Boeken / Fictie

Zeven robijnen en twee zwerfkeien

recensie: Jonathan Robijn - De stad en de tijd

.

De stad en de tijd is het debuut van de Vlaming Jonathan Robijn. Deze verhalenroman bestaat uit negen chronologisch geordende verhalen die zich in Brussel afspelen. In het eerste verhaal is het 1958, het laatste verhaal is gesitueerd in het heden. Daarmee lijkt de titel verklaard. Maar de liefde is de werkelijke hoofdfiguur in deze verhalenroman.

De verhalen zijn onafhankelijk van elkaar te lezen en steeds is er een andere hoofdpersoon. Robijn lijkt een voorliefde te hebben voor sukkelaars. Alle hoofdfiguren, of ze nu parfumeur zijn, koffiewinkelier, legerofficier, hoge ambtenaar of veelbelovend concertpianiste, hebben de grootste moeite zich staande te houden in het leven. De manier om hiermee om te gaan is monomanie. Door zich blind op hun bezigheden te storten blijven ze overeind, totdat de liefde bij hen aanklopt en alles overhoop gooit.

De liefde als breekijzer
Het openingsverhaal heet De indringer. Het is 1958, Brussel is een zomer lang het middelpunt van de wereld. De eerste wereldtentoonstelling na de Tweede Wereldoorlog zorgt voor een extatische sfeer in de stad. De dochter van de Vlaamse parfumeur Gustaaf De Geest raakt verliefd op een Franstalige Belg. De progressieve wind die door de internationale paviljoens waait, heeft de Brusselse huiskamers nog niet bereikt. Daar ruikt het nog naar muf nationalisme. Een Vlaming en een Waal op één kussen: een grotere schande is nauwelijks denkbaar. Het is het eerste verhaal waarin de liefde slachtoffers maakt, en het zal niet het laatste zijn. Alle verhalen van Robijn gaan over de kracht van de liefde. Deze is destructief, maar evengoed onontkoombaar.

Klassieke vertelkunst
Robijn is een echte verteller. Hij bouwt zijn verhalen vakkundig op en weet de spanning die hij al in de eerste zinnen oproept in bijna alle verhalen vast te houden. Korte zinnen worden met lange meanderende zinnen afgewisseld, en met zijn ietwat archaïsche stijl creëert Robijn de nodige afstand. Deze past echter perfect bij de vaak wat belegen sfeer die hij in zijn verhalen oproept.

Toen Gustaaf De Geest de deuren van zijn parfumerie, gevestigd in een statig herenhuis op de Adolphe Maxlaan, die ochtend opende, had hij de indruk dat de wereldtentoonstelling zijn leven ondersteboven zou gooien en toch zou het nog meer dan twintig jaar duren voor hij besefte dat zijn voorgevoel hem niet had verraden.

Sterk gekruid
Thomas Rosenboom schreef al eens: ‘Wie Chinees wil koken zal Chinese kruiden moeten gebruiken.’ Robijn heeft er duidelijk plezier in om zijn verhalen rijkelijk te marineren met vakkennis. In De indringer leren we over de verschillende geuren en welke kwaliteiten zij hebben, in De koffiebranderij komen we te weten waarom kopie luwak de duurste koffie ter wereld is en in het verhaal De opmerking worden we bijgepraat over de verschillende bedreigde diersoorten die onze aarde rijk is.

Een van de meest geslaagde verhalen is Chocolade. Ook hier verkrijgt de lezer weer de nodige vakkennis, dit keer over de patisserie. Chocolatier Marcus Homans is een man van rond de veertig die met zijn oude moeder samenwoont. Hij is nog niet zo lang geleden uit de gevangenis ontslagen, waar hij het vak heeft geleerd. Marcus stelt dat hij onschuldig is aan de moord op een jonge vrouw, maar gaandeweg het verhaal gaat de lezer daar steeds meer aan twijfelen. Buiten zijn moeder en wat zakelijke contacten gaat Marcus met niemand om. Elke avond sluit hij zich in zijn slaapkamer op om via een telescoop naar de overbuurvrouw te gluren. Het is een eenzijdige liefde op afstand, maar als zij hem op een dag aanspreekt komt hier een einde aan.

In alle verhalen zijn de openingzinnen krachtig en effectief, maar de mooiste openingszinnen komen uit Chocolade.

Marcus Homans schrok toen hij de deur opendeed en meneer Vandevelde zag staan. Op slag was hij er zeker van dat hij de tweede kans die het leven hem had gegeven definitief om zeep had geholpen.

Gissen
In alle verhalen hangt er iets vreemds in de lucht, iets ongrijpbaars. Er klopt iets niet, maar de lezer kan er niet zomaar de vinger op leggen. Elk verhaal eindigt met een hint, meer niet. Vlak voordat het definitieve antwoord lijkt te komen, draait de schrijver de camera weg. Je komt er nooit precies achter waarom de personages doen wat ze doen. Hun kern geven ze nooit prijs, daar mag je naar gissen.

In de laatste twee verhalen vliegt Robijn wel enigszins de bocht uit. In De opmerking wil de schrijver te jolig zijn en maakt hij de hoofdpersoon en dierenbeschermer Helmut Klausner tot een volstrekte karikatuur. Wat er vervolgens met hem gebeurt laat je koud. In De bomaanslag maakt Robijn een klassieke fout. Hij wil afsluiten met knallend vuurwerk, en dat terwijl de eerdere verhalen het juist van de subtiliteit moeten hebben. Hij voert God en Allah op, ruziënd op een wolk. Het zij hem vergeven. De stad en de tijd is een uitstekend debuut. Met de eerste zeven verhalen laat hij zien het talent in huis te hebben om tot een groot schrijver uit te groeien.

Boeken / Non-fictie

Hardlopen voor dummies

recensie: Stans van der Poel en Koen de Jong - Ik, hardloper

Ik, hardloper is het nieuwste boek van Koen de Jong, die eerder succesvolle boeken schreef over sporten voor beginners, ademhalingsoefeningen voor verbeteren van prestatie en wielrennen. ‘Langer lopen met minder training’ is het devies.

Voor Ik, hardloper ging De Jong een samenwerking aan met Stans van der Poel, die apparatuur om ademhaling en hartslag in beeld te brengen ontwikkelde, en volgens het duo betiteld mag worden als ‘wandelende encyclopedie’. Het sympathiek geschreven boek bestaat uit drie onderdelen: achtergronden van hardlopen, trainingsschema’s voor beginners en voor gevorderden, afgewisseld met succesverhalen uit de dagelijkse praktijk van de auteurs.

Adem in, adem uit

De Jong en Van der Poel behandelen het hele spectrum dat gepaard gaat met ‘op een gezonde manier sporten’. Ze beginnen bij de basis, ademhaling en conditie in rust, behandelen vervolgens het verschil tussen koolhydraten en vetten als brandstof en staan ook stil bij loopvoorwaarden, looptechniek en het effect van hardlopen op de gezondheid. Zo geeft een winkel met ruimte voor een loopbaantje (geen band!) met filmopnames de beste indruk van looptechniek. De auteurs staan uitgebreid stil bij het slimmer omgaan met energie door rustiger te ademen. Ze raden aan een goed opbouwschema te combineren met ademhalingsoefeningen, zowel rondom als tijdens het lopen, waarbij het vooral belangrijk is langer uit dan in te ademen. Ze leggen uit hoe je met een hartslagmeter test of je opbouwend bezig bent.

Aan de slag

Het tweede deel van het boek biedt trainingsschema’s voor afstanden tussen 2,5 en 10 kilometer onder het motto ‘niet te lang en niet te hard’, met onder meer aandacht voor de meest voorkomende blessures. Voor hardlopers die serieus aan de slag willen bevat het boek ook technische achtergrondinformatie, bijvoorbeeld over verschillende trainingszones, hoe die aan te wenden en het berekenen van de eigen optimale hartslag, bij voorkeur met een hartslagmeter.

Deel drie is voor de gevorderde loper die minimaal een afstand van 21,1 kilometer (halve marathon) wil afleggen. ‘Je wilt weten hoe het is, en je wilt weten of je het kunt,’ schrijft een NRC-verslaggever in een van de anekdotes. Van der Poel en De Jong beweren dat het mogelijk is om een halve marathon te lopen door vier keer per week te trainen met tien kilometer als maximale afstand. Voor een hele marathon houden ze hetzelfde schema aan met een maximum van veertien kilometer. Het testen daarvan viel buiten de recensiedeadline, maar aantrekkelijk is het zeker.

Voor de vrijetijdsloper

Ik, hardloper is niet voor lopers die de sportprestatie als voornaamste doel hebben, maar vooral voor hen die lopen omdat het een gunstig effect heeft op de stemming of concentratie. De meeste lopers, merken de auteurs op, willen vooral lekker lopen, met af en toe een prestatieloop, maar trainen te hard of ademen in rust sneller dan nodig is. Het boek combineert dan ook toegankelijke uitleg met handige tips. Zo is het voor de opbouw van conditie nodig om minimaal twaalf minuten achter elkaar te hardlopen. Bovendien zet je bij een kortere duur je vetvoorraad nauwelijks in. Dat de auteurs af en toe doorschieten naar vermeend goeroedom, zoals met een hoofdstuk chi running of wanneer ze uitweiden over de gezondheidseffecten van lopen (‘Te moe om te lopen? Ga lopen!’), is ze vergeven.

Boeken / Fictie

Een heksenbrouwsel

recensie: Frida Vogels - Dagboek 1974-1976

In het tiende deel van de dagboeken van Frida Vogels (1930) wordt de lijn doorgetrokken die zij heeft ingezet met haar vertrek uit Nederland in de jaren vijftig. Verscheurd tussen haar huwelijk en haar schrijverschap, tussen de Italiaanse schoonfamilie en de Nederlandse vriendenkring, tussen haar eigen verlangen en de eisen van de buitenwereld probeert ze integer te blijven. Dat levert fascinerende literatuur op.

‘Misschien is wat ik schrijf een heksenbrouwsel’ merkt ze op. Zeker is dat verscheidene kwade krachten haar existentiële inzet voortdurend dreigen te ondermijnen. En die destructieve energie schildert ze in felle tinten, overtuigd van haar voortdurende tekortschieten. Haar huwelijk met een uit de laars van Italië afkomstige kernfysicus is een project. Ze wil zichzelf en haar ‘E.’ bewijzen dat ze een eens gegeven belofte kan houden en misschien ooit waarmaken. Ondanks de voortdurende onderbrekingen van hun samenzijn: drie maanden per jaar woont ze in Amsterdam, om te schrijven en haar vrienden en broer te ontmoeten. Ze zet door als echtgenote, ondanks haar afkeer van seks en erotiek, ondanks haar weerzin tegen de kluwenachtige familiebetrekkingen binnen de schoonfamilie.

Katten en kinderen
Haar E. is een begaafde en muzikale man, die haar probeert lief te hebben zoals ze is, maar die zijn traditionele achtergrond niet kan verloochenen. Vogels kiest uitdrukkelijk voor een huwelijk zonder kinderen, overtuigd als ze is van haar ongeschiktheid voor het moederschap en haar bestemming als schrijver. Dit gegeven vormt de basis van veel van hun conflicten en van haar merkwaardige positie in het dorp Castellina. Onder de verwoede pogingen van de hele familie om het haar naar de zin te maken broeien afwijzing en onbegrip.

In meesterlijk geschetste scènes weet Vogels, zonder ooit in interpretaties te vervallen, de kloof te tonen die haar scheidt van de anderen. Haar zorgzaamheid vindt desondanks een weg in haar liefde voor dieren, vooral zwerfkatten, die ze in haar woonplaats Bologna regelmatig eten brengt. E. verzet zich tegen pogingen om zielige dieren mee naar huis te nemen. ‘Jij wil geen kinderen en ik wil geen katten’ merkt hij droog op. Die zit. Ook in politieke discussies – hij is een communistenhater pur sang – kan ze niet tegen hem op.

Groei van vertrouwen
Haar kamer in Amsterdam is beslist niet de vrijplaats die ze nodig heeft. Ze is er vaak ziek, komt niet tot werken en loopt de deur plat bij haar beste vrienden Han en Lousje Voskuil, met wie ze een behoorlijk conflict krijgt over haar jaarlijkse periode van afwezigheid in Bologna. Toch groeit in de in dit deel beschreven jaren een zekere harmonie in haar betrekkingen met haar Nederlandse familie en vrienden. De verhouding met haar broer Michiel, ooit ernstig verstoord, wordt intiemer en hartelijker. De vriendschap met Kennie (van Schendel, dochter van Arthur van Schendel) ontwikkelt haar vertrouwen in de behulpzaamheid van anderen, iets wat ze tot dan toe miste.

Zichzelf meten aan zichzelf
Vertrouwen in anderen houdt direct verband met zelfvertrouwen. Frida Vogels vindt zichzelf gevoelloos en contactgestoord en doet alles om dit uitgangspunt te bewijzen. Door haar eenzame jeugd tussen gescheiden ouders, met een zwakke moeder, een onbereikbare vader en een onzekere jongere broer heeft ze zich voorzien van een heel assortiment afweermechanismen, waarvan ‘zich beroerd voelen’ en een dwangmatig isolement een belangrijk deel vormen. Haar enige toevluchtsoord is het schrijven. Haar dagboek, een bijna constante innerlijke dialoog met haar romancyclus De harde kern is haar eigenlijke leven. Ze waagt het erop als individu te bestaan en zich te uiten, zonder zich van buitenaf te laten motiveren of corrigeren. Misschien is dat zelfoverschatting en blijkt al het geschrevene uiteindelijk waardeloos

— omdat ik alles in afzondering doe en noch voor mijn gedrag, noch voor mijn geschrijf een toetssteen buiten mijzelf heb. Ik ga er echter van uit dat ik mijzelf aan mijzelf kan meten, omdat het ogenblik waarop ik zal voelen dat er nu evenwicht is, dat ik in het reine ben met mijzelf, de reden is waarom ik schrijf.

Misschien moet je van het formaat van Frida Vogels zijn om consequent vast te houden aan een genomen besluit en juist door die vasthoudendheid, in toon, stijl en een weergaloos taalgebruik – te slagen.

Film / Films

Vluchtige komedie van Almodóvar is geen prettig uitstapje

recensie: Los Amantes Pasajeros

Een vliegtuig dreigt neer te storten en de voorbereidingen voor een noodlanding worden getroffen, maar voor het zover is dient de bemanning eerst de passagiers te vermaken. Die hebben namelijk geen idee wat hen te wachten staat en de bemanning wil dat graag zo houden.

Voor wie de afgelopen tien jaar Pedro Almodóvar een beetje gevolgd heeft, komt Los Amantes Pasajeros misschien als een verrassing. Almodóvar regisseerde het laatste decennium prachtige drama’s waaronder Volver en Broken Embraces, en ontving een Oscar voor Talk To Her. Een komedie ligt dan niet in de lijn der verwachting. Zeker niet wanneer deze plat en onverfijnd is. Maar is de keuze voor iets luchtigs na alle dramafilms wel zo vreemd?

~

Aan het begin van zijn carrière als filmregisseur, begin jaren tachtig, maakte Almodóvar ook komedies. Althans, het was eigenlijk meer provocerende satire. Een samenhangend verhaal of degelijk camerawerk was afwezig, maar het bizarre tintje dat veel van Almodóvars films kenmerkt viel al te ontdekken, met name in de dialogen. Almodóvar verfilmde de rommelige scenario’s destijds met slechts één doel: choqueren. Dat lukte. Zo toont Pepi, Luci, Bom Y Otras Chicas Del Montón (1980) een zoenend lesbisch stel, een verkrachting en een golden shower. En in Dark Habits (1983) krijgt een drugsdealende zangeres een relatie met een drugsverslaafde lesbische non. De films vonden gretig aftrek binnen de cult scene van Madrid en Barcelona en Almodóvar werd al snel het enfant terrible van de Spaanse cinema.

Geer en Goor

Tegen deze achtergrond valt Almodóvars keuze om Los Amantes Pasajeros te maken beter te begrijpen. Almodóvar gaat terug naar zijn roots en maakt een replica van zijn oude komedies. De overeenkomsten zijn aanwezig: veel seks en en veel homoseksuelen, al zijn de lesbiennes vervangen door drie homoseksuele stewards en twee biseksuele piloten. Een andere overeenkomst is het plot, dat bij Los Amantes Pasajeros niet veel beter in elkaar steekt dan bij Pepi, Luci, Bom Y Otras Chicas Del Montón. Het choqueren dat de Spaanse cineast in 2008 nog goed lukte met The Skin I Live In, lukt hem nu niet en zodoende blijft alleen het komische aspect over. Dat betekent in dit geval een hoop platte grappen over en door homo’s, waardoor de humor sterk doet denken aan die van Geer en Goor. Los Amantes Pasajeros is dan ook een erg flauwe film geworden.

~

De opening is wel grappig, met leuke rollen voor Penélope Cruz en Antonio Banderas. Cruz’ personage is zwanger, Banderas’ personage is in de wolken en vergeet de wielblokjes te verwijderen. Niet veel later is het vliegtuig ook in de wolken, maar zitten de wielblokjes nog aan het landingsgestel. Het landingsgestel wil niet meer uitklappen en de bemanning dient het op te lossen. In plaats van de passagiers netjes te informeren, proberen ze angstvallig het naderende onheil te verdoezelen. Een groot gedeelte van de passagiers krijgt stiekem een slaapmiddel, maar enkelen blijven wakker en gaan vragen stellen. De interactie tussen de bemanning en de onwetende passagiers beslaat de rest van de film, maar het is slechts bij vlagen grappig.

Massale orgie

De hoogtemeter mag dan na vertrek van het vliegtuig een stijgende lijn aangeven, het niveau van de film daalt naarmate de noodlanding nadert. Dieptepunt is een massale orgie na een cocktail van drank en drugs: de bemanning vergrijpt zich aan elkaar, een passagier drogeert zijn vriendin waarna zij hem oraal bevredigt en een vrouwelijke passagier laat zich door een bewusteloze man ontmaagden.

Net zoals de stewards er niet in slagen om met hun playback-act de passagiers mee te krijgen, weet ook Almodóvar de kijker niet te vermaken met deze matige komedie. Nu maar hopen dat dit een eenmalig uitstapje was.

Film / Films

Creevy helpt eigen film om zeep

recensie: Welcome To The Punch

Eran Creevy probeert naar eigen zeggen met zijn tweede film een intelligente actiethriller te maken. Tevergeefs. Het is nu eenmaal niet zo dat elke plotwending een film naar een hoger plan tilt, laat staan iets met intelligentie te maken heeft. Wel wordt de film ongewild per plotwending lachwekkender.

~

Welcome To The Punch opent met een strak geregisseerde achtervolging in een uitgestorven Londen. Officier Max Lewinsky (James McAvoy) heeft de achtervolging ingezet op Jacob Sternwood (Mark Strong). De achtervolging loopt uit op een korte vechtpartij, waarbij Sternwood de overhand krijgt. Lewinsky ligt op de grond en Sternwood heeft een pistool op hem gericht. Einde verhaal, zou je denken, maar Sternwood spaart Lewinsky. Althans, hij schiet hem niet door zijn hoofd, maar in zijn knie. Het markeert het einde van de achtervolging en het begin van de rivaliteit tussen de twee hoofdpersonen.

Eindelijk wraak

Lewinsky’s knie geneest matig. Nog elke dag wordt hij herinnerd aan het voorval wanneer hij het vocht uit zijn geruïneerde knie moet opzuigen. De getergde Lewinsky is dan ook in alle staten wanneer hij verneemt dat Sternwoods zoon Ruan (Elyes Gabel) met een schotwond is opgenomen in het ziekenhuis. Aartsrivaal Sternwood zal ongetwijfeld terugkeren naar Londen en Lewinsky krijgt eindelijk zijn kans om wraak te nemen.

Lewinsky’s obsessie neemt ernstige vormen aan. Toevallige passanten die enige gelijkenis vertonen met Sternwood worden bedreigd met een pistool, bevelen worden niet opgevolgd en meerdere malen is hij een gevaar voor zijn directe omgeving. Toch wordt hij niet van de zaak gehaald. Hij wil wraak en zijn superieuren geven hem die kans. Aan de andere kant van het spectrum zit Sternwood; de koele, berekenende crimineel waarvan we geen flauw benul hebben wat hij doet. Hij is simpelweg de slechterik die niet wegens zijn eigen intelligentie, maar wegens falende autoriteiten elke keer weet te ontsnappen.

Te gecompliceerd script

~

Welcome To The Punch neemt zichzelf erg serieus. Er valt geen greintje humor te bespeuren. McAvoy brengt een vastberadenheid die ook al in The Last King Of Scotland en The Conspirator te bewonderen was, maar die hier misstaat en geforceerd over komt, doordat realisme en geloofwaardigheid niet hoog op het prioriteitenlijstje van Eran Creevy staan.

Neem nu de beschreven achtervolgingsscène waarbij Lewinsky met zijn auto de motoren van Sternwoods bendeleden achterna gaat. Op een gegeven moment verliest Lewinsky de motoren uit het oog. Hij parkeert zijn Alfa Romeo midden op een kruispunt, stapt uit en spitst zijn oren. En ja hoor, in de verte hoort hij het gebulder van de machines en kan hij zijn jacht vervolgen. Deze scène slaat natuurlijk helemaal nergens op – alsof er niemand geluid maakt in Londen – en is bovendien simpel te voorkomen: gewoon zorgen dat Lewinsky de motoren in zicht houdt. Er worden teveel moeilijke constructies bedacht in de hoop een originele actiefilm te maken, waardoor Welcome To The Punch zichzelf tekort doet.

Regisseur en scriptschrijver Ewan Creevy had het bij een gelikte, Britse revenge movie moeten laten – dat was met deze cast ongetwijfeld gelukt. Creevy’s regie is prima en de film blinkt uit in met name de actiescènes, maar Creevy probeert ook de geniale scriptschrijver uit te hangen en gebruikt zoveel plotwendingen dat aartsrivalen uiteindelijk boezemvrienden worden. Zodoende helpt hij zijn eigen film om zeep.

Film / Films

Intriges weten niet te intrigeren

recensie: The Company You Keep

Een cast met vers bloed en oude rotten, met in de regiestoel een ervaren filmmaker. En dan gooit een vlak script dat nauwelijks boven de standaardthriller uit weet te stijgen, roet in het eten.

~

Het begin is nochtans veelbelovend: oud-activiste Sharon Solarz (Susan Sarandon) wordt na dertig jaar te zijn ondergedoken door de FBI opgepakt. De jonge verslaggever Ben Shepard (Shia LaBeouf) ruikt zijn eerste primeur en besluit de zaak verder te onderzoeken. Dit brengt hem bij advocaat Jim Grant (Robert Redford, tevens de regisseur), en al snel stapelen de intriges en geheimen zich op.

Redford had duidelijk een thriller in gedachte waarin hij grote thema’s kon aansnijden: schuld, boete, opoffering. Het komt allemaal ook wel voorbij, het is alleen zo jammer dat het script deze thema’s op ongeloofwaardige en geforceerde wijze aan de kijker voorschotelt. Wat te denken van Shepard, die aanvankelijk wordt gepresenteerd als een arrogante, egoïstische journalist die op manipulatieve wijze te werk gaat, om dan op het einde plotseling last te krijgen van zijn geweten? Of de vlug erin gepropte filosofische inslag die Grant op het laatste moment nog ‘eventjes’ aan Shepard kwijt wil? Ook de plotwending die de kijkers dan nog moet verrassen wordt helaas nauwelijks uitgewerkt, waardoor het meer wegheeft van een snel doodbloedende climax.

Redford en zijn cast

~

Slechts twee dingen weten van The Company You Keep nog een aardige thriller te maken: de vlotte, gelikte regie (want hoe ongeloofwaardig ook, de film is toch onderhoudend) en de acteerprestaties. LaBeouf weet te overtuigen als opdringerige journalist die door zijn werkgever nauwelijks serieus wordt genomen, en Redford zet een solide prestatie neer als wanhopige advocaat en alleenstaande vader, die moet toezien hoe zijn leven een dramatische wending krijgt. Voeg daar nog sterren aan toe als Chris Cooper, Brit Marling, Nick Nolte en Stanley Tucci, en je gaat je haast afvragen wat iedereen in het oppervlakkige, lauwe script zag.

Dit alles maakt dat The Company You Keep uitkomt op een erg krappe voldoende. Het is zeker een lekker tussendoortje voor op een doordeweekse dag, als er niets bijzonders op tv is. De film mag dan proberen meer te zijn dan het eigenlijk is, Robert Redford weet in ieder geval wel de aandacht vast te houden gedurende de speeltijd van The Company You Keep. Het zal alleen niet zo snel beklijven.

Film / Films

Illusie met een dun laagje chroom

recensie: L'écume des jours

Regisseur Michel Gondry (Eternal Sunshine of the Spotless Mind) staat bekend om zijn vreemde, absurde en surrealistische films. Zijn nieuwste project, L’écume des jours, is daarop geen uitzondering. Afgezien van Gondry’s typische stijl heeft de film echter weinig te bieden.

Je vraagt je vooral af hoe iemand een film als deze bedenkt. Hoe krijg je zoveel idiote praktijken in een film gestopt en kom je er tot op zekere hoogte ook nog mee weg? Aan originaliteit geen gebrek, zoveel is wel duidelijk. L’écume des jours is gebaseerd op het gelijknamige boek, waarmee het probleem zich verschuift van Gondry naar de schrijver van het boek: Boris Vian. Gondry zelf lijkt zelf ook geworsteld te hebben met de presentatie van het verhaal, en benut de openingsscène om wat duidelijkheid te creëren rond de totstandkoming van het boek.

~

Hij presenteert het als volgt: in een fabriekshal worden typisten achter een lopende band gezet, waarna typemachines langskomen waarop elke typist één zin mag typen. Aan het einde van de lopende band worden de pagina’s met willekeurige (on)zinnen verzameld en gebundeld. Het resultaat is L’écume des jours.

Jean Sol Partre
Gondry weet het boek op stijlvolle manier te verfilmen en dompelt de kijker onder in een surrealistische, kleurrijke wereld. Je zou bijna willen dat het in 3D was. De ene na de andere rariteit wordt op het scherm getoverd en Gondry weet van geen ophouden. Hij gunt de kijker geen moment rust, maar overspoelt zijn publiek met absurde voorvallen. Een groot gedeelte daarvan is komisch: een running gag met een levende deurbel, een tafel die wordt afgeruimd met een bezem en de grommende sportschoenen met een eigen wil zijn leuke vondsten. De absurditeit slaat echter een beetje door, want ook aan de handelingen van de personages valt het eerste uur geen touw vast te knopen. En daar gaat L’écume des jours de mist in.

Onder al het kunstzinnige camerawerk (stop-motion wordt afgewisseld met CGI) dat feilloos de absurde taferelen weet te vangen, schuilt namelijk een flinterdun verhaal. Colin (Romain Duris) wordt tijdens een avondje swingen verliefd op Chloé (Audrey Tautou) en niet veel later is het stel getrouwd. Naast het liefdespaar is Omar Sy (Intouchables) aanwezig als manusje-van-alles en maken we kennis met Colins vriend Chick (Gad Elmaleh) die slechts voor één persoon zijn bed uit komt: Jean Sol Partre. Deze karikatuur van de beroemde Franse filosoof – zelfs zijn metgezel Simone de Beauvoir is van de partij – spreekt in een rokende pijp mensenmassa’s toe en gebruikt onbegrijpelijke metaforen. Het is ironisch genoeg een van de weinige scènes waar Gondry dicht bij de realiteit blijft.

Chronische waterlelie

~

Het gaat helemaal mis wanneer Chloé last krijgt van een chronische waterlelie in haar long. De medicijnen – bewegende verchroomde konijnenkeutels van opgezette konijnen die ontploffen nadat ze verchroomde wortelen hebben gegeten – helpen niet. Het gaat bergafwaarts met Chloé. Niet alleen Chloé raakt verzwakt, ook het huis begint te krimpen, de kleurrijke beelden uit het begin van de film worden grauwer en de film wordt serieuzer en inhoudelijk sterker. Pas in het slotstuk worden de surrealistische beelden functioneel.

De overheersende visuele stijl laat weinig ruimte voor wat menselijkheid, waardoor de beleving ontbreekt. Met name de personages zijn niet te vergelijken met de meeslepende karakters uit The Science of Sleep en Eternal Sunshine of the Spotless Mind. Wanneer je ogen uiteindelijk gewend zijn aan de beelden en je je visuele cortex weer op orde hebt, valt de film tegen

Boeken / Fictie

Doornroosje en haar dorpsgenoten

recensie: Ineke Riem - Zeven pogingen om een geliefde te wekken

.

Ineke Riem debuteert met Zeven pogingen om een geliefde te wekken. Een sprookjesachtige roman die zich afspeelt in het fictieve dorpje Oudering op het Zuid-Hollandse eiland Voorne-Putten. Riem is erin geslaagd binnen de grenzen van dit dorp een geheel eigen werkelijkheid te scheppen. Haar nadrukkelijk literaire stijl levert een goed verhaal en aandoenlijke personages op, die om dezelfde reden wel erg op afstand blijven.

Afwijzingsbrieven
In het eerste hoofdstuk wordt het excentrieke meisje Lioba Hoogenboom opgevoerd. Ze wil niets liever dan aangenomen worden op de modeacademie, om het dorp waar ze geboren is en nauwelijks vrienden heeft te ontvluchten. Sinds vier jaar werkt ze bijna dagelijks in het dorpsmuseum en geeft ze al haar geld uit aan avondcursussen over mode. Tot diep in de nacht werkt ze aan haar creaties, maar de toelatingscommissies zagen steeds niets in de papieren jurken die ze maakte van oude zeekaarten of Japans moerbeischorspapier.

Dan ontvangt ze voor de zoveelste keer een afwijzingsbrief. In een dromerige en ietwat pompeuze passage loopt Lioba naar de rand van een rietbos, waar een oude roeiboot in een slik ligt. Ze neemt plaats in de boot:

Haar frêle lijf gleed van het bankje naar de bodem van de boot. Moe van haar bestaan trok Lioba zich terug in de luwte van haar verbeelding. (…) Het was geen bewuste keuze om in de boot te blijven liggen; het gebeurde omdat er niets anders gebeurde. Lioba verstopte zich in de hoeken van haar dromerige lichaam. (…) Vele uren gingen voorbij, maar gaandeweg vervloog het besef van tijd.

Dorpsgenoten

~

In de hoofdstukken die volgen begint de roman pas vorm te krijgen, als allerlei dorpsgenoten van Lioba aan het woord komen. Het gesprek van de dag is de mysterieuze slaap waarin het meisje wekenlang verkeert, maar men heeft
ook andere zaken aan het hoofd.

De 92-jarige Neeltje meent dat ze eigenlijk allang dood had moeten zijn.
Ze denkt aan haar voorbije leven en
de vrouw op wie ze lang geleden verliefd was. Huisarts Wolff beschouwt zichzelf als de archeoloog van de ware erotiek en begrijpt niet dat er geen vrouw is die met hem naar bed wil. En dan is er nog de inbreker, die elk huis dat hij ’s nachts betreedt als een museum beschouwt, en nog nooit in staat is gebleken een zinnig gesprek te voeren met ‘iemand met borsten’.

Buiten Oudering zullen we deze personages niet tegenkomen, met hun malle voorliefdes en teruggetrokken levens. Daarvoor zijn het te veel karikaturen, met één uitvergrote eigenschap. Ze zijn geschapen voor in een roman, niet geschikt voor het echte leven. Hoewel dat van het boek een mooi kunstwerkje maakt, laat het de lezer ook onverschillig: alsof hij naar een poppenkastvoorstelling kijkt. Ook de typografische grapjes in de roman (zie de afbeeldingen) trekken de lezer niet naar zich toe. Een uitzondering is de oude dame die in gedachten verzonken haar laatste dagen slijt. Deze mevrouw komt juist tot leven:

Ik moet ten diepste een angstig mens zijn. Bang voor dit leven en bang voor het volgende. Ik heb maar twee geheimen. Het andere is dat ik nooit zeep gebruik. Ik geef de voorkeur aan doucheolie. De vloer van de cabine wordt glibberig en ik hoop dat ik uitglijd en mijn heup breek. Ik weet wel dat men niet sterft aan een heupfractuur, maar tijdens de operatie kunnen zich complicaties voordoen.

Doornroosje

~

Eenmaal voorbij het stroeve begin zet Ineke Riem mooie portretten neer. De passage waarin Doornroosje uiteindelijk wakker wordt gekust, is op zich al genoeg reden om dit boek te lezen. Maar Zeven pogingen om een geliefde te wekken zit ook vol kleine, nieuwe verhalen die het lezen waard zijn. Al wordt door een van de dorpbewoners nog zo stellig het tegendeel beweerd: ‘JE MOET JE TIJD NIET VERDOEN MET IETS WAT EEN OF ANDERE AANSTELLER HEEFT VERZONNEN.’ Ook voor sprookjes geldt: niet alles geloven wat er staat.

Boeken / Fictie

Verstrooid zijn wij

recensie: Virginia Woolf (vert. Erwin Mortier) - Tussen de bedrijven

In april 1941 vond een wandelaar langs de rivier de Ouse een dameshoed en een wandelstok, twee stille getuigen van het levenseinde van een groot schrijfster. Kort voor ze zich in de golven stortte, voltooide Virginia Woolf haar laatste manuscript.

Tussen de bedrijven verscheen enkele maanden na Woolfs dood. Het is dan ook verleidelijk de roman te lezen in het licht van de zelfmoord van de 59-jarige schrijfster − die liever in de Ouse verdronk dan in een nieuwe golf depressies en wanen. Haar leven lang werd de broze schrijfster geteisterd door zenuwinzinkingen. Het is een klein wonder dat ze desalniettemin een indrukwekkende reeks romans schreef; in lyrisch proza legde ze haar beleving van de eerste helft van de twintigste eeuw vast.

Tussen de bedrijven


Met haar afkeer van gestroomlijnde vertellingen maakt Woolf het haar lezers niet gemakkelijk. Ook Tussen de bedrijven is geen traditioneel verhaal. Halverwege lezen we: ‘Lig niet wakker van de plot: de plot is niets.’ Het is een goed advies voor de lezer van haar laatste roman, waarin ze slechts de contouren van een verhaal schetst. Het is juni 1939 op een Engels landgoed, en in de namiddag zal de jaarlijkse toneelopvoering van de dorpsbewoners plaatsvinden. Terwijl de bezoekers zich gereedmaken, volgen we de gesprekken, gedachten en herinneringen die over het landgoed waaien.

Als titel is Tussen de bedrijven veelzeggend. Woolf is niet geïnteresseerd in het publieke toneelstuk dat we in ons leven opvoeren: werk, studie, huwelijk, maatschappelijke positie en wat dies meer zij. Haar blik richt zich op wat zich tussen de bedrijven afspeelt, wat gewoonlijk onopgemerkt voorbijgaat: de herinneringen, beelden, gevoelens die zich aan ons opdringen wanneer we even alleen zijn, niets omhanden hebben, voor een open raam staan en naar buiten kijken.

Verstrooiing


Als Tussen de bedrijven al een hoofdpersoon heeft, dan is het Isa Oliver, ongelukkig getrouwd met een beursmakelaar en moeder van twee kinderen. Mijmerend beweegt ze zich tussen de mensen, terwijl ze flarden poëzie prevelt en half verliefd wordt op een plaatselijke boer. Ze is typerend voor Woolfs heldinnen: een wankelend individu in een vreemde wereld. Losgezongen van haar maatschappelijke rol, dobbert ze rond op een zee van halfbewuste gevoelens en associaties: bevrijd van de geschiedenis, maar ook verloren in het heden.

Het verleden speelt een belangrijke rol in Woolfs roman, met name in de genoemde toneelopvoering. Het blijkt een pastiche op de Britse geschiedenis, van Shakespeares Engeland tot de Victoriaanse jaren en het heden. Tot teleurstelling van enkele toeschouwers presenteert de regisseur, juffrouw La Trobe, echter niet het grootse, heroïsche verhaal van het koninkrijk. In plaats daarvan schotelt ze hun een experimentele collage voor, een samenraapsel van poëzie, toneel en muziek, waarin ook de omliggende natuur en de toeschouwers zelf figureren.

Na het eerste bedrijf klinkt uit een oude fonograaf een kreet die symbool lijkt te staan voor het toneelstuk en de roman zelf. ‘Verstrooid zijn wij’, zingt rond over het landgoed. En inderdaad, alle personages in Tussen de bedrijven zijn verstrooid: dwalend in eigen gedachten, zonder gedeeld verleden, zijn ze de weg tot elkaar verloren. Zo geeft Tussen de bedrijven een pijnlijk venster op Woolfs eigen eenzaamheid, maar ook op de bredere verwijdering die ze om haar heen zag.

Verloren in vertaling


Tot slot verdient de vertaling door Erwin Mortier lof om de wijze waarop hij geslaagd is het stromende proza van Woolf naar het Nederlandse taalgebied door te sluizen. Wel gaat er in vertaling iets verloren, al is het maar omdat de personages geregeld denken in herinnerde scherven Engelse poëzie. Zo is het spijtig maar onvermijdelijk dat we de rijkere associaties missen die een dichtregel van Keats, Shelley of Swinburne in het Engels oproept.

Dit is echter geen kritiek op het werk van Erwin Mortier, die naast zijn uitstekende vertaling ook een inleiding en uitgebreide noten toevoegde. Het is wel een reden om ook het Engelse origineel te lezen. Tussen de bedrijven is een waardig slotstuk van Woolfs oeuvre, een rijk vlechtwerk van poëzie en personages, doortrokken van de subtiele lyriek van een wankele en ongrijpbare schrijfster. 

Boeken / Fictie

De last van het verleden

recensie: John Cheever (vert. Guido Golüke) - Kroniek van de familie Wapshot

John Cheevers debuutroman Kroniek van de familie Wapshot (1957) is 31 jaar na de dood van de schrijver in het Nederlands vertaald. Het vertelt over een familie wiens geschiedenis niet altijd even interessant is.

De familie Wapshot zetelt in het plaatsje St. Botolph in New England, dicht bij Boston. Vader Leander is schipper op de veerpont, moeder Sarah zet zich in voor de gemeenschap. Een der voorvaderen van de familie heeft een fortuin nagelaten aan nicht Honora, die op haar beurt de erfenis toezegt aan de zoons van Leander en Sarah, op voorwaarde dat Moses en Coverly zelf ook zoons produceren. De familie moet immers blijven voortbestaan.

Geleide levens

Dat Honora over het familiekapitaal beschikt drukt een stempel op het leven van de andere Wapshots. De veerpont van Leander wordt boven water gehouden door de investeringen van Honora. Sarah is eveneens afhankelijk van dat geld om haar werk te kunnen verzetten. Die overmacht van Honora resulteert erin dat zij krijgt wat ze wil, als het moet door chantage.

Het is dan ook Honora die achter het uitvliegen van Coverly en Moses zit. Zij moeten hun fortuin gaan maken, een goede vrouw vinden en de familie voortzetten. Ze moeten mannen worden in de grote, boze buitenwereld. Maar beide broers vinden obstakels op hun weg, uiteraard. Een worsteling met mogelijke homoseksualiteit, dreigende scheiding, afzondering en een afglijden in excentriciteit spelen allemaal een rol.

Wisselvallig


Voortdurend worden Moses en Coverly geconfronteerd met verwachtingen van anderen. Ze krijgen mogelijkheden voorgespiegeld, er worden verantwoordelijkheden beloofd. Ze proberen hun leven zo in te richten dat aan alle verwachtingen wordt voldaan. Met wisselende uitkomsten. Maar de eigen weg volgen is ook niet altijd een garantie voor succes.

Op verschillende momenten ligt de aandacht bij verschillende hoofdpersonen, met bijpassende stijl. Wanneer Leander aan het woord is (in brieven en een dagboek), schrijft hij kort en bondig. ‘In voorjaar ziek kalf gekocht voor twee dollar. Verzorgd. Vetgemest. In najaar voor tien dollar verkocht.’ Zakelijk en zonder opsmuk worden de feiten gegeven. Coverly lijkt naïever, onschuldiger, terwijl Moses meer een man van de wereld is.

Een dobber

Het wisselen in stijlen is zowel aangenaam als vervelend. Het verhaal heeft een veranderlijk ritme, waardoor het boek wat lang lijkt. De toegevoegde waarde van de perspectiefwisselingen wordt zo tegengewerkt. Maar het boek is geen zware dobber. De familiekroniek schetst een redelijk uitgebreide achtergrond waarin het logisch wordt dat er eisen aan de erfenis worden gesteld.

De moeite die de personages zich getroosten om een gewoon leven te leiden – ondanks decadentie, verwachtingen en een glorieuze familiegeschiedenis – levert een goed verhaal op, dat het nodige drama kent. Er lijkt alleen te veel opsmuk omheen te zitten, te veel van hetzelfde. Dat zorgt ervoor dat het wat saai wordt – de interesse in de familie vervaagt enigzins. Een lange geschiedenis vol treffende beschrijvingen is het resultaat, die best wat korter had gemogen.