Muziek / Achtergrond
special: Mouse on Mars - Spezmodia

.

Met de EP Spezmodia gaat het Duitse Mouse on Mars terug naar de tijd waarin de voetjes van de vloer gingen bij het horen van opzwepende sirenes en rauwe breakbeats. Dit is echter meer dan alleen dance-nostalgie, want Mouse on Mars weet zijn eigen stempel op deze miniplaat te drukken.

Als de eerste track ‘Bakerman Is Breaking Bad’ heet, weet je dat IDM op Spezmodia met een korreltje zout wordt genomen. Waarom zou je anders verwijzen naar een vreemde jarentachtighit van het Deense Laid Back en de crystal meth-praktijken van Walter White? Muzikaal gezien pompt het gelijk al de goeie kant op, met oplopende glitches en een beat die alle kanten opstuitert. Het is muziek die werkt als een tijdmachine die je weer terugbrengt naar de jaren negentig. Het oude rave-geluid doet denken aan de retro-fase van Zomby, die ooit eens met zijn album de vraag stelde ‘Where Were U in 92?’. Jan St. Werner en Andi Toma van Mouse on Mars zaten toen waarschijnlijk in een zweterige club, waarna ze al snel zelf muziek begonnen te maken. Pioniers van het eerste uur dus. Dat ze al zo lang meegaan is een wonder, ook omdat ze zichzelf keer op keer weten uit te vinden zonder iets aan identiteit te verliezen. Zie daar hun wat abstractere, maar gelaagde en op momenten dansbare plaat Parastrophics uit 2012. Spezmodia is in vergelijking een soort lofzang op de puurheid en eenvoud van een eerder muzikaal tijdperk. Toen was er nog terrein te verkennen in de wereld van de elektronische muziek, zonder te vergeten dat genot en plezier daar drijvende krachten voor zijn. Zo hoor je op de track ‘Spezmodia’ sirenes en een langzaam stijgende BPM, wat naar een climax toewerkt. Daar doorheen hoor je snijdende synths en glitches die worden aangevuld met vervormde stemmen en een lekkere rave-schreeuw. Het doet in zijn energie denken aan A Guy Called Gerald met ’28 Gun Bad Boy’ en het vroege werk van The Prodigy. Of neem het springerige ‘Cream Theme’ en ‘Migmy’, waarop een stemsample als basis dient voor een nummer dat lekker voortdeint. Helaas is het maar een EP en is de pret na 5 nummers alweer voorbij. Een beetje karig, maar wel een smakelijk voorproefje van een album dat hopelijk nog gaat verschijnen. Gezien de productiviteit van het duo zal dat wel goedkomen.

Film / Achtergrond
special: Sir David Attenborough – Collection

Een prachtig natuurhistorisch document

Natuurdocumentaires zijn populairder dan ooit. Zo zit half Nederland wekelijks naar zwemmende, waggelende, springende en vallende pinguïns te kijken. Zit er een dier in een documentaire dan wordt er massaal gekeken. Maar er is een oervader van dit fenomeen:  Sir David Attenborough.

ïns te kijken. Zit er een dier in een documentaire dan wordt er massaal gekeken. Maar er is een oervader van dit fenomeen:  Sir David Attenborough.

Attenborough maakte al natuurdocumentaires toen de meeste kijkers van nu nog in een ei zaten. En die kijkers kunnen nu, met de dvd-box Sir David Attenborough Collection  een glimp opvangen van de documentaires van weleer. Op negen dvd’s kan er bijna twaalf uur lang, genoten worden van zestig jaar natuurdocumentaires van Sir David Attenborough.

Kwalitatief nieuw jasje


~

Een prachtig overzicht van de veranderende houding van de mens ten opzichte van de natuur wordt zichtbaar in vijf afleveringen getiteld ’Natural curiosities’. In een prachtige museale setting neemt Attenborough ons mee op een zoektocht langs stoffige boeken, oude filmfragmenten en moderne wetenschappelijke ontdekkingen naar de veranderende inzichten met betrekking tot een aantal vreemde dieren. We kunnen ons, met de overvloed aan natuurdocumentaires, niet meer voorstellen hoe bizar men vroeger bijvoorbeeld een giraffe vond. 

Maar, dieren zoals het vogelbekdier en de molrat zijn zelfs nu misschien nog wel ware natural curiosities. Het is fascinerend om te zien hoe zij jarenlang de wetenschap hebben beziggehouden met hun vreemde verschijning en onwaarschijnlijke eigenschappen. Attenborough neemt ons mee op een reis door ruimte en tijd om deze bijzondere dieren beter te leren kennen. Dat levert twee dvd’s vol prachtige beelden op, die ons dichter bij de ontrafeling van de mysteries van moeder natuur brengen.

Zoveel te zien: voor nu en later


Er is nog heel veel meer te zien in deze heerlijke box rondom zestig jaar Attenborough. Een diepgaande verkenning van het natuurwalhalla Madagascar (3 afleveringen, 1 dvd), 60 jaar Sir David Attenborough (2 afleveringen, 1 dvd), een zoektocht naar de oorsprong van een gigantisch ei (1 aflevering, 1 dvd), de speurtocht naar de oorsprong van het leven (3 afleveringen, 2 dvd’s) en de pracht en praal van de paradijsvogel (1 aflevering, 1 dvd).

Collection biedt negen dvd’s lang het beste in zijn genre van toen en nu. Twaalf uur lang val je van de ene verwondering in de andere. En, dit alles voorzien van het commentaar van de godfather van de natuurdocumentaire: Sir David Attenborough himself. Veel beter kan het niet worden. Dit is zelfs nog een prachtig document voor kijkertjes die in de toekomst nog uit hun ei moeten kruipen om de wonderen der natuur te aanschouwen. Een natuur die tegen die tijd wellicht geheel anders is, als ze er nog is…

Boeken / Fictie

Fascinerend overzicht in verzen

recensie: Geert Buelens (red.) - De 100 beste gedichten van de Eerste Wereldoorlog

De Eerste Wereldoorlog in honderd gedichten: niemand geeft je zo’n rijk en volledig beeld van dit bloedige conflict als Geert Buelens.

De dichter en Utrechtse hoogleraar Geert Buelens heeft zich al enige jaren vastgebeten in de Eerste Wereldoorlog: in 2008 verschenen zowel de bloemlezing Het lijf in slijk geplant als Europa Europa!. Een selectie uit dat eerste boek is nu opnieuw uitgegeven onder de heel wat prozaïschere titel De 100 beste gedichten van de Eerste Wereldoorlog.

Honderd gedichten dus, uit alle streken van de wereld. In de publieke beleving hebben vooral de Britten het monopolie op poëzie over de Grote Oorlog. De ‘War Poets’ heet de groep, die onder meer uit Rupert Brooke, Wilfred Owen en Siegfried Sassoon bestaat. Wereldberoemd zijn zij en hun zinnen over de oorlog, zoals Owens regels ‘The old Lie; Dulce et decorum est / Pro patria mori’ – het is een leugen dat het een eer is voor het vaderland te sterven.

Het podium verbreden

Het is Buelens’ doel om het grote publiek duidelijk te maken dat meer dichters over de Eerste Wereldoorlog hebben geschreven dan de War Poets. Tom Lanoye verwoordt Buelens’ taak in zijn voorwoord zo: ‘Het gaat om beeldvorming en vertekening, twee vaak niet eens bewuste processen.’ Hoe dan ook, er is veel op papier gezet tijdens en na de Eerste Wereldoorlog. Tijd om, honderd jaar na dato, het podium te verbreden.

Bladerend door deze bloemlezing valt op hoeveel klinkende namen gedichten hebben geschreven over de oorlog: de Russische Anna Achmatova, de Portugees Fernando Pessoa, de Duitser Rainer Maria Rilke, de Hongaar Desző Kosztolányi, ja zelfs Rabindranath Tagore, de eerste Indiase Nobelprijswinnaar voor de Literatuur, die in het Bengaals schreef. De lijst kan met gemak verlengd worden.

Mooi is ook hoe Buelens een aantal Nederlandstalige dichters heeft opgenomen, wellicht om nog een punt te maken: ook onze dichters zaten niet stil. Herman Gorter en Paul Van Ostaijen zijn present, maar de grotere ontdekkingen zijn Jacobus van Looy, August Van Cauwelaert en Daan Boens. Lanoye breekt terecht een lans voor Boens.

Krachtig en fascinerend

De 100 beste gedichten van de Eerste Wereldoorlog lijkt eerst een gelegenheidsuitgave, waarmee samensteller en uitgever de aandacht hopen te trekken van de pers en het publiek in dit herdenkingsjaar. Het is echter meer. Buelens heeft een ongelofelijk overzicht over de poëzieproductie ten tijde van en na de Eerste Wereldoorlog en dat heeft een krachtig en fascinerend overzicht in verzen van dat goddeloze conflict opgeleverd.

Film / Achtergrond
special: IFFR: Deel 9

IFFR: Deel 9

In dit laatste deel worden oud-klasgenoten op een reünie geconfronteerd met het verleden, bijt een man zich vast in de voltooiing van een woordenboek van de levende taal en worden de geheimen van een nieuwe woning ontrafeld.

DEEL 1 | DEEL 2 | DEEL 3 | DEEL 4 | DEEL 5 | DEEL 6DEEL 7 | DEEL 8 | DEEL 9 

Inhoud: The Reunion | The Great Passage | Die Frau Hinter der Wand

Confrontatie met het verleden
The Reunion
Anna Odell • Zweden, 2013
3.5

~

Twintig jaar na het eindexamen, organiseren klasgenoten een reünie. Wanneer Anna Odell haar intrede doet, voel je als kijker al een soort ongemakkelijkheid. Echt vriendelijk of enthousiast wordt ze niet ontvangen. Wanneer Anna haar speech voorleest, snap je waarom: ze was een outsider en is gepest door haar klasgenoten. Maar Anna rekent af met haar kwelgeesten van het verleden: wat ze toen niet durfde te zeggen, doet ze nu.

Natuurlijk loopt het uit de hand. Want wie zit er op een reünie nou te wachten op een vervelende confrontatie met het verleden? De losse sfeer van het begin wordt koud en ongemakkelijk. En weer is Anna slachtoffer, wanneer ze op hardhandige wijze weggestuurd wordt.

Dit gegeven vormt het eerste deel van Odells (deels autobiografische) film. Want de ongemakkelijke reünie waar je als kijker deelgenoot van wordt, blijkt een film die ze als kunstenaarsproject gemaakt heeft. Het project dient ertoe om haar toenmalige klasgenoten te confronteren met wat er gebeurd is en hoe zij het beleefd heeft. Voor de daadwerkelijke reünie heeft Anna namelijk geen uitnodiging ontvangen, wat haar nog steeds een outsider maakt.

Het eerste deel van The Reunion is ijzersterk. De ongemakkelijkheid en kwetsbaarheid en hoe groepsprocessen werken, worden op subtiele wijze voelbaar gemaakt. Het tweede deel, waarin Odell haar toenmalige klasgenoten uitnodigt om haar film te bekijken en van feedback te voorzien, is even omschakelen. Alsof je net ergens heel diep inzit en er weer uitgehaald wordt. Het tweede deel focust zich op de reacties van de klasgenoten na het zien van de film, waarbij zich vooral de vraag opdringt wat deze aanpak Odell oplevert. Met de meeste klasgenoten krijgt ze geen contact, of ze krijgt leugens of excuses te horen waarom ze niet is uitgenodigd voor de reünie.  Bij de meesten speelt eigenbelang een rol, zoals een van haar mannelijke klasgenoten, die bij hoog en laag zweert dat hij toch niet een van de ergste pestkoppen was.

De ongemakkelijkheid en het spel dat mensen spelen wordt ook hier goed weergegeven, maar Odells project geeft geen sluitende antwoorden. De vraag is of Odell daar ook naar op zoek is, of dat het haar puur om de confrontatie met het verleden gaat. Het laatste shot, waarbij de camera vanuit helicopterview Odell en haar vriend vanaf een dak filmt en vervolgens eindeloos daken van huizen in beeld brengt, doet overbodig en gekunsteld aan. Misschien wil Odell, in het dagelijks leven kunstenaar, hiermee zeggen dat ze uiteindelijk de touwtjes in handen heeft en een soort berusting heeft gevonden in wie ze geworden is. Als film is The Reunion, met een mengeling van feiten, fictie en reconstructie, wel een interessant en sterk experiment, waarbij de impact van pesten en intermenselijke relaties stemmen tot nadenken. (Suzan Groothuis)
Terug naar boven

De schoonheid van het woord
The Great Passage
Ishii Yuya • Japan, 2013
3.5

~

De zwijgzame jongeman Majime wordt in dienst genomen bij een uitgeverij, met als doel het uitbrengen van een woordenboek van de levende taal. Majime is bedreven in het opzoeken van woorden en het verklaren ervan, maar onhandig en spaarzaam in het spreken. Redacteur Araki ziet hem echter als een bedreven en volhardende kracht en stelt Majime aan als zijn opvolger om het woordenboek, dat de naam ‘The Great Passage’ draagt, te voltooien.

Terwijl Majime deze klus aanneemt komt hij in contact met zijn buurvrouw Kaguya. Haar passie ligt in het koken en ook zij is, net als Majime, spaarzaam met woorden. Maar beiden hebben een passie waar zij elkaar om bewonderen en liefhebben. Terwijl hun liefde vorm krijgt en groeit, ligt er de immense taak van het voltooien van het woordenboek.

Regisseur Ishii legt de voltooiing van het woordenboek nauwgezet, maar ook liefdevol vast. De werkzaamheden worden uitgevoerd in een klein kantoor dat volgestouwd is met boeken. Het kleine team van Majime (wiens naam zorgvuldig betekent) stort zich vol overgave op The Great Passage, waarmee de film laat zien hoe complex en tijdrovend zo’n taak is. Taal is immers veranderlijk en ontwikkelt zich continu. Daarbij is het mooi om te zien hoe woorden op creatieve wijze omschreven worden en hoe de nieuwe, moderne taal die onder jongeren populair is in The Great Passage wordt opgenomen. Ishii’s film kan dan ook gezien worden als een ode aan het woord. De passie voor taal en de zorgvuldigheid die hierbij komt kijken spelen een grote rol.

In kalm tempo laat de regisseur het maakproces van het woordenboek zien, waarbij de eindstreep als een zinderende finale aanvoelt. Op mooie en toegankelijke wijze weet Ishii thema’s als liefde, passie, toewijding en volharding te verenigen, allen verbonden door taal. Dat de film verder wat zoet en voorspelbaar is, is hem vergeven. De schoonheid van het woord overtuigt en zal hopelijk in het huidige tijdperk van digitale mogelijkheden en snelle, effectieve communicatie niet verloren raken. (Suzan Groothuis)
Terug naar boven

Geil en gevaarlijk

~

Martin is eerstejaarsstudent in Berlijn die, bij gebrek aan onderdak, slaapt en studeert in zijn auto. Na weer een mislukte poging om een kamer te bemachtigen, wordt hij aangesproken door een oudere man die wel iets weet. En zo wordt Martin, na een ongebruikelijke test, ineens huurder van een afgescheiden gedeelte van het grote appartement van de meer dan aantrekkelijke Simone. Martin beseft dat hij niet in een standaard appartementencomplex terecht is gekomen. Vage geluiden achter de muur, het intimiderende vriendje van Simone en een oudere buurvrouw die over de duivel spreekt. De vraag die hem echter vooral bezighoudt: wat is er in godsnaam met de vorige bewoner gebeurd?

Soms blijkt een kneuterig broddelwerkje de zoveelste film te zijn van een regisseur, maar in dit geval is een sterke film nota bene iemands eindexamenfilm. Stijlvast en goed gebruikmakend van de kleine ruimtes zet Grzegorz Muskala hier een ijzersterk debuut neer met een fijn paranoia sfeertje. Eentje die ruimhartig en speels citeert uit het oeuvre van onder andere Alfred Hitchcock, Brian DePalma en Roman Polanski’s (vooral diens The Tenant en Rosemary’s Baby) en, iets recenter, het Noorse Naboer. Minstens even belangrijk is de goede invulling van de cast. Vincent Redetzki zet overtuigend de schuchtere Martin neer en Katharina Heyer speelt de ongelofelijk memorabele femme fatale Simone, die constant laveert tussen geil, gevaarlijk en ronduit gek. (Marcel Westhoff)
Terug naar boven

Film / Achtergrond
special: Kanttekeningen en hoogtepunten

IFFR 2014

Enkele kanttekeningen bij de programmering en uitvoering van het 43e International Film Festival Rotterdam — en enkele hoogtepunten.

Scène uit <em>Mysterious Object at Noon</em>

Scène uit Mysterious Object at Noon

De festivalganger werd dit jaar op ontluisterende wijze geconfronteerd met veranderingen in de wereld van de film. Medewerkers vertelden trots over de voordelen van de digitale cinema, en het moet gezegd dat projectieproblemen beperkt bleven tot ontbrekende of achterlopende ondertitels. Maar wie had een paar jaar geleden geloofd dat Pathé niet meer in staat zou zijn om een vers gerestaureerde 35mm-kopie van een slechts veertien jaar oude film adequaat te projecteren? De vertoning van Apichatpong Weeresathakuls debuutfilm Mysterious Object at Noon (gekozen ter ere van het vijfentwintigjarige bestaan van het Hubert Bals Fonds) had een festivalfeest moeten zijn, maar werd een fiasco: dat om het kwartier een spoel moest worden verwisseld was tot daar aan toe, maar dat de geluidsband van begin tot eind seconden achterliep op het beeld was onverteerbaar. Apichatpong, die er een vermakelijke videoboodschap voor had opgenomen, zou zich schamen, en Huub Bals zou zich in zijn graf omdraaien.

Nuance

Andere kritiek kreeg het festival direct al op papier te verduren, in het meest zure geval van Ab Zagt, die in het AD klaagde dat het IFFR weinig status meer heeft in het internationale circuit, en dat de Tiger Award weinig betekenis heeft. Dat eerste is misschien waar, het tweede moet worden genuanceerd. De uitstekende Tiger-winnaar Anatomy of a Paperclip bijvoorbeeld is commercieel kansloos en zou nooit een prijs winnen op de concurrerende Europese festivals, dus de Rotterdamse bekroning is toch echt een waardevolle erkenning voor de makers. Bovendien voerde Zagt als argument aan dat het grote publiek de competitiefilms niet waardeert. Is de implicatie is dat de selectie beter moet aansluiten op de wensen van de massa? Dan is het einde zoek: kijk naar de publieksprijs voor Alexander Payne, die 10.000 euro kreeg voor een film die al vele miljoenen heeft opgeleverd.

Het werkelijke probleem van het IFFR ligt ergens anders: er draaien te weinig goede en te veel slechte films. Al twintig jaar geleden werd in de pers (voor de goede orde: Skrien, februari 1994) voorzichtig geklaagd dat het festival te groot aan het worden was. Ook al draaide er toen ook de nodige rommel, de klacht werd nog niet gekoppeld aan het niveau van de films. Tegenwoordig draaien er zo’n 220 speelfilms (aangevuld met honderden korte films), een programma dat voor een veel te groot deel bestaat uit inhoudsloze, inspiratieloze cinema: waardeloze tot middelmatige films die in geen enkel opzicht vernieuwend, geslaagd, verrassend of persoonlijk zijn en die dus vroeger door Bals nooit in overweging zouden worden genomen. We hebben er in het lopende verslag al een paar genoemd, en iedereen die meer dan een dag aanwezig was, is zo’n film tegengekomen. Regisseurs werden van Denemarken tot Spanje ingevlogen om ze te presenteren, en in de catalogus, programmagids en dagkrant werden ze maar al te vaak aangeprezen met misleidende, onware en/of hyperbolische teksten.

Kritiek op regimes

Dat laatste is een algemeen probleem: wat moet de argeloze bezoeker bijvoorbeeld met uitspraken als ‘een Deense mix van The Fast and the Furious en Schuld en boete‘ (On the Edge), ‘de tweede film van Chen Kaige’ (Life on a String, zijn vierde) en ‘een van de beste films van de moderne cinema’ (Sorrow and Joy)? Die eerste bewering blijkt na het zien van de film lachwekkend, de tweede doet vermoeden dat niet iedereen meer weet dat Chen met zijn eerste drie films in de jaren tachtig een belangrijke rol speelde op het IFFR (en dat Rotterdam een internationaal belangrijke rol speelde door de films te vertonen) en de derde is absurd. Niet dat Nils Malmros’ nieuwste film niet goed is—integendeel—maar zijn eerdere werk, zo bewees een fraai retrospectief, was relevanter ten opzichte van contemporaine films, beter afgerond en een stuk minder zelfingenomen.

Scène uit <em>Trap Street</em>

Scène uit Trap Street

Er draaiden stiekem wel degelijk films die grote woorden waard zijn. Twee daarvan bevatten oprechte kritiek op hedendaagse regimes. Vivian Qu’s ingenieuze Trap Street gaat over een jongeman die verliefd wordt op een vrouw die hij voor het eerst ziet bij het uitvoeren van een klus als landmeter. Als later blijkt dat de straat waar hij metingen uitvoerde, om duistere redenen niet in kaart kan of mag worden gebracht, ontvouwt zich een beklemmend—en ongetwijfeld realistisch—paranoiadrama waar bepaalde Hollywoodregisseurs uit de jaren 1970 jaloers op zouden zijn.

Mohammad Rasoulofs aanklacht Manuscripts Don’t Burn is even realistisch, maar vormt een verzetsdaad van een hele andere orde: de film is een huiveringwekkend gedetailleerde registratie van hoe het Iraanse regime, naar aanleiding van het schrijven van een paar vellen papier, dissidenten onschadelijk maakt. Films die beginnen met de boodschap ‘gebaseerd op ware gebeurtenissen’ verdienen niet altijd de extra overweging waar die claim om vraagt, maar de wetenschap dat Rasoulof de film, in overtreding van een beroepsverbod, in het geheim heeft opgenomen met cast die geheel anoniem blijft, maakt hem wel degelijk nog aangrijpender. Amat Escalantes Heli mag dan, met de climax van een marteling, in één ononderbroken take de meest weerzinwekkende beelden van het festival hebben geleverd, Manuscripts Don’t Burn (binnenkort in de bioscoop) is moediger en choqueert veel oprechter.

Duizelingwekkende take

À propos ononderbroken takes: Masoulofs landgenoot Shahram Mokri gaf toe dat het idee van een ultralange opname (131 minuten) eerder kwam dan het verhaal, maar zijn film Fish and Cat is zo ingenieus dat hij de fundamentele gimmick met gemak overstijgt. Op basis van een enkel krantenbericht smeedt Mokri verschillende perspectieven samen tot een duizelingwekkende vertelling, waarbij hij voortdurend de verwachtingen van de kijker verandert en uiteindelijk overtreft — des te meer omdat hij de logische chronologie verstoort door soms gebeurtenissen die eerder in de opname al zijn gezien, opnieuw, vanuit een nieuw gezichtspunt, te filmen. Noem het een tour de force, noem het een cinematografisch equivalent van een Escher-gravure, het was in elk geval mijlenver verwijderd voor wat verder op het festival voor originele cinema doorgaat.

Scène uit <em>Lake August</em>

Scène uit Lake August

Ook formeel ambitieus (en met een nog kleinere kans om ooit nog in de bioscoop te verschijnen) was Yang Hengs Lake August, de derde in een reeks films waarin de regisseur met ellenlange, meestal onbewogen opnames het leven onderzoekt van mensen in de Chinese provincie Hunan die weinig tot niets te doen hebben. Psychologie, onderlinge relaties en ontwikkelingen en verdere implicaties moet de kijker zelf destilleren uit spaarzame dialogen, lichaamstaal, en de composities en het verloop van de takes. Deze film wekte bij sommigen irritatie op (en eindigde onder aan de publiekspeiling), maar bood anderen een aantal van de meest sublieme beelden van het festival.

Het is zeer prijzenswaardig van het IFFR dat het niet alleen deze ogenschijnlijk ‘moeilijke’ film een wereldpremière bezorgde, maar ook Yangs vorige film Sun Spots van de ondergang redde door hem op YouTube te zetten (hier, zolang hij niet wordt verwijderd). Yangs beeldtaal heeft echter weinig baat bij weergave op een tablet: die schreeuwt bijna om een groot doek. Wat meteen bewijst dat het IFFR, ondanks de talloze missers, nog altijd een plek bij uitstek is om opmerkelijke films te zien zoals ze bedoeld zijn—internationale prestige of niet.

Boeken / Non-fictie

Sappig, kort en krachtig

recensie: Kutgitaar

.

Op hun zelfgebouwde wordpress-website staat dat Kutgitaar een literair zine is ‘zonder pretenties, onder redactie van Oscar Wyers en Dennis Gaens. Het wordt met de hand gebonden door die jongens en verschijnt onregelmatig. Het kost altijd tussen drie en vier euro.’

Het V-teken

Dat pretentieloze weet de redactie op het eerste gezicht wel over te brengen. Een kwart A4 groot, met een kleurrijke omslag en een zwart-wit gekopieerde inhoud: het doet aan als een schoolkrantje – met als eerste opvallende verschil dat de doorgaans achteloos op het kopieerapparaat geselecteerde nietjes vervangen zijn door een zorgvuldige bindwijze met blauw wollen garen. Op het voorplat zie je een hand die het V-teken maakt: vrede, victory, etc.. Hoewel, de hand zie je op de rug. Wordt de lezer op zijn Brits geschoffeerd?

Het boekje is bescheiden in omvang, een kleinood. Nu ja, niet alle opgenomen kopij is puntgaaf:  ergens is een wit tabje over het hoofd gezien, ergens anders een taalfout. Sommige opgenomen teksten hebben een hoog ‘yolo’-gehalte. Wout Waanders ‘Hard Bossa’ bijvoorbeeld, waarin een ik voorkomt die typografische experimentjes uitvoert en door ene Saskia ge’smst wordt of hij seks wil die avond. Andere teksten doen denken aan de zwartomrande alto’s op de schoolpleinen: ‘Mijn zwarte stoflongen hoesten / het geluid van kanker’, schrijft Marc Robbemond in een van de drie opgenomen gedichten. Daar staat tegenover dat hij je wel de waarheid zegt. ‘Dit front bestaat al lang’ schrijft hij in het gedicht ‘Front’, ‘Krijg je mijn brieven? / Nee, ik schrijf ze niet’; zinnen als vuistslagen.

Sappige anekdote

Ondanks de ruwe randjes valt er veel te genieten. Zoals het steengoede korte verhaal van Gerjon Gijsbers over de verstoorde relatie tussen een dochter en haar ouders en de gedichten van de hilarische, binnenkort debuterende cynicus Daniël Vis, winnaar van het NK Poetry Slam 2014. Ook is het een geweldig literair tijdschriftje vanwege het verhaal Waarom in huize Tromp-Hormone het (tot voor kort nog onschuldige) spel Who’s Your Daddy? niet meer wordt gespeeld van Jerry Hormone, met daarin een sappige opgediste anekdote over hemzelf, Elfie Tromp (die zelf overigens het mooie literaire tijdschrift Strak aanvoert) en haar vader.

Van Argibald is nu eens geen tekening maar een in een lijstje gefotografeerd gedicht opgenomen, waar de lulligheid (op een goede manier) van afdruipt; de pentekeningen van Olivier Heiligers (negen rechthoekige veldjes met erin afbeeldingen van onder meer een pilotenbril, een Hawaii-bloesje, een tropenpet en een fles Chivas Regal) met de titel ‘Schrijfmaterialen’ roept probleemloos de associatie op met de reportages en de film naar Hunter Thompsons Fear and Loathing in Las Vegas. Kortom: de Kutgitaar is inderdaad een kleinood. Victory dus, niets schoffering. Lang leven de literatuur, lang leve Kutgitaar!

Muziek / Album

Experimentele verrassing

recensie: James Vincent McMorrow - Post Tropical

Drie jaar geleden meldde zich een nieuwe bebaarde zanger in singer-songwriterland: de Ierse James Vincent McMorrow. Met zijn debuutplaat Early in the Morning maakte hij veel tongen los, maar bleef hij nog hangen in de toegankelijke folk-hoek.

James Vincent McMorrow wordt vergeleken met Ray LaMontagne, Bon Iver en Mumford and Sons. Met Post Tropical bewijst hij dat hij meer in zich heeft. Hoewel Post Tropical misschien niet de verwachte opvolger is van Early in the Morning, is dit wel een interessante release. Dit wordt al duidelijk door de vormgeving van de albumhoes: die laat alle donkere facetten van de voorganger achter zich.

Verrassende tunes
Vincent McMorrow verrast de luisteraar op zijn tweede album met een elektronische vibe. Hij beschikt, behalve over die aparte stem, over wat drumskills waarmee hij met liefde experimenteert. Opener ‘Cavalier’ zet de toon voor de rest van de plaat: dromerig door de synths, een tikkeltje doordrenkt met soul door McMorrow’s prachtige falsetstem en opzwepend door de minimale beat en de toegevoegde elektronische sound.

‘Cavalier’ mag gerust een sexy nummer worden genoemd. Het fijne ‘Gold’ vertaalt de kleurrijke albumhoes naar een magische song met -wederom- hele goede synths en dromerige vocals. Het is duidelijk dat McMorrow meer uit de muzikale kast heeft getrokken, maar toch weet hij het minimaal te houden. Geen bombastische uitspattingen, maar subtiele synths en melancholische beats.

Zijn excentrieke (kop)stem heeft, in combinatie met zijn muzikale vernieuwing, wat van Antony Hegarty (Antony and the Johnsons); vooral in het verrassende ‘Red Dust’ (inclusief loepzuivere uithaal), het breekbare ‘Look Out’ en het pareltje ‘Glacier’. Het titelnummer, waarin McMorrow zijn hoge stem inruilt voor een ietwat ruige sound, is duisterder dan de andere tracks: ‘Post Tropical’ knalt van de plaat, maar is nog net niet bombastisch.

Ontwikkeling
McMorrow heeft zijn folky invloeden niet compleet achter zich gelaten, maar heeft zichzelf knap weten te ontwikkelen. Waarschijnlijk is deze nieuwe sound voor de liefhebbers van Early in the Morning even wennen en dat kan betekenen dat McMorrow een deel van zijn oorspronkelijke luisteraars zou kunnen verliezen. Maar met dit meer gedurfde, experimentele album kan hij ook een nieuw publiek aanspreken.

Post Tropical heeft wel een paar luisterbeurten nodig om er echt goed in te kunnen zitten. De magische sound is even wennen, maar dan laat het je ook niet meer los. Uitschieters zijn ‘Cavalier’, ‘Red Dust’, ‘Post Tropical’ en ‘Glacier’.

Met prachtige nummers, een totale sound en verrassend veel subtiel gebruik van synths en drumcomputers is McMorrow met zijn tweede plaat een totaal andere weg ingeslagen. Post Tropical is één van de eerste sterke releases van 2014.

Muziek / Album

Moderne mix van old school blues met soul, funk en rock ‘n’ roll

recensie: Sugar Boy and the Sinners - All You Can Eat

.

In 2012 wonnen zij de Dutch Blues Challenge en in 2013 speelden ze de sterren van de hemel tijdens de International Blues Challenge in Memphis, USA. Uiteindelijk bereikten Sugar Boy and The Sinners de halve finale. Nu presenteren ze hun eerste album All You Can Eat.

De band brengt een ouder genre, de blues, weer naar de massa toe. De energieke live-shows maken hen geliefd onder zowel ervaren bluesfans als het jonge festivalpubliek. De stijl is een moderne mix van old school blues met soul, funk en rock ‘n’ roll. Dit alles heeft de band al optredens opgeleverd naast Robert Cray, The Fabulous Thunderbirds en Walter Trout.

Autodidact
Behalve dat drummer Frank Duindam, die het conservatorium met succes heeft afgerond, noten kan lezen en een drumschool bestiert, zijn al deze twintigers autodidact. Sugar Boy Vielvoye kreeg de mondharp met de paplepel ingegoten, want zijn vader speelde ruim 30 jaar mondharp in bluesbandjes en thuis werden alle groten gedraaid, zoals Muddy Waters en Little Walter. Na vijf lessen van pa zocht hij het verder zelf uit.

De broers Ronnie en Vinny Guerin groeiden op met de muziek van pa. Dat wil zeggen: Tielman Brothers en andere Indorockers. Op een gitaar van moeder leerde Ronnie zichzelf spelen en liet hij Vinny een keer invallen in zijn bandje, waarbij hij zijn broertje een bas in de handen drukte met de woorden “spelen maar”.

Nominaties
Samen met producer Mischa den Haring hebben ze in vier dagen dertien tracks opgenomen in een mix van stijlen die zo kenmerkend zijn voor de band. Een mooie afwisseling van blues, rock, swing en boogie. Kortom alle elementen die ook hun live-optredens zo spannend maken. In ieder nummer is veel ruimte voor solo’s van gitaar en mondharp, ondersteund door het strakke ritme van drum en bas. Niet voor niets is de hele band, en drum en bas in het bijzonder, genomineerd voor drie Dutch Blues Awards.

All You Can Eat is een prima debuutalbum van een jonge, enthousiaste en professionele bluesband. Hoogtepunten zijn de Texas rock ‘n’ roll in ‘It Won’t Be Long’, de West Coast swing in ‘Stop The Fussin’ en ‘Split Second’ en de blues ‘If I Had Money’.

Boeken / Non-fictie

De vrije wil is even echt als kleuren

recensie: Daniel C. Dennett - Gereedschapskist voor het denken

De Gereedschapskist voor het Denken leest als een samenvatting van al het eerdere werk van de Amerikaanse filosoof Daniel C. Dennett. Hoewel dit boek een brede doelgroep beoogt, namelijk mensen zonder een universitaire achtergrond in de filosofie, vragen de afzonderlijke hoofdstukken toch de nodige voorkennis.

Het boek is opgebouwd uit elf hoofdstukken, die thema’s als evolutie, vrije wil, bewustzijn en kunstmatige intelligentie aansnijden. De belangrijkste boodschap van dit boek is dat je je intuïtie moet gebruiken wanneer iemand je iets wil aanleren (of aansmeren). Dennett weet de lezer met prachtige, humoristische vondsten en metaforen na te laten denken over zaken die gelovigen of zogenaamde ‘onwetenden’ voor waar hebben aangenomen. Wanneer er bijvoorbeeld wordt teruggeblikt op de oorsprong van het zoogdier, komt Dennett met het oerzoogdier, om vervolgens uit te komen bij de uitgestorven therapsida, dat een overgangsdier was.

Fouten

De essentie van dit boek is de lezer te wijzen op de fouten van anderen. Die anderen, dat zijn bij Dennett veelal filosofen, maar ook neurowetenschappers, psychologen, biologen, evolutionisten en natuurlijk creationisten moeten er aan geloven. Dennett gaat echter niet te werk vóórdat hij nadrukkelijk benoemt dat ook hij een ervaren foutenmaker is. Hiervan staan enkele voorbeelden in dit boek, waarvan sommigen hilarisch, zoals een 1 aprilgrap waar Dennett ooit met open ogen in trapte. Volgens Dennett kun je dan ook maar beter goede fouten maken. Want goede fouten maken de weg vrij voor anderen.

Een eveneens interessant hoofdstuk handelt over de Chinese Kamer. In de filosofie is dit een bekend gedachte-experiment van de taalfilosoof John Searle. Het is een experiment in de categorie van de goede fout, dat Dennett met veel enthousiasme en plezier onderuit haalt. Hij doet dit overtuigend door gebruik te maken van een aantal humoristische reconstructies van Chinese karakters.

Mens en machine

In een recent interview in Trouw kwam de discussie over bewustzijn naar aanleiding van Dennett vanuit meerdere invalshoeken aan de orde. Kritiek op zijn visie, daar wordt Dennett alleen maar zekerder van. Dit werkt in zijn boek goed. Het is prettig om een zelfverzekerde docent voor je te hebben, die je helpt de wereld om je heen te begrijpen. De keerzijde van deze zelfverzekerdheid is het gevaar dat er slechts één waarheid overblijft: de materialistische waarheid, waar Dennett een exponent van is.

Wanneer het thema over de vrije wil of ons bewustzijn aan bod komt, weet Dennett overtuigend uit te leggen dat er niet zoveel verschil is tussen mens en machine. Hij gebruikt hiervoor enkele gedachte-experimenten over de uitvinding van de diepe hersenstimulatie. Met diepe hersenstimulatie kan men mensen programmeren tot goede of slechte mensen. Dennett werpt dan de volgende ethische vraag op: hoe kun je weten of je wel of niet geprogrammeerd bent? Het antwoord laat zich in zijn boek lezen.

De vraag is uiteindelijk of dit boek, dat voor een breed publiek is bedoeld, wel toegankelijk genoeg is voor dit publiek. Ook voor een ingewijde leek, iemand zonder universitaire achtergrond in de filosofie, is dit boek her en der lastig te volgen. Enerzijds zit er veel vaart in dit boek, anderzijds verwacht de schrijver voorkennis van de materie. Hierin schiet dit boek zijn doel voorbij. Desondanks is De Gereedschapskist voor het Denken een stevige inleiding in het materialisme, een filosofische stroming die alles tot materie herleidt. Het is een materialisme waarin de discussie over de vrije wil creatief geformuleerd wordt in de gevleugelde uitspraak: ‘de vrije wil is even echt als kleuren’.

Muziek / Achtergrond
special: I Break Horses - Chiaroscuro

.

De Zweedse Maria Lindén maakt onder de naam I Break Horses electropop die op sommige
momenten zeer verslavend is, maar vaak ook te eenvormig is om interessant te wezen.

Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen: ‘Faith’ is een enorme klapper – een popsong pur sang die je bij de kladden grijpt en niet meer loslaat. Op Chiaroscuro staan voornamelijk rustige nummers, maar ‘Faith’ is als I Break Horses on steroids. De drive van dit nummer en het eighties-sausje dat Lindén overal overheen giet, maken een gouden combinatie. ‘Denial’ en ‘Weigh True Words’ zijn andere nummers die boven het maaiveld uitsteken, maar dan heb je het ook wel gehad met de uitschieters. Op ‘Ascension’ en de meer dan zeven minuten durende songs ‘Medicine Brush’ en ‘Heart to Know’ gebeurt te weinig om de luisteraar in de greep te houden. Ze doen helaas de eerder genoemde hoogtepunten verbleken. Toch verdient Chiaroscuro vanwege die paar leuke nummers het voordeel van de twijfel. Hoewel Lindén op het merendeel van het album zichzelf niet weet te onderscheiden van andere electropopacts, laat ze wel horen dat ze wat in haar mars heeft. ‘Faith’ kan in ieder geval zomaar een van de fijnste popnummertjes van 2014 worden.