Muziek / Album

Afwisselende plaat heeft meerdere luisterbeurten nodig

recensie: Half Moon Run - Dark Eyes

Als voorprogramma van Mumford and Sons en Patrick Watson waren ze al in ons land te aanschouwen, eind oktober geven ze een eigen show weg in De Melkweg. Het Canadese Half Moon Run is al een tijdje bezig, maar bracht onlangs pas hun debuutalbum Dark Eyes uit. Het resultaat is muzikaal en kwalitatief gezien een mengelmoes.

~

Het intense ‘Full Circle’ is een prima opener van de plaat. De opzwepende drums in het refrein zorgen voor een nieuwsgierig makend begin. In ‘Call Me In The Afternoon’ toont zanger Devon Portielje dat hij geen bijzondere stem heeft: vooral het instrumentale typeert Half Moon Run. Het refrein rockt lekker weg en het nummer heeft zeker hitpotentie, maar juist daarom is het niet vernieuwend. De combinatie van zang en instrumenten doet bij vlagen denken aan The Script.

In ‘No More Losing the War’ gaat de band een andere richting op. In tegenstelling tot de eerste nummers is dit lied een stuk rustiger. De soundeffecten tussen refrein en coupletten geven een mysterieus, trippend gevoel. Het is ideaal om bij weg te dromen, totdat Portielje je halverwege met een uithaal terughaalt in de realiteit. Het toont de veelzijdigheid van de band.

Minimale nummers vs. goed rocken
Na ‘She Wants To Know’, een nummer met een sterk refrein maar een saaie aanloop, kabbelt de plaat met het rustgevende ‘Need It’ rustig verder. Het gitaarspel beklijft, ondanks of misschien wel dankzij het minimale ervan; het maakt het lied, voordat keyboard en drums worden ingezet, klein. Je wordt gedwongen om naar de teksten te luisteren en van elke seconde te genieten. ‘Judgement’ is weer heel anders: ritmische keys en een uptempo refrein.

Half Moon Run heeft inmiddels bewezen een veelzijdige band te zijn met een gevarieerde sound, iets dat niet in alle gevallen even goed uitwerkt. ‘Judgement’ is een goed nummer voor de zomer, knetterhard schallend uit de boxen van je autoradio, al rijdend over de snelweg. Het eindigt nogal abrupt, wat soms best kan werken, maar hier zou een uitlopend eind beter passen.

Het blijft niet hangen
‘Drug You’ kent een interessant intro, maar verder is het een vreemde eend in de bijt. Hoe interessant het begin ook is, het verloop is dit allesbehalve. ‘Fire Escape’ is iets meer bevredigend. De rustige songs zijn sowieso het meest pakkend. Hoewel de refreinen soms swingend of rockend zijn, passen de langzamere beter bij de stem van Portielje. In ‘Fire Escape’ en het trippy slotnummer ’21 Gun Salute’ zingt hij heel zuiver, al ligt de nadruk in het laatste lied meer op het instrumentale deel. 

De afsluiter van de cd blijft, ook na enkele luisterbeurten, niet echt hangen, net als veel andere nummers. Dark Eyes is al met al een redelijk debuut, met hier en daar een kwalitatieve uitschieter. Een cd met alleen trage nummers (hét sterke punt van Portielje) is ook niet het beste idee, maar het grote tempoverschil tussen de nummers op Half Moon Run is geen goede keuze geweest.

Kunst / Expo binnenland

Een ongehoorde roep om minder

recensie: Bik Van der Pol, Annette Kraus, Pilvi Takala, Lily van der Stoker e.a. - Call of the Mall

Deze gigantische tentoonstelling vraagt op meerdere niveaus veel van haar bezoekers. Wat is er mooier dan tentoonstellen in het onderwerp van je tentoonstelling? De organisatie van Call of the Mall, momenteel te zien in Hoog Catharijne, heeft het voor elkaar. Twee maanden lang zijn er rond de dertig werken in en rond het stationsgebied te zien, middenin de omgeving waar ze over handelen.

Wat is er mooier dan tentoonstellen in het onderwerp van je tentoonstelling? De organisatie van Call of the Mall, momenteel te zien in Hoog Catharijne, heeft het voor elkaar. Twee maanden lang zijn er rond de dertig werken in en rond het stationsgebied te zien, middenin de omgeving waar ze over handelen.

Fernando Sánchez Castillo, Tank Man (2013), foto: Hans Roggen

Fernando Sánchez Castillo, Tank Man (2013), foto: Hans Roggen

De locatiekeuze is behalve passend ook ontzettend dapper. Het tentoonstellen in een winkelcentrum brengt namelijk nogal wat moeilijkheden met zich mee. De werken zijn in al hun kwetsbaarheid niet opgewassen tegen de gigantische menigten die er dagelijks door Catharijne stromen. Tank Man kan helaas niet langer zonder hekje en suppoost getoond worden en de wensput van Antonio Vega Macotela is wegens beschadigingen verplaatst naar een veiliger plekje. Een andere uitdaging wordt gevormd door het publiek dat komt om te winkelen en te werken, en wellicht niet om verlicht te worden. Enkele werken hebben geen enkele moeite voldoende belangstelling te trekken. Bij het eerder genoemde Tank Man staan opstoppingen, zoveel aandacht trekt het werk en ook Radio Homo Lumens heeft genoeg geïnterviewden. Bij andere werken is de belangstelling minder, zeker bij de werken waar meer moeite voor gedaan moet worden.

Betoverend gestaar


Dit is goed te zien bij onder andere The Blank Stare van Gabriel Lester in het Mirliton theater. In dit kleine theatertje, waaraan niets lijkt te zijn veranderd sinds de jaren zeventig, is het muisstil en ook de suppoost geeft toe grotendeels werkeloos te zijn. Zonde, want de film waarin verschillende groepen mensen elkaar bestuderen door ‘one-way-mirrors’ is de omweg waard. De verstilling in de blikken van de acteurs en de lome cameravoering is betoverend.

Dries Verhoeven, Fare Thee Well (2012), foto: Dries Verhoeven

Dries Verhoeven, Fare Thee Well (2012), foto: Dries Verhoeven

Bij Fare thee well, van Dries Verhoeven is het eveneens stil. Op de twintigste verdieping van het NH hotel staat een rij verrekijkers, uitgerust met een plexiglas behuizing en een koptelefoon. Via de koptelefoon is muziek van Händel te horen, via de verrekijker is een lichtkrant te zien. Er wordt afscheid genomen van een keur aan dingen, dingen die te vinden zijn in Hoog Catherijne, de jeugd in het algemeen, maar ook een vroeger waarin ‘alles beter was’. ‘Fare thee well, dubbeltje. Fare thee well, koffie staat klaar. Fare thee well, spontaan aangesproken voorbijganger’. Dit soort makkelijk scorende standpunten is meteen waar de tentoonstelling soms mank gaat.

Frictie tussen tentoonstelling en werk


Zoals dat vaak het geval is bij gearrangeerde tentoonstellingen wringen het tentoonstellingsconcept en het concept van de afzonderlijke werken met elkaar. Dit hoeft niet problematisch te zijn, maar hier is het wel erg opvallend. Waar Call of the Mall als geheel een gedetailleerd beeld probeert te geven van het winkelcentrum en allerhande aanverwante aspecten, wordt dit in veel werken platgeslagen tot nostalgisch antikapitalisme. Zo is er naast Fare thee well, Balletje-Balletje van Alberto de Michele te zien. Op het videoscherm waar normaal reclame te zien is, wordt het publiek nu op een andere manier bedrogen.

Om het uitgediepte en genuanceerde concept van de curatoren te kunnen achterhalen, dient de gehele tentoonstelling gezien te worden. Dit is een uitdaging, want bij het bezoeken van de tentoonstelling wordt duidelijk hoe groot het complex is. De geschatte duur van een volledig bezoek ligt rond de drie uur. Zo vraagt een weliswaar mooie tentoonstelling misschien toch, op mentaal en fysiek vlak, iets teveel van haar bezoeker. 

Boeken / Fictie

Jeremiah’s Big Fucking Hammer

recensie: Diverse auteurs - Versal 11

Tijd/schrift: 8WEEKLY’s rubriek voor Nederlandstalige literaire tijdschriften. Zie ook besprekingen van Das Magazin en Terras.

Versal 11 is uit. Het is zomer en het jaarlijkse raam op de foothills van de Noord-Amerikaanse literatuur staat wijd open.

De in de hoofdstad gevestigde literaire organisaties kunnen voor het ommeland een hoog grachtengordelgehalte hebben. Ook het in Amsterdam vervaardigde Versal ontkomt in het veld niet aan dat stigma, maar in de elfde jaargang vind je daarvoor weinig ondersteuning.

Namedropping
Versal werd in 2002 opgericht door het internationaal georiënteerde, zelfgefinancierde wordsinhere. Zij voorzagen in de behoefte aan een transnationaal literair netwerk en beoogden de stimulering van de ontwikkeling van auteurs en de ondersteuning van hun schrijfwerk. Dit spreekt ook uit het type auteur dat je in het tijdschrift tegenkomt: underground, maar upcoming. Bekende Noord-Amerikanen als Dave Eggers of James Salter mogen dan ontbreken, het niveau is hoog. Onder de schrijvers vind je heel wat prijsfinalisten, ontvangers van stipendia en enkele laureaten.

Wie van goede literatuur houdt en op feestjes gesprekspartners het licht ongemakkelijke gevoel wil geven iets gemist te hebben, kan er dus goed aan doen om zo nu en dan en passant een naam uit Versal te droppen. In het bijzondere geval dat toch iemand reageert met: ‘Christopher Rosales uit Boulder, de drievoudige winnaar van Center of American West’s writing award? Darling, I love him! En ken je die prachtige bookshop daar?’ volgt onvermijdelijk totale verliefdheid.

Poëzie
Op een tekst als van Rosales en een enkel experimenteel gedicht na, bevat Versal 11 een redelijk evenwichtige verdeling tussen proza en poëzie, waarbij de nadruk op verstaanbare, verhalende teksten ligt. Het ook vormelijk interessante ‘A Noiseless owl’ van Travis Cebula is weliswaar weinig narratief, maar de helderheid geeft wel iets van Versals poëtica te verstaan:

feathers   in   grass.    fingers   reach
out  for  the  white  deep  down.   no
one    was    ever    meant    to    see.
intimate.    exised     into    a    spent
river      of      violence.      blood    or
narration.    either   way.   sometimes
this  is  all  a   bent   head   will   yield. 
some  fences  are  built  to  keep  the
dead    in     a     field.      should    we
maintain    a    nest    for    something
dragged    away     by    night.    what
then.  what  do  we  carry  if   all   we
get is this handful.

BFH
Het sterkste proza is BFH van Tracy O. Connor, dat in de verte doet denken aan Capote’s beklemmende ‘Tree of Night’. ‘Jeremiah’s Big Fucking Hammer swings from his hand, matching his strides walking the side of the highway’, opent het. Het is heet in deze woestijnachtige omgeving en zijn vrachtwagen staat mijlen terug met pech langs de weg. Dan biedt een mooie vrouw hem, prachtig beschreven, op tergende wijze een lift aan:

‘Any chance you’re heading towards Old 66? ‘ ‘Well I don’t know.’ Her fingers sit the steering wheel like birds on a wire. ‘That depends.’ He watches them fly up to her mouth, her left ear, the back of her neck, the hair bending on her shoulders. Her nails are lavender, or blue, the color shifting in the angle of sun.

Alleen als hij iets moois benoemt mag hij mee; maar wat hij ook aandraagt, het is niet goed genoeg. De spanning tussen de personages groeit, net als tot het einde toe de dreiging van geweld die uiteindelijk de zweem van erotiek overstemt.

Beeld
Het blad heeft een vette omslagfoto. Een poon(?) met een mensenlijk gebit, naar verluidt een speciaal voor Versal gemaakte foto. Het her en der opgenomen beeld bestaat vooral uit fotografie. Sommige foto’s zijn abstracte collages, op andere hangen tweedimensionele papieren poppetjes lui aan of in het zwembad. Van Maria Aragon is werk opgenomen dat een kruising lijkt tussen Rineke Dijkstra en het late werk van Erwin Olaf.

Naast fotografie vind je enkele tekeningen, waaronder twee warme en intrigerende naïeve van Margot Holtman. Maar net als Aragons werk is het jammer dat het uit 2011 stamt. Een literair tijdschrift zou er goed aan doen om nieuw werk te stimuleren. Het mag de pret niet drukken. Meenemen op vakantie!

Muziek / Achtergrond
special: Barrence Whitfield & The Savages - Dig Thy Savage Soul

Onverslijtbaar

.

Barrence Whitfield brengt met Dig Thy Savage Soul een fijne portie onverslijtbare rock met blues-invloeden in een smakelijke uitvoering.

Verwar The Savages niet met het dameskwartet Savages dat eerder dit jaar kwam met Silence Yourself: een lekkere portie punk/new wave c.q. alternatieve rock. Of het moet zijn om het heerlijke enthousiaste speelwerk want daar is deze begeleidingsband van Whitfield heel goed in. Dit album is het zevende studioalbum van Whitfield, of eerder mini-album omdat het ruim onder het half uur klokkende werkje wel erg kort is om door te gaan als volwaardig album. Maar hier geldt zeker: beter kort en goed dan lang en langdradig. De energie spat uit de luidsprekers en de groove die Whitfield in zijn liedjes legt is ouderwets en gedegen; het is tijdloze muziek. De tien composities van Dig Thy Savage Soul zijn allen van een kort en hevig karakter en met de zware bluesy stem van Whitfield steken ze boven de grauwe middelmaat uit. Dit is een plaatje voor de repeat-knop op de cd-speler.

Live in Nederland:
29 September dB’s Studio, Utrecht

Boeken / Fictie

Knap debuut van boerin-filosofe

recensie: Naomi Rebekka Boekwijt - Pels

Nog maar eenentwintig jaar was Naomi Boekwijt toen ze na het winnen van een voorronde van verhalenwedstrijd Write Now! een contract binnensleepte bij uitgeverij Arbeiderspers, en dat direct voor maar liefst twee boeken. Inmiddels is het twee jaar later en ligt haar debuut Pels in de schappen.

Na haar studie filosofie verruilde Boekwijt de universiteit van Leiden voor het Zwitserse buitenleven. Daar maakte ze van haar zomerbaantje op een boerderij haar werk, een ervaring waaruit ze rijkelijk putte voor het schrijven van Pels. De flaptekst omschrijft de bundel treffend als ‘Een onsentimentele ode aan het buitenleven’. Zes van de zeven korte verhalen centreren zich rond stugge plattelanders. ‘Ik kan goed alleen,’ zegt boerderijhulp Astrid in ‘Tussenklauwontsteking’, en dat geldt voor de meeste personen in de bundel. ‘Ik kan alleen met de dieren.’

Simpele zielen

De verhalen in Pels zijn, evenals de titel van de bundel, sober en staccato. Pels onderscheidt zich van veel verhalenbundels doordat Boekwijts verhalen voldoende eigenheid bezitten om de aandacht vast te houden en er tegelijkertijd eenheid is in de bundel door het gebruik van terugkerende motieven. Behalve het leven op de boerderij zijn familie en homoseksualiteit veel voorkomende thema’s. Het is een sterke zet om het meest verrassende verhaal tot het laatst te bewaren: ‘Bruska – Ter mythevorming’ is een cynische beschrijving van het universitaire leven.

Vleugje poëzie

Boekwijt kiest haar woorden zorgvuldig, wat regelmatig poëtische zinsnedes oplevert als ‘Het is zo vroeg dat het te laat is om nog in slaap te vallen’ of, cynischer: ‘Het is altijd feest als je jong bent, zeggen ze. Dat is dan een verdomd verdrietig feest.’ In verhalen van tweeduizend woorden is het meestal zaak om te kiezen tussen treffende situatie- en karakterschetsen of meer plot zonder ruimte voor dergelijke beschrijvingen. Boekwijt kiest in Pels verstandig voor het eerste.

Helaas is geen debuut zonder schoonheidsfoutjes. In Pels zitten die vooral in het feit dat het evenwicht soms zoek is en Boekwijt haar sobere proza afwisselt met sentimentele monstruositeiten als ‘De stiltes waren even lang als de gesproken zinnen. Het waren de dalingen van een jambisch metrum, kommetjes waar het zeer in drupte’. Daarnaast is het de vraag of haar staccato schrijfstijl, die zo goed werkt voor korte verhalen, in een roman evenzeer de aandacht weet vast te houden. Voor haar tweede boek heeft Boekwijt namelijk een roman in petto, die zich – hoe kan het ook anders – afspeelt op een Zwitserse boerderij. Zolang ze zich op literair gebied verder weet te ontwikkelen horen we zeker van haar terug.

Muziek / Album

Met oog en oor voor traditie

recensie: Diana Jones - Museum of Appalachia Recordings

Voor de fans van Diana Jones is een nieuw album een kleinood om naar uit te kijken. Wie Jones nog niet kent heeft bij ieder album een goede gelegenheid om kennis te maken met deze bijzondere stem.

De stem van Diana Jones en de manier waarop zij deze gebruikt moet je liggen. Het gevoel van een hete aardappel in de keel gecombineerd met een middelzachte vrouwenstem haat je of is helemaal je smaak; er zit niets tussen. Voor de liefhebbers van Jones is dit nieuwe album een volgende schakel in het oeuvre van deze bijzondere zangeres.

Traditie van oude bergmuziek
Museum of Appalachia Recordings is het zesde album van Diana Jones. In het boekje bij de cd vertelt Jones het verhaal erachter. De liedjes heeft ze door de jaren heen geschreven tijdens haar omzwervingen over de wereld. Om de een of andere reden belandden ze niet op een van haar vorige albums, maar bleven ze liggen wachten op het juiste moment om op cd gezet te worden. Blijkbaar was de tijd nu rijp om deze fraaie collectie liedjes op te nemen. Dat gebeurde op een bijzondere plek: het museum waarnaar de cd is vernoemd. In twee dagen tijd nam Jones, met medewerking van oude muzikanten, deze elf nummers op in de traditie van haar grootvader, die de kunst en liefde voor oude bergmuziek aan haar heeft overgedragen. Gezeten rond een open haardvuur werd alles over het algemeen in één take vastgelegd. Het knapperen van het vuur is aan het einde van sommige liedjes terug te horen.

Oprechte eer aan traditie
Enkele songs heeft Jones in de laatste jaren wel eens live gespeeld, zoals ‘Love O Love’ dat ze vorig jaar bracht tijdens haar show in Roepaen te Ottersum. De traditie en sfeer die Matt Combs en Shad Cobb samen met Jones oproepen is voelbaar gedurende het hele album en wordt behalve door de locatie ook opgewekt door het gebruik van de authentieke instrumentatie. De viool, banjo, akoestisch gitaar en mandoline zorgen voor intimiteit en een oprecht eerbetoon aan de traditie van de bergmuziek, waarbij de bijzondere stem van Diana Jones prima tot zijn recht komt. Jones is erin geslaagd andermaal een bijzonder album toe te voegen aan de muzikale Amerikaanse traditie en haar eigen oeuvre daarmee te verrijken.

Live in Nederland:
14 september Take Root Festival Groningen
7 maart 2014 Acoustic Alley Den Haag
8 maart 2014 In the Wooeds, Lage Vuursche
9 maart 2014 Herberg Tiengemeten
10 maart 2014 Meneer Frits Eindhoven

Film / Achtergrond
special: Broken City

Formulewerk dat toch tot leven weet te komen

.

Het antwoord daarop is Broken City, een thriller met als spil de machtsstrijd tussen Hostelter (Russel Crowe) en de aan lager wal geraakte agent Billy Taggert (Mark Wahlberg). Daartussen dartelen nog Catherine Zeta-Jones als verbitterde burgemeestersvrouw en Barry Pepper als Hostelters tegenstander tijdens de verkiezingen.

~

Broken City is in vrijwel alles een formulefilm, met een saaie en ongeïnspireerde eerste helft: Hostelter huurt Taggart in om te bewijzen dat zijn vrouw overspel pleegt, maar natuurlijk blijkt er veel meer aan de hand te zijn. Geld, corruptie en iets met een contract behoren tot de verplichte ingrediënten.

In de tweede helft weet Hughes de film tot leven te laten komen door zich niet louter op het rommelige verhaal te concentreren, maar voornamelijk op de buitenkant. De donkere, dreigende beelden en dito soundtrack geven Broken City soms een beklemmend randje. Ook de cast helpt een handje mee. Mark Wahlberg zet een verrassende prestatie neer als wanhopige agent met een alcoholverslaving en staat tegenover een broeierige Crowe, die een heerlijk creepy burgemeester weet te verbeelden. Ook Pepper weet de show te stelen, met in het bijzonder de scènes waarin hij een gebroken burgemeesterskandidaat vertolkt.

Verder biedt Broken City met zijn uitgekauwde formule weinig opzienbarende cinema. Allen Hughes bewijst gevoel voor stijl te hebben, maar volgende keer moet hij dit combineren met een sterker script. 

Film / Films

Wanhoop niet!

recensie: Meteóra

Meteóra verwijst naar de kloosters die op hoge rotspilaren gebouwd zijn. De kloosters zijn moeilijk toegankelijk, hetgeen symbool lijkt te staan voor de lijdensweg naar verlichting die de mens dien af te leggen. Een contemplatieve film waarin de elementen van de natuur een belangrijke bijrol spelen.

~

In deze film staan de moeilijk toegankelijke kloosters symbool voor de moeilijke, zelfs verboden ontluikende liefde tussen een monnik en een non. Om elkaar te kunnen ontmoeten dalen zij keer op keer af vanuit het hemelse naar het profane, waar hun lusten ontketend raken. De nadelige gevolgen van hun daden worden prachtig verbeeld door middel van animatie. De animaties zijn effectief door het verhaal verweven en ze verbeelden de onuitgesproken handelingen en gedachten van de twee hoofdpersonen. Dit levert prachtige scenes op, zoals de verbeelding van de hel en de zee van bloed. Daarnaast zijn ze prachtig in hun eenvoud. De animaties lijken op levende iconografie.

Beeldenpracht


Alleen de aanblik van die imposante kloosters, hoog op die luciferachtige bergen maakt al indruk. Een landschap dat op zichzelf al voldoende zegt en dat de regisseur prima weet te gebruiken om de kijker tot contemplatie te dwingen. Soms is het zelfs alsof de imposante rotspartijen de kijker aanschouwen. Met enige fantasie zijn gezichten terug te zien, hetzij als slangen naar de hemel gericht, hetzij als versteende blikken op aarde neerziend. Gecombineerd met prachtige gregoriaanse muziek en verstilde beelden, wordt het spirituele karakter van deze film benadrukt.

~

Tegenover de hemelse sferen en de sereniteit staat het aardse leven. Alsof er twee verschillende tijdssferen zijn tussen de kloosters van Meteora en het leven van alledag. Overigens is ook dat nog altijd traag, doch gespekt met meer praxis. Een oude man onthult aan Theo de schoonheid en verwondering van al die prachtige voorvallen op een dag, de olijfboom, de tomaat, het geluk van de vogels die van de watermeloenzaden kunnen snoepen. Een boerenknecht slacht een lam, die na een appetijtelijke picknick een voorbode voor de lustviering inluidt.

Beeldenstorm


Er zit een interessant stuk mystiek in de film wanneer de monnik Theo afdaalt in het labyrint. Hierbij houdt hij het contact met zijn geliefde non, Urania, middels een rode draad. Eenmaal aangekomen in het centrum treft hij een ongekruisigde Jezus aan en niet de minotaurus, zoals je zou verwachten gezien de hint naar de draad van Ariadne. Wanneer Theo Jezus alsnog kruisigt, stroomt het bloed zo rijkelijk dat Theo uit het labyrint verdreven wordt. Een van de mooiste scènes uit de film. Een prachtige culminatie van enkele heldenverhalen uit de rijke Griekse verhalentraditie.

~

Met het plaatsen van Jezus en niet de minotaurus, de stiermens, in het centrum van het labyrint vindt eens te meer een omkering van de strenge orthodoxe wetten plaats. De vleselijke lust tussen een monnik en een non zijn verboden. Door Jezus op te offeren in het centrum van het ‘pad van de inwijding’ (het labyrint) lijkt de monnik een nieuwe wending aan de orthodoxie te willen geven: Wij mensen van vlees en bloed, vinden God in de ziel van de ander. 

Film / Films

Een blik op Charlotte Rampling

recensie: The Look

 ‘A Self Portrait Through Others’ kreeg deze documentaire als bijtitel mee. In zijn vorm is hij origineel maar toch schiet de film wat tekort in het tonen van wie Charlotte Rampling is en wat haar drijfveren zijn.

<em>Portretschilder Anthony Palliser en Charlotte Rampling in The Look</em>

Portretschilder Anthony Palliser en Charlotte Rampling in The Look

Charlotte Rampling (67) kan terugblikken op een imposante filmografie. Bekend vanwege haar mysterieuze uitstraling, niet in het minst door haar grijsgroene, katachtige ogen, zette zij memorabele vertolkingen neer in onder meer The Night Porter en in films van de Franse regisseur François Ozon. The Look richt de camera op de persoon Rampling in interactie met vrienden/artiesten.

In eerste instantie was Rampling twijfelachtig om mee te werken aan Maccarones documentaire. Een standaarddocument, waarin mensen met wie zij gewerkt heeft over haar vertellen en vooral aardige dingen zeggen, is gewoonweg niet zo interessant. In dat opzicht is alleen de vorm van Maccarones film al anders. In 9 segmenten, onder andere getiteld ‘exposure‘, ‘love‘ en ‘death‘, laat zij Rampling zien in interactie met goede vrienden- schrijvers, fotografen, regisseurs. De vrienden worden niet officieel geïntroduceerd en soms niet eens in beeld gebracht, zoals de dichter Frederick Seidel.

Aan de hand van het onderwerp van het segment vertelt Rampling over haar ervaringen. In ‘exposure‘ zegt zij bijvoorbeeld dat zij nooit de drang had om actrice te worden. ‘It just happens‘ is haar simpele verklaring. Maar toen zij eenmaal ging acteren, had zij haar roeping gevonden. Zo werd de camera haar meest intieme vriend. In de ruimte waarin de camera zich bevond, kon alles gebeuren en konden grenzen verlegd worden. Een ruimte die Rampling ten volle benutte, gezien onder meer haar controversiële rol in The Night Porter (1974), waarin zij een overlevende van een concentratiekamp speelt die een sadomasochistische relatie aangaat met een SS’er (Dirk Bogarde). ‘You snap out of it, you become that person‘. Je wordt wie de regisseur wil dat je wordt, waarbij Rampling het belang benadrukt van jezelf kunnen blootleggen en openstellen (‘You have to feel completely exposed‘). Hoe gemakkelijk Rampling voor de camera staat, wordt geïllustreerd aan de hand van een fotosessie met fotograaf Peter Lindbergh.

Niet bang voor controverse


<em>The Night Porter</em>

The Night Porter

In het segment ‘Taboo‘ wordt duidelijk dat Rampling de controverse niet schuwt, als zij en fotograaf Juergen Teller de fotoserie bekijken die hij in 2004 met haar gemaakt heeft. Genaamd ‘Louis XV‘ tonen de foto’s erotische zelfportretten van de twee. Aan de hand van filmfragmenten uit Cavani’s The Night Porter wordt duidelijk dat Rampling een actrice is die nooit bang is geweest haar kwetsbaarheid en ziel te tonen. The Night Porter kreeg vanwege zijn controversiële onderwerp veel kritiek te verduren. Onder andere hoe Rampling deze rol kon spelen. Rampling: ‘You don’t prepare for life, life happens‘. The Night Porter was niet makkelijk, Rampling was er niet op voorbereid. Ze vertrouwde op haar collega Dirk Bogarde, met wie ze eerder samenwerkte in Visconti’s The Damned (1969).

Ook onderwerpen als ouder worden (‘age‘) en schoonheid (‘beauty‘) worden onder de loep genomen. Wanneer zij met schrijver Paul Auster het ouder worden bespreekt, geeft laatstgenoemde aan dat vrouwen boven de 40 in de filmwereld vaak uitgerangeerd zijn. Dat dit niet altijd op hoeft te gaan, bewijst Rampling zelf. Bang om ouder te worden is ze niet. Zij noemt het ouder worden voor een artiest ‘enriching‘. In haar recentere films durft Rampling zich dan ook kwetsbaar op te stellen. Zoals in Sous le Sable (2000), waarin zij een personage speelt dat de vermissing van haar man niet kan verwerken. Of in Swimming Pool (2003), waarin met jeugd en schoonheid gespeeld wordt: een getroebleerd schrijfster creëert een jong, erotisch personage, waarmee zij haar eigen erotische kant weer ontplooit.

In veel van Ramplings personages schuilt een bepaald gevaar. Zoals Sarah Morton in Swimming Pool met gevaar speelt via de boeken, zo doet Rampling dat via haar films. Het onderwerp ‘gevaar’ fascineert haar en gaat ze niet snel uit de weg. Over The Verdict (1982) zegt ze bijvoorbeeld dat de hoofdpersoon een soort van straf kon verwachten. Veel mensen gaan de confrontatie uit de weg en rennen weg. Maar dingen blijven hangen.   

Een portret op afstand


<em>Sous le Sable</em>

Sous le Sable

The Look is niet zozeer een overzicht van de films die Rampling gemaakt heeft. Hoewel er bij de meeste segmenten korte fragmenten van haar films getoond worden, gerelateerd aan de onderwerpen die behandeld worden, gaat het meer om haar ervaringen als actrice. Zo betekenen controversiële rollen veel voor haar en zegt de entertainmentkant van het vak haar weinig. Van haar rol in Max Mon Amour (1986), waarin Rampling een vrouw speelt die verliefd is op een gorilla, wist zij direct dat zij die zou gaan doen.

Op persoonlijk vlak komen we niet veel over Rampling te weten. In ‘taboo‘ vertelt ze kort over de zelfmoord van haar zus, die slechts 23 jaar oud is geworden. Een onderwerp dat lang verborgen is gehouden voor de media (de familie wilde het niet naar buiten brengen), maar waar, buiten het feit dat Rampling zich na de tragedie onveilig voelde, niet dieper op ingegaan wordt. Ook op de relaties die Rampling gehad heeft en die een behoorlijke impact op haar persoonlijke leven hebben gehad, wordt niet ingezoomd. In ‘resonance‘ bereidt ze samen met haar zoon Barnaby Southcombe hun eerste samenwerking voor (de film I Anna), maar het is lange tijd onduidelijk wie hij is.

Sowieso is niet ieder segment even sterk. ‘Age‘ bijvoorbeeld, waarin Rampling met Paul Auster het ouder worden bespreekt. Haar eigen observaties spreken voor zich en worden niet versterkt door Austers (wat clichématige) reflecties. ‘Resonance‘, waarin moeder en zoon tegenover elkaar zitten in een boksschool en scènes repeteren, is zelfs vrij saai. The Look moet het dan meer hebben van de segmenten ‘taboo‘, ‘demons‘ en ‘beauty‘, waarin de persoon Rampling en haar personages wel degelijk overlap met elkaar vertonen. In de eindscène geeft Rampling aan dat het een groot cadeau is om naar mensen te luisteren, zonder je oordeel er in te leggen. Dat je echt kan zeggen wat je voelt. ‘Right now, actually‘, concludeert ze plots, wanneer ze zich beseft dat deze documentaire toch echt om haar draait. Het laat even iets van de mens Rampling zien, terwijl de rest van de documentaire vooral de actrice Rampling toont.

Boeken / Fictie

De koning is dood, leve de koning!

recensie: Joost de Vries - De republiek

Dat Joost de Vries niet van de straat is laat hij uitentreuren blijken in zijn met verwijzingen overladen tweede roman De republiek. Soms vervelend maar vooral zeer effectief: juist hierdoor wordt hoofdpersoon Friso de Vos op een perfecte wijze gekarakteriseerd.

‘Jullie zijn de paparazzi van de historici, louter geïnteresseerd in de sterren, de glitter van die opgepoetste doodshoofduniformen’, krijgt De Vos naar z’n hoofd geslingerd als zijn plotseling overleden leermeester Josip Brik ter sprake komt. Als Grote Roerganger van de vakgroep Hitlerstudies was Brik de leidende kracht achter het wonderlijke periodiek De Slaapwandelaar, tijdschrift voor Hitlerreportages. Friso de Vos, hoofdredacteur en onmisbare rechterhand van Josip Brik, wil na diens overlijden voorkomen dat iemand anders dan hijzelf de intellectuele erfenis van Brik zal beheren.

Nieuwe Brik
Kaper op de kust is modelstudent Philip de Vries. Bij de drukbezochte uitvaartdienst, waar Friso door ziekte niet aanwezig kan zijn, memoreert hij Brik zeer bevlogen. De dagen erna staan de kranten vol met zijn citaten en is zijn verschijning bij diverse televisieprogramma’s een mogelijk bewijs dat hier de ‘nieuwe Josip Brik’ is opgestaan. Dat kan Friso de Vos niet over zijn kant laten gaan. Tijdens een congres voor historici in Wenen, waar beiden aanwezig zijn, doet hij zich voor als Philip de Vries – de uiterlijke gelijkenis is meer dan treffend – en maakt hem belachelijk zoveel hij kan.

Hier lachten ze om en ik ging verder, of nog beter: ik was niet te stoppen. Dit was een geweldige rol, besefte ik nu, ik kende de magere anekdotiek van De Vries maar ik bezat de eerstehands expertise om vlees in het skelet te blazen – ik was een betere Philip de Vries dan hij zelf ooit kon zijn.

Verbeelding
Kanye West, Quentin Tarantino, Facebook, Tolkien, Game of Thrones, Ebay, Harry Potter, alles wat er enigszins toe doet in de populaire cultuur wordt in De republiek aangehaald. Het vormt het raamwerk waarin Friso de Vos neergezet wordt als een wandelende kaartenbak, een allesweter die gebukt gaat onder het besef nooit meer te kunnen worden dan een kommaplaatsende redacteur van een onthoofd blaadje over Hitler. Dat maakt hem even afgunstig als achterdochtig, met name als hij zich in Wenen in gestudeerde kringen moet begeven om zich uiteindelijk te meten met zijn rivaal Philip de Vries.

Wat De republiek vooral laat zien is hoe de verbeelding op de loop kan gaan als het originele verhaal ondergesneeuwd raakt in de overdosis verwijzingen en metaforen. Dat was een stokpaardje van wijlen Josip Brik: de oorlog was erg maar het verhaal maakt de oorlog nog veel erger. Ingekleurd door onze verbeelding, door al die naoorlogse jaren vol storytelling in boeken, theater en bioscoop.

Diezelfde verbeelding brengt Joost de Vries tot het geraffineerd samen laten komen van diverse verhaallijnen: de uiteindelijke confrontatie tussen Friso de Vos en Philip de Vries, de zoektocht naar een vermeend stuk van een maquette van nazi-architect Albert Speer en de openbaring van een actiegroep die de Hitlergroet wil rehabiliteren. Intussen blijven we getuige van de wat klunzige manier waarop Friso zijn ex-vriendin Pipa aan zich probeert te binden.

Frivool
De kracht van deze roman zit in de vanzelfsprekendheid waarmee Joost de Vries een absurdistisch verhaal, verpakt in een duizeling aan feit en fictie, over ons uitstort. Zonder van de weg af te raken en met een uitstekend slot weet hij in een haast frivole schrijfstijl zijn verbeelding tot een goed einde te brengen.

Is Joost de Vries hard op weg de nieuwe Harry Mulisch te worden, zoals critica Elsbeth Etty na het lezen van Clausewitz (2010) beweerde? Eén ding is zeker: evenals Mulisch creëert De Vries een overrompelende nieuwe werkelijkheid aan de hand van talloze, vaak historische feiten. Feiten die allemaal kloppen, behalve dan die ene: de Führerbunker in Berlijn lag natuurlijk niet onder de Reichstag maar onder de een paar kilometer verderop gelegen Reichskanzlei.

Dat was Harry niet overkomen.