Kunst / Achtergrond
special: Alfredo Jaar - The Sound of Silence

Ingrijpende fotografie

Het maken van een foto is een keuze voor de bevriezing van het moment en de kadrering van het onderwerp. De fotograaf kiest ook wat hij niet laat zien. De foto schenkt ons hiermee een blik in de wereld van het manipuleerbare.

In de tentoonstelling The Sound of Silence maakt de Chileense kunstenaar Alfredo Jaar (1956) duidelijk dat we fotografie niet moeten zien als een medium dat de natuurlijke stand van zaken weergeeft. In plaats daarvan moeten we ons bewust worden van de invloed die beeld heeft op onze maatschappij en de bepalende rol die de media spelen in het collectieve beeld van de internationale actualiteit. Een bezoek aan de tentoonstelling in het Nederlands Fotomuseum brengt het morele vraagstuk van de fotojournalistiek voor het voetlicht.

Kevin Carters Pulitzerprijs winnende foto

Kevin Carters Pulitzerprijs winnende foto

Menselijke aasgieren
De installatie The Sound of Silence (1995) confronteert de bezoeker met een in beeld gebracht verhaal van acht minuten over het leven van de Zuid-Afrikaanse fotojournalist Kevin Carter. In 1993 maakte Carter tijdens de hongersnood in Soedan een foto van een uitgehongerd meisje in de buurt van een voedseluitdeelpunt. Het meisje zit voorovergebogen en achter haar is een gier neergestreken.

De publicatie van deze foto in de media deed veel stof opwaaien. Het leidde tot hevige discussies en beschuldigingen aan het adres van Carter. Hij werd verguisd omdat de wereld vond dat hij het meisje had moeten helpen in plaats van zijn lens op haar te richtten. In 1994 wordt de foto bekroond met de Pulitzerprijs voor de fotografie. Enkele maanden daarna pleegt Carter zelfmoord.

The Sound of Silence confronteert door het verhaal van Carter tot in detail te vertellen. Hierdoor word je je als toeschouwer bewust van de overeenkomst tussen jouw rol in deze installatie en de rol die menigeen inneemt in de strijd tegen het onrecht in de wereld. Een rol waarbij je toekijkt en andermans daad gemakkelijk veroordeelt vanuit de luie stoel. Door de toeschouwer in deze positie te brengen roept het werk vragen op als: wat is goed handelen? Wat is helpen? Het maakt ons ervan bewust dat er zoiets is als het morele vraagstuk van de fotojournalistiek. The Sound of Silence doet inzien hoe dun de lijn is tussen veroordelen en tot een oordeel komen.

Ontwortelde beelden
De verdienste van de fotografie is tegelijkertijd haar manco: ze maakt het mogelijk dat de fotograaf kan inzoomen op het door hem gekozen onderwerp. Duidelijk is dat de foto daardoor altijd slechts een stukje van een groter geheel laat zien. De foto snijdt het onderwerp los van de bredere context. De werkelijkheid waar de fotojournalist getuige van is, is niet langer objectief af te leiden uit de foto. Het losgesneden beeld maakt het mogelijk om verweven te worden met de eigen context en wordt daarbinnen gezien als werkelijkheid.

Alfredo Jaar, The Sound of Silence 2013, foto: Menno Bouma

Alfredo Jaar, The Sound of Silence 2013, foto: Menno Bouma

De foto is een merkwaardige entiteit. Enerzijds laat de kadrering het toe om wat in het beeld besloten ligt te ontsluiten voor de goede verstaander. Anderzijds is dit nooit absoluut omdat de kadrering het tegelijkertijd mogelijk maakt dat het publiek haar ideeën erop projecteert. Daarnaast komt een moreel oordeel vaak tot stand zonder alle achtergrondinformatie over het land en de problematiek die daar soms al jaren speelt.

Ook in het specifieke geval van de door Carter gemaakte foto is er weinig duidelijk over de situatie. We weten niet hoe ver het voedseluitdeelpunt verwijderd was van de plek waar het meisje zich bevond. Evenmin kunnen we een inschatting maken van de afstand tussen de gier en het kind. Bovendien kennen we de omstandigheden waaronder Carter de foto gemaakt heeft niet. Deze redenen maken dat we elke foto, zelfs een journalistieke die een zo reëel mogelijk beeld van de wereld om ons heen probeert te vangen, in meer of mindere mate moeten bekijken alsof het kunst is.

Niet voor niets wil Jaar juist journalistieke fotografie inbrengen in de museale context. Hierdoor creëert hij namelijk ruimte om te kijken en na te denken over wat het is dat je ziet. Dit gebeurt in de eerste plaats doordat de aard van de museale ruimte het mogelijk maakt om een patroon te doorbreken en de immuniteit die velen hebben versus beelden van mensenrechtenschendende situaties te doen vergeten. De context is anders. Ten tweede maakt hij gebruik van de deels introspectieve blik die ontstaat wanneer er naar kunst gekeken wordt. Waar een opiniestuk of beeld in de reguliere media handvatten geeft om direct een oordeel te formuleren, zweven vragen in de museale ruimte rond totdat je zelf de keuze maakt om ze te beantwoorden. Deze manier van oordelen doet een beroep op je eigen normen, waarden, achtergrond en ideeën en maakt je bewust van je eigen moraal.

Het museum als vrijplaats
De manier waarop musea over de hele wereld hun collecties tentoonstellen en de manier waarop een fotograaf inzoomt op zijn onderwerp hebben een overeenkomstig effect: beiden tonen iets wat losgesneden is van de eigenlijke context. Met de komst van het white cube-tentoonstellingsmodel na de Tweede Wereldoorlog schilderden musea massaal alle muren wit. Dit roept de vraag op wat we nog zien van de traditie waarop het werk betrekking heeft als het getoond wordt in een oogverblindend wit vertrek. Het gebrek aan informatie maakt dat we het werk naadloos in onze eigen context kunnen inpassen. Hierdoor zien we tegenwoordig veel meer onze interpretatie, associatie en visie weerspiegeld. Het werk is ontdaan van haar wortels.

Alfredo Jaar, The Sound of Silence 2013, foto: Menno Bouma

Alfredo Jaar, The Sound of Silence 2013, foto: Menno Bouma

Het gebrek aan context enerzijds en de specifieke museale context anderzijds levert een vervreemdende werking op. Er ontstaat ruimte om geraakt te worden. Het niet-functionele aspect dat aan kunst kleeft, maakt het mogelijk om het ook eens niet te weten. Dit werkt weliswaar verwarrend, maar tegelijkertijd ook bevrijdend omdat je op zoek moet gaan naar nieuwe werkelijkheden. Niks in het museum is per definitie waar of onwaar. In dit opzicht is het museum een vrijplaats. Als een leeg doek waar ideeën op aangebracht kunnen worden.

Nieuwe perspectieven
Dat de foto van Kevin Carter destijds zoveel stof deed opwaaien is niet verbazingwekkend. Wat echter stuitend is, is dat hem verwijten werden gemaakt die het idee wekten dat hij verantwoordelijk was voor het leed zelf. De keuze van Jaar om juist als kunstenaar stil te staan bij het morele vraagstuk van fotojournalistiek is een sterke. De reden hiervoor is allereerst dat hedendaagse kunst als geen ander een beroep doet op je vermogen tot interpretatie. Het heeft niet als doel een eenduidig antwoord op te leveren, het heeft als doel een stroom van gedachten op gang te brengen. Het gevolg hiervan is dat je opnieuw leert kijken en dat je je wellicht op een andere manier gaat verhouden tot dit soort beelden in de media. Dat je beseft dat een foto altijd een vorm van ingrijpen is en dat het per persoon verschilt hoe je ingrijpen definieert.

De tweede reden waarom de museale context een nieuw licht werpt op het morele vraagstuk is omdat er een beroep wordt gedaan op je eigen verantwoordelijkheid. Jouw verantwoordelijkheid ligt bij de interpretatie van de werken en hetgeen je vervolgens met die interpretatie doet. Het laat zien wat het is om geraakt te worden en laat je jouw waarheid voelen. Een goed vertrekpunt voor je eigen moreel handelen. En een lofzang op het museum als instituut.

 

Boeken / Fictie

Iets langs en iets diks

recensie: David Foster Wallace (vert. Iannis Goerlandt en Daniël Rovers) - De bleke koning

.

Wallace.

Bij zijn zelfmoord in 2008 liet Wallace een grote hoeveelheid fragmenten na van een roman waar hij tot zijn dood aan gewerkt had. ‘Iets langs en iets diks’, in zijn eigen woorden. Sommige delen waren al uitgetypt en geredigeerd, andere vormden verschillende versies van hetzelfde thema en er doken ook schetsen op, in het minuscule handschrift van de schrijver. Verhaallijnen, een plot en zelfs duidelijk gedefinieerde personen ontbraken. Wel lag er een onafzienbare hoeveelheid researchmateriaal over de Amerikaanse belastingdienst. Een van zijn redacteuren nam de taak op zich uit deze chaos een ‘mogelijke versie’ samen te stellen en het resultaat is de ruim zeshonderd pagina’s tellende roman De bleke koning.

Vijandig bouwwerk
Is dit wel een roman? Net als bij andere unvollendete kunstwerken uit de geschiedenis moest de redacteur een balans vinden tussen het streven naar een coherent geheel en een maximale onderwerping aan wat de auteur gewild zou hebben. Het lijkt hier vooral te gaan om het in de juiste volgorde te zetten van de honderden korte en langere fragmenten, die als paragrafen uit een wetboek het skelet van de vertelling vormen. Losstaande fragmenten zijn de aanloop tot een soort begin, als beken die in een rivier uitstromen.

De inhoud van de vertelling is ongeveer als volgt. Een aantal personages, die eerder een korte voorgeschiedenis of karakterisering hebben gekregen, komen aan bij het gebouw van de Controle op Belastingaangiftes. Deze aankomst, op tweederde van het boek, is een hilarische beschrijving van een vijandig bouwwerk, moeilijk toegankelijk door de stupide aanleg van op- en afritten, verkeerd geplande parkeerruimtes en talloze verbodsborden. Dit gebouw staat in Peoria, een klein, lelijk stadje ergens in het Midden Westen. Het is een snoeihete dag in mei en de aspirant-medewerkers zijn van het vliegveld opgehaald in te nauwe bestelwagentjes. Hierop volgen de eerste indrukken: introductie in het bedrijf, het eigenlijke werk in de ruimtes met de speciale bureaus en de eindeloze dialogen in pauzes of op personeelsavondjes. Er gebeurt verder niets bijzonders.

Verveling tot de dood erop volgt
En dat is precies de bedoeling. Want de verveling, die zowel medewerkers als lezers bekruipt – vooral bij de opsommingen van wetsartikelen, dienstvoorschriften, protocollen en noodzakelijke uitleg – is het eigenlijke thema van dit verhaal. Het omgaan met verveling, die zo erg kan zijn dat zelfmoordgedachtes opkomen, is volgens Wallace ‘de sleutel tot het moderne leven’. Langdurige blootstelling aan deze afgrondelijke verveling en tegelijkertijd de dwang tot uiterste concentratie leidt tot hallucinaties. De gekwelde medewerkers krijgen regelmatig bezoek van schimmen, geesten van voormalige belastingambtenaren, van wie er een stierf aan zijn bureau en pas na het weekend in dezelfde houding gevonden werd.

‘Verpletterend, spectaculair saai’ is het motto. ‘De anaerobe heerschappen in vaalbruine pakken die een werkwoordloos bureaucratees hanteren’ lijken eerder afbeeldingen dan echte menselijke wezens. Wat betreft dit bureaucratees: de vertalers, Iannis Goerlandt en Daniël Rovers, hebben een topprestatie geleverd. De taal van Wallace, doorspekt met slang en neologismen, is niet gemakkelijk over te planten in een natuurlijk Nederlands.

Kierkegaard?
De ironie van David Foster Wallace balanceert altijd op het randje van oprechte verontwaardiging. Misschien heeft Wallace de filosoof Søren Kierkegaard gelezen, die in een van zijn notities schrijft dat ‘ironie leert de werkelijkheid te verwerkelijken en wel precies door de vereiste nadruk op die werkelijkheid te leggen’. Met andere woorden: onder iedere ironische beschrijving zit een moment van afstand nemen, waarin kritiek doorklinkt, verontwaardiging, die de boel in beweging wil zetten.

Deze omgang met ironie kreeg in de VS de naam de ‘new sincerity’, waartoe ook Wallace zich toe rekende. Het zoeken naar een oprechte, humanistische ethiek staat uiteraard gedeeltelijk haaks op ironie. Wallace heft met een weergaloos meesterschap de spanning tussen beide op in humoristische paragrafen, waar altijd een serieuze ondertoon in gevonden zou kunnen worden. Een voorbeeld is de woordloze communicatie van een jong stel dat in halve zinnen en lichaamstaal onderhandelt over een mogelijke abortus – zij is zwanger geworden, hij is ontsteld en beiden zijn zwaar christelijk opgevoed. Is dit een parodie op een christelijk-fundamentalistisch standpunt of een verhaal over liefde in tijden van cholera?

Angst en trailer-trash
De vele beschrijvingen van angsten zijn daarentegen gespeend van alle pogingen tot grappigheid. (Maar soms zijn ze toch ook wel grappig.) Het is gewone, menselijke faalangst die Wallace beschrijft, die in hoge mate wordt opgeroepen door de sfeer van wantrouwen en rivaliteit op het Controlecentrum. Maar ook allerlei fobieën: zweetangst, vliegangst, en autistische neigingen zoals woorden tellen in plaats van de betekenis ervan opnemen.

Een speciale rol is weggelegd voor een meisje dat opgroeit in een van de beruchte trailer-trash-dorpen. Misbruikt en verwaarloosd door een psychiatrisch gestoorde moeder en getraumatiseerd tijdens een gewelddadig incident ontwikkelt ze een ‘vermogen’. Een speciale vorm van depersonalisatie: blijven kijken zonder te knipperen, minutenlang, als bij een dode. De iris droogt uit en valt uiteen in onbruikbaar weefsel, wat haar half blind maakt. Later is ze medewerkster geworden op het Controlecentrum en draagt ze een speciale bril met kleine sproeiertjes om haar vernielde ogen vochtig te houden.

The bad thing
Om zich te documenteren voor deze roman werkte David Foster Wallace zelf dertien maanden lang undercover in het Controlecentrum. Uit zijn biografie valt op te maken dat hij al zijn hele leven last had van depressies, angsten en verslavingen. De bleke koning is, hoe rudimentair ook als roman, misschien een verslag van de tragische opmaat tot zijn zelfmoord. The bad thing, zoals hij zijn depressie noemde, is een product van zijn eigen beschadigde geest en tegelijk van de ziekte om hem heen. In welke mate zijn trieste einde mede veroorzaakt is door de destructieve kracht van de Amerikaanse samenleving is na dit boek meer dan een gedachte waard.

Kunst / Expo binnenland

Visueel bombardement

recensie: BIG GIRLS DON’T CRY, Jonathan Jacques, Thomas Switn Sweertvaegher, David Widart, Julie Calbert - Supersonic Youth

.

Supersonic Youth toont werk van het collectief BIG GIRLS DON’T CRY en de fotografen Jonathan Jacques, Thomas Switn Sweertvaegher, David Widart en Julie Calbert. Deze beeldmakers hebben met elkaar gemeen dat ze rond de dertig zijn en daardoor deel uitmaken van een nieuwe generatie.

(c) David Widart

(c) David Widart

Tijdens een bezoek aan de tentoonstelling wordt duidelijk dat de fotografen op een vrije manier omgaan met fotografie en nadenken over verschillende presentatievormen. We zien niet langer alleen keurig ingelijste foto’s, er zijn ook prints op ogenschijnlijk normaal printpapier en linnen.

Samenkomst van subculturen

Een groot deel van de beeldmakers is een dubbeltalent. Naast hun vrije werk zijn zij actief als pers- of modefotograaf, mannequin, stylist, vrijwilliger voor humanitaire organisaties, skateboarder of filmmaker. Dit bevestigt het romantische beeld van de moderne samenleving, je creëert je eigen symbiose van beroepen.

De veelheid, ambiguïteit en sfeer van de dubbele werelden waarin de fotografen opereren komt goed naar voren in hun werk. Het is doorspekt met tradities, normen en waarden uit de diverse subculturen. Je krijgt te zien wat hun blik vangt en waar zij op inzoomen. De beelden zijn gelaagd en representeren de sterk op visuele prikkels geënte samenleving. Het werk is niet zozeer vernieuwend, maar wel actueel. Deze jonge generatie lijkt de maakbare mens te zijn, die verschillende stukken van zichzelf laat zien door middel van diverse uitingen en podia. Zo worden naast de conventionele kunstwereld ook digitale media als Facebook ingezet om werk te publiceren.

Het gegeven van maakbaarheid komt ook tot uiting in de keuze voor de maat van de foto’s. Opvallend is namelijk dat de meeste beelden een bescheiden grootte hebben, grenzend aan A4 of A3. Deze standaardafmetingen lijken een referentie te zijn naar hoe gemakkelijk het tegenwoordig is om zelf werk te produceren.

Wolk van beelden

Wie de expositieruimte betreedt wordt geconfronteerd met hoog en laag aan de wand hangende foto’s met inconsequente tussenruimtes. De curatoren van Supersonic Youth hebben ervoor gekozen om de werken per fotograaf te groeperen. Hierdoor worden er geen individuele foto’s, maar foto-installaties gepresenteerd. De stijl en thematiek per fotograaf wordt duidelijk, maar de algehele presentatie blijft de kwaliteit van de individuele beelden overstemmen.

(c) Thomas Switn Sweertvaegher

(c) Thomas Switn Sweertvaegher

De tentoonstelling creëert hierdoor een visueel bombardement dat het werk schaadt en onrust veroorzaakt. Dit wordt ten eerste versterkt doordat geen enkele foto met titel wordt getoond. Ten tweede is het onduidelijk of er ook series aanwezig zijn in deze wolk van beelden. Bovendien is er in de opzet van de tentoonstelling weinig terug te vinden van de manier waarop de beeldmakers opereren. Dit zorgt ervoor dat de tentoonstelling, die juist de nieuwe ontwikkelingen wil laten zien, enigszins belegen overkomt.

In theorie kan het interessant zijn om rauwe snapshots tegenover gestileerde composities te zien hangen, maar bij Supersonic Youth is dit niet het geval. Dit komt doordat de wijze van tentoonstellen het simpelweg niet toelaat om een afzonderlijk beeld op je in te laten werken. Ruimte is allesbepalend voor hoe we naar dingen kijken. Betrek dit op de museale context en meteen wordt duidelijk dat een enkele foto aan de wand anders overkomt dan een overvloed aan foto’s. Het gevolg van dit gebrek aan ruimte is dat je jezelf als bezoeker afvraagt wat er getoond wordt tijdens deze groepstentoonstelling: het werk van de participerende kunstenaars of de visie van de curatoren.

Boeken / Fictie

Niet langer een literair geheim

recensie: Alex Boogers - Alle dingen zijn schitterend

Alex Boogers schrijft al vijftien jaar, maar streed tot nu toe tegen lage verkoopcijfers en geringe media–interesse. Niet langer meer: Alle dingen zijn schitterend ligt in dikke stapels op de boekwinkeltafels.

Het eerdere werk van Boogers liet zich kenmerken door verbeten jongeren, gefrustreerd door het contrast tussen hun grote dromen en de tegenslag die ze in het leven tegenkwamen. In Alle dingen zijn schitterend zijn tegenspoed en onbegrip nog steeds volop te vinden, maar ditmaal reikt Boogers voorbij het beperkte perspectief van verbeten jongeren, naar de mensen die verantwoordelijkheid voor die jongeren dragen: hun vaders. Remy van Sand, de hoofdpersoon uit Boogers’ eerdere romans Het boek Estee en Het waanzinnige van sneeuw, is van gefrustreerde thaibokser uitgegroeid tot vader en leraar maatschappijleer.

Realisme en romantiek


In de wereld van Boogers heeft iedereen problemen. Wie niet hoeft te vechten om de eindjes aan elkaar te knopen, heeft simpelweg mazzel gehad. Geweld en ellende zijn aan de orde van de dag. Maar Remy van Sand ziet ook de schitterende dingen. Hij houdt van het grote gebaar. Zo herinnert hij zich dat hij als kind, toen zijn moeder uitriep dat haar gezin haar verstikte, de gehele huiskamer, met interieur en al, hemelsblauw had geschilderd. Wanneer de volwassen Remy het grote vuur in hem wil delen met zijn eigen gezin, uit hij zich wederom te letterlijk. Zijn liefde is voelbaar, maar met zijn daden maakt hij het leven van de mensen om hem heen niet altijd makkelijker.

Als docent maatschappijleer is Remy ook voor zijn leerlingen een vaderfiguur, die probeert de jongeren klaar te stomen voor de echte wereld. Paradoxaal genoeg, gezien zijn romantische inslag, stelt hij het leven echter nooit rooskleuriger voor dan het is. Zo zegt hij tegen zijn leerling Zoë:

‘Je ziet alleen hoe donker alles is en hoe verward alles je soms maakt, en daar brul je over, en niet zonder reden. Soms is het allemaal kut. Zo is het nu eenmaal. Maar waarom verwacht je dat iemand anders het allemaal voor je oplost?’

Ze hield haar hoofd weer gebogen en leunde tegen mijn borst. Ik dwong haar me aan te kijken.

‘Ik meen het,’ zei ik. ‘Ik weet hoe het klinkt. Ik heb genoeg mensen gehad die dat soort dingen tegen mij zeiden, en ik vond het allemaal klinkklare onzin en wenste die mensen allemaal iets ergs toe. Maar soms heb je gewoon iemand nodig die zulke onzin tegen je zegt, ook al geloof je er op dat moment totaal niet in.’

Het schitterende aan dit boek is die constante zoektocht naar de keerzijde, of dat nu de mooie of de lelijke kant is.

Een volledig verhaal


De personages worden evenzeer vanuit verschillende perspectieven bekeken. Alle dingen zijn schitterend bestaat uit ronde karakters die de lezer bij zullen blijven. Niet alleen de drie hoofdpersonen (allen man), maar ook hun dochters en vrienden worden geloofwaardig beschreven.

Bovendien stijgt dit boek stilistisch boven Boogers’ voorgaande werk uit. Zijn vorige boeken kenmerkten zich al door een gefragmenteerde structuur. Hier gaat die knip in de chronologie echter samen met een uiterst gecontroleerde vertelwijze. Na elk hoofdstuk passen de stukjes van het verhaal beter in elkaar. Door de karakteristieke korte hoofdstukken krijgt het boek de snelheid en spanning van een thriller, zonder aan diepgang in te leveren.

Betrokkenheid


Boogers presenteert zich graag als onafhankelijke schrijver, die zich niet bezig wil houden met de verkoop, enkel met de woorden op het papier. Dit boek lijkt echter, meer dan zijn vorige werk, geschreven met de (geëngageerde) lezer in het achterhoofd. Er is ruimte voor politiek en actualiteit, en zelfs voor een licht sentimentele bijgelovigheid: het boek eindigt op 20 december 2012, een dag voor het voorspelde einde van de wereld en een datum die, op moment van verschijnen, nog in de toekomst lag.

Door zijn boek direct in de actuele werkelijkheid te wortelen, onderstreept Boogers’ boodschap: het vinden van geluk binnen kwaadaardige chaos. Beide moeten haarscherp en invoelbaar beschreven worden. Deze thematiek resoneert in Remy, die steeds het midden zoekt tussen deprimerend realisme en een optimistisch carpe diem. Remy heeft ontzettend veel geleden, en wil anderen voor die pijn behoeden. Maar of dat hem lukt?

In strak geschreven proza werkt het boek naar het moment toe waarop Remy voor het eerst alles helder ziet: zijn pijn en de manier waarop hij die, juist door zijn betrokkenheid, onbeholpen over zijn omgeving heeft uitgestort. Dat besef is vreselijk, maar, zo het lijkt, onvermijdelijk – en in Boogers handen krijgt het ook iets schitterends.

Film / Films

Aapjes kijken is niet altijd leuk

recensie: Chimpanzee

Een team van biologen spendeerde drie jaar van hun leven om 78 minuten film te maken. Dan mag je hopen dat je met iets op de proppen komt dat het kijken waard is. Want laten we eerlijk zijn, we zijn behoorlijk verwend met de Earth en Lifebeelden van de afgelopen jaren.

~

Misschien is de vergelijking tussen Chimpanzee en Earth niet helemaal terecht, maar in hoeveel genres wil je natuurdocumentaires gaan opdelen? Maar goed, neem dan March of the Penguins of The Last Lions, waarin Jeremy Irons het levensverhaal van een jonge leeuwenpup vertelt. Grafisch niet zo indrukwekkend als Earth, maar het verhaal is boeiend. Zonder al teveel moeite voel je je verbonden met het lot van de pinguïns en de leeuw. Dan moet het met een aap, waar wij al een zekere genetische verbondenheid mee hebben, toch ook wel lukken.

Persmap

Eerst een klein intermezzo over persmappen, als u het mij toestaat. In persmappen zijn onder andere, naast nuttige filmfeitjes, interviews te vinden met regisseurs. Iedereen zegt hoe graag hij of zij altijd al deze film wilde maken, enzovoorts. En jawel, ook hier zegt maker Mark Linfield ‘Chimpanzee fulfills a lifelong dream. I have always wanted to make a film about chimpanzees.‘ Rare jongens, die biologen.

Dan nu de film, deze voorkennis in gedachten houdend. Opperhoofdaap Freddy leidt een groep chimps waarin verder moeder Isha en baby Oscar een sleutelrol spelen. We zien eigenlijk voornamelijk het wel en wee van Oscar, wiens leven over rozen lijkt te gaan. Totdat het noodlot toeslaat.

Door dieren namen te geven ontstaat er gemakkelijker een band tussen kijker en aap. Het helpt daarbij dat met name mensapen zoals chimpansees, al vrij veel op mensen lijken. Vooral qua gedrag en overlevingsmethoden vallen de gelijkenissen op. Minder positief is het feit dat de überhaupt aanwezige gelijkenis tussen mens en chimpansee de voornaamste reden is dat je blijft kijken, want verder valt er in Chimpanzee weinig te beleven.

Tergende voice-over

~

De kritiek begint bij het verhaal, dat behoorlijk summier is. Verder moeten we het met steeds dezelfde groep apen doen. En om nou te zeggen dat die apen veel meemaken, neen. Ze zijn voornamelijk op zoek naar voedsel, kraken een noot en komen af en toe een rivaliserende bende apen tegen. Knap hoor, nootje kraken met een steen, maar na twee minuten heb je het wel gezien. Earth snapt dat, en schakelt vervolgens over naar een nieuw beest. Chimpanzee snapt dat niet, en laat de notenkrakers nog zes keer uitgebreid zien.

De makers hebben het geheel een beetje proberen op te leuken met een voice-over. Dit keer geen David Attenborough of Daniel Craig, maar Tim Allen wiens pogingen tot humor bij pogingen blijven. Hij vermeldt elke vijf minuten dat de apen wel moeten eten, dat voedsel schaars is en dat Scar – de opperhoofdaap van de rivaliserende bende – hun territorium over dreigt te nemen. Het wordt allemaal zo voor- en uitgekauwd dat ook apen in de dierentuin het zouden begrijpen, mochten ze Engels verstaan.

Bambi is beter

Chimpanzee werd geproduceerd door Disney, maar helaas ontbreekt hier het hartverwarmende aspect dat Disneyfilms zo typerend maakt. Van schijnbaar bijzondere gebeurtenissen wordt keer op keer beweerd dat het zo ont-zet-tend bijzonder is. Als film of documentaire schiet Chimpanzee echter tekort. Waar Earth en Life keer op keer weten te fascineren met prachtige slowmotion beelden en close-ups van de meest bijzondere dieren, weet Chimpanzee nauwelijks te boeien. De film is hooguit voor de allerkleinsten leuk, maar Bambi is beter.

Film / Films

Geestig debuut zonder platitudes

recensie: De Ontmaagding van Eva van End

De Ontmaagding van Eva van End draait gelukkig niet ècht om de ontmaagding van Eva van End. Onder de platte titel gaat een film schuil die platitudes weet te vermijden. Sterker nog: het is een bijzonder grappige film geworden waarmee debuterend regisseur Michiel ten Horn zichzelf in één klap op de kaart zet.

~

Deze Nederlandse tragikomedie draait eens niet om seks, maar om een ontwricht gezin dat met de komst van de Duitse uitwisselingsstudent Veit (Rafael Gareisen) volledig ontspoort. Dit is niet in de laatste plaats door de spekgladde Duitser zelf, wiens vileine opmerkingen jegens broer Manuel (Abe Dijksman) en charmante toespelingen naar moeder Etty (Jacqueline Blom) ertoe leiden dat het gezin uiteen wordt gereten. Middenin de chaos zien we Eva (Vivian Dierickx), een vijftienjarig, mollig, nietszeggend meisje dat van walvissen houdt en naar panfluitmuziek luistert.

Frikadellen

Meisjes als Eva zijn niet populair op de middelbare school. Ze doet net alsof ze zich daar niks van aantrekt, maar erg overtuigend is het niet. Als kijker heb je best met Eva te doen, al neemt haar passieve houding ten opzichte van het leven uiteindelijk wel èrg grote vormen aan. Je kunt bijna niet anders dan concluderen dat ze het ook wel een beetje aan zichzelf te danken heeft.  

~

Hoe anders is het met de andere leden van het gezin. Vader Evert (Ton Kas) werkt in een frikadellenfabriek en ziet zijn huwelijk langzaam uit elkaar vallen, ondanks de verwoede pogingen die hij doet tot romantiek. Everts grote trots is zoonlief Manuel, die blowend door het leven gaat, nonchalant (al dan niet door de wiet) vrouwen versiert, en de frikadelleneetwedstrijd al drie jaar op rij wint. Tussen Evert en zijn vrouw Etty botert het ondertussen voor geen meter. Etty heeft haar buik vol van Evert en is vooral bezig met haar bezorgdheid om oudste zoon Erwin (Tomer Pawlicki) die recent een huis heeft gekocht met zijn vriendin.

Aanmodderfocker

Overigens blijkt uitwisselingsstudent en “ideale schoonzoon” Veit zó politiek correct en zó welgemanierd, dat het erg irritant wordt. Manuel is niet de enige bij wie hij het bloed onder de nagels vandaan haalt: zijn machtspelletjes en manipulatieve maniertjes maken van Veit de ideale antagonist in een film waarin verder elk personage het goede probeert te doen, hoe onhandig ze dat er ook vanaf brengen (Evert en Etty zijn volledig vastgeroest, Manuel kan op een gegeven moment niet meer om Veit heen en Eva – eigenlijk het saaiste personage van de film – zit vast in haar eigen passiviteit). De komst van Veit blijkt dan ook de katalysator te zijn die de gezinsleden nodig hebben om hun levens eens goed onder de loep te nemen.

~

De Ontmaagding van Eva van End moet het vooral hebben van de herkenbare situaties en de sterke grappen, die voornamelijk uit al even herkenbare en tevens ongemakkelijke situaties ontstaan. Het uitgebluste huwelijk van Evert en Eddy is behoorlijk deprimerend, maar omdat Ton Kas en Jacqueline Blom het er zo dik bovenop leggen, wordt menig woordenwisseling interessant en komisch. Daarnaast komt Abe Dijksman als Manuel buitengewoon sterk uit de hoek en doet hij denken aan Cas Jansen in zijn beginjaren. Ook Dijksman is de rebelse puber met het gouden hart, al wil dat hart nog wel eens verstenen in bijzijn van Veit.

Michiel ten Horn zette de stap van animator tot regisseur en maakt een film die tot de verbeelding spreekt. Humoristisch bovenal, maar ook met de nodige inhoud en sterke acteurs. Hopelijk krijgen we snel meer van Ten Horn te zien en weet hij dit niveau vast te houden. De Nederlandse film kan tenslotte wel een boost gebruiken. De titel van zijn nieuwe werk, Aanmodderfocker, belooft alvast veel goeds.

Muziek / Concert

Nieuwe puzzelstukjes van Spinvis

recensie: Spinvis

Ruim een jaar na het alom gelauwerde laatste album van Spinvis, Tot ziens, Justine Keller, betreden Erik de Jong en zijn kornuiten de bühne van theater De Veste in Delft om af te trappen voor de gelijknamige theatertour.

Misschien komt het doordat de onderlinge conversatie van het publiek en de mogelijkheid om tussendoor bier te halen wegvallen, maar een optreden in het theater vraagt vaak om iets extra’s. Dat heeft Spinvis goed begrepen. Hij voegt de ‘nieuw ontdekte brieven uit Oostende’ aan de show toe. De muziek, die vooral van het laatste album afkomstig is, wordt in combinatie met deze voorgelezen brieven een vertelling. Het portret van die mysterieuze Justine Keller blijft gelukkig incompleet. Spinvis geeft nieuwe puzzelstukjes aan waaruit blijkt dat de puzzel alleen maar groter is dan gedacht. Het is aan het publiek om de gaten te vullen.

Stilletjes in het donker

~

Dat de muziek van Spinvis in het theater op zijn plaats is, bewees hij al in de eerdere theatertour. En dat het ook met band kan toonde hij het afgelopen jaar al aan op diverse podia en festivals. En het is natuurlijk ook fijn om stilletjes in het donker te genieten van het typerende geluid en proza van Spinvis. De band haalt van alles uit de kast, zoals een zingende zaag, vibrafoon, de bulbul tarang en een geluidsband. Het geeft een mooi resultaat: een muzikaal klankweefsel zoals we dat van Spinvis kennen. De band is sterk en goed op elkaar ingespeeld. Het zorgt ervoor dat het optreden in het theater niks ontbeert qua muzikaliteit. Met de voorgelezen brieven komen alle nummers in een net iets ander licht te staan. Dat is een mooie bijkomstigheid aangezien het verhaal van Justine Keller al ruim een jaar oud is en door het ganse land verspreid middels een uitgebreide tour.

Tot ziens, Justine Keller in het theater is een aanrader, al was het alleen maar om je nog iets meer in het raadselachtige universum rondom Justine Keller onder te dompelen. Verder is het optreden precies wat het belooft: lekker in het donker zitten en genieten. 

Muziek / Album

Imposant maar soms onpersoonlijk

recensie: Jacco Gardner - Cabinet of Curiosities

In een tijd waarin intieme egodocumenten van singer-songwriters de dienst uit maken, lijkt het gewaagd een ouderwetse studioplaat uit te brengen. Aan de andere kant is flirten met voorbije decennia erg hip, wat de buzz rondom Jacco Gardner verklaart.

De decennia waarmee Gardner flirt op zijn nu al veelbesproken debuutplaat Cabinet of Curiosities zijn de jaren ’60 en ’70. Vooral de exponenten van deze periode zoals Syd Barrett en Brian Wilson zijn duidelijke invloeden van de jonge Noord-Hollander. Net als deze grootheden beschouwt hij de studio niet als een plek waar je een nummer inspeelt om het op een plaat te kunnen zetten, maar als een plaats met een zeer eigen palet aan creatieve mogelijkheden. Een van de grootste pluspunten van Cabinet of Curiosities is dan ook de fabuleuze productie. Een kleurrijke parade van subtiele melodielijntjes, ijle koortjes en gevlochten gitaarwerk bewijst Gardners begaafdheid in zijn rol als producer. Let wel, deze productie klinkt bijzonder nostalgisch, ouderwets bijna, dus verwacht vooral geen overdreven compressie en autotune. De klankkleur van Gardners eerstgeborene is een fascinerend anachronisme.

Liedjes

~


Een zeer kundig uitgevoerde traditionele productie, hoe knap ook, is echter geen garantie voor een goede plaat. Daar zijn ook goede liedjes voor nodig. Gardner heeft er hier een aantal van. De opener ‘Clear the Air’ begint met rustig evoluerende melodieën, om in het refrein vervolgens een evidente hommage aan de manische sprookjeswereld van eerdergenoemde Syd Barrett te zijn. Het is een hoop voor een openingsnummer, maar Gardner laat het zo goed als achteloos en daardoor ongekunsteld klinken. Ook ‘Where Will You Go’ zit vol knap samenspel tussen bas, gitaar en het fluwelen stemgeluid van Gardner.

Soms te afstandelijk
Hoewel ook de andere nummers ontegenzeggelijk getuigen van vakmanschap, knaagt er toch iets bij het beluisteren van de hele plaat. Gardner maakt je weemoedig met zijn atavistische benadering, maar je vraagt je vaak af wie Gardner zélf nou eigenlijk is. Er is zoveel aandacht besteed aan het timbre van de plaat, dat er geen ruimte meer lijkt voor spontaniteit. De nummers doen daarom bij tijd en wijle wat ontzield en al te cerebraal aan. Als deze kilte begint op te vallen, is het moeilijk je aan de indruk te onttrekken dat de weloverwogen klanken slechts een façade zijn.

Dat neemt niet weg dat Cabinet of Curiosities een opvallend album is, dat een aantal prachtige momenten heeft en bijzonder vakbekwaam is. Het meesterwerk dat Gardner wellicht wel in zich heeft is het echter nog niet, daarvoor zal hij meer het achterste van zijn tong moeten durven laten zien. 

Boeken / Fictie

Om verliefd van te worden?

recensie: F. Scott Fitzgerald (vert. Jan Donkers / Jan Fastenau) - De rijke jongen

Met Valentijnsdag in aantocht, verschijnt de verhalenbundel De rijke jongen van F. Scott Fitzgerald op het juiste moment. Fitzgeralds personages geloven in de belofte van Ware Liefde – maar tussen droom en daad valt de schaduw van drank.

Fitzgerald is vooral beroemd om romans als The great Gatsby (1925), maar schreef daarnaast nog bijna tweehonderd korte verhalen. Daarin prostitueerde hij (naar eigen zeggen) zijn schrijftalent om een massapubliek te bevredigen en zijn extravagante leefwijze te financieren. Zes van deze verhalen zijn nu gebundeld in een nieuwe Nederlandse uitgave met nawoord door Ernest van der Kwast. De verhalen bestrijken de lengte van Fitzgeralds carrière – van ‘Kaper op de kust’ (1920) tot ‘De laatste kus’ (1940) – en bewijzen dat we zijn minachting voor dit genre niet al te serieus moeten nemen.

Winterdromen


Een van de hoogtepunten van De rijke jongen is ‘Winterdromen’ (1922), dat later de basis zou vormen voor The great Gatsby. ‘Winterdromen’ vertelt het verhaal van de jongeman Dexter Gordon, die verliefd wordt op Judy Jones. In alles is Judy een typische Fitzgerald-heldin: jong en oogverblindend mooi, maar ook oppervlakkig en verliefd op rijkdom, met een lach die klinkt als het rinkelen van duizend gouden munten. Met vilein genoegen fileert Fitzgerald haar nietszeggende karakter; haar antwoord op Dexters aanzoek spreekt wat dit betreft (geen) boekdelen:

Ze zei: ‘Misschien ooit, op een dag’ – ze zei: ‘Kus me’ – ze zei: ‘Ik zou best met je willen trouwen’ – ze zei: ‘Ik hou van je’ – ze zei – niets.

Desondanks is Judy de liefde van Dexters leven, de belofte van zijn jeugd. Ook als hij om praktische redenen een degelijkere echtgenote kiest, en zij verdwijnt in een huwelijk met een oudere alcoholist, blijft hij over haar dromen. Het verhaal eindigt op een noot van bittere nostalgie; als Dexter jaren later hoort hoe Judy’s schoonheid in verval geraakt is, heeft voor hem heel het leven zijn betovering verloren:

De poort was dicht, de zon was onder en er was geen andere schoonheid dan de grauwe pracht van staal die de tijd eeuwig weerstaat.

De schaduw van drank


‘Fitzgerald is een schrijver om verliefd op te worden’, schrijft Van der Kwast in een persoonlijk en innemend nawoord. Daar zouden we aan toe kunnen voegen: maar niet om mee te trouwen. Dit geldt in elk geval voor zijn personages: de liefde is voor hen een grote(ske) illusie, een luchtkasteel van ijle dromen en jeugdige extase dat vervliegt in het prozaïscher licht van een volwassen relatie. Wat dan overblijft: de bedwelming van drank. Niet voor niets voelt Dexter na het verlies van zijn liefdesdroom alleen nog het verlangen ‘zich vreselijk te bedrinken’.

Andere verhalen gaan explicieter over alcoholisme en verwoeste huwelijken. In ‘Terug naar Babylon’ reist Charlie Wales naar Parijs om de voogdij over zijn dochter Honoria terug te krijgen. De moeder stierf toen Charlie herstellende was van een drankverslaving en sindsdien woont Honoria bij zijn schoonzus. Nu probeert de 35-jarige alcoholist – ongetwijfeld gemodelleerd naar Fitzgerald zelf – zijn leven te beteren. Het slot geeft een pijnlijk inzicht in de geest van een gedesillusioneerde alcoholist, die tussen de ruïnes van zijn roekeloze leven tracht te redden wat er nog te redden valt.

Uitnodigend voorspel


Toegegeven, Fitzgerald haalt in zijn kortere werk nooit het niveau van zijn beroemde romans. Maar deze zes verhalen over liefde en verlies, drank en dromen, geven wel degelijk een helder beeld van zijn belangrijkste thema’s en elegante, ironische stijl. De rijke jongen biedt een voorproefje van het talent van een groot stilist en romanticus, een uitnodigend voorspel voor orgastische meesterwerken als The great Gatsby en The beautiful and the damned – en (wie weet) een poëtisch Valentijnsgeschenk in prozaïsche tijden.

Boeken / Fictie

Verrassend relaas van de beslommeringen in een doodgewoon kerkje

recensie: Evelio Rosero (vert. Jos den Bekker) - De drie Lilia's

.

García Márquez en Isabel Allende voeren hun lezers mee op fantasierijke vertellingen vol Latijns-Amerikaanse folklore. Márquez landgenoot Evelio Rosero past zonder meer in dit rijtje. 

Zijn Colombiaanse temperament komt in elke zin in deze roman naar voren. Of het nu een simpele beschrijving van het kerkinterieur is of de gevoelens van een van de hoofdpersonen, hij weet overal een haast poëtische draai aan te geven. Evelio Rosero is een van de belangrijkste schrijvers van Latijns-Amerika. Hij publiceerde meerdere korte verhalen voor hij in 1984 zijn eerste roman uitbracht. De thema’s waarover hij schrijft zijn in de ogen van de Colombiaanse regering vaak provocerend, zoals in de roman De vertrapten, over de oude man Ismael die de verschrikkingen van de burgeroorlog meemaakt en zijn verstand verliest. Hoewel de onderwerpen die hij kiest vaak rauw, realistisch en confronterend zijn, is zijn stijl gepassioneerd, poëtisch en vol metaforen. In 2006 werd zijn werk onderscheiden met de Colombiaanse Staatsprijs voor Literatuur.

Orde en regelmaat


De drie Lilia’s is eenvoudig van opzet, maar briljant uitgewerkt. Het verhaal gaat over de gebochelde Tancredo, die sinds jaar en dag werkt in de kerk van pater Almida in Bogotá. Hier woont ook Sabina, met wie hij een onstuimige liefdesrelatie onderhoudt. Het gezelschap wordt compleet gemaakt door drie weduwes, de drie Lilia’s, die de spil zijn van de kerk. Ze zorgen niet alleen voor pater Almida, maar bereiden ook de dagelijkse maaltijden die aan de bewoners van Bogotá worden geschonken.

Deze maaltijden zijn een reflectie van de orde en regelmaat die in de kerk heersen. Elke bevolkingsgroep heeft zijn eigen dag om te komen eten. De hoeren op maandag, de blinden op dinsdag, de zwerfkinderen op woensdag, de bejaarden op donderdag en de gezinnen op vrijdag. De kerk werkt volgens een strak schema. Een schema dat lijkt te werken. Maar als pater Almida op een avond wordt weggeroepen en een andere pater komt invallen, de alcoholistische San Jose Matamoros, komen lang onderdrukte verlangens en gevoelens naar boven. Gevoelens die op de laatste pagina’s tot een explosieve uitbarsting komen.

Schuldgevoelens


De personages van Rosero zijn zowel complex als eenvoudig. De emoties die ze voelen zijn net als die van ieder ander, maar Rosero beschrijft ze op een originele manier. Tancredo bijvoorbeeld gaat gebukt onder schuldgevoelens. Hij voelt zich schuldig over zijn relatie met Sabina, maar ook over zijn weerzin om elke dag de maaltijden te verzorgen. Vooral de bejaarden op donderdag zijn hem enorm tot last. Na de maaltijden houden ze zich voor dood om de kerk maar niet te hoeven verlaten en bijten, krabben en slaan ze Tancredo van zich af als het moment van vertrek zich toch aandient. Hij vreest dat er een ‘beest’ in hem bevrijd zal worden, met alle gevolgen van dien. Het moge duidelijk zijn dat zijn bochel hierbij symbool is voor de zwaarte van de last die hij met zich meedraagt.

Rosero brengt op ingenieuze wijze het verleden en het heden samen door middel van een schitterende metafoor. De telefoon van de kerk bevindt zich in een hoekje met oude, deels afgebroken beelden van heiligen die letterlijk op de telefoon neerkijken. De oude wereld van de katholieke kerk voegt zich niet zomaar samen met de technieken van tegenwoordig. Het is een rode draad die door het verhaal loopt: veranderingen in situaties en de aanpassing van de katholieke kerk hieraan. Dat klinkt misschien langdradig, maar dat is het allerminst. Met veel humor beschrijft Rosero de gebeurtenissen in de kerk. Als pater Matamoros de bochel van Tancredo voor het eerst ziet, bijvoorbeeld:

Hij liet zich de heilige gewaden omhangen, zonder zijn brandende ogen af te houden van de gedienstige bultenaar, die hij onverbloemd van onder tot boven bekeek. Hij wees ernaar en zei: ‘Ook een kathedraal.’

Prachtige beeldspraak


Hoewel De Drie Lilia’s slechts één dag in het leven van de kerk beschrijft, staat het boek bol van gebeurtenissen en gevoelens. Het is knap om te zien hoe Rosero zo veel verschillende emoties, situaties en personages weet samen te voegen. De drie Lilia’s is een prachtige roman met een verrassend einde, complexe personages en prachtige beeldspraak.