Boeken / Fictie

Hartstochtelijke revolutionairen

recensie: Hilary Mantel (vert. Ine Willems) - Een veiliger oord. Deel 1: Vrijheid

Sinds Wolf Hall weten wij: Hilary Mantel schrijft verbluffende historische romans. Nieuw bewijs is nu vertaald: deel 1 – Vrijheid – van haar relaas over dé moderne gebeurtenis, de Franse Revolutie.

Hier is dus niet het Engeland van de zestiende eeuw, maar het Frankrijk van 1780-1800 haar toneel.  Zoals voor haar bijvoorbeeld Charles Dickens (A tale of two cities) en Anatole France (De goden zijn dorstig) al deden. In de plaats van Thomas Cromwell treden nu andere historische groten op als haar hoofdrolspelers: Maximilien Robespierre, Camille Desmoulins en George Jacques Danton. In dit eerste deel, eindigend enkele uren voor de bestorming van de Bastille, evoceert Mantel slagvaardig hun groei naar historische faam. 

Jeugdige druist

In Nederland wordt het boek nu als Een veiliger oord uitgegeven, en wel in drievoud (deel 2 en 3 volgen later dit jaar). Maar oorspronkelijk publiceerde Mantel (1952) de drie delen gezamenlijk al in 1993. Ruim een decennium daar weer voor, op haar 27e, schreef ze het boek al. Voorin deze vertaling staat een ‘Brief aan de lezer’, gedateerd 2013, waarin ze zich enigszins verontschuldigt voor de jeugdige druistigheid waarmee het boek is geschreven.

Deze indekking is onnodig, want de aanstekelijke kracht van het boek zit juist vooral in die druist. Deze wordt belichaamd in de drie mannen, Mantels ‘jeunes premiers’, die groot werden precies op de meest zinderende tijd en plaats. Namelijk exact toen de wereld zich opende zoals de wereld daarvoor nooit had gedaan en daarna nooit meer zou doen. Hun verbeten energie en voortvarendheid spat soms van de pagina’s, ook dankzij Mantels grote vermogen om – en hier kan ik niet anders dan een cliché benutten – een wereld en tijd op te roepen, leven te geven, te animeren.  

Daartoe heeft ze slechts enkele vette details nodig. In een interview zei ze: ‘Geef me één feitje. Vertel me dat iemand van rode poon houdt – dan kan ik iets doen’. Dat ‘iets doen’ is hier vaak het met snelle pennenhalen krachtig neerzetten van historische taferelen. Wanneer de koning de Nationale Assemblée iets mededeelt: ‘In stilzwijgen voor hem zwarte jassen, gebleekte kravatten, versteende gezichten: mannen die model zitten voor hun eigen monument.’

Hinkstapsprong

Mantel hink-stap-springt door de decennia voorafgaand aan 1789. In wat fragmenten vol veelsuggererende details – ‘rode ponen’ – schetst ze de afzonderlijke her- en opkomst van de drie  mannen. Het worden allen advocaten, die vervolgens ‘de rechtbank ontgroeien’ om te preken en te hitsen voor een veel grotere bühne. In dit deel is de kleine Camille Desmoulins de grote ophitser. Hij zuchtte al veel langer naar revolutie: ‘Juli is zijn beloofde land’. In de roes verliest hij zelfs zijn stotter, waardoor hij de man kan zijn die in een schitterend einde van dit deel de massa, dat ‘beest’, in het Palais Royal met een laatste retorische zweepslag richting Bastille jaagt.

Is het projectiel Desmoulins ongeleid, Danton daarentegen is een aanstekelijke geweldenaar met grote retorische gaven en een buitengemeen lelijke, woeste kop. Danton wint met zijn kracht de lezer gemakkelijk voor zich. Robespierre daarentegen is, natuurlijk, de waarheidslievende purist, de man van de Terreur onder wiens dogmatische leiding de Revolutie definitief haar guillotinerende ontsporing zou kennen (al heeft dat dus later plaats). Genoemde Anatole France moraliseerde in zijn roman Robespierre de grond in, maar Mantel doet iets verrassenders: ze maakt zijn groei invoelbaar, en doet de lezer realiseren dat ook Robespierre een bijzonder man was. (Geheel onterecht noemen we historische slechteriken veel minder snel bijzonder dan de moreel meer verkwikkelijke figuren – terwijl ‘bijzonder’ strikt genomen toch een moreel neutrale term is.)

Nu is Een veiliger oord heus geen boek over louter politiek. Dat is niet Mantels procedé. Ze maakt tijd en ruimte voor de massa, voor het hof, voor een hele set andere historische figuren, van de Hertog van Orléans tot Mirabeau (Dantons adelijke evenbeeld). Tussendoor last Mantel citaten in – ‘Wat is de Derde Stand?’ Antwoord: ‘Alles’ – houdt ze de lezer op de hoogte van de stijgende staatsschuld, het stranden van de nieuwste hervormingspogingen, de laatste hofroddels, de vieze verhaaltjes over Marie Antoinette, en natuurlijk van de broodprijs – met een historiografische kwinkslag: ‘Het voedsel voor alle theorieën over wat er zal gebeuren.’ Én tussendoor – inderdaad is het soms wat rommelig – vlecht ze tintelende inzichten in: ‘De allesverterende frivoliteit van het Hof heeft een leemte geschapen, een gebrek aan culturele focus voor de natie.’

Een ware passie kent geen einde

Bovendien beschrijft ze de huwelijksvragen van de drie mannen. Veel ruimte is er voor de amoureuze intrige tussen Desmoulins en moeder én dochter Duplessis. Ook hier wankelt ‘de natuurlijke orde van de samenleving’. De dochter, Lucille, wil met Desmoulins trouwen en start tegenover haar vader haar eigen, ook al zo universele revolutie: ‘Ik geloof in het recht om gezag te weerstaan wanneer het ontspoort.’ Overigens zou iedere vader zijn dochter dit huwelijk (willen) verbieden. Mantel schrijft dan over Lucille:

Ze overweegt zelfmoord. Maar dat zou een einde betekenen; en ware passie kent geen einde, weet je. Beter om het klooster in te gaan, al die ideële lust vast te pinnen onder een gesteven kap.

Het is de taal van de hartstochtelijk revolutionair.

Als je het boek opent lijken de brokjes talent er al uit te vallen. Maar het boek is niet zo goed als Wolf Hall. De compositie is wat chaotisch. De balans is wat vreemd doordat sommige stukken te fragmentarisch zijn, anderen stukken juist uitgerekter. Soms ook wisselt ze om de alinea van perspectief, en ze vergt zowel daarin als in historische voorkennis best wel wat van de lezer. Daarnaast zijn sommige schrijvershandigheden wel erg duidelijk. Maar ondanks deze minpunten vangt en presenteert Mantel onnavolgbaar het gewrik en geknars van de schuivende panelen van dé moderne gebeurtenis. Kortom: het boek is niet perfect, geenszins, maar bij vlagen wel fantastisch. Vrijheid is er, nu uitkijken naar Gelijkheid en Broederschap later dit jaar.

Film / Films

Onverwachte satire in sci-fi

recensie: Her

Laat je niet ontmoedigen door de premise voor Her: een romance tussen een man en zijn computer, inclusief filmposter met daarop een treurig kijkende, besnorde Joaquin Phoenix. Her is een perfect liefdesverhaal.

Leegte
De introverte Theodore Twombly (Joaquin Phoenix) is zo iemand die van voren niet meer weet dat hij van achteren leeft. Hij sleept zichzelf dagelijks naar zijn baan, waar hij brieven schrijft voor geliefden van mensen wanneer ze zichzelf niet goed weten uit te drukken. Onderweg van en naar werk plugt hij zijn zakcomputer in met een oordopje en neemt hij nieuwsberichten en email door. Zijn avonden spendeert hij aan het spelen van een futuristisch computerspel en zo af en toe bezoekt hij zijn goede vriendin Amy (Amy Adams). Zijn enige andere sociale contact is jeugdliefje Catherine (Rooney Mara), met wie hij in een scheidingsprocedure verwikkeld is. Ontevreden met zijn leven is hij niet, maar het is – net als de blik in zijn ogen – zo pijnlijk leeg.

~

Wanneer Theodore een advertentie ziet voor een nieuw kunstmatig intelligent operating system (OS) voor zijn zakcomputer, besluit hij een vrouwelijke versie aan te schaffen: Samantha (Scarlett Johansson). Meteen verwondert hij zich over haar humor en snelle geest: ‘You seem like a person, but you’re just a voice in a computer.’ Samantha lacht hem uit. ‘I can understand how the limited perspective of an unartificial mind might perceive it that way. You’ll get used to it.’ Zo ontwikkelt zich al snel een hartverwarmende romance tussen de twee acteurs die de film dragen, Phoenix en Johansson. Inclusief een date op het strand; een aangenaam tijdverdrijf met Johanssons zwoele lach in het oor.

Terug na intermezzo
Joaquin Phoenix is eindelijk weer helemaal terug na zijn acteerpauze tussen 2008 en 2012, waarin hij er de wereld van probeerde te overtuigen dat hij een rapcarrière nastreefde. Weliswaar maakte hij in 2012 en 2013 al respectievelijk The Immigrant en The Master, maar beide films kregen aanzienlijk minder media-aandacht dan Her. Zijn script is goed gekozen, want hoewel Her oppervlakkig gezien een sci-fi liefdesverhaal is, is de film veel meer dan dat. Regisseur Spike Jonze maakt van Her een slimme satire op hedendaagse relaties. Niet voor niets is de tagline voor Her ‘A Spike Jonze love story’; veel regisseurs hadden de film kunnen laten mislukken, maar zo niet Jonze.

~

Aanvankelijk doet Theodores virtuele relatie niet onder voor een van mens tot mens; hij leeft op en zijn ik wordt een wij. Maar wat heeft een relatie nodig om bevredigend te zijn? Voegt het werkelijk iets toe dat Samantha een surrogaat inzet om een seksuele relatie voor Theodore mogelijk te maken? Die surrogaat is een actrice die Samantha’s instructies in haar oordopje netjes opvolgt, terwijl de computer in Theodores oor hijgt. Zijn verwarring is (in)voelbaar.

De achtergrond is futuristisch, maar subtiel genoeg om niet vervreemdend te zijn. De eer is aan Amy om in een van de laatste minuten de boodschap van de film af te leveren: ‘We are only here briefly, and in this moment I want to allow myself joy.’

Boeken / Fictie

De censuur omzeilen

recensie: Tomek Tryzna (vert. Karol Lesman) - Bleke Niko

Na de successen Meisje Niemand en Ga, heb lief keert de Poolse Tomek Tryzna nog één keer terug naar een opgroeiende jongeman in communistisch Polen. Bleke Niko ademt op absurdistische wijze.

Na het zien van Brigitte Bardot in Godards Le mépris wil Niko ook films gaan maken. Samen met de drie andere leden van het clubje waar hij in zit – voorzitter Oczko, de dandyeske dichter Filip en ‘bolwanging cherubijntje’ Kuba – gaat hij aan de slag. Vaak zijn ze vrienden, soms elkaars vijanden. 

Bleke Niko komt op gang wanneer dokter Wunde (de –r lees je er gemakkelijk aan) uit Hamburg schrijft dat hij een van Niko’s films heeft gezien op een klein filmfestival: om de maker te belonen en aan te moedigen zal hij een moderne, Westerse camera sturen. Het zijn de jaren zestig in communistisch Polen, dus dat is altijd welkom. Wat volgt zijn een hoop hilarische avonturen en vele absurdistische films.

Absurdisme


Bleke Niko lijkt zelf ook op een absurdistische film. De roman kent geen hoofdstukindeling en geen enkele witregel. De verschillende tijdslagen in Niko’s leven buitelen over elkaar heen en wisselen elkaar zonder enige waarschuwing af. Verhalen – het ene nog vreemder, nog onwerkelijker dan de andere – die eerder afgebroken zijn worden later in de roman weer afgemaakt. Een hele klus voor de lezer, maar ook goed gevonden: de drukke, springerige denk- en leefwereld van Niko komt zo echt tot leven.

Tryzna scoort punten met het opwekken van een tijdsbeeld. Dat Niko Le mépris in de bioscoop ziet, wanneer die film net uitgekomen is, plaatst het verhaal natuurlijk al in de jaren zestig. Maar ook andere elementen dragen goed bij aan de sfeer, zonder dat het kitscherig wordt: geen grauwe Sovjetflats of constant vallende sneeuw – al te makkelijk. Misschien werkt Bleke Niko juist wel omdat er nauwelijks aanwijzingen zijn van een soort Oostblok-exotische locatie. Het maakt de roman krachtiger en universeler.

Vrijheid en censuur
Wel krijgt de KGB, de inlichtingendienst van de Sovjet-Unie, gedurende het verhaal een steeds prominentere rol – of eigenlijk een steeds bedreigendere. Ondanks het uitblijven van (groot) succes blijft Niko filmpjes maken, waarbij hij zich steeds uitdrukkelijker als uitdaging stelt dat er geheime boodschappen in vervat moeten worden, zonder dat de KGB dat door zal hebben. De droom van hem en zijn vrienden is een speelfilm insturen naar een belangrijk buitenlands filmfestival om zo op te vallen en beroemd te worden.

Daarmee gaat Bleke Niko ook over verzet en de vrijheid van artiesten. Een scheppende vrijheid, die de censuur weet te omzeilen. Dat het verhaal daarbij verteld wordt door een van zich overtuigde jongeman maakt het humoristischer. Toch is Bleke Niko niet een en al leesgenot: Niko’s wereld mag door de elkaar in rap tempo afwisselende verhalen tot leven komen, het is soms ook lastig te volgen. Absurdisme is niet voor iedereen.

Film / Films

Ruige vertelling met vertrouwde inhoud

recensie: 12 Years a Slave

Elke dag tweehonderd pond katoen plukken terwijl de zweep je rug kapot slaat. Voor veel slaven was dat het normale leven. In verschillende films hebben we dit keer op keer gezien, maar 12 Years a Slave toont het harder dan ooit.

~

De acteerprestaties zijn uitmuntend. Met vrij onbekende namen als Chiwetel Ejiofor (Children of Men) en Lupita Nyong’o staat een sterke basis om de slaven weer te geven. Het zijn echter de bijrollen die echt schitteren, met goede rollen van onder andere Michael Fassbender (Inglourious Basterds), Benedict Cumberbatch (Sherlock) en Paul Dano (There will be Blood). Alleen de rol van Brad Pitt blijkt zo cliché te zijn geschreven en gespeeld dat hij uit de toon valt bij de algehele tendens van de film.

12 Years a Slave slaagt er goed in om het leven van een slaaf in beeld te brengen. De keuze om dat vanuit het oogpunt van een slaaf te doen is verfrissend, maar biedt geen nieuwe inhoud in vergelijking met andere films die slavernij als thema hebben. Toch wordt het geheel boven het gemiddelde getild door het goede acteerwerk en de sterke regie. Ook mag de sentimentele waarde van deze film niet onderschat worden. Dit zal voornamelijk in Amerika meespelen, waar het slavenverleden nog vaak een gevoelig onderwerp is. De meeste Nederlanders zullen zich hier minder sterk door aangesproken voelen (wij hadden immers al ons eigen slavendrama Hoe Duur was de Suiker?), maar 12 Years a Slave kruipt uiteindelijk toch onder de huid.

Boeken / Fictie

Alles weg, god weet waarheen

recensie: Andrea Molesini (vert. Marieke van Laake) - Niet alle smeerlappen komen uit Wenen

Voor het eerst is een boek van de bekroonde Italiaanse auteur Andrea Molesini in het Nederlands vertaald: Niet alle smeerlappen komen uit Wenen, een imposante roman gesitueerd aan het Italiaanse Eerste Wereldoorlogfront.

Het begin van Niet alle smeerlappen komen uit Wenen, waarmee Molesini één van de belangrijkste Italiaanse literatuurprijzen won, begint merkwaardig: ‘Grootmoeders Derde Verloofde had te grote voeten om als intelligent beschouwd te worden.’ Kort daarna introduceert Paolo, de jonge hoofdpersoon in deze roman, zijn grootvader Guglielmo, die zelf ‘prat ging op meerdere minnaressen’ en over zijn rivaal slechts als ‘die man’ spreekt.

Andere inwoners van villa Spada zijn een tante, de gewiekste verleider donna Maria, Renato de bewaker, en moeder en dochter Teresa en Loretta, de bedienden. Een bonte stoet personages, die in het begin van het verhaal gevangen kunnen worden met behulp van stereotypen. Bijna driehonderd pagina’s later kan dat niet meer: de romanwereld is door elkaar gehusseld, en iedereen heeft keuzes gemaakt.

Oorlogsverzet

Wat is er gebeurd? De Eerste Wereldoorlog is ‘gebeurd’, zou je kunnen zeggen. Niet alle smeerlappen komen uit Wenen speelt zich af in 1917–8, en de villa van de adellijke Spada’s staat middenin het oorlogsgebied. Hun grote huis valt in handen van eerst de Duitsers en vervolgens Oostenrijk-Hongaarse troepen, die er officieren inkwartieren.

Tegelijkertijd werkt de familie samen met het verzet. Vooral Renato heeft hier een hand in, maar hij betrekt Paolo bij zijn activiteiten. Ze moeten Brian, een Britse piloot, helpen. Al snel werkt de familie de Duitstalige bezetters tegen door met beddengoed en luiken informatie over troepenbewegingen door te geven aan een Brits vliegtuig met herkenbaar een ijsvogel op de romp.

Dat moet natuurlijk een keer fout gaan, en dat gebeurt ook. De familie is al vaak gewaarschuwd dat het helpen van de vijand bestraft zal worden, maar gaat er toch mee door; verzet! Deze verhaallijn heeft veel weg van een spannend jongensavontuur, maar Paolo geeft er wel degelijk blijk van dat hij beseft hoe gevaarlijk de situatie is waarin hij en zijn familie verkeren. Ook andere verhaallijnen, over romantische liefde en liefde voor familie, geven diepte aan Niet alle smeerlappen komen uit Wenen.

Absoluut onheil

Niet alle smeerlappen komen uit Wenen, sommigen komen uit het niets, zoals de ratten in de villa van de Spada’s. Daardoor wordt de strijd die zij voeren een dubbele: tegen de indringers van buitenaf, de vreemd sprekende soldaten, en tegen de indringers van binnenuit, het ongedierte. Tezamen nemen zij bijna het hele huis over, op enkele persoonlijke vertrekken van de bewoners na. Grootvader Guglielmo’s schrijfkamer is zo’n plek, en de zolder waar hij en Paolo slapen.

Het grootste onheil heeft echter op die twee plekken plaats. De buitenwereld kan niet uit die twee ruimtes gehouden worden en op den duur zal zij daar inbreken. Grootvader schrijft een roman, die hij maar niet afkrijgt, en als hij er op den duur van af moet zien, is het moeilijk dat anders te lezen dan een overgave van de klassieke Europese beschaving. De schrijfkamer dient geen doel meer, wordt beroofd van zijn doel. Een lege kamer blijft over.

Een oorlog valt niet buiten de deur te houden. Men kan zich er niet van afzonderen of zich aan het geweld onttrekken. Uiteindelijk sijpelt de oorlog in alles binnen. Villa Spada blijft lang een redelijk toonbeeld van orde en netheid, in tegenstelling tot het dorp, dat steeds verder in puin ligt en waar het naar allerlei onfrisse geuren riekt. Paolo weet wat er op spel staat wanneer hij kijkt naar een gefusilleerde deserteur:

Uit zo’n klein gat, dacht ik, was een heel leven weggestroomd: de zorgen van de ouders, het ruziën met broertjes en zusjes, de huisdieren, de eerste liefdesnacht, de eerste keer dat hij als klein kind ‘ik’ had gezegd. Alles weg, god weet waarheen, voor altijd.

De oorlog is absoluut, weet Paolo: hoe klein een kogelwond ook mag zijn, op de juiste plaats in het lichaam is de schade onoverkomelijk. Iemands hele zijn en wezen, iemands hele ‘ik’, verdwijnt.

Indrukwekkende roman

Met Niet alle smeerlappen komen uit Wenen heeft Andrea Molesini een indrukwekkende roman geschreven. Eentje van deze tijd, ook: de grenzen tussen goed en fout, aanwezig en afwezig, handelend en niet-handelend, vervagen. Molesini’s personages ontwikkelen zich door de gebeurtenissen waar zij aan worden blootgesteld zonder dat dit geforceerd aanvoelt. En uiteindelijk is het ook een roman waar je over blijft nadenken.

Muziek / Album

‘Een goede plaat waar ik graag naar luister’

recensie: Moss - We Both Know The Rest Is Noise

.

Op We Both Know The Rest Is Noise, het nieuwe album van de Amsterdamse band Moss, vliegt er weleens iets uit bocht. Er mochten dingen stuk, na het gepolijste Ornaments (2012). Dat is soms spannend, maar helaas niet groots.

‘Soms moet je even één stap terug doen om twee stappen vooruit te kunnen zetten’, zei Moss-frontman Marien Dorleijn onlangs in een interview met 8WEEKLY over hun nieuwe plaat, We Both Know The Rest Is Noise. Onmiddellijk krabbelt hij terug: ‘Ik wil niet zeggen dat dit een stap terug is, helemaal niet  voor mij is dit een betere plaat dan Ornaments.’ Maar wat hij dan wel met die opmerking bedoelt, wordt niet echt duidelijk.

Een nieuwe aanpak
Misschien doelt Dorleijn op de doorstart die Moss heeft moeten maken nadat bassist Jasper Verhulst de band verliet en zich bij Jacco Gardner aansloot. Koen van de Wardt werd gekozen als nieuwe bassist en in die veranderde samenstelling moest gezocht worden naar een nieuwe aanpak, een nieuwe groepsdynamiek. Dorleijn vertelt: ‘Compleet anders is dat deze jongen (Van de Wardt) ook heel goede liedjes kan schrijven. Dat heb ik nog nooit eerder gehad in een band. We hebben dat nog niet goed uitgebuit voor deze plaat.’ Van de Wardt: ‘Voor mij was het ook nog een beetje inkomen. Ik ben nog nieuw, dus ik durfde ook nog niet echt.’

Tot nu toe betekende elke plaat van Moss betere liedjes, enthousiastere recensies en een groter publiek. In die opwaartse lijn zou met We Both Know The Rest Is Noise weleens de klad kunnen komen, want is de plaat werkelijk beter dan Ornaments, zoals Dorleijn beweert? Die vraag moet helaas met ‘neen’ worden beantwoord. Misschien geen stap terug, maar toch zeker een op de plaats.

Eendimensionaal
De opener is nog wel veelbelovend. ‘Today’s Gold’ is het beste nummer van de plaat en komt dicht in de buurt van Moss’ beste werk, zoals ‘The Hunter’ (Ornaments) en ‘Angry Young Man’ (Never Be Scared / Don’t Be A Hero, 2009). Het tweede nummer is ‘She’s Got A Secret’ en werd even geleden al als single uitgebracht. Het klinkt energiek en brutaal, maar alles bij elkaar mist het nummer ontwikkeling; het is te eendimensionaal en rudimentair om echt op te rijzen.

Twee prima liedjes met een herkenbaar Moss-geluid volgen (‘Unilove’ en ‘As I Rest My Arms With Faith’), waarna ‘New Shape’ weer meer in de stijl van ‘She’s Got A Secret’ is. Het heeft een dikke, bombastische gitaarsound, maar nu is het allemaal zo overdreven aangezet dat het nog maar moeilijk van een Muse-nummer te onderscheiden is. Hier is het fijne, evenwichtige geluid van Ornaments ver weg. Niet slecht, maar het klinkt niet echt meer als Moss.

Goed, maar niet imposant
‘Slower End’ en ‘Health’ zijn even later het beste wat op We Both Know The Rest Is Noise te horen is, samen met opener ‘Today’s Gold’. ‘Slower End’ is een mooi, beheerst nummer, compleet met zo’n catchy gitaar-riffje dat kenmerkend is voor Moss’ muziek. ‘Health’ lijkt dan weer bijna filmmuziek, zo gelaagd en prachtig opgebouwd, met steeds een beetje meer en dikker aangezette instrumentatie.

Never Be Scared / Don’t Be A Hero was goed, Ornaments heel goed. We Both Know The Rest Is Noise heeft de kwaliteit die je na die twee platen wel verwacht van Moss, maar niet meer dan dat. Het is goed, maar imponeert niet. De beste liedjes zijn niet beter dan de beste liedjes op de vorige twee platen, en waar het uit de bocht vliegt is het wel spannend, maar niet groots. Misschien is het zoals Dorleijn zelf zegt: ‘Ik vind het een goede plaat waar ik graag naar luister.’

Moss speelt de komende maanden live op podia door heel Nederland, waaronder Motel Mozaique te Rotterdam (05-04), Tivoli de Helling te Utrecht (30-04), Doornroosje te Nijmegen (09-05), en Paradiso te Amsterdam (11-05).

Muziek / Concert

Fantastisch!

recensie: Margriet Sjoerdsma

.

-waarin de broer van Eva, Dan Cassidy, viool speelt- kruipt ze ook op het podium in de huid van Eva Cassidy.

Het is een gedurfde stap om in de voetsporen te treden van een artiest die alleen covers zong. Het gaat nog een stapje verder om de liedjes ook live uit te voeren, met de schatbewaarder van het werk van de artiest zelf in de band. Sjoerdsma doet het met verve, gevoel, passie en -vooral- veel kwaliteit.

Exploderen in applaus

~

De show opent met Sjoerdsma aan de piano en misschien wel het meest bekende liedje van Eva Cassidy: ‘Songbird’. De zaal luistert met ingehouden adem, om bij de laatste noot van het liedje werkelijk te exploderen in applaus. Sjoerdsma kiest bewust grote studiomicrofoons met membranen om zo elk detail door te geven aan de zaal. Daarmee stelt ze zichzelf en haar band extra kwetsbaar op en legt ze de lat hoog. Een niveau dat ze moeiteloos ruim twee keer drie kwartier aankan en ze straalt veel spelplezier uit.

De keuze uit het liedjesboek van Cassidy is niet de weg langs de meest bekende of meest in het oog springende vertolkingen alleen. Nee, Sjoerdsma kiest ervoor om alleen die liedjes te selecteren die haar, net als Cassidy, zelf raken. Zo horen we het fraaie ‘San Francisco Bay Blues’ dat Cassidy graag speelde in Pearls in Annapolis waar helaas maar weinig naar haar zang geluisterd werd. Gelukkig zijn daar wel opnames van bewaard die hopelijk nog zullen verschijnen.

Onweerstaanbaar
Met ‘Tennessee Waltz’, vertolkt met alle vier de musici rond één microfoon, stuurt Sjoerdsma het publiek de pauze in. Na de break, waarbij ook een praatje gemaakt kan worden met de artiesten, krijgen we nog zo’n drie kwartier geweldige muziek uitgeserveerd. Sjoersdma speelt één liedje van eigen hand. Het titelnummer van haar laatste album met eigen liedjes, Drawing Circles, wordt ingeleid en aangekondigd door Dan Cassidy en past prima in de setting. Voor 2015 is een tweede tour in voorbereiding waarbij Sjoerdsma met deze band andere liedjes zal zingen. Ook dan hoopt ze terug te mogen komen naar Roepaen. Die aankondiging maakt direct een stevig bevestigend applaus los.

Dan Cassidy speelt als eerste toegift het liedje dat hij vaak voor zijn zus speelde: het door Django Reinhardt geschreven ‘Minor Swing’, gevolgd door het bijna onvermijdelijke en welhaast mooiste coverliedje dat Eva Cassidy op het repertoire had. Aangezien Cassidy de kracht had om met haar covers mooie liedjes nog mooier te maken, is het door Sting geschreven ‘Fields of Gold’ in de uitvoering van deze dame onweerstaanbaar. Sjoerdsma vertolkt deze parel als afsluiter van het werkelijk fantastische concert. Het publiek trakteert de artiesten voor een tweede maal op een staande ovatie. Terecht.

Live in Nederland:
20 februari Grote Kerk, Emmen
21 februari De Purmaryn, Purmerend
22 februari Energiehuis, Dordrecht
23 februari Theater Voorhuys, Emmeloord
28 februari Mee in Zee Atelier, Den Haag

Muziek / Achtergrond
special: Moss

Het gerommel dat je niet nodig hebt

.

We Both Know The Rest Is Noise, zo heet het nieuwe album van Moss. 8WEEKLY zocht de rockers op en sprak met hen over de vernieuwde samenstelling van de band, een moeilijk jaar, en over muziek als therapie. De nieuwe plaat staat voor een ‘nieuw hervonden optimisme’. ‘Noise is het gerommel dat je niet nodig hebt, dus ga je terug naar de essentie van jezelf.’

In Amsterdam-Noord, aan de oever van het IJ, staat het hoofdkwartier van platenlabel Excelsior. Om er te komen neem je vanaf de achterzijde van het centraal station het pontje naar Buiksloterweg, die elke vijf minuten afvaart. Op goede dagen kun je er wandelen over de IJpromenade en kijken naar het silhouet van Amsterdam. De stad ligt er dan gewillig bij en je kunt je inbeelden dat de toekomst aangenaam zal zijn. Maar vandaag regent het. Het hoofdkwartier van Excelsior is een asgrauwe eengezinswoning met een groot getand hekwerk eromheen. Hier naar binnen gaan voelt als het ophalen van je voetbal bij de boze buurman.

Eenmaal binnen blijkt de sfeer echter huiselijk. We storen Moss-frontman Marien Dorleijn en de nieuwe bassist Koen van der Wardt bij het eten van een boterham met hagelslag. We zijn hier om te praten over het vierde album van de succesvolle Amsterdamse band, genaamd We Both Know The Rest Is Noise. Het is een album dat volgens Dorleijn veel meer energie heeft dan het bejubelde Ornaments uit 2012. In wezen is de nieuwe plaat een vermenging van Never Be Scared / Don’t Be A Hero (2009) en Ornaments, vertelt Dorleijn. ‘Die twee platen samengevoegd, dat is We Both Know The Rest Is Noise‘.

Er is heel wat gebeurd sinds Ornaments. Na een intensieve tour besloot bassist Jasper Verhulst zich meer te focussen op andere projecten en Moss te verlaten. Een poosje ging Moss voort zonder bassist, maar toen werd het toch tijd een nieuwe kracht te zoeken. Na een uitgebreide selectieprocedure viel de keuze op Van de Wardt. Hij vertelt: ‘Ze hadden een oproep op Facebook geplaatst en die las ik heel toevallig. Ik woonde toen nog in Noorwegen, maar ik dacht: leuk, Moss. Ik vond het een te gekke band.’

In mei kwam Van de Wardt bij Moss, maar daarvoor waren de overgebleven bandleden al begonnen aan een nieuw album. Dorleijn: ‘Laten we zeggen dat we heel 2013 concreet aan de plaat hebben gewerkt. We hadden een soort van rust  een onbedoelde rust  omdat Jasper weg was. Dus we waren gehandicapt, we konden niet optreden. Als er iets kwam moesten we ‘nee’ zeggen, omdat we niemand hadden die de basspartijen kon spelen. We hadden zoiets van: ‘we kunnen ook niets doen, laten we dan gewoon alleen maar aan een plaat werken’. Het was daardoor ook best een moeilijk jaar, want je hebt dan geen inkomsten meer. Niet spelen is geen geld. En je laatste plaat is inmiddels ook wel een beetje uit de verkoop.’

Voor het nieuwe album reisde de band naar Frankrijk en Zweden. Het is een terugkerend procedé bij Moss; werken aan een plaat doen ze voor een groot deel in afzondering.

786.jpg

Is dat altijd nodig, een tijdje weggaan?
Dorleijn: ‘Voor Never Be Scared zijn we naar Engeland geweest, voor Ornaments naar Vlieland. Wij hebben altijd een plek nodig, ergens om naartoe te gaan, om ons een beetje af te zonderen.’ En dan, peinzend: ‘Het is gewoon niet afgeleid worden door wat je dagelijks wel gewend bent. Want je weet op het moment dat de Wi-Fi aangaat, dan is iedereen op z’n laptop bezig met andere dingen. Zo werkt dat gewoon. Dat is heel lullig, maar het is gewoon zo.’

Dus dat je weggaat is een kwestie van heel gefocust en intensief ergens mee bezig gaan?
Dorleijn: ‘Precies, dat. Het gaat om de focus, want elke keer als we naar Frankrijk waren geweest hadden we opeens hele grote stappen gemaakt. We hebben het eigenlijk grotendeels opgenomen hier in Amsterdam, in onze eigen ruimte. Maar toch, als je in Amsterdam bent ga je tussendoor even een broodje halen. En dan komt die weer langs. En dat duurt dan weer twee uur en dan ben je zo weer een dag kwijt, dat gaat zó makkelijk.’

Kunnen jullie iets meer vertellen over hoe deze nieuwe plaat verschilt van Ornaments?
Van de Wardt: ‘Ik heb echt het gevoel dat we nu lekker aan het spelen zijn in plaats van mierenneuken. Op deze plaat kon iets meer. Als bijvoorbeeld een gitaar niet helemaal in tune was, dat geeft dan juist wel een cool effect. Dat soort dingetjes. Of een tram die je hoort op een drumtrack, dat laten we er gewoon in.’
Dorleijn: ‘Hij is imperfecter dan Ornaments.’

Minder gepolijst?
Dorleijn: ‘Ja, er zitten wat haken en ogen aan en die laat je dan zitten, en dan werkt het. Aan het begin van de plaatopnamen zei Michiel Stam (de gitarist) van: er mogen wel wat dingen kapot. Bij ons klinkt alles altijd zo keurig afgewogen en het moet allemaal zo perfect. Af en toe mogen er weleens wat dingen uit de bocht vliegen en dat doet het wel op deze plaat.’

In de aankondiging van het album viel te lezen: ‘de muziek doet een nieuw hervonden optimisme vermoeden na het donkere album Ornaments‘. Wat is dat optimisme?
Dorleijn: ‘Het optimisme is Koen bijvoorbeeld. Koen is een heel enthousiast persoon en ook jonger dan wij zijn.’ En even later: ‘Ik heb wel veel zin om de plaat te spelen. Bij Ornaments was dat iets minder, toen was de totstandkoming van de plaat wat moeilijker. Toen we klaar waren hadden we iets minder zin om ‘m live te gaan spelen omdat we er al zoveel pijn en moeite in hadden gestopt. Nu heb ik ieder geval heel veel zin om ‘m te gaan spelen. Het is gewoon een lekkere plaat om te spelen  er zit energie in, veel meer dan in Ornaments.’

In die aankondiging lazen we ook: ‘We Both Know The Rest Is Noise heeft de originaliteits- en experimenteerdrift waar Ornaments om is geprezen.’ Wat betekent dat precies, originaliteits- en experimenteerdrift?
Dorleijn: ‘We proberen het cliché te vermijden.’

Hoe doe je dat, het cliché vermijden?
Dorleijn: ‘Clichés vermijden we al jaren; op Ornaments probeerden we clichés te vermijden en op Never Be Scared ook. Clichés zijn bijvoorbeeld akkoorden waar je normaal naartoe zou gaan als je een liedje zou schrijven. We willen altijd weer iets bijzonders. We zijn wat meer teruggegaan naar de basis, maar het heeft toch steeds die experimenteerdrift van Ornaments, dat het gewoon eventjes helemaal loos gaat.’

Elke plaat van jullie is tot nu steeds beter ontvangen en in die zin hebben jullie steeds grote stappen gemaakt. Welke stap hebben jullie met dit album gemaakt?
Dorleijn, lachend: ‘Ik weet niet zo goed of we een stap voorwaarts hebben gemaakt met deze plaat. Soms moet je even één stap terug doen om twee stappen vooruit te kunnen zetten. Ik wil niet zeggen dat dit een stap terug is. Helemaal niet, voor mij is dit een betere plaat dan Ornaments. Ik ben er eigenlijk ook niet mee bezig. Ik vind het een goede plaat waar ik graag naar luister, die voor mij ook nog steeds groeit.’

Tegen het einde van het gesprek komen we te spreken over wat muziek voor Dorleijn en Van de Wardt betekent, en wat ze willen bereiken. Dorleijn vertelt: ‘Muziek is voor mij therapie. Als ik geen muziek kon maken zou ik me doodongelukkig voelen in mijn leven, want ik moet echt dingen van me af schrijven. 2013 was niet een heel leuk jaar, afgezien van dat we Koen hebben leren kennen. Er gebeurden allemaal dingen in elkaars leven waarvan je denkt: hè, wat gebeurt er nu? Soms vergat ik even om dat van me af te schrijven met muziek. Maar uiteindelijk is het wel gelukt. Dat is ook waar het over gaat op We Both Know The Rest Is Noise. Die noise is het gerommel dat je niet nodig hebt, dus ga je terug naar de essentie van jezelf, terug naar je binnenste. Het is terugkijken op wat je was en wat je nog gaat worden.’ 

Hoe doe je zoiets?
Dorleijn: ‘Met een psycholoog doe je dat. Het werkt heel verhelderend en toen konden we weer verder. Althans, ik wel. Ik had het nog nooit eerder in mijn leven gedaan, maar ik dacht dat ik eens met iemand moest gaan praten. Op zich praat ik heel makkelijk, maar op een gegeven moment merk je dat je een blokkade hebt en je niet weet hoe je die moet oplossen. Of je weet niet eens dat je een blokkade hebt, dat merk je pas als die weg is. Ik ben erachter gekomen dat het ook niet erg is om dat met iemand anders te doen. Het biedt troost.’

Ergens in een interview zeg je (Dorleijn): ‘Ik voel altijd een soort onrust. Als ik zing en gitaar speel, word ik een stuk rustiger. (…) Ik moet die liedjes ook met anderen delen, daarom maak ik albums. Ik word gek als de nummers kant en klaar in de computer blijven zitten en niemand ze hoort. De muziek moet er gewoon uit, het is een natuurlijke drang.’
Dorleijn: ‘Ja, klopt. Ik ben niet heel erg bezig met het zijn van een performer, met het entertainen van mensen. Ik wil delen wat ik voel en wat er gebeurt in mijn leven. Dat komt omdat ik mezelf ook ontroer met mijn eigen muziek. Wat ik daar heb gezegd staat nog steeds voor wat ik doe, maar op een gegeven moment had ik dat even niet meer. Afgelopen jaar stond ik even stil. Toen wilde ik niets delen.’

En hoe is dat voor jou (Van de Wardt), is liedjes schrijven ook een natuurlijke drang?
Van de Wardt: ‘Wel minder, omdat ik niet zo diep in de puree heb gezeten als Marien. Ik heb nog niet echt tegenslagen gehad. Maar je schrijft inderdaad wel muziek omdat je iets kwijt wilt.’
Dorleijn: ‘Ik denk ook wel dat je gemakkelijk met dat soort emoties nummers kan schrijven.’
Van de Wardt: ‘Als ik liedjes schrijf, zijn ze eigenlijk ook best wel donker. Misschien eerder omdat je iets hebt gezien, een film of een documentaire, die aangrijpend is. Ik heb niet dat ik zelf iets heb meegemaakt en daardoor zelf echt een nummer móést schrijven.’
Dorleijn: ‘Goede films of goede series kunnen dat wel heel erg triggeren. Het gaat erom dat een bepaalde emotie door film getriggerd wordt en het ligt er meer aan hoe je je op dat moment voelt. Soms heb je dat niet eens door, dan draag je de hele tijd een zware last mee zonder dat je het doorhebt. En dan ineens komt alles eruit.’

Hebben jullie ook wel eens gehoord van fans of mensen in jullie omgeving dat het bij jullie eigen muziek ook zo werkt?
Dorleijn: ‘Ja, ik heb dat een keer gehad toen iemands vader was overleden. We speelden een liedje en na de show kwam hij naar me toe. Hij vertelde dat hij niet in de zaal kon blijven staan en even naar buiten moest omdat hij zo hard moest huilen. Nu ik het vertel krijg ik er nog kippenvel van.’
Van de Wardt: ‘Stiekem doe je het daar voor.’
Dorleijn: ‘Ja, je deelt het met elkaar. En de avonden dat je het met elkaar deelt zijn de beste avonden. We hebben wel shows gehad dat je het voelt met elkaar, met het publiek, en dan ga je diep. Dat vind ik ook wel belangrijk, dat mensen hun gevoel erbij kwijt kunnen. Dat iemand zich kan identificeren met een liedje van jou, dat is toch het mooiste wat er is?’

Boeken / Fictie

Dromerige revolverheld in naoorlogs Barcelona

recensie: Juan Marsé (vert. Mariolein Sabarte Belacortu) - Ringo

Ringo is de tiende roman van Juan Marsé. In 2008 kreeg hij voor zijn gehele oeuvre de Premio Cervantes, ook wel de Nobelprijs voor de Spaanstalige literatuur genoemd. Geen kleine jongen dus. Ringo laat zien waartoe Marsé in staat is. En dat is veel.

We schrijven 1948, Barcelona ten tijde van het Francoregime. Terreur en angst, armoede en honger teisteren grote delen van Spanje. De nationale situatie wordt weerspiegeld in de steile verwaarloosde straat waar Domingo opgroeit: Torrente de las Flores, Stroom van Bloemen. Domingo noemt zich steevast Ringo, naar de revolverheld uit het wilde westen (bekend van het nummer van Lorne Greene). Met een mateloze fantasie gaat de hoofdpersoon de werkelijkheid te lijf. De roman is dan ook te lezen als de wording van een schrijver.

Leugenachtige waarheid
Het verhaal begint met de leugenachtige zelfmoordpoging van Victoria Mir. Deze behaagzieke alternatieve genezeres is zojuist door haar minnaar verlaten. In enkel een verpleegstersjas rent zij de straat op en legt zich neer op het stuk tramrails dat al jaren niet meer in gebruik is. Wachtend op de tram, haar minnaar, of op iets anders? De omwonenden spreken schande van de vrouw, maar erg openlijk kan dat niet. Haar echtgenoot is namelijk de fascistische ex-burgemeester van de wijk en de muren hebben oren.

Barcelona is een bolwerk van het republikeinse verzet, veel gebeurt in de schaduw. De vader van Ringo is rattenverdelger. Hij rookt huizen, winkels en bioscopen uit. Hij zit in het verzet en is altijd op zoek naar de blauwe ratten, een verwijzing naar de Blauwe Divisie: Spanjaarden die in de oorlog aan de zijde van nazi-Duitsland vochten en bij terugkomst het fascistische regime steunden. Aan ongedierte in deze roman geen gebrek. Veel subtiele verwijzingen zullen de lezer ontgaan, maar erg is dat niet: ook Ringo ontgaat veel van wat er om hem heen gebeurt.

Ringo, de revolverheld zonder wijsvinger
Ringo is een gevoelige en dromerige jongen van vijftien, een Einzelgänger. Hij is bij een juwelier in de leer als hij op een dag zijn rechterwijsvinger verliest aan een bankmachine. Een toekomst als edelsmid is hiermee verkeken, maar wat erger is: een carrière als concertpianist is naar de haaien. Niet dat hij daar veel kans op maakte, al twee jaar heeft hij wegens geldgebrek geen lessen meer. Een pianist met negen vingers, daar is nog wel een mauw aan te passen. Maar wat moet een revolverheld zonder rechterwijsvinger? Langzaam maar zeker komt Ringo uit zijn droomwereld en sijpelt de werkelijkheid om hem heen tot hem door. Waarom is vader altijd weg? Waarom zijn de mensen toch zo aardig voor de kokette en aandachtszieke Victoria Mir? En waarom ging zij die zondagmiddag op die tramrails liggen terwijl ze toch wist dat er al jaren geen tram meer kwam?

Autobiografische fictie
Veel critici hebben Ringo als een vermomde autobiografie gelezen. Net als de hoofdpersoon is ook Juan Marsé geadopteerd nadat zijn moeder in het kraambed overleed. Beiden zijn zij geboren in Barcelona in het jaar 1933. Beiden waren zij in de leer bij een juwelier. En beiden zijn zij schrijver geworden. Marsé vertelt het verhaal van zijn jeugd in Barcelona en de dunne scheidslijn tussen licht en schaduw, de legaliteit en het clandestiene, feit en fictie. Een vruchtbare wereld voor een schrijver. Marsé speelt met de werkelijkheid, zelfs de meest alledaagse handelingen weet hij kleur te geven.

Dit is allemaal al jaren geleden gebeurd, toen de stad onwaarschijnlijker, maar werkelijker was dan tegenwoordig. Op een zondag in juli, even voor twee uur ’s middags, smelt de stralende zon enkele minuten samen met een plotselinge regenbui en over de hele lengte van de straat ontstaat er een woelig licht, een bedrieglijke, stekelige transparantie.

Bang voor de aardbeving
Ringo is ook het verhaal van Spanje zelf. Het land leeft anno 2014 nog steeds in een gedeeltelijke staat van ontkenning. De martelingen, de moorden, de verdwijningen tijdens de Burgeroorlog, de Tweede Wereldoorlog en de dictatuur van Franco; hierover wordt nog steeds massaal gezwegen. De politieke breuklijnen lopen niet zelden door hele families en ze worden angstvallig gemeden, bang als men is op een aardbeving als dit onderwerp wordt aangeroerd. 

In prachtige zinnen schept Marsé een wereld waarin de werkelijkheid fantasie wordt en het alledaagse poëzie. Ringo is een sensitief en subtiel verhaal over schrijven, leven, dromen, schuld en liefde. De personages die Marsé opvoert zijn stuk voor stuk zowel magisch als werkelijk, elk met een geheel eigen stem; een kwaliteit waar de Spaanstalige literatuur patent op lijkt te hebben.

Kunst / Expo binnenland

Communicatie loopt in de soep

recensie: Amalia Pica - A ∩ B ∩ C (lijn)

.

Niet iedereen is even vaardig in communiceren. A ∩ B ∩ C (lijn) van kunstenares Amalia Pica in het Van Abbemuseum in Eindhoven biedt ons een nieuwe kijk op communicatie en de problemen die daarbij ontstaan.

Misverstanden kunnen ruzies veroorzaken, taalbarrières kunnen sociale drempels opwerpen en beelden kunnen buitensluiten. Het werk van Amalia Pica (Neuquén, Argentinië, 1978) houdt zich bezig met (mis)communicatie. In 2012 maakte ze een kamer met in alle muren conservenblikken (Chronic Listeners). Deze waren door middel van touwtjes met een willekeurig ander blik verbonden. Het werk lijkt een efficiënte manier van communicatie te onderzoeken, maar in de praktijk helpt het de bezoeker niet een boodschap helder over te brengen. In een ander project liet Pica de bezoeker middels confetti (Stabile, with confetti, 2012) vermoeden dat er een feestje was geweest. De bezoekers gingen op zoek naar het kunstwerk en het verhaal erachter, wat er opzettelijk niet was. Veel toeschouwers, te laat voor het feestje, vonden het lastig de bedoeling van het werk te ontdekken. Deze miscommunicatie was exact het idee. Voor het Van Abbemuseum heeft Pica een nieuw project gerealiseerd.

Abstracte vormen zonder absolute betekenis


Amalia Pica, A ∩ B ∩ C (lijn). Foto: Joris Killian

Amalia Pica, A ∩ B ∩ C (lijn). Foto: Joris Killian

A ∩ B ∩ C houdt in dat A, B en C nooit los van elkaar gezien kunnen worden. Het zijn individuele entiteiten, die elkaar deels overlappen. Pica toont dit aan met gekleurde, abstracte vormen van perspex. Elke dag worden de vormen vakkundig door performers verplaatst. Zo krijgen de vormen elke dag weer een nieuwe betekenis. De blik van de toeschouwer wordt van de rode driehoek weggejaagd naar de twee gele vormen, tot deze rust vindt in het bruine vlak. Hoewel het moeilijk in woorden te vatten is, ontstaat er een machtsverhouding tussen de vormen en kleuren. Nu is geel slechts een geleider, morgen is hetzelfde geel misschien een centraal punt. Het is een abstracte en visuele taal waarin de begrippen steeds opnieuw worden gedefinieerd.

Het museum (A) als onderdeel van het project (B)


Een taal veranderen heeft consequenties. En nergens is deze verwarrende werking zo goed zichtbaar als in het Van Abbe zelf. Met een grote collectie werk van avant-garde kunstenaar El Lissitzky en andere constructivisten, verandert het museum voor de ogen van de bezoeker in een doolhof. De strakke geometrische vormen waar zowel Lissitzky’s als Pica’s werk uit bestaat veranderen iedere dag van betekenis. De verandering is een groot gebaar, aangezien de werken van Lissitzky ooit berucht waren vanwege de strenge betekenis die hij aan vormen toekende.

Amalia Pica, A ∩ B ∩ C (lijn). Foto: Joris Killian

Amalia Pica, A ∩ B ∩ C (lijn). Foto: Joris Killian

A ∩ B ∩ C (lijn) is een interessant onderzoek naar de gebreken van communicatie. Het Van Abbemuseum is hier een uitstekende locatie voor. De vaste collectie, die sinds 2 november te zien is, wordt een testruimte voor Pica’s project. De omvang van dit ene werk wordt zo groter dan in menig overzichtstentoonstelling. Het enige nadeel van het project is dat bezoekers waarschijnlijk niet zo vaak achtereen terug zullen komen om de verandering in het werk van dag tot dag mee te maken.