het vak te beheersen. En toch wringt er iets. Het einde van de film suggereert namelijk dat de waarheid voor altijd in de doofpot gestopt is, terwijl die uiteindelijk toch boven tafel is gekomen. Hoe waarheidsgetrouw deze op waarheid beruste paranoiathriller dan is, is de vraag. (Suzan Groothuis)

War divides, Metal unites

Death Metal Angola
Jeremy Xido • Angola/VS, 2012
4.0

~

Muziek verbroedert. Toch is verbroedering niet het eerste waar we aan denken wanneer we het over death metal hebben. In de grote steden van Angola blijken jongeren elkaar echter via de muziekstroming te vinden. De brutaliteit ervan en de rauwheid van de teksten is voor hen een ideale uitlaatklep om de trauma’s van de oorlog een plek te geven. En fanatiek zijn ze zeker. Na een introductie over death metal in Angola gekregen te hebben, kiest de regisseur ervoor een organisator van een heus deathmetalfestival te volgen. Deze jongen is opgegroeid in een weeshuis in Huambo, een zwaar getroffen stad in de oorlog.

Er is een duidelijke nood bij de jeugd om een nieuwe start te maken. Hierbij komt een onverwachte kracht van de muziek naar boven. Door de genadeloze en extreme teksten weten slachtoffers van de oorlog de pijn en nachtmerries te verwerken. De muziek lijkt hun ellende te relativeren en, belangrijker nog, ze staan niet langer alleen. Daarnaast vormt het een belangrijke ondersteuning voor vrouwen, die in de metalmuziek de kracht vinden te strijden voor gelijkheid. Wat de buitenwereld hier van denkt wordt duidelijk op de dag dat het festival plaatsvindt. Allerlei afspraken worden niet nagekomen. De tijd dringt, de aanvangstijd voortdurend verlaat. Maar dan, na vijf uur ploeteren, is daar het eerste metalfestival in Huambo. En wat heerlijk om dan die rauwe deathmetal te horen, pure ontlading zonder bijbedoelingen. Gewoon zoals het ooit bedoeld is. Een festivalganger merkt op dat deathmetal Afrikaanse roots heeft. Luister maar naar de beats! Een jaar later doen ze het nog eens, maar dan grootser. Laat die Afrikanen maar komen. Hail Satan! (Ralph Evers)

Monnikenwerk

Final Cut: Ladies and Gentlemen
György Pálfi  • Hongarije, 2012
5.0

~

Wat doe je wanneer je prachtige ideeën hebt, maar de filmstudio gaat failliet? Je huurt 500 films die ofwel tot je favorieten behoren of die een belangrijke dwarsdoorsnede van 118 jaar cinema laten zien. Je digitaliseert ze, categoriseert ze in fragmenten en je gaat een verhaal schrijven waarin je die fragmenten kwijt kan. Een verhaal volgens het oeroude concept dat cinema al ruim honderd jaar bezig houdt: de aantrekkingskracht tussen man en vrouw. Dan komt het monteren. Drie jaar is György Pálfi bezig geweest. Met praktisch geen geld, maar wel met een creatieve geest.

Zijn fantastische montage vormt de start van het spel tussen de maker en de kijker. Een gelaagde film, die pleziert maar ook voortdurend vragen oproept: welk fragment komt hierna, uit welke film is dit ook alweer, welke acteur of actrice is dit? Enzovoorts. Een film construeren uit bestaand materiaal, spelen met dode acteurs, anderszins onbetaalbare acteurs en stunts gebruikend en misbruikend. ‘I’d always heard you’re entire life flashes in front of you the second before you die‘ zegt Kevin Spacey tegen het einde van de film. De oude manier van films financieren is gestorven. Pálfi leidt de wederopstanding in. (Ralph Evers)

Spelen met genetica

GFP Bunny
Tsuchiya Yutaka • Japan, 2012
4.0

~

Er was een tijd dat Japanse filmmakers internationaal verrasten met  angstwekkende horror, bloedfonteinen of bizarre verhalen. Anno nu is de verrassing er bij veel films af. Gelukkig is daar GFP Bunny van Tsuchiya Yutaka, die een originele mix neerzet van documentatiemateriaal, fictie, internetvideo en animatie.  

Rode draad in het verhaal is ‘Thallium Girl‘, een tienermeisje dat geobsedeerd is door genetische manipulatie. In 2005 heeft zij haar moeder getracht te vergiftigen, een uitgangspunt waar de regisseur zijn eigen draai aan geeft. Zijn thalliummeisje, gespeeld door Kuramochi Yuka, in schooluniform aanwezig tijdens de Q&A,  is bij wijze van experiment verplaatst naar 2011. Hoewel we beelden zien van hoe het meisje gepest wordt door haar klasgenoten en haar moeder eeuwig jong wil blijven dankzij cosmetische chirurgie, blijft de reden van haar obsessie vaag. Het meisje zelf is er stellig in: ze wil controle! We zien hoe ze in uiterste concentratie een kikker opensnijdt, of een prachtig goudvisje in formaldehyde laat sterven en omtovert tot een waanzinnig experiment. De ontknoping van de film, waarin een ontmoeting met een lichaamskunstenares een belangrijk onderdeel vormt, toont waar het meisje uiteindelijk naar toe wil. GFP Bunny is film en wetenschap ineen, waarin de menselijke identiteit gekoppeld wordt aan extreme lichaamsversieringen, cosmetische chirurgie en de wens en mogelijkheid om jezelf te veranderen. Een gewaagd en geslaagd experiment. (Suzan Groothuis)

I did it my way

Lee Towers: The Voice of Rotterdam
Hans Heijnen • Nederland, 2013
4.0

~

Aanstekelijk en aangrijpend portret van een man die iedereen denkt te kennen maar die tegelijkertijd veel emoties in zich verborgen houdt. Emoties die er echter direct uit komen als het om zijn muziek of zijn gezin gaat. De aanloop naar het meest recente gala in Ahoy wordt afgewisseld met momenten thuis in de wit ingerichte villa en met zijn talloze schnabbels door het hele land. Leen Huizer voelt zich nergens te goed voor en weet met zijn arbeidsethos zelfs de meest sceptische kijkers te overtuigen. Zijn werklust wordt geïllustreerd met foto’s en archiefbeelden waarin duidelijk wordt dat de liefde voor de muziek al sinds de jaren zestig diep verankerd zit. Voor Lee is het zingen een vorm van therapie waar hij mee door gaat zolang het lijf het toestaat.

De film bevat talloze grappige momenten, bedoeld en onbedoeld, maar regisseur Hans Heijnen trapt nergens in de valkuil om Towers belachelijk te maken. Dat zou ook onterecht zijn. De man weet altijd zijn waardigheid te behouden, ook als hij in een restaurantkeuken staat te wachten voor het verrassingsfeest van een jarige met Downsyndroom. Of als de gasten van een haringparty zijn optreden vooral als een hinderlijke onderbreking zien van hun netwerkgesprekken. Een monument voor een Rotterdams fenomeen dat, als het aan de man zelf ligt, absoluut niet als een slotakkoord gezien moet worden. (Erik Kersten)

Barmhartige Samaritaan

Matterhorn
Diederik Ebbinge Nederland, 2013
3.0

~

Het debuut van Diederik Ebbinge lijkt een ode aan de films van Alex van Warmerdam en het absurdisme van de Coenbroers. Al beweert de nieuwbakken regisseur dat hij niets van film weet en dus ook niet is beïnvloed door welk voorbeeld dan ook. Als die vergelijking toch getrokken wordt is de conclusie dat hij een heel eind komt maar toch een ingrediënt mist. Ton Kas is de alleenstaande Fred en de acteur laat zien wat een range hij heeft in een rol met nauwelijks tekst en een timide uitstraling die nieuw voor hem is. Dat er met de man die bij hem aan komt lopen in het kerkelijke plattelandsdorp waarin hij teruggetrokken leeft iets mis is heeft hij wel door. Hij neemt het op zich deze vreemdeling (die Theo heet leert hij als de man al een paar weken bij hem is) wat op te voeden. Volgens de beste christelijke traditie neemt hij hem in huis en geeft de man te eten en een dak boven zijn hoofd. Ze groeien naar elkaar toe maar niet op de manier waarop je zou verwachten.

Ebbinge slaat de plank mis als hij de twee laat optreden op kinderpartijtjes. De dierenliefde van Theo had hij ook op een andere manier kunnen laten zien, al vormt hun act wel de katalysator voor hun ‘relatie’. De kern van Matterhorn zit in het opkrabbelen na een verloren liefde en het openstaan voor anderen. Iets dat Fred niet (meer) kan maar waarvoor Theo een breekijzer, in een vreemde vorm dat wel, heeft. Ebbinge slaagt er voortreffelijk in om een tijd- en plaatsloosheid op te roepen die zo typisch is voor het werk van Van Warmerdam. Maar wat er in de film ontbreekt is een angel. Matterhorn voelt meer als een verzameling sketches dan als een film, waarin een spanningsboog en een rode draad – hoe afgezaagd dat wellicht ook klinkt – belangrijke elementen zijn. En waar Van Warmerdam en de Coens (in bijvoorbeeld Fargo en A Serious Man) het wanhopige optimisme van hun personages pareren met een flinke dosis tragiek is het glas in dit debuut toch vooral half vol. (Erik Kersten)

Film / Films

Hommage aan de klassieke kungfu-films

recensie: The Man With The Iron Fists

.

Het zou je maar gebeuren: je krijgt de mogelijkheid om als grote liefhebber van kungfu-films zelf zo’n film te maken, met de hulp van Quentin Tarantino. Nu overkomt dit natuurlijk niet iedereen, maar RZA is dan ook niet de eerste de beste. Hij maakte een paar tracks voor Tarantino’s Kill Bill 1 en 2 (‘O-Ren Ishii, oh, what a species’) en verwierf bekendheid met de Wu-Tang Clan.

RZA draait niet aan de knoppen, maar heeft de regie in handen en schreef met Eli Roth (Hostel, Cabin Fever) het script. En wat doe je dan als debuterend regisseur? Juist, dan ga je ook meteen zelf de hoofdrol spelen en schrijf je je eigen soundtrack. En de verzorging van de voice-over neemt RZA ook voor zijn rekening. Moet kunnen, zal hij gedacht hebben. En in films met een vette knipoog, zoals deze The Man With The Iron Fists, kan dat dan ook.

Thaddeus de wapensmid (RZA) vertelt de kijker een verhaal. Een verhaal over moordende krijgers, over eer en wraak, over chi waarmee levenloze objecten kunnen worden bewogen, over het begeerde goud van de Keizer en over verscheidene clans die al jaren met elkaar in oorlog zijn in het mistroostige Jungle Village. Silver Lion wil de macht grijpen en heeft daarvoor het keizerlijke goud nodig, dat door de Gemini’s bewaakt wordt: tweelingen die tijdens gevechten vooral aandacht voor elkaar hebben en allerlei wapens en lichaamsdelen in elkaar haken.

Jack The Knife

~

Silver Lion – zijn haren vormen zijn manen met zilveren lokken – heeft een paar commandanten tot zijn beschikking, afgezien van zijn onderdanen die de Lion Clan vormen. Zo hebben we Brass Body (de naam zegt genoeg en dient letterlijk genomen te worden) en Poison Dagger, die met giftige pijltjes schiet. Mensen die Silver Lion willen stoppen zijn er in de vorm van Jack the Knife (Russell Crowe) en Zen-Yi (Rick Yune), die sterk doet denken aan de Chinese variant van Anakin Skywalker. Overeenkomstig speelt hij dramatisch en probeert semi-getergd uit zijn ogen te kijken.

De vele kleurrijke personages vormen het hoofdbestandsdeel van de film. De maniakale Silver Lion speelt ontzettend overdreven, maar komt er prima mee weg. RZA zelf doet het niet slecht in vergelijking met Rick Yune of de meeste andere Lions, en een flink aangekomen Russell Crowe heeft een hilarische rol. Hij is vooral te vinden in het centraal gelegen, knalroze bordeel van Madame Blossom (Lucy Liu), van waaruit hij de boel in de gaten houdt.

Quentin Tarantino

~

De invloed van Tarantino is op veel vlakken zichtbaar. Ten eerste bij de keuze van de cast. Bijrollen van Gordon Liu en Lucy Liu (Pai Mei en O-Ren Ishii in Kill Bill) zijn bijna niet te missen. De eerste is overigens, net als vele anderen in de cast, een kungfu-icoon in China. Maar ook Pam Grier speelt een kleine rol (Tarantino maakte Jackie Brown als hommage aan de Blaxploitation film, mede groot gemaakt door Pam Grier die hier de titelrol op zich neemt). Ten tweede de fikse hoeveelheid geweld, met ledematen alom en scenario’s die veel weg hebben van The Bride vs. The Crazy 88, inclusief bloedfonteinen. Ten derde in de flashback die in zwart-wit met enkele kleuraccenten, á la Sin City, het goed geschreven levensverhaal van Thaddeus vertelt. En tenslotte typisch camerawerk, zoals de scène in het bordeel waarbij de camera boven het decor zweeft en van kamer naar kamer verplaatst.

The Man With The Iron Fists is ideaal voor een avondje zuipen met zoute popcorn. Hersenloos vermaak, maar wel goed uitgewerkt en uiteraard afstevenend op een grande finale. Verheffend is het zelden, maar grappig en vermakelijk des te meer. Een sterk debuut dus, mede door de sterk aanwezige invloed van Tarantino.