Muziek / Achtergrond
special: Christian Berends

Buitengeluiden en verborgen verlangens

Zonder opnameapparaatje gaat hij de deur niet uit. Voor zijn muziek registreert Christian Berends buitengeluiden.

“Ik probeer de verborgen verlangens van mensen te vangen.”

Eind vorig jaar verscheen het debuutalbum van zijn soloproject ‘Lend Me Your Underbelly’, getiteld Giant Tadpoles Among Us. Net zo ongewoon als de titel is de muziek, die is opgebouwd uit onbestemde straatgeluiden, repeterende dialogen, en vogelgeluiden. Als leidmotief figureert een licht tokkelende dan wel zwaar vervormde gitaar. De praatzang van Berends, en pianogetingel her en der, maken de vervreemding compleet. Referenties zijn de vroege Pink Floyd, Portishead, en  dichter bij huis  de Utrechtse muzikant Joop Nolles.

Surrealistisch


11548-1b.jpgNa een periode als gitarist in een (redelijk succesvolle) metalband, besluit Berends op een dag te gaan experimenteren met field recording. Met een recordertje op zak gaat hij buitenshuis op zoek naar interessante geluiden. Veelal ’s nachts, omdat overdag bijna overal in Nederland auto’s hoorbaar zijn. De uitstapjes leveren hem veel getapet getjilp op (lachend: ‘Ik word soms tureluurs van al die vogelopnames!’), maar Berends registreert ook geluiden in de trein, het café, en de Kanaalstraat (‘Alleen als de mensen het niet zien.’). Wat fascineert hem zo in die opnames? ‘Geluiden van buiten klinken heel realistisch, maar worden surrealistisch als je er muziek onder zet.’

Verborgen verlangens


In zijn opnamestudio thuis zet Berends zich vervolgens, met behulp van zijn laptop, tot het betere knip- en plakwerk. Op gitaar improviseert hij er ter plekke een begeleiding bij. Ook bedenkt hij cryptische songtitels als ‘In Other Ages We Were Bruce Lee’ en ‘Tiendoornig Stekelbaarsje’. De interpretatie laat hij aan de luisteraar.

Wil Berends een boodschap uitdragen met zijn muziek? ‘Jazeker. Tussen normale communicatie en wat je echt voelt, bijvoorbeeld frustratie of blijdschap, zit een groot gat. Mensen kunnen die gevoelens vaak niet overbrengen. Idealiter valt mijn muziek precies in dat gat; zo probeer ik de verborgen verlangens te vangen.’

Lange adem

Hoe vertaalt hij zijn complexe muziek naar het podium? ‘Er staat geen volière hoor, haha. Op mijn keyboard speel ik de buitenopnames, en met de pedalen bedien ik mijn laptop. Ook maak ik gebruik van gitaarloops (een stukje inspelen, opnemen, en dit laten herhalen, MC), waar ik met mijn keyboard vervolgens weer overheen speel.’

Om zich volledig aan zijn muziek te kunnen wijden  behalve geluidskunstenaar is Berends ook producer, gitaarleraar, en bassist in een band  is hij gestopt met zijn werkzaamheden aan de universiteit als (gepromoveerd) bioloog. Is het geen risicovolle stap, met zijn ontoegankelijke muziek? ”Lend Me Your Underbelly’ is een project voor de lange adem, maar als ik het zo kan combineren, is het ook prima. Je leeft tenslotte maar een keer, hè?’

Boeken / Fictie

Betoverende, Verhulstiaanse verteltrant

recensie: Roman Helinski - Bloemkool uit Tsjernobyl

‘Dites-moi d’où il vient. Enfin je saurais où je vais.’ – Vertel me vanwaar hij komt. Uiteindelijk zal ik weten waarheen ik ga. Met dit citaat van Stromae opent de debuterende Roman Helinski zijn vadergeschiedenis die voert langs wereldkaarten, voetbalvelden, kolenmijnen en Poolse feesten.

Helinski’s debuut scheert langs de oppervlakte zonder diep te gaan, maar Bloemkool uit Tsjernobyl is een meeslepend, poëtisch verhaal dat het zeker verdient om verteld en gelezen te worden. De roman is autobiografisch en draait vooral om Victor (Helinski zelf) en zijn vader Roman.

Thuiskomen

In het dorp noemen ze Victors vader de gekke Pool. Al is hij zeker niet gek en ook niet echt Pools, de vergissing is begrijpelijk. Hij spreekt voortdurend over zijn familie, die in Polen woont, en als hij terugkomt van een van zijn frequente zakencongressen in mooie, verre steden neemt hij rare dingen mee als radioactieve bloemkool en gestolen vliegtuigdekens voor zijn verzameling. Die reizen zijn z’n lust en zijn leven, al biecht hij veel later op dat die reizen vooral draaien om het moment van thuiskomen, dat na enkele ogenblikken al vervluchtigt.

Hoewel hij veel afwezig is, geeft Roman zijn zoon een heerlijke jeugd, tegen een decor van zomeravondvoetbalpartijtjes, tafels afgeladen met Poolse gerechten en wodka en de vele, vele verhalen die hij hem vertelt en waarop de opgroeiende jongen met een betoverende, Verhulstiaanse verteltrant terugblikt.

Où t’es, papa où t’es?

Verhalen over hoe Roman op onmogelijke wijze ontsnapte aan twee mannen die het op zijn portemonnee hadden voorzien. Over de vele ooms die onder romantische omstandigheden een eind aan hun leven hebben gemaakt. Maar vooral verhalen over Victors opa Dzia Dzio, die zijn glansrijke voetbalcarrière vaarwel moest zeggen vanwege de Tweede Wereldoorlog maar in de finale van het wereldkampioenschap tegen Frankrijk de winnende goal zou hebben gescoord voor Polen. In de poëtische vrijheid die zijn vader zich veroorlooft is het niet eens duidelijk óf opa zelfs meespeelde in die finale maar Victor gelooft het met glimmende ogen – en toegegeven; Dzia Dzio klinkt ook als de naam van een voortreffelijk voetballer.

Romans fladderende levensstijl heeft echter zijn weerslag op de situatie thuis – vooral omdat hij evenveel reist als drinkt. De dreiging van het failliet van Victors ouders’ huwelijk hierdoor hangt vanaf het begin als een donkere wolk boven Victors herinneringen. Minpunt is echter, hoewel de sfeer onbetwist blijft staan, dat juist de vele verhalen en flarden herinneringen een nogal versnipperd gebrek aan geheel tot gevolg hebben dat onbevredigd laat.

En we zwerven in gedachten, maar we komen altijd thuis*

Ook het tweede deel van de roman blijft erg aan de oppervlakte. Victor is ineens student en zijn vader is vrij geruisloos naar Afrika vertrokken, zijn roeping achterna. De bewondering die Victor zijn hele jeugd voor zijn vader voelde, maakt schoorvoetend plaats voor veel vragen en wrevel. Niet in de laatste plaats omdat hij ondanks alles  steeds meer op hem gaat lijken.

Deze omslag is echter nauwelijks zichtbaar; ondanks de ingrijpende veranderingen wijzigt de verhouding tussen Victor en zijn vader, en ook de schrijfstijl bijna niet. Het universele thema van ‘papa ik lijk steeds meer op jou’ wordt hierdoor veel minder pregnant uitgewerkt dan op basis van het verhaal mogelijk is. Want wat gaat er in je om als je vader zo veel verschillende verhalen heeft verteld dat je niet meer weet wat waar is? Als je tegen beter weten in op hem gaat lijken? Als je een debuutroman over je vader schrijft maar je geen idee hebt waar hij uithangt? Terwijl Victor zijn eigen leven inricht stelt hij deze vragen allemaal niet, waardoor het boek nogal kabbelend tot een slot komt.

* uit: Papa, Stef Bos.

8WEEKLY

De Wereld van Willem

Artikel:

.

Wat doe je als je, samen met je partner, een heavy user bent van kunst en cultuur? Je gaat naar een concert, naar het theater, pakt een tentoonstelling, gaat weer naar het theater, kijkt een film, leest een boek en gaat nóg eens naar het theater. Voor je het weet, zit je voor de tweede keer dat jaar naar dezelfde dansvoorstelling te kijken. Je gaat dan dus, voor alle zekerheid, maar eens wat aantekeningen maken om dergelijke doublures te voorkomen. Niet doen! Want die aantekeningen worden vanzelf observaties, die observaties worden beschouwingen en die beschouwingen leiden uiteindelijk tot serieuze mini-recensies. En ik kan het weten, want ik ben van zo’n heavy user op die manier ook een heavy producer geworden die maandelijks een tiental pagina’s vult met allerhande cultuuravonturen. In een paar jaar tijd, zó snel gaat zo’n verslaving. En zoals elke junk ga je daar op een bepaald moment ook andere mensen mee lastigvallen. Soms vinden die mensen dat leuk, zoals kennelijk in mijn geval. Daarom ga ik jullie vanaf dit moment deelgenoot maken van mijn culturele wereld. De Wereld van Willem noem ik haar maar, mijn vooralsnog tweewekelijkse column over wat ons in cultureel opzicht zoal bezighoudt. Het zullen voornamelijk verkorte uitlichtingen zijn van onze ervaringen, want met uitgebreide verslagen van zo’n slordige drie tot zes cultuurbezoeken per week kun je de mensen niet lastigvallen, toch? Daar gaan we.

 

Muziek / Album

Debuutplaat is pure seks

recensie: Oscar and the Wolf - Entity

.

Voor hun debuutplaat zijn de heren, in een andere groepsetting, de grens overgegaan. De samenwerking in Londen met producer Leo Abrahams heeft geleid tot het twaalf nummers tellende Entity. Waar de rode lijn eerder een exceptioneel dromerige sound was, ligt de nadruk nu op sexy tunes met een donkere laag. Denk aan een goede elektronische beat met een vleugje r&b en donkere vocals. Het magische aspect is nog steeds aanwezig, maar dat kan ook niet anders met de mysterieuze stem van zanger Max Colombie.

Entity opent met het indrukwekkende ‘Joaquim’, een nummer met fijne donkere bassen en een zwoele instrumentale afwerking. In het intro van ‘Bloom’ is de eerdere Oscar and the Wolf te horen: een vleugje droompop met die typerende vocals van Colombie. Het refrein gaat totaal de andere kant op: opzwepend, groots en toch magisch. Ook ‘Dream Car Ocean Drive’ had best op een eerder ep’tje kunnen staan.

Goede beats
Dit debuut staat vol met ijzersterke nummers. ‘Strange Entity’ is één van die zwoele, maar dansbare tracks. De beat is, in combinatie met Colombies stem, erg sexy zodat je clubradar getriggerd wordt. Dit is een perfect nummer voor in een te warme tent op een festival. Dit geldt eveneens voor ‘Somebody Wants You’, dat net als ‘Undress’ pure seks uitstraalt, voor zover muziek dat kan. De donkere en zware vocals zijn mysterieus en samen met de opzwepende beat erg lekker. Het nummer heeft door het toegankelijke refrein ook hitpotentie.

Een track die uit de toon valt is ‘Under The Skin’, een experimenteel instrumentaal nummer dat niet goed uitpakt in de grote elektronicadroom van Colombie. Hoewel de plaat heel divers is, is ‘Under The Skin’ een vreemde eend in de bijt. De heren sluiten Entity wel goed af met ‘Killer You’, een uptempo track met rauwe vocals en een straffe, koele beat door de als zweepslagen klinkende drums.

De eerdere ep’tjes vormden slechts een minimale kennismaking met Oscar and the Wolf. Het wachten op Entity was de moeite waard. Het maakt bovendien nieuwsgierig naar de toekomst van deze band. Let maar op: 2014 wordt hét jaar van Oscar and the Wolf.

Boeken / Fictie

Op de sofa

recensie: E.L. Doctorow (vert. Sjaak Commandeur) - Andrews hersenen

.

Nou, Doc, roept u maar. Waar gaan we het vandaag over hebben?
Was je niet bezig in een boek over een hersenwetenschapper?
Je bedoelt Andrews hersenen van E.L. Doctorow. Dat heb ik gelezen ja.
Was het wat?
Het was onderhoudend, maar ook een beetje raar.
Vertel.
Tja, Doc, het is helemaal niet zo makkelijk om het boek samen te vatten, laat staan het boek te duiden.
Het maakt niet uit als het niet helemaal perfect is.
Nou ja, Andrew is een cognitiewetenschapper die veel lijkt te weten over de werking van de hersenen, maar door de manier waarop Andrew over zichzelf praat, wordt duidelijk dat hij met die kennis in ieder geval niet in staat is zichzelf te helpen.
Waarom moet hij geholpen geworden?
Zijn leven is nogal tragisch verlopen. Hij heeft per ongeluk zijn eerste dochtertje een dodelijke dosis medicijnen toegediend. Daardoor heeft hij zijn eerste vrouw verloren en zijn latere grote liefde komt om bij de aanslagen van 9/11. Hij is ervan overtuigd geraakt dat hij er zelf schuldig aan is dat iedere keer als zijn leven op rolletjes loopt hij de mensen van wie hij het meest houdt pijn doet. Dat is natuurlijk niet waar. Hij heeft gewoon veel pech gehad. 
Hoe praat die Andrew over die gebeurtenissen?
Vooral erg vaag. Soms spreekt hij in de eerste, dan weer in de derde persoon enkelvoud. Soms doet hij alsof dingen die daadwerkelijk gebeurd zijn niet zijn gebeurd en andersom en als hij beschrijft hoe mensen reageren op bepaalde gebeurtenissen, doet hij dat met de blik van een wetenschapper. Het lijkt erop dat hij niet geconfronteerd wil worden met zijn eigen emoties en de emoties van de mensen om hem heen.
Kun je een voorbeeld noemen?
Wacht, ik pak even het boek erbij, ik heb wat dingen onderstreept. Als Andrews eerste vrouw erachter komt dat hun kindje dood is, beschrijft Andrew dit als volgt: ‘Ik werd wakker van Martha’s geschreeuw, het was geen menselijk geschreeuw, het was het geluid van een reusachtig dier uit het woud dat met zijn poot vastzit in een stalen klem, en dan misschien niet eens een dier uit het heden maar eerder de paleontologische versie ervan.’
Die Andrew klinkt als een interessant personage.
Dat is hij zeker. Het is daarom ook spannend om een kijkje te nemen in zijn hoofd. De afwisseling tussen filosofische bespiegelingen, zijn herinneringen, de verdraaiingen ervan en het feit dat je af en toe de waarheid niet van fantasie kan onderscheiden, zorgen ervoor dat het een intrigerende roman is. Het is grappig trouwens, Doc, dat het boek in zijn geheel in dezelfde stijl is geschreven is als het gesprek dat we nu hebben.
Andrew is in gesprek met een psychiater?
Daar lijkt het wel op.
Dat is toevallig. Je zei dat het moeilijk is het boek te duiden, maar probeer eens een poging te wagen. Wat heeft de schrijver met het boek willen zeggen, denk je?
Misschien heeft E.L. Doctorow duidelijk proberen te maken dat wetenschap en filosofie niet altijd oplossingen hebben voor de problemen die we tegenkomen in ons leven.
Dit klinkt alsof je meer van het boek begrepen hebt dan je in eerste instantie dacht.
Wie weet. Maar er zijn nog andere interpretaties mogelijk. Misschien heeft Doctorow de lezer alleen willen laten nadenken over eeuwenoude filosofische vragen. Wat is de aard van de menselijke geest en bestaat er zoiets als vrije wil? Of hij heeft de lezer een spiegel voor willen houden. Het is duidelijk dat Andrew bepaalde ideeën en constructies hanteert die niet overeenkomen met de realiteit en die voor normale mensen wat gek lijken, maar die Andrew wel in staat stellen om te gaan met alle gebeurtenissen die hem overkomen zijn. Wat Doctorow de lezer misschien wil vragen is: welke constructies heb jij in de loop der jaren ontwikkeld om de wereld om je heen te kunnen bevatten?
Beantwoord die vraag eens.

Kunnen we dat niet voor volgende week bewaren, Doc?

Boeken / Achtergrond
special: Woordnacht Rotterdam

Veel woorden en daden in Rotterdam

Laten we het gewoon The Strip noemen, de Rotterdamse singelstrook van Centraal Station tot aan de twee kilometer verder gelegen Westzeedijk. Hier vindt het kersverse literair festival Woordnacht plaats: de wind sleurt hardnekkig en het zal nog lang onrustig zijn in de Maasstad.

De lat is hoog gelegd: negentig auteurs, dertig locaties (allemaal aan of nabij The Strip) en toch maar één nacht. Dat klinkt als Rotterdamse overmoed maar betekent vooral dat er heel veel níet gezien kan worden. Het blokkenschema minutieus gefileerd, polsbandje om, consumptiebonnen in de aanslag: bring on the night!

19:15 uur In boekhandel Donner – voormalig Polare en hartstochtelijk gered van de ondergang door Rotterdams lezerspubliek – opent schrijver Marcel Möring op ontroerende wijze het festival: het einde van deze boekhandel (over een week verhuist Donner naar de nieuwe locatie) is tegelijk het begin van een nieuw literair feest. En gaat het nu werkelijk zo slecht met het boek? We klinken en drinken opgewekt een glaasje rood.

~

20:00 uur Aftrap in Bilderberg Parkhotel, omgedoopt tot Het Verhalenhotel. Grand dame van de korte baan Sanneke van Hassel draagt voor uit eigen werk. Over hoe een hond gered wordt uit een stroomversnelling in de rivier. En dat we dan allemaal nat en ellendig zijn. Haar wekelijkse korte verhalen in het Financieel Dagblad zullen binnenkort in een bij voorbaat succesvolle bundel verschijnen.

20:30 uur Een dynamische bokswedstrijd tussen Abdelkader Benali en strafpleiter Inez Weski in een bomvolle boekhandel v/h Van Gennep. Weski heeft moeite zichzelf als ‘pitbull’ weggezet te zien worden, Benali is als altijd rap van de tong en vindt nog steeds dat zijn roman Bad Boy ‘van de levende persoon áf is geschreven’. Hij refereert aan Gustave Flauberts ‘Madame Bovary, c’est moi’, terwijl niemand in hem die vrouwspersoon wist te ontdekken. Lekker sparren tussen een advocaat met gezonde argwaan (en een boek op komst) en een goedgebekte auteur die zich van geen kwaad bewust is.

21:00 uur Naar wijnbar l’Ouest waar het thema ‘Waarom schrijvers drinken’ ingevuld wordt door, onder anderen, een optreden van F. Starik. Als ik binnenkom is de zaak nog leeg en zit F. eenzaam, maar in gezelschap van zijn zoveelste dubbele wodka, aan de bar. ‘Waarom bent u hier?’ vraagt hij me na een tijdje. Bij gebrek aan ander publiek stelt hij voor me even persoonlijk voor te lezen. Er volgt een aangrijpende passage over zijn zieke moeder die met gedragen stem wordt gedeclameerd. Als er wat meer toehoorders zijn gearriveerd, stapt de schrijver op het podium en steekt van wal met een donderende – haast reviaanse – monoloog over zijn drank- en drugsgebruik: minstens twee flessen wit per dag en een goeie Marokkaanse joint. That does the trick. Als bewijs volgen er een handvol drankgedichten en, eenmaal op dreef, haalt hij schrijver en mede-drinkebroer Hafid Bouazza aan: ‘Ik weiger mijn leven leeg te leven’. De interviewer van dienst zit er wat verloren bij.

~

21:30 uur In de op de zevende verdieping van het Groothandelsgebouw gelegen bioscoopzaal Kriterion brengt Joost Zwagerman zijn publiek in vervoering met een college over Americana. Omzwervingen in de Amerikaanse cultuur. Als een wervelwind bestrijkt hij het podium en vuurt zijn verhalen-met-plaatjes zonder onderbreking af op een ademloos luisterende zaal. Van de omstreden werken van George Bellows via het eerste abstracte naakt van Marcel Duchamp en de ‘roze vingers’ van Willem de Kooning naar het absolute hoogtepunt: de Seagram Murals van Mark Rothko. Het moet gezegd, een Zwagerman op stoom is een ware prediker der kunsten. Zijn gepassioneerdheid is aanstekelijk en doet het dwingende blokkenschema van de verdere nacht even vergeten.

22:30 uur Tijd voor de nieuwe generatie. In galerie Cokkie Snoei presenteert schrijver Atte Jongstra een aantal dichters die met het thema van de lopende expositie ‘Alledaagse ergernissen’ aan de haal zijn gegaan. Jolanda Kooijmans draagt ingetogen maar zeer expressief voor als Mollig Persoontje uit haar Zelfportret als stripfiguur.

23:00 uur Nog meer actie, de nacht gaat los in Nostra Lunch Winebar met een keur aan jonge dichters die even enthousiast als virtuoos hun woorden over de toog slingeren. Jeroen Naaktgeboren geeft blijk van zijn talent, als dichter en als performer, met het zeer Rotterdamse Hinkstap op de brandgrens:

Een stad die ver voor mij geboren
niet eens mijn sterven weten zal
Alleen in herdenken kan ik herkennen
wat mij hier bracht tot waar ik val
Hinkstap op de brandgrens
man op nu van stad tot toen
de oude tijd, de nieuwe mens
puin ontstegen wit en groen

~

23:45 uur De kleine uurtjes breken aan: in het zwembad van Rijndam Revalidatiecentrum leest stadsnimf Elfie Tromp monotoon voor uit haar roman Goeroe, licht bezweet vanwege de tropische temperatuur die hier heerst. Daarna is het woord aan Raoul de Jong die in een ontwapende voordracht vertelt over zijn boek, over de voettocht naar Marseille op zoek naar zijn moeder. We gaan uiteen met zijn zojuist geformuleerde motto voor de nacht: ‘Luister naar die gekke zinnetjes in je hoofd. Follow your dream!’

Buiten raast de wind onverminderd over The Strip, hier en daar zwalken nog wat verwaaide liefhebbers. Met een voldaan gevoel neem ik een afzakkertje in het Parkhotel waar het muzikale thema ‘Dichters dansen niet’ voorzichtig wordt genegeerd door voetjes die wel degelijk van de vloer gaan. De nacht van het woord zit erop.

Woordnacht • 10 mei 2014, Rotterdam

Film / Films

Smijten met schrikeffecten

recensie: The Quiet Ones

.

Met The Quiet Ones levert productiestudio Hammer Films, bekend van zijn horrorproducties, weer een degelijke film af. Net als het eerdere The Woman in Black (2012) is de productie best vermakelijk, maar je ligt er naderhand niet wakker van.

~

Professor Joshua Coupland (Jared Harris) voert, met ondersteuning van een aantal studenten, experimenten uit op de schijnbaar psychotische Jane Harper (Olivia Cooke). Hij wil bewijzen dat bovennatuurlijke manifestaties, zoals telekinese, uitingen zijn van menselijke negatieve hersenactiviteit. Filmer Brian (Sam Claflin) wordt aangetrokken om het geheel vast te leggen. Geheel naar verwachting wordt de financiële ondersteuning vanuit de universiteit stopgezet en het team vertrekt naar een afgelegen landhuis om het project voort te zetten. Dat gaat natuurlijk mis.

~

Omdat de karakters nogal vlak zijn, moet de spanning ergens anders vandaan komen. The Quiet Ones is, net als zoveel horrorfilms, geïnspireerd op gebeurtenissen die daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Verdere informatie wordt er niet gegeven, dat maakt deze authenticiteitsclaim zeer zwak. Verder wordt er in deze film zwaar geleund op de altijd effectieve, harde geluiden. Ook de beproefde found footage-methode met schokkerige camerabewegingen moet voor spanning zorgen. Brians functie binnen het experiment wordt handig uitgebuit: hij mist geen cruciaal moment en moet met zijn camera bovenop de actie zitten. Dit verhoogt de spanning en is een rechtvaardiging voor de vele close-ups.

The Quiet Ones biedt de kijker niets nieuws. Het is een degelijke film met weinig verrassende plotwendingen. Het geeft je voldoende om je anderhalf uur te vermaken, maar je bent de film ook zo weer vergeten. 

Muziek / Achtergrond
special: Thee Oh Sees - Drop

Daar zijn ze weer…

.

Waar zouden we toch zijn zonder Thee Oh Sees? Een van de weinige zekerheden in het leven is dat John Dwyer en zijn kornuiten elk jaar wel weer een enthousiaste plaat uitbrengen, die is ontsproten uit een onheilige mix van punk, garage, en psychedelica.

Drop deint iets te relaxt verder op de psychedelische toer die vorig jaar werd ingezet met Floating Coffin. Enerzijds levert die tactiek weer een vertrouwd album op, anderzijds blijft de verrassing en de pit een beetje uit. Openingstrack ‘The Penetrating Eye’ klinkt met een la-la-la-refrein als een familiair welkomstlied, en leidt je weer naar die wereld waar rauwe retro gecombineerd wordt met poppy zang. Tweede track ‘Encrypted Bounce’ begint met feedback waar een muur van garagegitaren uit opborrelt, waarna een no-nonsense-drum en Dwyers typerende zang het overnemen. Het is zeker het nummer met de meeste hitpotentie, en het bezingt perfect de hedonistische Californische cultuur waar de band uit voortkomt. Hierna wordt Drop iets te mild, en verwacht je toch wat meer muzikale uitspattingen en rauwheid. ‘Put Some Reverb on My Brother’ en ‘King’s Nose’ klinken iets te veel als parodie op een sixties-band, zoals je zou verwachten van The Brian Jonestown Massacre. Muzikaal zit het echter allemaal goed in elkaar. Zo ook ‘Savage Victory’, waar een rustig deuntje wat rauwheid krijgt door lekker hoekige gitaaruithalen, en ‘Transparent World’, dat iets wegheeft van Primal Scream en David Holmes toen ze experimenteerden met het maken van imaginaire soundtracks. Uiteindelijk geen slecht album dus, maar je mist momenten die er echt uitspringen en je die energieke kick geven die je van de band zou verwachten. Ach volgend jaar beter…

Kunst / Achtergrond
special: Asger Jorn – Kunst er Fest

Artistieke fragmentatiebom

Tegelijk met de chronologisch opgezette tentoonstelling Asger Jorn: Restless Rebel in Kopenhagen ging eind februari in Silkeborg Kunst er Fest van start. Hier zijn de talrijke invloeden die Asger Jorn heeft ondergaan en zijn vruchtbare samenwerking met vrienden en collega’s te zien.

De tentoonstelling is minder gestructureerd, anarchistischer dan in het chique Statens Museum for Kunst. Kleurrijk en woest als Jorn zelf. Een artistieke fragmentatiebom, ontploft in het honderdste geboortejaar van de Deense Cobraschilder.

Naast de ingang van het museum is een voetbalveldje aangelegd voor het door Jorn uitgevonden triolectisch voetbal. Drie teams voetballen op drie aaneengesloten speelveldjes, met drie doelen. Hier is niets te winnen – men speelt door totdat men erbij neervalt. De triolectiek was zijn antwoord op de traditionele dialectiek, pijler van de marxistische wereldbeschouwing. Hoewel Asger Jorn zich communist noemde was hij veel te speels, te chaotisch en te anarchistisch voor zo’n strakke organisatie.

Asger Jorn

Asger Jorn

Prettig ontregeld
Jorn werkte bijna altijd internationaal. Hij woonde behalve in Denemarken in Frankrijk, Italië en Duitsland. Nederland bezocht hij dikwijls, als Cobra-lid. Overal waar hij kwam vormde hij zijn leefmilieu om tot een kleurige uitdaging, bedoeld om mensen in beweging te krijgen. Altijd stond de uitwerking op de toeschouwer of gebruiker centraal. Zijn werk moest een vrije ruimte scheppen als alternatief voor de dwingende realiteit van dagelijks leven in een oorlogszuchtige wereld. Hij wilde mensen op een prettige manier ontregelen. En dat is ook precies wat deze tentoonstelling met de toeschouwer doet. Een belangrijk verschil met de genuanceerde kunsthistorische vergelijking Jorn and Pollock uit het Louisiana Museum en het chronologisch overzicht Asger Jorn: Restless Rebel in Kopenhagen.

In de eerste ruimte staan levensgrote, kartonnen poppen. Ze stellen Jorns artistieke netwerk voor: Picasso, Miro, Munch, Emil Nolde, Karel Appel, Ejler Bille, Max Ernst, Picabia en Leger. De bezoeker wordt vervolgens door een dertigtal ruimtes geleid, grof onderverdeeld in zes thema’s: architectuur, abstractie, expressionisme, politiek, materialen en ‘roots’. De vele dwarsverbanden maken deze thematische indeling onoverzichtelijk; geheel in de geest van de kunstenaar die een hekel had aan hokjesdenken. Een zaal met affiches en houtsneden, van de vroege arbeidersbeweging tot de revolutie van mei 1968 in Parijs, naast een ruimte met wandkleden. Keramiek tegenover maskerachtige sculpturen, een serie getiteld Jaargetijden naast expressionistisch werk, verderop een ‘speelgoedschilderij’ en een abstracte midzomernacht in olieverf.

Fugl, 1953, keramiek

Fugl, 1953, keramiek

Op de rug van een oerkracht
Al gauw raakt de toeschouwer de draad kwijt: hoorde deze vogel van keramiek nu bij expressionisme of bij materialen? En de illustraties bij een boekje met kort, absurd proza – was dat politiek bedoeld of een knipoog naar Dada? In de ruimte met als thema ‘roots’ hangen Jorns eerste olieverfschilderijen: Deense landschappen, een portret. Dan opeens een aantal van de 25.000 foto’s die hij maakte van Scandinavische beeldhouwkunst uit de late Middeleeuwen. Hij wilde een encyclopedisch overzicht maken van anonieme, duizend jaar oude kunst: het bleef bij één deel. Volgende zaal: abstracte bronzen. En verder naar de ‘licht- en druppeltechnieken’. De toeschouwer wordt steeds opnieuw meegevoerd en opgenomen. Na drie uur is het bijna teveel. De indrukken vallen uiteen in een vrolijke, veelkleurige fragmentatiebom.

Vinden fører os bort – Le vent nous emporte, 1970, olieverf op linnen

Vinden fører os bort – Le vent nous emporte, 1970, olieverf op linnen

Het schilderij dat als het ware een motto van de hele expositie zou kunnen zijn heet Vinden fører os bort – Le vent nous emporte (De wind voert ons mee). Menselijke en dierlijke figuren bewegen door een landschap, voortgedreven door enorme krachten in elementaire kleuren. Tegelijk abstract en figuratief, een collectieve galop op de rug van een oerkracht. Misschien speelt ook Jorns gehechtheid aan ‘Den Jyske blæst’: de harde westenwind die de bomen in Jutland allemaal naar één kant buigt, een rol. Asger Jorn was eigenlijk zelf zo’n stormwind. 

Boeken / Fictie

Kop of munt

recensie: Per Petterson - Twee wegen

.

Jim heeft een hengel aan de reling van een brug vastgemaakt en zit gebogen langs de weg in een oude, stinkende vissersjas. Tommy rijdt voorbij in het nieuwste model Mercedes en herkent zijn oude vriend meteen. Als de auto’s achter hem beginnen te toeteren, rijdt Tommy na een korte, onwennige conversatie weer verder: ‘”Misschien een andere keer, Jim”, zei hij, en het voelde ietwat onbehaaglijk toen hij mijn naam zei, alsof er een zaklamp in je gezicht scheen.’

Permanent
Wat rondom deze ontmoeting, die al met al nog geen minuut in beslag neemt, in deze roman gebeurt zijn twee levens. In hoofdstukken die springen door de tijd, en met verschillende vertellers. Het begint in Mørk, een Noors dorpje ‘dat overal had kunnen zijn’, waar Tommy en Jim in dezelfde straat en ongeveer tegelijk worden geboren. Tommy is de beste van de school met slagbal, en als hij dertien is gebruikt hij de knuppel om het scheenbeen van zijn vader te breken. Jim heeft helemaal geen vader. Maar ze hebben elkaar, en doen bepaald niet zwaarmoedig over de meeste zaken:

Willie had twee ouders. Toen ze klein waren, dachten Jim en Tommy dat het een beetje apart was om er twee te hebben, voor langere tijd in elk geval, tot ze begrepen dat de meeste kinderen er twee hadden, permanent.

Heel gewone dag
Tommy en Jim hebben niet veel woorden nodig, niet als vrienden, maar ook niet om elkaar uiteindelijk kwijt te raken. Het overkomt ze, een kop of munt moment, net als vele andere zaken in het leven. De vrouwen die in hun bedden liggen, of door wie ze worden opgevoed en verlaten. Maar al te vaak wekken personages die het heft niet in eigen handen nemen irritatie op, maar in Twee wegen gebeurt dat geen moment. Dat is zonder meer de verdienste van Pettersons charmante en geheel eigen stijl.
 
De zinnen overstromen van gedachten. Zoals dat gaat in hoofden: onafgeronde verhalen, stiekeme observaties, eeuwige twijfel. Veel herhaling, weinig dromen die werkelijk worden. Het levert een stroom van poëzie op, maar vergt wel concentratie van de lezer:

En ik dacht, hoeveel past er eigenlijk op een heel gewone dag midden in september, is de tijd een zak waar je het maakt niet uit hoeveel in kunt proppen, gaat hij nooit gewoon van hier naar daar, maar in plaats daarvan in cirkels, en kom je zo elke keer weer op de plek waar je begon.

Vragen
Het bedachtzame ritme wordt nooit echt doorbroken, wie er ook aan het woord is. De roman bevat een recordaantal komma’s, en daarentegen geen enkel vraagteken. Alsof Petterson wil onderstrepen dat aan Tommy en Jim nooit echt iets gevraagd wordt, dat ze weinig te kiezen hebben in het leven. Het levert in elk geval merkwaardige dialogen en lange, golvende zinnen op:

‘Hoi’, zei ik. ‘Ben je hier al lang.’
‘Nee,’ zei hij, ‘helemaal niet.’ Maar dat was niet waar, hij stond hier al de hele tijd, ik kon dat zien aan de manier waarop hij eerst op zijn ene been leunde en toen op het andere, zoals je doet als je te lang hebt gestaan, achter een toonbank bijvoorbeeld, in een winkel.

Twee wegen is een indrukwekkend boek, teder geschreven op precies de juiste snaar. Het is tragisch, somber, maar van begin tot eind met een warme grondtoon. Dat het leven de moeite waard is, ondanks alles (en hoe verhalen daar aan bijdragen). Een boek dat in de winter bij de kachel kan worden gelezen, dat warm en koud tegelijk is. Het zou me niet verbazen als de lente wacht met doorbreken totdat iedereen dit boek heeft gelezen.