Muziek / Album

Hokjesangst

recensie: Grainne Duffy - Test of Time

Het is nooit te laat om kennis te maken met mooie muziek. In 2010 nam Grainne Duffy het album Test of Time op dat vorig jaar verscheen in de UK. Nu kunnen we in Nederland kennismaken met Duffy.

~

Een paar draaibeurten van Test of Time maken duidelijk dat de muziek van Grainne Duffy niet in één hokje te vangen is. De mengeling van pop, (power-)blues, rock en zelfs een vleugje reggae maken het luisteren van dit album tot een fijn avontuur. Het meest voor de hand ligt de vergelijking met bluescollega Bonnie Raitt. Dat komt door de kleur van het stemgeluid van Duffy.

Smeltkroes
In 2007 debuteerde Grainne Duffy al met Out of the Dark dat geheel onder de radar van vele muziekliefhebbers is gebleven. Het heeft dus vele jaren geduurd voordat haar tweede album Test of Time het levenslicht mocht zien. Voor velen is het een eerste kennismaking met deze dame. Er zijn liedjes op dit album die alles in zich verenigen, zoals het fijne ‘Let Me In’; een ware smeltkroes van powerblues, rock en pop komt aan de luisteraar voorbij. Het daarop volgende ‘Rock’Rollin Stone’ vermengt het gedachtegoed van Joan Jett & The Blackhearts met dat van The Pretenders tot een nieuw amalgaam.

Van Popovic tot Rod Stewart
Duffy gaat op ‘Falling For You’ zo tekeer dat, als ze even door zou pakken, in de buurt van Ana Popovic komt. In de wat rustigere nummers schuurt ze echter dichter tegen Rod Stewart aan. De albumafsluiter ‘In My Arms’ raakt de gevoelige snaar nog even.

Het album Test of Time zal de tand des tijds goed kunnen doorstaan. Met alle invloeden en vergelijkingen voelt de gebrachte mix als van alle tijden aan. Bovendien is Grainne Duffy een dame die de gitaar goed kan bespelen. Het legioen goede vrouwelijke gitaristen is zo klein dat we blij mogen zijn met deze aanwinst. Hopelijk gaat Duffy net zo’n lange carrière als Bonnie Raitt tegemoet. Dit nieuwe album is een heel fraai statement om haar kwaliteit aan de wereld kenbaar te maken.

 

Boeken / Fictie

Orlando’s huis bestaat!

recensie: Diverse auteurs - De Parelduiker 2013/4, Louis Couperus

.

Boeken / Non-fictie

Openhartig over verleden, heden en toekomst

recensie: Neil Young - Waging Heavy Peace

Dat Neil Young een icoon is van de popmuziek, hoeft aan niemand uitgelegd te worden: Young is aan zijn zesde decennium bezig. Onlangs schreef hij zijn autobiografie, maar hij is nog lang niet uitgespeeld.

Als sinds de late jaren zestig ben ik fan van Neil Young. Mijn eerste single ‘Expecting to Fly’ kreeg ik van mijn vader, in een winkel vol bladmuziek in Tilburg: Spiero. Het duurde zo’n tien jaar voordat een soloalbum van Young de verzameling kwam versterken: Comes A Time uit 1978. In zijn boek Waging Heavy Peace schrijft Young dat dat zijn best gelukte album in zijn eentje is. Wat een toeval om bij zo’n album in te stappen. Het is nu een mooi moment om zijn biografie te lezen.

Spulletjes-man
Vanaf de eerste pagina’s neemt Neil Young je mee op sleeptouw in de wereld van zijn verleden en heden. Al in de eerste hoofdstukken schrijft hij over zijn behoefte om weer met Crazy Horse te gaan opnemen. Dat die honger zal uitmonden in Psychedelic Pill, is inmiddels historie. Dit album kan gerekend worden tot een van de beste van de meester met zijn band.

Young schrijft openhartig over het feit dat hij “spulletjesman” is, ofwel een verzamelaar. Modeltreinen en auto’s uit de jaren vijftig zijn gewilde verzamelobjecten, maar ook manuscripten, foto’s, bandopnamen, platen en kleren, zo schrijft hij in het boek dat hij op Hawaï schreef. Zijn innige vriendschap met Stephen Stills duikt al vroeg in zijn carrière op en duurt voort tot op de dag vandaag. Ook verhaalt Young over zijn liefdesleven, zijn kinderen en zijn gezondheid. Beide laatste onderwerpen zijn niet zonder zorgen en hebben hun weerslag op zijn leven. Natuurlijk is de rode draad zijn immer voortdurende muzikale carrière. Ook zijn vriendschap met een collega als Bruce Springsteen komt aan bod en de verwantschap die ze voelen bij het overlijden van hun muzikale maatjes; Young verloor Ben Keith ongeveer op hetzelfde moment dat Springsteen zijn ‘brother’ Clarence Clemons moest afgeven. Het raakte beiden mannen tot in hun ziel.

Sommige feiten komen op meerdere plaatsen in het boek terug. De ene keer als een kijkje vooruit, de andere keer op de chronologische plaats en soms als een flashback. Young speelt haasje over met de tijd: de tijd in zijn geheugen, de tijdlijn van het boek en de tijd waarin hij leeft als hij schrijft. Het maakt deze biografie tot een aangenaam boek omgeven door een moment in het leven van de meester zelf.

Tal van projecten
Dat Young een grootverbruiker van wiet was is geen geheim. Maar in sommige periodes was het ook cocaïne, zoals tijdens het legendarische Woodstock, dat zelfs het spel van Crosby, Stills, Nash & Young negatief beïnvloedde tot een van hun slechtste optredens ooit, volgens Young. Als hij start met het schrijven van dit boek is hij net clean en moet hij nog ontdekken of hij ook zonder wiet liedjes kan componeren. Dat het uiteindelijk meer dan meesterlijk lukt moet voor hem een enorme overwinning zijn in de nieuwe cleane fase van zijn leven.

Young is naast de muziek betrokken bij tal van projecten, zoals Lincvolt om een elektrische auto te ontwikkelen en het Pure Tone project  – dat inmiddels de naam Pono heeft (Hawaïs voor rechtvaardig en goed) –  om muziek op studiokwaliteit in een streamingdienst beschikbaar te stellen binnen een verdienmodel voor de artiesten. Young staat geduldig stil bij de drijfveren achter deze projecten en zijn persoonlijke motivatie om eraan mee te doen. Zijn zakelijk maatje Elliott Roberts staat hem hierbij altijd met raad ter zijde.

De muziek blijft centraal staan, inclusief de samenwerking met collega-artiesten. Zijn muzikale zus, zoals Young haar noemt, Linda Ronstadt, komt geregeld terug in zijn carrière, net als Nicolette Larsson en Emmylou Harris. Naar het einde van het boek buitelen de tijdlijnen over elkaar heen. Het biografiewerk leest daarbij af en toe als een echt spannend boek. Young verklapt er meer over te vertellen in een volgend schrijven. Wie zijn muzikale oeuvre kent, zal veel plezier beleven aan het lezen van dit boek dat zeker niet zijn laatste zal zijn.

 

Muziek / Achtergrond
special: Lou Reed: zijn drie beste albums

Lou Reed: zijn drie beste albums

“Als ik wist wat een perfecte dag was, had ik dit nummer nooit geschreven,” luidde de reactie van Lou Reed op een vraag van Jools Holland een jaar of tien geleden. Het fragment typeert Lou Reed en was te zien bij ‘Later with … Jools Holland’, dat uiteraard stilstond bij het overlijden van de muzikale gigant.

Behalve wegbereider voor veel alternatieve rockbands was Lou Reed een scherpzinnig en  – ondanks zijn beruchte nurksheid –  ook humoristisch man, zo bleek nog eens uit de docu over Transformer die na zijn dood op meerdere zenders werd herhaald.

Bij het samenstellen van een Spotify-playlist kwam ik uiteindelijk tot 71 nummers, toevalligerwijs ook de leeftijd waarop hij overleed. De drie albums die ik koester, zijn The Velvet Underground & Nico(1967), Transformer (1972) en New York (1989).

‘The Velvet Underground & Nico’
De ‘bananenelpee’ klinkt bij het herluisteren nog net zo dwingend en (bij vlagen)huiveringwekkend als toen ik ‘m voor de eerste keer hoorde. Ik was toen een jaar of zestien: een leeftijd waarop het prettig zwelgen was in het duistere universum van Reed en consorten. ‘Venus in Furs’, met Reeds aartsdonkere stem, de krassende viool van John Cale en het monotone gitaargejengel: ik vond het geweldig.

Hoewel er ook enkele redelijk conventionele nummers op de plaat staan (‘Run Run Run’, ‘There She Goes Again’), gaf The Velvet Underground met dit album de brave jaren zestig een artistieke schop onder de kont. De opening met ‘Sunday Morning’ is bedrieglijk lieflijk, maar het venijnige ‘I’m Waiting For The Man’, met die dreunende piano aan het eind, is al een stukje minder braaf. Nico’s donker-romantische stem in ‘Femme Fatale’ vond ik als puber wonderschoon, nu bekoort haar timbre me minder. Het akelige ‘Heroin’, met opnieuw die raspende viool en dreinende gitaar, is een van de hoogtepunten van het album. In het schier eindeloze ‘European Son’ slaat de experimenteerdrift van de band een beetje door.

The Velvet Underground & Nico is ook nu nog een gedreven en weerbarstige plaat die je soms de stuipen op het lijf jaagt. En muziek die ontregelt is vaak de beste.


‘Transformer’
Op Transformer, dat een jaar of zes later verscheen, toont Lou Reed zich van zijn meer toegankelijke kant. Hoewel hij het zelf niet als zijn beste album beschouwde, bracht het hem wel de roem waarop hij hoopte toen hij de hulp van David Bowie inschakelde. Bowies inbreng op Transformer is groter dan ik ooit heb beseft: niet alleen is het door hem geproduceerd en verleent hij vocale steun in enkele songs; nummers als ‘Satellite of Love’, ‘Andy’s Chest’ en  ‘Vicious’ ademen bovendien sterk zijn sound van toen: die van pathos en glamrock.

Transformer is ook een van Reeds meest gevarieerde albums: van de fijne rocksongs ‘Vicious’, ‘Hanging Around’ en ‘I’m So Free’, het ingetogen, fraaie ‘Make Up’ tot de lijzige, hilarische dixieland van ‘Goodnight Ladies’. Humor klinkt ook door in het ultrakorte ‘New York Telephone Conversation’. Invloeden uit de jazz zijn alom aanwezig. En Transformer beschikt natuurlijk over Reeds bekendste (en betere) nummers ‘Walk On The Wild Side’ en ‘Perfect Day’. Het contrast met het rauwe, nietsontziende werk van The Velvet Underground is aanzienlijk en de productie is aan de pompeuze kant, maar ‘Transformer’ is en blijft een prachtalbum.

 


‘New York’
Zijn beste album vind ik New York, waarop Lou Reed  – soms fel en verbeten, soms ontspannen keuvelend –  zijn (politiek getinte) verhaal doet, in basale, gitaargedreven songs. De begeleiding is kurkdroog, maar elke slag of klap is raak; variërend van ouderwets rockend (‘Romeo Had Juliette’) tot subtiel, zoals in het schitterende ‘Halloween Parade’. De jazz keert terug in ‘Beginning Of A Great Adventure’ en in ‘Sick Of You’ klinkt zelfs country door. Het eenvoudige, uit drie akkoorden opgebouwde ‘Dirty Blvd.’ werd een bescheiden hit. De productie van New York is (zeker in tegenstelling tot Transformer) sober en vormt, samen met de sterke songs en een beter dan ooit praatzingende Reed, de kracht van dit album, dat tot een van de beste aller tijden beschouwd mag worden.

 


P.S.
Om de een of andere reden is Berlin, het favoriete album van velen, nooit echt tot me doorgedrongen. Hoewel ik het titelnummer als een van zijn meest indrukwekkende liedjes beschouw, heb ik het album in zijn geheel altijd te barok en zwaarmoedig gevonden. Tijdens het terugluisteren besef ik dat ik het bij het verkeerde eind heb gehad: het album heeft eenzelfde zeggingskracht als The Velvet Underground & Nico,maar op een ander niveau. Bij The Velvet Underground & Nico lopen je de rillingen over de rug, bij Berlin (met name in ‘The Kids’) springen je de tranen in de ogen.

 

 

Muziek / Achtergrond
special: The Complete Singles 1956-1962

Sam Cooke’s grote talent

Wie aan Sam Cooke denkt, heeft een korte carrière in drie delen in gedachte: die van de gospelzanger, de singer-songwriter (met voortreffelijke albums) en de hitmachine.

~

Onlangs verscheen bij Le Chant du Monde het uitputtende overzicht van zijn hitgevoelige kant: The Complete Singles 1956-1962. Aan Sam Cooke’s carrière kwam een vroegtijdig einde op 11 december 1964 toen Cooke om nog altijd onduidelijke redenen omkwam tijdens een schietpartij waar nooit onderzoek naar gedaan is. Vanwege de huidskleur van Cooke werd het incident al snel in de doofpot gestopt. De popmuziek was in een klap een bijzonder talent armer. Dit jaar zou Cooke tweeëntachtig jaar oud geweest zijn en hoe anders zou men dan tegen zijn muziekbibliotheek hebben aangekeken.

Ontsnapping aan de gospel
Zoals bij zoveel zwarte artiesten startte de zangloopbaan van Cooke in de gospel. Eerst met zijn broers, maar in de jaren vijftig trad hij snel toe tot The Soul Stirrers, dat daarmee uitgroeide tot een van de beste gospelformaties allertijden. Een band die ook in de hemel zou mogen zingen.

Cooke wilde echter ontsnappen aan het predicaat gospelartiest en nam onder het pseudoniem Dale Cook zijn eerste single op. Deze single is ook opgenomen op de verzamelaar The Complete Singles 1956-1962, met zowel de A- als de B-kant. Dat geldt voor alle singles die in de box zitten. En daar waar de B-kant wel eens verschilde per land of continent zijn beide opties opgenomen in dit zeer complete overzicht. Het pseudoniem dat Sam Cooke gekozen had was natuurlijk behoorlijk doorzichtig, zeker gekoppeld aan de voortreffelijke maar zeer herkenbare stem van Cooke. Het is dan ook bij één stiekem singletje gebleven, waarna hij onder zijn eigen naam zijn solocarrière opstartte.

Het jongere publiek sloot Cooke al snel in de armen vanwege zijn pakkende singles. Hits als ‘You Send Me’, ‘Only Sixteen’, ‘Cupid’, ‘Twistin’ the Night Away’, en ‘Bring it on Home To Me’ zullen nog velen in de herinnering hebben. Ze zijn allemaal in uitstekende geluidskwaliteit terug te vinden op de drie cd’s van genoemde verzamelaar. Een must voor iedere liefhebber van Sam Cooke.

Uitvinder van de soulmuziek
Of het nog niet genoeg was ambieerde Cooke ook om muziek te maken voor de volwassen liefhebbers. Als vertolker van de mooiste gospel wordt hij ook wel de uitvinder van de soulmuziek genoemd. Zijn voortreffelijke collectie aan studioalbums is het bewijs van deze status. Naast het singlesoverzicht zijn er vele fraaie uitgaves beschikbaar van zijn albums, zoals Sam Cooke, Encore, A Tribute To The Lady, Hit Kit en het onovertroffen Night Beat.

Gelukkig zijn er ook opnames bewaard gebleven van Sam Cooke live, zoals zijn legendarische optredens in The Copacabana in New York van 7 en 8 juli 1964 op de bloemlezing Sam Cooke at the Copa. Na zijn leven vielen Cooke dan ook de nodige eerbewijzen ten deel in de jaren tachtig en negentig, zoals opname in Rock ‘N’ Roll Hall of Fame, the Songwriters Hall of Fame en The Chairman ’s Award from The Apollo Theatre Foundation.

Wie eenmaal geraakt wordt door de stem van Sam Cooke, zal steeds meer willen horen. Gelukkig is er voldoende van ’s mans oeuvre beschikbaar in uitstekende heruitgaven. Het nu verschenen The Complete Singles 1956-1962 voegt daar een mooi en compleet overzicht aan toe. 

Muziek / Album

Licht verteerbaar

recensie: Shane Alexander - Ladera

Het vijfde album van de uit Los Angeles afkomstige Shane Alexander draagt de titel Ladera en is gevuld met een mengeling van folk, pop en rootsmuziek.

Ondanks de staat van dienst van Alexander, met een kwartet albums die goed ontvangen zijn door de liefhebbers, laat zijn naam bij velen geen bellen rinkelen. Met het verschijnen van Ladera, gevolgd door een korte tournee, hoopt Shane Alexander daar verandering in te brengen.

Tegendraads ritme

~

Los Angeles is de thuisbasis van singer-songwriter Shane Alexander. Daar was hij de laatste jaren niet zo vaak te vinden: Alexander reisde de hele wereld rond om zijn muziek bij miljoenen te laten horen. De muziek van Shane Alexander is licht verteerbaar door zijn folk-benadering van  zijn eigen composities. Maar schijn bedriegt als je naar de teksten luistert in plaats van enkel naar de oppervlakkigheid van de melodieën en de sound. De stem van Alexander is helder en gemiddeld hoog van toon; prima passend in een folk- en pop-genre.

Het album van Alexander is eenvoudig te absorberen en gaat toch niet snel vervelen. De ritmes hebben soms iets tegendraads zoals in het openingsnummer ‘One So Young’, waarbij je de neiging hebt om tegen de maat in te klappen. Hetzelfde geldt voor ‘Meet Me In The Hurricane’ dat een mars-gevoel geeft. Met ‘Far As I Can Tell’ krijgt het langzame ritme de ruimte waardoor er lucht ontstaat in de compositie.

Invloeden niet hoorbaar
In het liedje ‘Raincloud of Knowable Things’ maken we kennis met het tot op het bot uitgeklede geluid van Alexander. Met alleen gitaar en de echo van de opnamelocatie maakt hij duidelijk dat ook onder die omstandigheden een liedje overeind blijft. Mooi, maar de voorkeur hebben de liedjes met wat meer begeleiding. Een heel album in de kale sfeer zou te kil worden. De teksten van Alexander zijn eerlijk en open en graven soms diep in wonden die ontstaan door bijvoorbeeld een vriend die bijna een fatale overdosis nam. Maar dat zal veel luisteraars ontgaan die achteloos van de sfeer van het album genieten.

Ladera is geproduceerd door de met een Grammy genomineerde Billy Mohler. Dat Alexander zich naar eigen zeggen heeft laten beïnvloeden door Pink Floyd, Simon and Garfunkel en Beck heeft niet geleid tot hoorbare resultaten. Alexander is vooral een singer-songwriter die met een blinddoektest niet direct herkenbaar is, maar dat komt vaker voor. Wat overblijft is een genietbaar album dat de middenmoot ontstijgt.

 

Boeken / Fictie

De gesel

recensie: Diverse auteurs - Tirade 450

Het 450ste nummer, Tirade jubileert! In weerwil van de tijdgeest kan er een feestje worden gevierd. 45 Auteurs kregen 450 woorden.

Tijd/schrift: 8WEEKLY’s rubriek voor Nederlandstalige literaire tijdschriften. Zie ook besprekingen van Das Magazin (Het jong en De dandy), Terras, Versal, De Revisor en Tortuca.

Als je ’tirade’ in de Dikke Van Dale (2005) opzoekt, betekent het woord ‘veelal theatrale of retorisch uitgesproken omhaal van woorden, met een vermaning of klacht.’

Tirer
Joop Goudsblom, de laatste levende van de oprichters van de Tirade, vertelt dat niemand destijds de moeite nam om het woordenboek eens op de naam open te slaan. In de editie van 1961 stond het woord nog voor een ‘veelal theatraal of retorisch uitgesproken en omslachtig geheel van woorden, dat op het eerste gehoor indrukwekkend is, doch bij nadere ontleding zonder veel inhoud blijkt te zijn; holle frasen’. Daarachter komen moet iets zijn als ontdekken dat je flaporen hebt. Goudsblom associeerde de naam met tirer, met ‘puntig en doeltreffend polemisch proza’.

De geschiedenis is mild geweest voor Tirade. Niet alleen is het woord musculairder geworden, ook heeft het blad de tand des tijd sinds 1957 doorstaan. Het tijdschrift is overigens niet noodzakelijk een roede gebleken die de literatuur keer op keer geselt, als wel een pleitschrift voor knappe literatuur. Kijk bijvoorbeeld naar nummer 449, daarin wordt hoogstens een betoog gehouden voor literatuur. Zwagerman over de ‘even extatische als eenvoudige zingzangtaal’ van Kerouac is daar een expliciet voorbeeld van.

Vuur en engagement
Misschien is het om die reden niet vreemd dat uitgever Wouter van Oorschot bij de eerste bijeenkomst van de huidige Tirade-redactie (die begin 2013 aantrad), de kamer binnenstoof en in een voor zijn doen korte toespraak zei zich niet te willen mengen in wat hij als de zaak van de redactie zag, maar hen wel wilde meegeven dat ‘hij hoopte op een terugkeer van het vuur en engagement’. Redactielid Gilles van der Loo, die in zijn 450 woorden de anekdote opvoert, schuwt de schreeuwerige uiting daarvan. ‘Vanuit je tenen schreeuwen in de zekerheid van je gelijk moet heerlijk zijn, maar het is voor de humorlozen, relativeringslozen en DOMMEN. […] Goddank voor de evenwichtigen, de grijzen’.

Ondanks zijn polemische toon, rijst de vraag hoeveel van Van Oorschots vuur en engagement terecht is gekomen. Bij dit jubileumnummer kan hij opgelucht ademhalen: de tirade is het thema en verscheidene auteurs doen hun best een polemisch duitje in de bundel te doen. Soms vurig, maar vruchteloos zoekend naar engagement. Zoals Jan Postma, die zich naarstig afvraagt waar zijn haat is tegen de klootzakken die het landschap verkrachten door glazen paleizen langs de ringweg te bouwen, tegen de klootzakken die vanuit ‘Den Haag en Amsterdam-Zuid cultuur en onderwijs slopen, privacy en gemeenschapsidealen opofferen of de precaire balans tussen zekerheid en vrijheid verstoren’. Hij kan het niet vinden.

Inhoudelijk en daadkrachtig
Geëngageerd is de ingekorte brief van Paul Beers aan Lex Jansen van uitgeverij De Arbeiderspers om een redelijk honorarium voor zijn vertaalwerk, maar dociel omdat hij ver onder zijn prijs een deal probeert te sluiten. Enigszins vurig en geëngageerd (en vaker gebezigd) is Thomas Heerma van Voss’ tirade tegen de Literatuurwetenschap, die achter haar eigen staart zou aanlopen door zonder gemeenschappelijk doel meningen te bezigen op basis van eerdere meningen. Vurig en geëngageerd is Merijn de Boers tirade tegen Van der Heijdens gemeenschappelijk op handen gedragen De Helleveeg, dat nog het dichtst in de buurt komt van een kinderboek, waarvan het tweede gedeelte doet denken aan ‘het altijd eendere slot van de televisieserie Baantjer, als De Cock met c-o-c-k een drankje drinkt met zijn vrouw en collega’s’.

De meeste tirades in Tirade 450 worden gevoerd op inhoudelijke gronden. De stukken hebben een heldere opbouw, zijn goed te volgen. Engagement van de literatuur als subversieve kunst zie je bijvoorbeeld in de bijdrage van Maria Barnas, die een vrijwel puntloos prozagedicht is, of de door korte zinnen en vele uitroeptekens extatische 450 van Jannah Loontjes, dat vibreert tussen beffen en Prozac. Een gejaagd gevoel laat Martijn Knols tekst achter, door de hakkelende zinnen en de roffelende puntjes daartussen. Je weet niet precies waar zijn spreker tegen ageert: de Olympische Spelen, de P.C. Hooftprijs, priegelteksten – al zou je kunnen zeggen dat de auteur op geëngageerde wijze tegen geopinieerdheid ageert, door literatuur.

Muziek / Album

Gevoel uit een computer

recensie: John Talabot - DJ-Kicks

John Talabot laat op DJ-Kicks horen dat zijn ongekend populaire debuut geen toevalstreffer was. Talabot weet namelijk met gevoel zijn favoriete songs met elkaar te laten versmelten.

Talabot zette zichzelf vorig jaar op de kaart met zijn eerste volwaardige album. De melancholische en warme house op ƒin werd door toonaangevende kranten, tijdschriften en websites de hemel in geprezen en bij veel liefhebbers van elektronische muziek prijkte het album in de hoogste regionen van de eindejaarslijstjes.

Het Spaanse wonderkind
Aan het Spaanse wonderkind dan ook de eer om de nieuwste mix in de reeks van DJ-Kicks te verzorgen. Sinds 1995 brengt het label Studio !K7 ieder jaar een aantal mixalbums van grote producers in deze reeks uit. Onder anderen James Holden, Kruder & Dorfmeister en Apparat  gingen Talabot voor.

In de vijf kwartier die Talabot voor zijn mix heeft, rijgt hij 27 nummers aaneen. Over het algemeen mixt Talabot snel en gebruikt hij de meeste tracks niet meer dan twee minuten. Het is op deze manier dat de Spanjaard spanningsbogen probeert te creëren die uitmonden in een drietal climaxen:  ‘Klinsmann’ van Axel Boman, ‘Escape to Nowhere’ van Motor City Drum Ensemble en ‘Sideral’ van Talaboman (een samenwerking tussen Axel Boman en Talabot zelf) krijgen veel ruimte en vormen de zwaartepunten van de mix.

Voortkabbelen
Het is knap hoe Talabot met al die nummers van verschillende producers een geheel creëert dat niet alleen dansbaar en feestelijk is, maar waar tegelijkertijd ook weemoed uit spreekt. Wie vandaag de dag nog steeds van mening is dat elektronische muziek emotieloos en afstandelijk is, zal na het horen van John Talabot toch moeten toegeven dat muziek die uit een computer komt ook heel sfeervol kan zijn.

Toch is niet alles even goed op deze DJ-Kicks. Tussen ‘Klinsmann’ en ‘Escape to Nowhere’ kakt het allemaal wat in. Iedere DJ wil rustpunten creëren om zo weer langzaam toe te kunnen werken naar een volgende climax, maar de negen (!) voortkabbelende tracks tussen deze pieken zijn net wat te veel van het goede.

Dit middenstuk staat dan ook in schril contrast met het begin en einde van de mix, die dynamisch, speels en uitermate boeiend zijn. Het is fascinerend te horen hoe Talabot zijn overgangen plaatst en hoe hij alles tot een geheel aan elkaar weeft. Het zijn dan ook deze delen waarmee Talabot weet te imponeren en een waardevolle bijdrage weet te leveren aan de alweer achttien jaar durende traditie van DJ-Kicks.

Muziek / Achtergrond
special: Morrissey - 25Live

Belachelijke gek

.

James Russell, laat  – behalve een strakke show –  vooral zien dat de fans van Morrissey nog net zo gek zijn als een kwart eeuw geleden.

Eigenlijk begon de verafgoding natuurlijk al enkele jaren eerder toen Morrissey als frontman van de Smiths een stem gaf aan groepen en individuen die zich op wat voor manier dan ook onbegrepen en onbemind voelden. Het gevolg was dat in korte tijd een grote schare trouwe fans over de hele wereld opstond die een ongeëvenaarde devotie ten opzichte van hun grote held toonden. Concertregistraties van The Smiths en Morrissey zijn dan ook, afgezien van de fantastische muziek, een uitermate fascinerend schouwspel van fans die er alles voor over hebben hun idool aan te raken en te knuffelen. 

Vechten om een overhemd

~

Ook op 25Live, Morrisseys eerste concert-dvd in negen jaar, wordt dit spel wederom in bijna twee uur in beeld gebracht. Terwijl Morrissey en band een selectie uit zijn drie decennia lange carrière spelen, azen de grootste fans op een moment van zwakte bij de security zodat ze een sprong over de hekken kunnen wagen met het ultieme doel om Morrissey te knuffelen. De eerste die Morrisseys hand weet beet te pakken, wordt door het gehele publiek als een ware overwinnaar toegejuicht. Morrissey geniet van dit spel en stookt het vuurtje nog wat op door meerdere keren zijn overhemd in het publiek te werpen (voor zover ik weet zijn er nooit doden of gewonden gevallen bij het gevecht om een stukje stof dat doorweekt is met Morrisseys zweet) en fans de microfoon te geven en te vragen of ze iets te zeggen hebben.

Het hoogtepunt van de boeiende wisselwerking tussen Morrissey en zijn volgelingen vindt plaats tijdens het laatste nummer. Wanneer Smiths-klassieker ‘The Boy With The Thorn In His Side’ door de Hollywood High School heen schalt, doen een tiental fans nagenoeg tegelijkertijd een aanval op het podium die onmogelijk volledig te pareren is door de security. Enkele mensen zullen vredig kunnen sterven nu ze Morrissey hebben kunnen knuffelen.

Goddelijke status
Is het optreden dan zo nietszeggend dat je het alleen maar over hysterische fans hebt, hoor ik je denken. Nee hoor, er is niets mis met de performance van Morrissey en band en de tracklist waar ze voor gekozen hebben. Maar op 25Live (en andere live-dvd’s van Morrissey), waar toch vooral een hoofdrol is weggelegd voor de fans, is dat toch echt allemaal bijzaak. De fans mogen voor en na het concert hun Smiths- en Morrisseytatoeages tonen en uitleggen waarom Morrissey zo belangrijk voor ze is, ze krijgen de kans om dit tijdens de show ook tegen de Mozfather himself te zeggen en komiek, acteur en groot Morrissey-fan Russell Brand legt in de extra’s voor de camera en aan het publiek uit hoe de muziek van The Smiths en Morrissey hem door moeilijke tijden gesleept hebben.

25Live is uiteindelijk vooral een bevestiging van het icoon dat Morrissey is. De dvd is daarmee ook een geslaagde poging van Morrissey om zijn eigen goddelijke status te vergroten of toch op zijn minst te behouden. Wie immers nog niet bekend is met de muziek van Morrissey, kijkt deze dvd waarschijnlijk met het gevoel al die tijd iets unieks gemist te hebben. Een man van middelbare leeftijd met gele nagellak en een raar bloemetjesoverhemd die volwassen, vaak bovengemiddeld intelligente mensen al hun gezond verstand laat verliezen, moet wel een held zijn. En ja, dat is ‘ie ook. Maar goed, ik ben dan ook zo’n belachelijke gek als het op Morrissey aankomt. 

Boeken / Fictie

Verdwaald in Niemandsland

recensie: Jan-Willem Anker - Beproevingen

In zijn nieuwe bundel Beproevingen probeert Jan-Willem Anker zowel proza als poëzie te combineren in korte, zorgvuldig aan elkaar gesmede wederwaardigheden van een regel of tien per stuk. Een literair pretentieus experiment, dat slechts ten dele slaagt.

Hoogst ongebruikelijk voor een Nederlandse auteur bracht Jan-Willem Anker Beproevingen in 2012 al in het Engels uit, onder de naam I didn’t know what. Daarvoor publiceerde hij al drie gedichtenbundels en een roman in het Nederlands.

Literaire pretentie

De combinatie van proza en poëzie levert Anker soms mooie zinnen op als: ‘Om te ontkomen aan de ruïne waarin ik mezelf gehuisvest had, ondernam ik mijn zoveelste tocht.’ Vaker leidt deze werkwijze echter tot gekunstelde constructies, zoals in ‘Zon’:

Zo stond ik, met gefrankeerde ziel, mijn achterhoofd tegen een ruwe steen gedrukt, wachtend tot het licht me met een vroedvrouwenhand ingemetseld had.

Het resultaat is een boek dat zich afspeelt in het niemandsland tussen proza en poëzie, met te weinig coherentie voor het een maar te veel verhaal voor het ander. Het ontbreekt Anker niet aan talent; in elk stukje verwerkt hij een of twee mooie poëtische zinnen die aanzetten tot denken. Het blijft echter bij mooie zinnen en de hoogdravendheid waarmee hij dat doet leidt tot nodeloze pretentie.

Zoeken

Anker haalt zijn inspiratie, evenals zo veel schrijvers, uit het leven van alledag, zoals wanneer zijn ‘ik’ geen DNA wil afgeven (‘Omdat ik mijn DNA niet wilde afgeven, had ik argwaan gewekt. Men kon me niet automatisch van een lijst afstrepen, zodat ik verdacht was’) of wanneer hij een overdenking geeft over Paaseiland in de Stille Oceaan (‘O oceanen, onmetelijke oogblauwe dieptes, ons aller mondiale golfslagbad!’)

Vol menselijke vertwijfeling vecht de naamloze hoofdpersoon zich door zijn beproevingen: eenzaamheid en een zoeken. Deze naamloze is op zoek naar zichzelf, zoals Anker op zoek is naar een eigen stijl. Anker heeft een aantal themata dat steeds weer terugkomen: het gevoel er niet bij te horen en een veranderingsdrang zonder het vermogen daadwerkelijk iets in het leven te wijzigen.

Een deel van de teksten verscheen eerder in literaire tijdschriften De Gids – waarvan Anker tot 2011 hoofdredacteur was – dwb en Nednr. De hoogdravende overdenkingen zijn wellicht interessant om per een of twee tegelijk te lezen, maar in het groepsverband waarin Beproevingen ze presenteert voeren ze te ver.