Boeken / Fictie

Met harde hand de liefde vinden

recensie: André Platteel - Alles hiervoor

In zijn debuutroman Alles hiervoor laat voormalig marketinggoeroe André Platteel zijn hoofdpersoon smoren in het verdriet om zijn moeder en broertje. Maar het is de liefde die hem er weer bovenop helpt. Liefde voor de kunst, voor een vrouw en liefde voor zichzelf.

Zeven jaar heeft Jonathan in afzondering doorgebracht. De dood van zijn moeder en zijn broertje heeft zijn leven doen kantelen en de wereld voor lange tijd buiten de deur gehouden. Als hij zijn angstaanvallen heeft overwonnen en de werkelijkheid weer enigszins het hoofd kan bieden, vertrekt hij naar Californië om een presentatie te houden voor een bevriende opdrachtgever. Zijn verblijf in een hippie-achtige leefgemeenschap in het natuurgebied Big Sur brengt hem in contact met een mysterieuze man-zonder-naam die grote invloed op zijn herleving zal hebben: de Noor.

Pak slaag
Platteel voert de Noor vooral op als fysiek en moreel geweten van de zoekende Jonathan. Zijn invloed is direct allesomvattend, zodanig dat de twee samen Big Sur verlaten en via de Mojave woestijn naar Las Vegas vertrekken. Midden in overweldigende leegte krijgt Jonathan van de Noor een stevig pak slaag, boven op een berg en zomaar uit het niets. Dan wordt meteen duidelijk dat hij niet gemakkelijk onder de verstikkende overheersing van deze geweldenaar uitkomt.

Na de berg, toen voelde ik me krachtig. Dat was met geweld tot stand gekomen. De Noor had op me ingebeukt om ruimte te maken. Kan geweld ook liefde zijn?

Delicaat
Het is vanaf het begin onduidelijk waarom Jonathan zich zo karakterloos laat inpakken door de Noor, die er excessief geweldadige praktijken op na blijkt te houden. Door een paar wisecracks – ‘voor mij geen filosofie meer, overdenken is aan de rand staan’ – en wat nadrukkelijk gestaar over de oceaan is hij helemaal in de ban geraakt van deze wereldverbeteraar. Dat brengt de schrijver op diverse momenten in het boek naar voren maar het overtuigt nergens, behalve dat er de onzekere wederopstanding van Jonathan mee geïllustreerd wordt.

Veel sterker is de verbeelding van de liefde die Jonathan weer op de rails heeft gezet. De voorzichtige toenadering tot zijn vader, zijn ontmoetingen met en verlangens naar Bette, een succesvolle fotografe, worden zo omzichtig en delicaat beschreven dat het functioneel contrasteert met de brute aanwezigheid van de Noor.

Ik werd naar haar toegetrokken, rook de geur van haar huid, liet mijn blik op haar rusten, daalde via haar ogen af naar het binnenste van de aarde, waar het helder en warm was, en compleet.

Compositie
De kracht van Alles hiervoor zit in de prachtig beschreven flashbacks waarmee Platteel op verschillende momenten de herinnering aan Jonathans broertje naar boven haalt. Vooral deze band – en in mindere mate die met zijn moeder – laat zien hoezeer hij worstelt met het verlies en met het in gang zetten van de rest van zijn leven. De invloed van de Noor speelt een grote rol, er wordt geprobeerd Jonathan in te lijven bij diens organisatie die met extreme methoden de meest invloedrijke kopstukken van deze wereld elimineert. Een wat bizar onderdeel van de roman, waarbij in het midden blijft in hoeverre Jonathan zich laat meeslepen in die boze droom.

Vooral compositorisch bewandelt André Platteel een interessant pad: hij schrijft voor elk hoofdstuk van deze road novel een kort essay over een kunstwerk dat verrassend goed aansluit bij de werkzaamheden van Jonathan als bedrijvendokter. In zijn presentaties gebruikt hij de impact van beeldende kunst om het grenzeloze, het avontuurlijke en het onbestemde te benadrukken. Ongeveer zoals hij in zijn eigen gekwelde leven ook nodig zal hebben.

Boeken / Achtergrond
special: Stadsdichtersavond Rotterdam & Antwerpen - 17 mei 2014 - Bibliotheektheater Rotterdam

De stad in woorden gevat

‘Dat Stadsdichterschap, lééft dat nou?’, vraagt schrijver en gastheer Ernest van der Kwast aan zijn vierkoppig dichtergezelschap in het Rotterdamse Bibliotheektheater. Afgaande op het aantal toehoorders in de zaal zou je geneigd zijn te denken: nou, nee.

Dat de aanwezige dichters daar anders over denken, wordt al snel duidelijk op deze Stadsdichtersavond Rotterdam & Antwerpen: het is een eer om gevraagd te worden en een behoorlijke kluif om in twee jaar minimaal twaalf gedichten op afroep te produceren. Op het podium zitten de Antwerpse Stadsdichters Stijn Vranken en Joke van Leeuwen en hun Rotterdamse collega’s Daniël Dee en Jana Beranová. Vranken en Dee zijn de Stadsdichters van dit moment.

Denk vooral niet dat het slechts om het schrijven van twaalf gedichten gaat. Er zit veel meer omheen, zoals Joke van Leeuwen aangeeft: ‘Het zijn complete projecten die je ook projectmatig moet behandelen. Het begint met een selectie van onderwerpen, dan een uitgebreid onderzoek, verzamelen van informatie, dan het schrijven zelf, vervolgens de besluitvorming over hoe het gedicht de wereld in gaat en als afsluiter nog de presentatie van het geheel.’ Stijn Vranken grapt: ‘Ik heb wel eens gedacht om het stiekem uit te besteden aan een jonge ambitieuze dichter, zodat ik ook nog wat tijd overhou voor mijn andere werk.’

Het is werk
De Stadsdichter wordt min of meer geleefd door de stad, de bestuurders en de inwoners. De tweejaarlijkse aanstelling, zowel in Antwerpen als in Rotterdam, geeft een andere inhoud aan het werkend leven van de dichters. Er is de dynamiek van de actualiteit, er is bemoeienis, er worden deadlines gesteld. Het is als werken in opdracht, maar toch niet helemaal. ‘Als ik niets met het gevraagde onderwerp heb, begin ik er niet aan,’ zegt Van Leeuwen.

Daniël Dee vat het Stadsdichterschap op als een actieve arbeid. ‘Het is werk,’ concludeert hij nuchter als men dreigt uit te weiden over moeizaam op te brengen concentratie. Hij begeeft zich in de stad, kijkt om zich heen en noteert, wil daadwerkelijk de poëzie dichter bij de mensen brengen. Tijdens het verkiezingsdebat voor de gemeenteraadsverkiezingen droeg hij het stadsgedicht ‘I love poppenkast – Jan Klaassen kijk uit achter je’ voor:

Hedenavond uitgesproken door een megafoon
is het achterste van de tong niet toegankelijk voor publiek
die beerput is omsnoerd met een kuisheidsgordel
een ondoordringbaar woud van leugens en valse beloftes
omringen het

Zadeldekjes
Gloedvol betoogt Jana Beranová over haar ervaringen tijdens het Stadsdichterschap in 2009 en 2010. Vooral de representatieve functie ervan is goed bevallen. Ze heeft zich intensief beziggehouden met het zoeken naar manieren om de door haar geschreven gedichten langer in de stad te laten zien. Dat heeft geleid tot een serie ansichtkaarten, bedrukte zadeldekjes en uitvergrote verzen op markante punten in de stad. Haar gedicht voor de herdenking van het Rotterdamse bombardement op 14 mei 1940 siert een muur van het Maritiem Museum, naast het plein met De verwoeste stad van Ossip Zadkine:

Pijn verdicht tot een stille schreeuw
blijft voorgoed in ons haken.
Ik ken die schreeuw. Wie zijn

verleden niet kent
begrijpt de toekomst niet.

Glimlachend ademt de stad.
Bij het slaande hart waar ooit een gat was,
bij deze smekende armen, zweren we nu.

Licht
In Antwerpen volgt men dezelfde weg als in Rotterdam, met een wat langere geschiedenis en meer gevarieerde uitingsvormen. Het metershoge gedicht van Tom Lanoye op de Antwerpse Boerentoren in 2004 zette de toon voor meer monumentale verbeeldingen, zoals ook Joke van Leeuwens Elfhonderd meter gedicht dat in 2009 op de wanden van de Sint-Annatunnel de beide Scheldeoevers verbond. Stadsdichter van dienst Stijn Vranken heeft zichzelf het thema ‘Licht’ gesteld om zijn stadswerk onderling te verbinden. Zijn eersteling Spat onder stroom is een gedicht gebaseerd op een nachtelijke satelietfoto van de helverlichte stad:

Zie uzelf daar eens liggen, daar beneden, zo licht, gij stuk
stad, al dat stralen staat u precies goed, al dat schijnen
zit u blijkbaar diep in het bloed, gij brandt als vaneigens
bijna door de kaart, zo vurig als gij uzelf bemint en dit
brave land bevlekt 

Als de zaal leegstroomt, of leegdruppelt, staan we buiten in een donkere stad. Om de hoek het marktplein over, hoog boven de donkere gevel van de Willem de Kooning Academie glanst het vingertje van Stadsdichter avant la lettre Lucebert ons tegemoet: ‘Alles van waarde is weerloos’.

Muziek / Achtergrond
special: Jeff Beck in TivoliVredenburg

Jeff’s Back

.

De Engelse gitarist Jeff Beck heeft in zijn vijftigjarige carrière met alle groten der aarde gewerkt, dwars door alle stijlen en tijdperken heen.

Hij begon zijn muzikale leven in 1965 als bluesrocker in de legendarische band The Yardbirds en maakte zich daarna nog veel andere genres eigen.

Maar of hij nu jazz, fusion, blues of progressive rock speelt: je herkent Jeff Beck meteen aan zijn soepel in elkaar overvloeiende tonen en ongekende gevoel voor harmonie en melodie. Inmiddels is Beck zelf natuurlijk ook al lang een grote der aarde – niet voor niets is hij twee keer opgenomen in de Rock and Roll Hall of Fame!

Zondag staat hij in Utrecht in de Ronda zaal van TivoliVredenburg. En 8WEEKLY is er bij.

Binnenkort een verslag van zijn muzikale bezoek aan de Domstad.

Maar er zijn nog enkele kaarten beschikbaar dus je kunt er ook gewoon zelf bij zijn: Jeff Beck.

Muziek / Achtergrond
special: Bands & DJ's

Ga Gratis GAG

.

 
Op 31 mei aanstaande is er een GAG editie (bands en DJs) in een nieuwe venue/broedplaats/cultuurruimte: Cinetol / de Basis te Amsterdam. 
Na diverse succesvolle (underground/indie) avonden te hebben verzorgd in o.a. OT301, Bitterzoet, OCCII, Vondelbunker en een dayparty op SXSW (met Breton/Public Service Broadcasting etc) in Austin, Texas doet GAG dit keer Cinetol in Amsterdam, de Pijp aan! 
GAG staat garant voor nieuwe en upcoming bands en DJ’s uit Nederland en daarbuiten.

Met:
Canadian romantic rebel synthpopstar Mathematique, Dutch bedroompop blitz kids Yuko Yuko, electronic-minimal-wave-(synth)pop-dance-classics by our favourite the now crowd DJs Ravage! Ravage! & DJ Luigi Russolo. 

Yuko Yuko – Nostalgic 80’s bedroom dance pop artist called Elias from the Netherlands. Signed to Mexican net label Bad Pop.

Mathematique – Montreal artist Pascale Mercier arranges her tunes with a disconcerting ease, releasing her new EP on French label Stellar Kinematics (Opale, Dorcelsius, Hawaii94, Liquid Skulls, BCBG). Synthetic waves added to futuristic pop and a sweet and intoxicating voice. The luckiest ones may have seen her live at SXSW, playing solo or as Jef Barbara ’s drummer. 

Ravage! Ravage! 
Dark Allies‘ resident DJ plays a mix of early 80s and ultra modern synthpop, electro, new- and minimal wave. 

DJ Luigi Russolo 
(a.k.a. avant garde techno composer Von Nohrfeldt ) is a synthpop spacesynth electro italo enthusiast!



Wil je er bij zijn: Mail dan naar muziek@8weekly.nl o.v.m. GAG en misschien ben jij wel degene die die twee gewilde toegangskaartjes in de wacht sleept die we als 8WEEKLY beschikbaar mogen stellen.
Boeken / Fictie

Alleen maar lachen

recensie: Nihad Siries (vert. Djûke Poppinga) - Een dag van stilte en lawaai

Tien jaar nadat de Syriër Nihad Siries Een dag van stilte en lawaai schreef, is het boek in het Nederlands vertaald. Deze korte roman is nu misschien nog wel actueler dan toen.

‘U geeft me dus de keuze tussen de stilte van de cel en het lawaai van de macht,’ zegt Fathi Sjien, dissident schrijver en intellectueel, aan het einde van Een dag van stilte en lawaai tegen zijn ondervrager. ‘In uw geval vrees ik eerder voor de stilte van het graf,’ antwoordt deze. Sjien verkiest de stilte, of hij die nu in een cel of een graf vindt, want het lawaai is vreselijk.

Stilte is er eigenlijk nergens in deze roman – ja, in het appartement van Sjiens vriendin in een buitenwijk, maar daar is het dan weer bloedheet. Het lawaai, daarentegen, is overal: twee weken lang wordt het twintigjarig bewind van ‘de Leider’ gevierd, met optochten en demonstraties. Iedereen die niet meeloopt, dient te kijken. Vanuit elke huiskamer schalt het geluid dat ook uit de straten opstijgt.

Kundera en Orwell

Een dag van stilte en lawaai wordt voor het grootste deel getoonzet door de tegenstelling tussen stilte en lawaai, die nog eens versterkt wordt doordat alles op één dag laat plaatsvindt. Siries brengt extra spanning in het verhaal door de temperatuur te benadrukken en, wat de sterkere onderstroom is, de lach en de grap met de serieuze houding van het bewind te contrasteren. De roman lijkt daarmee op Milan Kundera’s Het boek van de lach en de vergetelheid en De ondraaglijke lichtheid van het bestaan.

De geest van George Orwell, wiens naam dikwijls genoemd wordt in besprekingen van dit boek, hangt ook over de roman. Fathi Sjien moet naar de hoofdbureaus van de partij en de geheime diensten van het land om zijn identiteitsbewijs, hem eerder op de dag ontnomen, op te halen. Achter kleine deuren gaan hele zalen schuil, er blijken complete afdelingen met posters en campagneleuzen bezig te zijn. Na de realistische toonzetting van het eerdere verhaal komt dit absurd en vergezocht over – een stijlbreuk. Was Een dag van stilte en lawaai hiervoor licht maar serieus, dit is komisch. Dat is jammer.

Niet bang

Siries’ keuze om een lichte toets te hanteren voor zijn zware verhaal pakt op dit punt niet goed uit. En dat terwijl deze beslissing in de rest van de roman wel zijn vruchten afwerpt. Sjien mag niet meer schrijven van het bewind en ook niet werken. Toch wanhoopt hij niet. Hij probeert te lachen en zich ‘zo ondoorgrondelijk mogelijk’ op te stellen. Hij is niet bang – zelfs niet voor de dood. Een licht bestaan als alternatief voor de terreur, als uitweg uit de chaos.

Daarom maakt het hem ook niet zo veel uit of hij in de cel of onder het zand belandt: zijn muilkorving is immers zijn dood. Hij zoekt zijn uitweg in seks en kleine protesten – alles om maar niet mee te hoeven doen met de lawaaiige macht. Als dat het enige is wat je kan doen, dan moet je maar lachen, alleen maar lachen.

Muziek / Album

De oude nieuwe speelsheid

recensie: Nikki Nack - Tune-Yards

.

Merrill Garbus weet met haar stem nog steeds een heel scala aan kreten uit te slaken op Nikki Nack. Met Tune-Yards is een plaat keer op keer een enthousiaste muzikale tocht, en een tedere, verrassende en energieke luisterervaring.

Debuutalbum Bird-Brains was zo’n aanstekelijke en wonderlijke plaat die je weer vertrouwen gaf in de veerkracht en onuitputbaarheid van muziek. Hadden wij het wel eens eerder gehoord? Niet echt. Met een beetje fantasie zou je de band onder de noemer toytronica kunnen scharen, net zoals het Britse Psapp. Dat toy slaat dan vooral op de schijnbaar speelse en kinderlijke manier waarop Garbus te werk gaat als je de nummers hoort. Op eerste gehoor is het rommelig, hak op de tak, nerveus en onvoorspelbaar, net als een kind dat voor het eerst losgaat op meerdere instrumenten. Maar wie ooit een kind heeft zien spelen, weet dat een kind serieus speelt. En zo zit achter de onstuimige kinderlijkheid van Tune-Yards’ muziek een zorgvuldig opgebouwd en gelaagde complexiteit die zich pas na meerdere luisterbeurten openbaart.

Op Nikki Nack is de charmante rommeligheid op momenten wat gepolijster. Garbus’ stem is echter weer wonderbaarlijk divers  vooral als die nog eens met effecten wordt versterkt, of dusdanig is gesampled dat ze in koor zingt met zichzelf, zoals op het grootse ‘Water Fountain’, dat nog het meest klinkt als een conventionele track.

Rommelig en veerkrachtig
Garbus zoekt nog steeds naar een nieuwe weg, zoals titelnummer ‘Find a New Way’ benadrukt. Ondanks nieuwe, gladdere en geproduceerdere elementen herken je toch de vitaliteit van een band die met passie nieuwe manieren ontdekt om hun muziek fris te houden. Op momenten zijn er Afrikaanse ritmes en exotische uithalen, zoals in ‘Real Thing’ en ‘Sink-O’, waarop Garbus van zang over gaat op rap en nog veel meer. En dan zoiets als ‘Look around’, dat mooi begint met een harp die wordt aangevuld door Garbus’ tedere en troostende vocalen. Een interlude biedt weer de kans om met ‘Why Do We Dine on the Tots?’ met spoken word te spelen en een verhaaltje te vertellen. Weer een kans voor Garbus om haar stembereik tot uitersten te drijven biedt ‘Rocking Chair’, dat klinkt als een oude spiritual met een gammel viooltje dat af en toe zijn kop opsteekt.

Met het gladde ‘Wait for a Minute’ vraag je je af waarom Tune-Yards niet groter zijn dan ze zijn. Garbus heeft een stem waar menig commerciële R&B-zangeres jaloers op zou zijn. Maar dan komt er weer een verrassing met het ritmische en pompende ‘Left Behind’, waarop zij met passie en enige urgentie roept: “We said we would’t let them take our soil.” Zo schemert af en toe door dat de band zich zorgen maakt om echte problemen, maar deze geëngageerdheid is verpakt in veerkrachtige energie. Zoals het verheffende maar eerlijke ‘Hey Life’, waarop Garbus bescheiden zingt over alle tegenvallertjes die het leven kan bieden, maar in het refrein haar kracht weer terugvindt.

Op afsluiter ‘Manchild’ zingt ze ten slotte ook nog “I mean it”. Ze meent het inderdaad. De tactiek van Tune-Yards werkt nog steeds, en laten we hopen dat ze het enthousiasme en vertrouwen in de vitaliteit van muziek nooit zullen verliezen.

Muziek / Achtergrond
special: Eric Vaarzon Morel: Een groot gitarist

Eric Vaarzon Morel: Een groot gitarist

Het valt alleszins mee: de enige plek die, vanwege mijn late binnenkomst, nog resteert in het Beauforthuis in Austerlitz is een stoeltje op de tweede rij, op een meter of drie van het podium.

Het optreden

Voor de derde keer speelt de Nederlandse flamencogitarist Eric Vaarzon Morel in dit voormalige kerkje aan de rand van het bos zijn tribute aan de onlangs overleden flamencogrootheid Paco de Lucía. Door de Spaanse gitarist veelgebruikte thema’s kleurt Vaarzon Morel vaardig in met eigen variaties en improvisaties. Tussen de lang uitgesponnen nummers verhaalt hij over zijn grote voorbeeld: Over de eerste keer dat hij hem zag optreden in Theater Carré, samen met zijn moeder op zestienjarige leeftijd. En over de invloed die De Lucía op zijn eigen gitaarspel heeft gehad: veel van zijn gitaartechnieken (o.a. de ‘glijders’ en de ‘roffels’) heeft Vaarzon Morel te danken aan de Spaanse grootmeester. Het virtuoze, gloedvolle gitaarspel van de Amsterdammer, gecombineerd met de prachtige akoestiek in het Beauforthuis, zijn een lust voor het oor. Mooi is ook het gedicht van de Spaanse dichter Federico Garcia Lorca dat hij citeert:

“De gitaar laat de dromen huilen/ het snikken der verdoolde zielen ontsnapt uit haar ronde mond/ en zoals de Tarantula, weeft zij een grote ster/ om te jagen op zuchten die drijven op haar zwarte houten waterput.”

Vanwege de warmte in de zaal raakt zijn Spaanse gitaar meerdere keren ontstemd. Ook zijn er enkele schoonheidsfoutjes: in een lied zet hij tot vier keer toe een akkoord verkeerd in (“Dat overkomt alleen de allerbesten”). Na de -wel erg lange- pauze speelt Vaarzon Morel voor het eerst die avond een volledige compositie van Paco de Lucía, compleet met een stukje (schuchtere) zang. Hij sluit af met een passievol eigen werkje, geïnspireerd op het werk van zijn grote voorbeeld. Een klaterend applaus van de zaal begeleidt hem naar de kleedkamer.

Het interview

In het café, bij het tafeltje met zijn cd’s, spreek ik hem aan over ons afgesproken interview. “Is prima, doen we over een kwartiertje!”, roept hij joviaal. Een half uurtje later attendeer ik hem er nogmaals op. De gitarist heeft zich intussen met een paar bekenden en een glas bier aan de bar genesteld. “Nou, het is wel erg laat nu. Kun je me de vragen niet per e-mail sturen? Of we doen het telefonisch?” Ik zeg hem dat ik nog wel even kan wachten. Maar hij lijkt er niet veel zin meer in te hebben en antwoordt: “Okay”. Een half uur later meld ik me wederom aan de bar. “Nou vooruit, dan doen we het even tijdens het omkleden.” Ik volg hem door de zaal naar de kleedkamer.

Paco De Lucía

Paco De Lucía

In een ongedwongen sfeer, met zijn biertje binnen handbereik, beantwoordt hij, redelijk welwillend, mijn eerste vragen. Hij vertelt over de lichte pijn aan zijn vingers vanwege de vele barrés die hij moest spelen eerder op de dag, bij het repeteren voor een opera. Over Paco de Lucía zegt hij: “Hij was de gewoon de allerbeste, omdat hij een nieuwe stijl heeft ontwikkeld gebaseerd op alle eerdere flamenco. Niet alleen in techniek, maar ook in melodie, harmonie, in alles.” Als ik te berde breng dat Paco De Lucía ook enige kritiek kreeg omdat hij geen purist zou zijn (hij combineerde flamenco met jazz en fusion), reageert Vaarzon Morel geprikkeld: “Dat is echt lulkoek, hij heeft de roots er altijd bij gehouden.” Klinkt hij dan niet minder Spaans dan andere flamencogitaristen? “Dat mag jij denken, maar dan stel je je vergezicht niet verder. Ik wil alleen maar de positiviteit van deze man benadrukken, anders heb ik geen zin meer in dit gesprek.”

Ook reageert hij knorrig als ik vraag of hij de flamenco van huis uit heeft meegekregen: “Ja, mijn moeder was flamencodanseres, dat had je op mijn website kunnen lezen!” Wat vindt hij van de flamencomuziek in Nederland? “Daar praat ik niet over, dat interesseert me echt geen reet. Dat is geen vraag aan iemand die net heeft opgetreden.” Nog een poging: Kunnen Nederlandse flamencogitaristen net zo goed worden als de Spaanse? “Dat is een stomme vraag waar ik geen antwoord op geef. Ik speel flamenco en ik ben Nederlander, dat soort vragen interesseert me echt geen moer. Heb je nog leuke?”

Misschien wil hij dan nog iets zeggen over de duende (de bezieling die bezit neemt van een flamencomuzikant)? “Die term is ooit bedacht door recensenten die zogenaamd weten wat het is. Muzikanten onderling hebben het daar nooit over.” Hij besluit, toch nog enigszins genadig, het interview met: “De mooiste uitspraak over deduende is afkomstig van een oude zangeres uit Jerez, midden vorige eeuw: “Als ik duende voel, smaakt mijn mond naar bloed.”

Bij het verlaten van het Beauforthuis groet ik hem nog, maar hij ziet me niet of wil me niet zien. Eric Vaarzon Morel: een groot gitarist.

Muziek / Concert

Beperkt door eigen producties

recensie: Thomas Azier

Thomas Azier treedt op in een uitverkocht Doornroosje in het kader van zijn sterke debuutplaat Hylas (003). Tijdens het een na laatste optreden van de Hylastour blijkt die plaat zowel een vloek als een zegen.

Voordat de Doornroosje zal verhuizen naar het centrum van Nijmegen staan er nog een aantal optredens gepland. Aziers support act, Tepr, toont nog maar eens aan dat de Doornroosje weliswaar op instorten staat, maar de muziekinstallatie nog prima werkt. Door zijn gekantelde sampling pad – zodat je gebiologeerd naar alle lichtjes blijft kijken – ziet het publiek de artiest uit Parijs aan het werk, alsmaar drukkend op oplichtende knopjes waaronder elke dertig seconden een nieuw geluidje schuilt. Moeiteloos worden beats aan elkaar geregen en vinden aanstekelijke, simplistische melodieën hun weg naar het publiek. Het enige dat eigenlijk ontbreekt zijn (samples van) vocalen.

Springend en dansend

~

Thomas Azier uit Groningen heeft die vocalen wel in huis, maar mist zeker het eerste gedeelte van het optreden de volle sound die zijn Parijse collega kenmerkt. Ook is het volume aanzienlijk lager dan tijdens het voorprogramma. Het duurt dan ook even voor de zaal loskomt. Pas bij nummers als ‘Verwandlung’ en ‘Ghostcity’ komen Aziers producties goed uit de verf. Daarna volgen mooie nummers als ‘Yearn Yearn’ en ‘Angelene’, waarbij opvalt dat met name de rustige nummers van het repertoire het beste klinken.

Het grootste gedeelte van het optreden staat Azier achter de microfoon en laat hij coproducer, sound designer en beste vriend Robin Hunt de begeleiding verzorgen. Al springend en dansend brengt Azier zijn muziek met veel enthousiasme, terwijl Hunt zich vooral concentreert op het drumpad en de vocoder. Die laatste is een mooie aanvulling op de intrigerende stem van Azier, die live nog beter tot zijn recht komt dan op het album. Ook worden er beelden op een scherm geprojecteerd. Bij enkele nummers (‘Yearn Yearn’, ‘Shadow of the Sun’) hoort een clip, maar veelal lijken de visuals door Windows Media Player geproduceerd te worden.

Voorgeproduceerd
Voor degenen die goed bekend zijn met Aziers album biedt het liveoptreden op muzikaal vlak weinig verrassends. Dat komt met name omdat veelal voorgeproduceerde tracks worden ingeladen die maat voor maat overeenkomen met de tracks op Hylas. Azier zingt weliswaar live en de tracks klinken live net zo lekker als op het album, maar omdat het verloop van de tracks al vaststaat, is een muzikaal uitstapje maar zelden mogelijk.

Wanneer die muzikale uitstapjes wel plaatsvinden, levert dat direct mooie momenten op. Een kort intermezzo op synthesizer voordat ‘Angelene’ wordt gestart, doet verlangen naar meer. De cover die Azier ten gehore brengt – ‘Wicked Game’ van Chris Isaac – klinkt verfrissend en origineel. Het ‘Sirens Of The Citylight’ waarmee Azier de avond afsluit, wordt live uitgebreid en is daardoor meteen een stuk levendiger.

Azier zou serieus moeten overwegen zijn muziek uit te voeren in een bandsetting, zodat met enkele oogopslagen tussen bandleden besloten kan worden om een nummer te continueren. Nu lijkt Azier soms door te willen gaan, zeker wanneer het publiek enthousiaster wordt, maar wordt hij beperkt door zijn eigen producties.

Boeken / Fictie

Erosie aan de rivieroever

recensie: James Salter - Lichtjaren

‘Er zijn eigenlijk twee soorten leven,’ schrijft James Salter in een van de eerste hoofdstukken van Lichtjaren. ‘Er is (..) het soort waarvan mensen denken dat je het leidt, en er is het andere. Het is dit andere waar het gedonder van komt, dit andere dat we graag willen zien.’

Viri en Nedra wonen met hun dochters aan de Hudson-rivier, net buiten Manhattan. Welvarend, werelds, intelligent: het gezin oogt gelukkig. Al snel wordt echter duidelijk dat wat van veraf een eenheid lijkt in wezen geen vorm heeft; ‘dit alles, afhankelijk, nauw verweven, het is allemaal bedrieglijk.’ Onrust breekt door het oppervlak en drijft het echtpaar langzaam maar gestaag uiteen.

Gedonder

De angst om de kans op een voller of beter leven te missen tergt zowel Viri als Nedra. Ze zien hun leven in één richting bewegen en beseffen dat reeds gemaakte keuzes een ander leven beletten. Dit andere leven, daar waar het gedonder vandaan komt, raakt steeds verder van de oever verwijderd: de tijd gaat zijn gang. Dochters veranderen in jonge vrouwen, vrienden worden ziek, ouders sterven. De afstand van en in de tijd wordt almaar groter:

De dag was als een rivier die heel ver weg begon. Gevoed door beekjes en zijrivieren werd hij langzaam breder, sneller, tot hij ten slotte belandde bij een waterscheiding waar het lawaai en de verwarring van de massa oprezen als een mist.

Het gedonder stopt niet na de scheiding. Nog altijd bestaat de ruimte tussen dat wat er van het leven verwacht wordt (ditmaal door de persoon zelf) en de realiteit. ‘Een van de laatste grote inzichten is dat het leven niet zal zijn wat je gedroomd had,’ aldus Salter in Lichtjaren. Viri faalt zoals hij bang was te falen, Nedra geeft zich over aan een egoïsme en isolement dat het leven volgens haar van haar vraagt. Haar angst voor eenzaamheid verdwijnt, ze viert het als een triomf. Tegelijkertijd treurt ze om dat wat ze heeft opgegeven, om dingen die niet te vervangen zijn. Toch: ‘Het was alsof haar leven eindelijk, na door lagere stadia te zijn gegaan, een vorm had gevonden die het waardig was.’ Misschien is het leven wel een kwestie van optellen en aftrekken.

Wendbaar als water

Lichtjaren is een vlug boek; vlug als zonlicht dat door het bladerdek zeeft, als een heldere nazomerdag, als het bestaan. Salters zinnen zijn lang maar soepel, helder, en wendbaar als het water in de Hudson-rivier. Het verhaal beweegt zich op dezelfde wijze, je stapt er moeiteloos uit maar duikt er net zo gemakkelijk weer in: het blijft nergens haken, grijpt momenten vluchtig bij de strot om vervolgens weer rustig verder te glijden langs zijn oevers.

James Salter heeft het vluchtige licht van de zon en de constante beweging van de natuurlijke wereld volledig geïntegreerd in zijn roman; er gaat geen hoofdstuk voorbij zonder een opmerking over het licht van die dag. Datzelfde geldt voor de jaargetijden. Naast het feit dat het boek hiermee op gang blijft, wekt het ook de indruk dat de neiging om de vluchtigheid van het leven te onderzoeken even natuurlijk is als de wisseling van seizoenen. Misschien is dat wel wat Salter gelooft, de schrijver vertikt het in ieder geval om zijn misschien wat egoïstische of naïeve personages te veroordelen. James Salter lijkt zo’n schrijver te zijn die zich simpelweg het liefst bezig houdt met het gedonder van het leven.

Kunst / Expo binnenland

Vervreemdende virtualiteit en op de proef gestelde perfectie; The sensory turn van het digitale tijdperk

recensie: Superficial Hygiene

.

In de zeventiende-eeuwse Vleeshal van Museum De Hallen Haarlem toont conservator Xander Karskens met Superficial Hygiene kunst die door middel van verschillende technieken de relatie tussen de visuele beeldcultuur en de fysieke omgeving onderzoekt. De jonge, internationale kunstenaars in deze groepstentoonstelling dagen de kijker met computergestuurde vervormende duimen, LSD-achtige patronen en een steriele smeerboel uit om onder het oppervlak te duiken van de hyperrealiteit die hem hier wordt voorgeschoteld.

Zaaloverzicht met werk van Erkka Nissinen, Tauba Auerbach en Florian & Michael Quistrebert. Foto: auteur

Zaaloverzicht met werk van Erkka Nissinen, Tauba Auerbach en Florian & Michael Quistrebert. Foto: auteur

De altijd aanwezige tegenstelling tussen de oude architectuur en de moderne en hedendaagse kunst in De Hallen Haarlem is sterker dan ooit als de bezoeker de eerste ruimte binnenkomt. Licht, kleur en geluid komen je tegemoet en spelen met het zicht, de tastzin en het gehoor. Drie vitrines tonen de RGB Colorspace Atlas (2011), een driedimensionale vertaling van het kleurenspectrum door Tauba Auerbach (1981). De geopende en dichtgeslagen boeken tellen 3632 pagina’s in alle kleuren van de regenboog. Auerbach maakt het digitale kleurenspectrum tastbaar en sleutelt aan de grenzen van de waarneembaarheid.

Ed Atkins, Even Pricks, 2013, video still. Foto: International Film Festival Rotterdam

Ed Atkins, Even Pricks, 2013, video still. Foto: International Film Festival Rotterdam

Op zolder loopt de bezoeker door een donkere ruimte over de krakende houten vloer. De sculpturen van Trails Rising, Trance Tracks (2012) door Anne de Vries (1977) bestaan uit afdrukken van gymschoenen en hebben een textuur die uitnodigt tot aanraken. Door het veld van smalle witte zuilen flitsen de hypnotiserende patronen van Stripes 2 (2013) je tegemoet. De schilderijen van Florian & Michael Quistrebert  (1982 en 1976) beneden waren duizelingwekkend, maar in beweging zorgen hun patronen voor een ervaring die je je bij een LSD-trip voorstelt. De tegenstelling tussen de tastbare verwijzing naar het menselijke in het werk van De Vries en de digitale droomwerkelijkheid van de Quistreberts is een van de tegenstellingen die steeds terugkomen in Superficial Hygiene. De tentoonstelling eindigt met The Woolworth’s Choir of 1979 (2012), waarmee Elizabeth Price in 2012 de prestigieuze Turner Prize won. Dit videowerk uit de collectie van De Hallen Haarlem maakt de bezoeker bewust van zijn lichaam, net als veel ander werk in de tentoonstelling. Price combineert verschillende technieken, beelden en geluiden tot de zintuigen zinderen.

Tauba Auerbach, RGB Colorspace Atlas, 2011. Foto: taubaauerbach.com

Tauba Auerbach, RGB Colorspace Atlas, 2011. Foto: taubaauerbach.com

Hoewel de achterliggende thematiek van de tentoonstelling wellicht te hoog gegrepen kan zijn voor de meeste dagjesmensen zal elk individu zich visueel uitgedaagd voelen door Superficial Hygiene. Of de opgeroepen vragen zich nu vermenigvuldigen of beantwoord worden, door deze kunst draait je door het digitale tijdperk lamgeslagen brein op volle toeren: de perceptie van de werkelijkheid wordt op de proef gesteld en de zintuigen worden geprikkeld door kunst die onder de oppervlakte van je huid kruipt.