Muziek / Album

Teder en sensueel

recensie: Sylvan Esso - Sylvan Esso

Electronica is allang niet alleen kil of machinaal meer, maar kan op momenten juist intiemer en organischer klinken dan akoestische muziek. Zo ook bij het onwaarschijnlijk muzikale duo Sylvan Esso.

Nick Sanborns palet van elektronische geluiden, die het dromerige stemgeluid van Amelia Meath aanvullen, doet op momenten denken aan hartslagen, golven, of een adem die je uitblaast. Maar de effecten zijn ook net zo goed dansbaar of ontspannend ritmisch. In een vluchtige luisterbeurt geven Meaths teksten een beeld van iemand die hunkert naar intimiteit, maar ook weet hoe het is om lang alleen te zijn. De kwetsbare woorden wisselen die hunkering af met beschrijvingen van speelse en sensuele rituelen als middel om de tijd mee te doden.

De combinatie van vrouwelijke zang met electronica kent natuurlijk veel voorgangers. Denk maar eens aan Björk met Post, maar ook Lamb, Au Revour Simone, of The Bird and the Bee. Sylvan Esso behoudt binnen dat gezelschap een intieme eigenheid, die vooral door Meaths zang wordt opgewekt. De variatie van effecten is het best te horen op ‘Could I Be’, dat ondanks wisselingen en veranderingen niet rommelig klinkt. Terwijl haar stem deint op golvende synths, zingt Meath over eenzame rituelen en een behoefte aan contact. Vervolgens horen we een langzamer tempo en een brommende sample, die wordt aangevuld met een zweverig gitaarloopje. Tot slot opeens een vocodor, waarna Meath terugkeert naar het refrein.

Ongetemd verlangen

Het mooiste contrast tussen wild verlangen en verlegen kwetsbaarheid is ‘Wolf’. Het dier komt ook terug in de tekst van ‘Could I Be’, en lijkt symbool te staan voor al die dierlijke instincten die wij met beesten delen. Op ‘Wolf’ beschrijft Meath een soort staat waar mens en dier lijken te versmelten. Ondanks die ongetemde lust benadrukt haar zang ook weer eenzaamheid in een kwetsbaar gehuil, dat lijkt op een wolf en verder wordt versterkt door tedere electronica.

De natuur komt ook terug in ‘Dress’, waarin windrichtingen en sterren worden opgeroepen in een geografie van verlangen. Die ruimtelijke openheid hoor je verder terug in het langzame ‘Uncatena’, dat klein en gesloten begint, en opeens opent als een weids veld door de versmelting van zang en rollende synths. Deze spanningen zorgen ervoor dat de muziek van Sylvan Esso niet al te gemakkelijk in het gehoor ligt, maar wel toegankelijk blijft. Het is zeker geen lounge of easy listening, maar mooi en complex genoeg om vaker te willen beluisteren. Sylvan Esso past daarmee prima in het rijtje van Purity Ring en Grimes.

Muziek / Concert

Aanzwellend tot orkaankracht

recensie: Ben Folds Orchestra Experience

Ben Folds heeft zijn liedjes bewerkt voor orkest. Daarnaast heeft hij een heus pianoconcert in drie delen geschreven. Zijn Europese tournee start, na het vervallen van het optreden in Berlijn, in Eindhoven.

In samenwerking met de Philharmonie Zuidnederland geeft Ben Folds in de grote zaal van het muziekgebouw Eindhoven een show waarin hij met zijn vleugel centraal in het orkest staat. Voorafgegaan in de foyer door cellomuziek van Bach met moderne dans, en als afsluiting in de stadsfoyer vlak voor de uitgang Spencer the Rover, is het toch de hoofdschotel op het hoofdpodium die indruk maakt.

Compositorische regeltjes

~

Het eerste deel van het concert gaat van start met een aantal Ben Folds-liedjes waaronder ‘Jesusland’. Helaas is de vleugel waarop Folds speelt tijdens de eerste drie composities nauwelijks te horen in het orkestrale geweld. De soundcheck lijkt daarbij niet zorgvuldig te hebben plaatsgevonden. Als het euvel hersteld is, is het ook weer snel vergeten. Centraal in de eerste set staat het pianoconcert in drie delen. Volledig instrumentaal en deels jazzy, deels filmisch en vooral eigentijds klassiek. Folds bewijst eens te meer goed aan de vleugel te zijn. Hij heeft zich aan de compositorische regeltjes gehouden, maar geeft er wel zijn eigen draai aan door in het laatste deel het gerinkel van mobiele telefoons een rol te laten spelen. Daarnaast grijpen zijn handen meer dan eens in de snaren van het instrument in plaats van dat hij alleen de toetsen de snaren laat beroeren.

Folds is erin geslaagd het prestigestuk smaakvol te realiseren terwijl het ook aangenaam is om er onbevangen naar te luisteren. Met nog een paar stukken uit zijn rijke repertoire als toetje van het eerste deel van het concert, is het tijd geworden voor een pauze.

Overdonderende uitvoeringskracht
Na de pauze is de muziek een feest van herkenning. Liedjes als ‘Fred Jones, pt.2’ (over een man die na vijfentwintig jaar weg moet bij zijn krant), ‘The Ascent of Stan’ (over een hippie die later bij IBM een hoge functie bekleedt) en het eveneens mooie ‘Brick’ overtuigen de aanwezigen. De overdonderende uitvoeringskracht van Folds doet de rest. Bij ‘One Angry Dwarf and 200 Solemn Faces’ gaat het dak van het Muziekgebouw er bijna af wanneer Folds de piano tot het uiterste dwingt en het orkest aanzwelt tot orkaankracht. Het publiek smult en wordt steeds uitzinniger.

De orkestrale verpakking van de liedjes doet het prima en voelt bij geen van de liedjes als overdaad aan. Als de geplande speeltijd erop zit, worden Folds en de zijnen teruggeroepen voor de ingestudeerde toegift. Maar als het zaallicht aangaat bij het vertrekken van Ben Folds blijft het publiek klappen en joelen. De orkestleden kijken elkaar aan van “Wij hebben niets meer”. Het weerhoudt Folds er niet van om dan maar geheel in zijn eentje aan de piano een stevige versie van ‘Army’ op de bühne te brengen waarna het feest toch echt voorbij is.

Film / Films

Op zoek naar Mister Darcy

recensie: Austenland

Noem de naam van Mister Darcy en hele volksstammen vrouwen zullen zuchtend hun ogen ten hemel richten.


~

Het karakter uit de roman Pride and prejudice van Jane Austen wordt inmiddels vereenzelvigd met acteur Colin Firth die in 1995 in een BBC-serie de ontoegankelijke maar kwetsbare romantische held uit het boek vertolkte. Het inspireerde de Engelse schrijfster Helen Fielding in haar Bridget Jones-reeks tot het personage Mark Darcy, in de verfilmingen inderdaad gespeeld door Firth.

Levensveranderende trip


~

Ook in de Amerikaanse komedie
Austenland duikt Darcy op. Hoofdpersonage Jane (Keri Russell) heeft een kartonnen pop van hem op haar slaapkamer staan. Deze vrijgezelle dertiger is geobsedeerd door Jane Austen en boekt bij een reisbureau een levensveranderende trip naar het themapark Austenland. Daar proberen niet al te geïnspireerde acteurs de bezoeksters een romantische ervaring te bieden.

Voor regisseur Jerusha Hess, die eerder de droogkomische highschoolfilm Napoleon Dynamite maakte, is dit gegeven aanleiding voor een reeks grappen – vol knipogen naar het werk van Austen – waarin schijn en werkelijkheid van het themapark door elkaar lopen. Hess hanteert daarmee een beproefde formule. Russell speelt haar personage Jane als een realistische en naturelle dertiger. De rest van de karakters is een verzameling idioten. Dat levert een vederlichte romantische komedie op met een originele invalshoek.

Film / Achtergrond
special: The Double

The Double

8WEEKLY stuurt twee recensenten naar de bios om een boekverfilming te bekijken, recensent 1 kent het boek, recensent 2 niet. Vervolgens gaan ze met elkaar in gesprek. Kunnen ze een compromis sluiten of is, zoals de aloude dooddoener dicteert, het boek beter?

Vijfde boekverfilming in deze reeks: The Double, gebaseerd op De dubbelganger van Dostojevski. Kasper las het boek, Jesse niet. Let op: dit stuk bevat spoilers!

In The Double volgen we Simon James (Jesse Eisenberg), een verlegen jongeman die het geluk niet aan zijn zijde heeft. Op zijn kantoorbaan wordt hij over het hoofd gezien, zijn moeder vertrouwt hem niet en het meisje van zijn dromen ziet hem niet staan. Dan krijgt hij een nieuwe collega die als twee druppels water op hem lijkt. Deze James bezit alle eigenschappen die Simon ontbeert: flair, assertiviteit, geluk met de meisjes. The Double gaat over de haatliefde-verhouding die tussen de twee karakters ontstaat – of zijn het toch twee gezichten van één personage?

[Jesse] Man, wat een rare film. Volgens mij is dit op z’n minst een vrije interpretatie van Dostojevski’s De dubbelganger te noemen. Ik moest meer aan Kafka denken, en aan Orson Welles’ verfilming van Der Prozess uit 1962. Die beklemmende sfeer, de donkere of ondergrondse locaties… En natuurlijk dat gehannes met Simons medewerkerspasje, dat is een door en door kafkaëske situatie. Kunnen we deze film wel in deze serie bespreken?

[Kasper] Een vreemde film is het inderdaad. Zelf was ik wel ergens op voorbereid omdat ik eerst het boek had gelezen. De dubbelganger kun je desoriënterend noemen, maar de stijl is zo repetitief, en de hoofdpersoon zo geschift, dat ik ‘onleesbaar’ een betere typering vind. Van Dostojevski’s novelle leenden de filmmakers alleen de sfeer en de contouren van het plot, dat inderdaad aan Kafka doet denken. Daarmee kun je nog net van een verfilming spreken.

[Jesse] Als ik het goed begrijp, gaat Dostojevski’s novelle over een ambtenaar die aan zijn eigen manie ten onder gaat. Ik weet niet of je kan aannemen dat Simon James voor de Britse overheid werkt, maar zijn werk is wel het saaie soort baantje dat Dostojevski waarschijnlijk voor zich zag. Natuurlijk hebben regisseur Richard Ayoade en scenarist Avi Korine dat negentiende-eeuwse Rusland naar een wat moderner Londen gehaald.

~

[Kasper] Speelt de film in Londen? Ik kreeg de indruk dat de setting een dystopisch visioen is van een totalitaire Westerse stad, ergens begin jaren zestig.

[Jesse] Londen is te concreet, daar heb je gelijk in. Simon en James spreken Amerikaans-Engels, andere personages Brits; en hun baas op kantoor heeft een Griekse achternaam. Misschien moeten we wederom uitwijken naar Kafka: het doet er niet zo veel toe, het gaat in zekere zin vooral om de beklemming. The Double gaat over een geesteszieke man en zijn relatie tot zijn omgeving, in de film getypeerd als ‘het systeem’. Jij zegt dat je het lezen van het boek nogal vermoeiend vond, wat vond je van de film?

[Kasper] Ik vond de film veel beter verteerbaar dan het boek, vooral door de manier waarop Simon James neergezet wordt. Dostojevski’s Goljadkin is een nare, kleingeestige ambtenaar wiens gedrag vooral irritatie opwekt. Simon is een kwetsbare jongeman die – van mij althans – op veel meer sympathie en interesse kan rekenen. Dat komt ongetwijfeld ook door het acteerwerk van Jesse Eisenberg.

[Jesse] Klopt. In dat veel te grote pak dat hij altijd draagt heeft Simon iets heel sympathieks, hij lijkt heel ongemakkelijk (een gemoedstoestand die Eisenberg altijd goed neerzet). Zelfs dat voyeuristische gegluur naar zijn collega Hannah (Mia Wasikowska) krijgt iets acceptabels over zich heen. Maar laten we regisseur Ayoade ook niet vergeten, die goed omgaat met het idee van de dubbelganger. James Simon komt pas redelijk laat de film in en in eerste instantie kunnen Simon en James het goed met elkaar vinden. Een soort opposites attract, denk ik. Maar het duurt niet lang voordat James met zijn succes Simons leven begint te ontregelen: hij verleidt Hannah, en in de ogen van hun gemeenschappelijke baas kan hij niet meer stuk. Simon lijdt hieronder, en misschien ontspoort hij daarom wel. Aan de andere kant: je moet al een beetje knots zijn om een dubbelganger te gaan zien.

[Kasper] Ja, en dat vind ik een van de interessantste vragen die Ayoade stelt: is Simon hardwired om door te draaien of knapt zijn psyche door de wezenloze wereld om hem heen? Het is een klassieke vraag: liggen de kiemen van waanzin in de mens of in de maatschappij? De film geeft geen eenduidig antwoord, maar neigt wat mij betreft naar het tweede. Simon verlangt ernaar uniek te zijn terwijl alles in zijn omgeving dit verlangen dwarsboomt. Zijn waanzin, inclusief zijn onvermijdelijke einde, is de enige manier om zijn eigenheid kenbaar te maken in een ontmenselijkte wereld.

[Jesse] Grappig dat jij vindt dat de film meer naar die tweede mogelijkheid neigt. Ik zag de proloog, het ritje in de metro, juist als een teken dat Simon vanaf het begin de dingen al niet allemaal op een rijtje heeft. Hij ziet een medereiziger – misschien een vroege manifestatie van zijn dubbelganger; zonder gezicht, zonder identiteit nog – en is gelijk compleet geobsedeerd door deze figuur.

[Kasper] Mee eens, maar dan heeft hij al zijn hele leven doorgebracht in een kleurloze wereld van metro’s, flatgebouwen en geestdodende medemensen. Volgens mij draait Simon door omdat alle anderen door hem heen lijken te kijken terwijl hij zielsgraag gezien wil worden, vooral door Hannah en zijn baas. Dat lijkt me geen ‘gestoord’ verlangen. De schepping van alter ego James is een wanhoopsdaad van zijn psyche om deze impasse te doorbreken. Of zag jij James als een werkelijk personage?

[Jesse] Nee, daarvoor is James te duidelijk het totale tegenovergestelde van Simon. Ook het schokkende einde, wat we hier denk ik niet zullen weggeven, suggereert dat ze zeer aan elkaar verwant zijn. Uiteindelijk gaat The Double dan ook over identiteit: wie ben ik, wat bepaalt wie ik ben en welke relatie heb ik met mijn omgeving? In de verkenning van deze vragen is Ayoade compromisloos, maar gelukkig doet hij dat met de nodige kwinkslagen. Er zit een aantrekkelijk soort zwarte humor in The Double, vind je niet?

~

[Kasper] Ja, en dat is meteen de tweede reden waarom de film mij meer kon bekoren dan het boek. The Double is vaak grappig op een nogal wrange manier. Zo vertelt Hannah over een bovenbuurman die haar maandenlang stalkte om vervolgens, een dag nadat zij hem bruusk afwees, zelfmoord te plegen. Aan het eind van haar verhaal kijkt ze naïef op. Dan vraagt ze argeloos: ‘Do you think that might have had anything to do with him killing himself?’ Het is een soort humor dat in de zwartgallige wereld van The Double uitstekend past.

[Jesse] En dan is dat eigenlijk nog niet eens de beste grap in de film. Richting de ontknoping van de film wordt de humor nog net een tikje absurder en wranger. Het zijn fijne, lichte punten in een anderszins donkere film.

[Kasper] Ja, je moet vooral niet naar The Double gaan voor anderhalf uur simpel vermaak. Het is een tamelijk naargeestige film, een surrealistische nachtmerrie die ongemakkelijke vragen opwerpt. Daarmee is regisseur Ayoade beter in zijn opzet geslaagd dan Dostojevski in De dubbelganger. Zelf liet de Russische grootmeester optekenen:

Die novelle is absoluut niet geslaagd. Het idee erachter is helder en ik heb nooit een serieuzer onderwerp aangesneden, maar wat de vorm betreft is het een complete mislukking.

[Jesse] Die arme Dostojevski! Gelukkig heeft hij later in zijn carrière nog vele meesterwerken geschreven – die trouwens vaak waardeloos verfilmd zijn. Voor we eindigen twee vragen. Wat vond jij minder geslaagd aan de film? En is dat beter in het boek? Ik vond de soundtrack een van de mindere punten van de film, maar laat dat nou net een element zijn dat je niet in het boek tegen zult komen…

[Kasper] Nou, ik had vooral moeite met de geloofwaardigheid van het plot. Als Simons alter ego een projectie van zijn eigen geest is, waar alles op wijst, waarom heeft James dan gewoon relaties met anderen? Hetzelfde speelt bij Dostojevski, maar daar is het vertelperspectief zo dwingend dat ik me afvraag of het hele verhaal niet een hersenspinsel van een ontspoorde geest is.

[Jesse] Hier hebben we dus een punt te pakken waar de film het moet afleggen tegen het boek. Het vertelperspectief in een film – de lens van de camera – is neutraal, wat James een al te tastbare echtheid geeft. Inderdaad: waarom heeft hij relaties met anderen? Hoe kan dat? Om daar achter te komen, zou er een zusterfilm gemaakt moeten worden, met Hannah als hoofdpersoon.

[Kasper] Ja. Gelukkig is dit slechts een klein kritiekpunt op een film die in vele andere opzichten het boek overtreft. De thema’s van De dubbelganger – eenzaamheid, vervreemding, waanzin – zijn moeiteloos vertaald naar de eenentwintigste eeuw. Met The Double krijgt Dostojevski´s ‘heldere idee’ eindelijk een vorm die haar past. Het is een bevreemdende trip door een schimmige wereld vol waanzin en zwartgallige humor, die nog lang na het dubbelzinnige einde blijft naspoken.

Theater / Voorstelling

Cultureel verantwoord speeddaten

recensie: Berlin – Perhaps all the dragons

.

“Mijn naam is Jan Gaalman. Mijn bedrijf, Mastodont, is een familiebedrijf en op dit moment wereldwijd marktleider in zwaar transport en hijswerk.” Een man met waterige ogen kijkt me doordringend aan en het ongemak groeit met de seconde. Gelukkig bevind ik me niet op een beurs voor bergingsbedrijven, maar in de nieuwe voorstelling van het Antwerpse gezelschap Berlin, en is meneer Gaalman de eerste verteller in de reeks virtuele ontmoetingen die samen Perhaps all the dragons vormen.

De makers van Berlin combineren in hun werk verschillende media en kunstdisciplines vanuit een documentaire invalshoek. Hun voorstellingen zijn dan ook geen voorstellingen in de klassieke zin van het woord, maar eerder ervaringen die aanzetten tot nadenken over onze definitie van ’theater’. Zo ook Perhaps all the dragons, waarin documentair videomateriaal wordt gepresenteerd in een theatrale context. Ik ontmoet Jan Gaalman dan ook niet persoonlijk, maar via een scherm. Toch heeft onze ontmoeting een hoog één-op-ééngehalte. In Perhaps all the dragons is er geen podium en ontbreken de live aanwezige acteurs. In plaats daarvan neemt elke toeschouwer plaats aan een lange ovale tafel, tegenover één van de dertig schermen die in de houten constructie waarin we ons bevinden zijn bevestigd. De ruimte doet denken aan een nieuwsomgeving en dat is niet zonder reden, want de voorstelling draait om de verhalen van de mensen achter het nieuws. Op de schermen verschijnen dertig schijnbaar alledaagse mensen met een onalledaags verhaal. Doordat de toeschouwers tegenover deze mensen aan tafel plaatsnemen wordt een intieme setting gecreëerd die doet denken aan speeddating, zij het op een cultureel verantwoorde manier. Zo ontmoet ik achtereenvolgens Jan Gaalman, één van de mannen die verantwoordelijk was voor de berging van de Russische onderzeeër Koersk, een goedlachse Italiaanse die een theorie heeft bedacht rond de groepsdynamiek aan vergadertafels, een jonge Vlaamse scout, een Russische professor in de sociale psychologie en een Deense sluipschutter wiens ogen ik niet mag zien. Ik had echter net zo goed het verhaal kunnen horen van een Spaanse dwergtoreador, of de Franse burgemeester van een stadje zonder inwoners. Het lot (in de vorm van een envelop die iedereen na de eerste ontmoeting krijgt) bepaalt het persoonlijke traject van de toeschouwer langs de verschillende schermen.

Een symfonie van verhalen
De intieme setting en de documentaire filmstijl suggereren dat de mensen die hun verhaal doen authentieke personen zijn die een waargebeurde belevenis opbiechten, maar al snel slaat de twijfel toe. Sommige verhalen sluiten wel erg goed op elkaar aan en balanceren op het randje van de geloofwaardigheid. Bovendien blijft de theatrale context nadrukkelijk aanwezig. Zijn de personen op het scherm dan toch acteurs? Berlin laat deze vraag wijselijk onbeantwoord en speelt met de onzekerheid van de toeschouwer door de vertellers op gezette tijden dezelfde anekdotes te laten vertellen of zelfs met elkaar in gesprek te laten gaan. Al snel wordt dan ook duidelijk dat Perhaps all the dragons niet draait om de authenticiteit van de verhalen, maar om de samenhang en interactie die ontstaat tussen de verschillende verhalen en tussen de virtuele vertellers en de toeschouwers. Het is veelzeggend dat Berlin ervoor heeft gekozen om de stemmen van de vertellers niet te isoleren door ze te laten beluisteren via koptelefoons, maar om alle vertellers naast elkaar en door elkaar heen te laten klinken. Dat bemoeilijkt soms de verstaanbaarheid, maar creëert een indrukwekkend effect van verbondenheid. De harmonie die op die manier tot stand komt doet denken aan een anekdote die ik te horen kreeg tijdens mijn vierde ontmoeting met de Russische professor. Hij vertelde dat hij ooit bij wijze van experiment alle krekels in zijn tuin had gevangen en in aparte potjes had gestopt, om te zien of ze ook gescheiden van elkaar nog zouden zingen. Naarmate de avond vorderde bleef het echter stil: de samenzang van krekels kon alleen ontstaan in een groep. Zo is het ook met de verhalen in Perhaps all the dragons: hoe bijzonder ze stuk voor stuk ook zijn, toch is het de symfonie die Berlin tot stand brengt tussen de verhalen die de voorstelling zo speciaal en voor herhaling vatbaar maakt.

Perhaps all the dragons.. is tot half augustus te zien op het festival de Zomer van Antwerpen en speelt daarna op het Noorderzonfestival in Groningen en in september in de Rotterdamse Schouwburg.

Boeken / Fictie

Een raamwerk voor een nog te schrijven roman

recensie: Anna Enquist - Kwartet

Kwartet is Anna Enquists zesde roman in twintig jaar tijd. Het is helaas niet haar sterkste. Mooie, gevoelige passages gaan verloren in een te vol geheel.

Al in haar eerste roman, Het meesterstuk uit 1994, speelt (klassieke) muziek een rol in het werk van Anna Enquist. Enquist, die piano en cello studeerde in Den Haag en trouwde met een cellist, bereikte met de rouwroman Contrapunt (2008) een hoogtepunt in haar oeuvre. In dat boek combineerde zij op magnifieke wijze de rouw van een moeder om haar gestorven dochter met Bachs Goldberg-variaties en laat die twee elementen genadeloos in elkaar grijpen. 

Drie jaar later publiceerde zij een heuse doktersroman, De verdovers. Naast muziek was de psychoanalyse altijd al aanwezig in Enquists werk, maar in deze roman kregen de geestesdokters gezelschap van medisch specialisten. In Kwartet, haar onlangs verschenen jongste roman, zijn alleen de huisartsen en musici nog over.

Hart van de roman
Enquist volgt de vier leden van een strijkkwartet en de leermeester van hun celliste. Allen zijn getekend door het leven; een leven, bovendien, ‘in een nabije toekomst’ zoals het omslag vermeldt, waarin nog verder bezuinigd is op de zorg en de kunsten. Ze proberen zo goed en zo kwaad als het kan te leven in een land en stad (vermoedelijk Amsterdam) waar steeds minder naar hun smaak is. 

Het emotionele hart van de roman ligt bij het echtpaar Carolien en Jochem. Zij hebben hun twee zoons verloren bij een busongeluk dat, zo wordt gesuggereerd, niet zou zijn gebeurd wanneer de corruptie bij overheid en busbedrijf beter was aangepakt. Vooral Carolien leeft nog steeds met het abrupte verlies van hun kinderen. Zij lijkt ook niks te willen veranderen, zo weigert ze mee te doen aan een praatgroep met lotgenoten. Vooral wil ze een moeder die geen moeder meer is blijven.

Een niet zuiver instrument
Rondom deze tragische en al te echte gevoelens klinkt een hoop ruis, alsof Enquist haar schrijfinstrument niet helemaal zuiver heeft afgestemd. De blik van de lezer wordt onder andere gevestigd op het bleke toekomstbeeld, waarin corruptie welig tiert en alles van waarde voor de personages systematisch afgebroken wordt. Daarnaast vragen de andere personages ook om aandacht: de directeur van een muziekcentrum in nood, de vriendschap tussen de hoogbejaarde cellist, een allochtone jongen en de iets te dikke doktersassistent krijgen ook allemaal hoofdstukken toebedeeld. 

Voeg daaraan toe dat Kwartet naar het einde toe ook nog eens een ‘onvervalste thriller’ is, compleet met zinloos geweld en ontploffingen, en het plaatje is compleet: er zijn heel veel elementen in deze roman, en die zitten elkaar helaas nogal in de weg. Het boek is overvol: als dystopie overtuigt het niet, als levensportret van de leden van het strijkkwartet blijft Enquist te vaag en als pamflet tegen cultuurbezuinigingen schiet de roman tekort.

Van A naar B
Maar het ergste moet toch Enquists stijl zijn. De verdovers was wat dat betreft al geen hoogtepunt, maar daar viel nog tegenin te brengen dat de Bouquetreeks-zinnen onderdeel waren van het spel met de doktersroman. Maar dat in Kwartet iemand ‘even echt tot rust’ wil komen, doet pijn aan de ogen. Of neem de volgende dialoog, die het taalgebruik in de roman goed weergeeft: 

‘Afbraak, neergang, het wordt zo concreet, het komt zo dichtbij, je kan je ogen er niet meer voor sluiten. Alles waar wij ons leven lang warm voor liepen wordt neergemaaid.’
   ‘Bekijk het eens van de andere kant. Kaalslag kan goed zijn. Oude troep wegsmijten, nieuwe dingen   maken. Het handhaven van instituties en idealen van vroeger houdt ons in een wurggreep. Je moet proberen te bedenken dat je daaruit kan ontsnappen.’
   ‘Je klinkt als een managementcursus.’

Enquist lijkt zich niet echt te hebben ingeleefd in haar personages. Deze dialogen zijn niet levensecht, maar houterig en schijnbaar bedoeld om het verhaal van A naar B te brengen. Er wordt de lezer informatie gegeven, zonder dat die getoond wordt: tell, don’t show is dit.

Er zitten mooie passages in Kwartet, vooral wanneer Carolien en Jochem met het verlies van hun kinderen geconfronteerd worden. Dan kruipt er gelijk leven in Enquists proza, dat verder nogal droog blijft. Enquist, door haar muziekstudie waarschijnlijk altijd al wat meer een componist dan de gemiddelde schrijver, draaft door in deze hoogst geconstrueerde pamfletroman. Nergens wordt Kwartet meer dan een raamwerk voor een roman die nog geschreven moet worden.

Boeken / Non-fictie

Een betere blik op Hella S. Haasse

recensie: Margot Dijkgraaf - Spiegelbeeld en schaduwspel

Van 2004 tot 2011 sprak Margot Dijkgraaf vele malen met Hella S. Haasse over haar oeuvre. Deze gesprekken zijn de basis gaan vormen voor het boek Spiegelbeeld en schaduwspel.

Hella S. Haasse (1918–2011)  had er een hekel aan ‘die schrijvende mevrouw’ of  ‘the grand old lady van de Nederlandse literatuur’ genoemd te worden. ‘Ze kennen me niet echt,’ verzuchtte zij daarover. De mal waarin zij gedrukt werd, bijvoorbeeld door haar ogenschijnlijk goede contact met prinses Beatrix, kwam niet overeen met wie zij werkelijk was. Zo vond ze haar eigen werk, wanneer ze het teruglas, dikwijls ‘helemaal niet gek’. Wie Haasse daadwerkelijk was, ging schuil achter spiegelbeeld en schaduwspel.

Margot Dijkgraaf, onder meer literatuurcritica voor NRC Handelsblad en directeur van SPUI25, raakte al vroeg gefascineerd door een van Haasses eerste romans, De verborgen bron. Het was het begin van haar omgang met de schrijfster, die zich na een paar voorzichtige ontmoetingen vanaf 2004 ontwikkelde tot een vriendschap. Spiegelbeeld en schaduwspel is het boek dat zij, tweeënhalf jaar na Haasses dood, geschreven heeft over het oeuvre van haar vriendin.

Gesprekken als troefkaart
Spiegelbeeld en schaduwspel is een belangrijk boek voor alle liefhebbers van Hella S. Haasse. Al eerder verschenen er boeken over haar werk, bijvoorbeeld Draden trekken door het labyrint van Aleid Truijens en Retour Grenoble van Anthony Mertens. (Truijens’ biografie van de schrijfster staat voorlopig aangekondigd voor 2018.) Maar Dijkgraaf heeft een troefkaart in handen: de gesprekken die zij gevoerd heeft met Haasse.

Zodoende kan zij een extra laag aan haar boek toevoegen. Ze bespreekt Haasses leven en werk aan de hand van vijf thema’s: Indië, ontheemding, geschiedschrijving, vrouwelijkheid en engagement. Het zijn de klassieke invalshoeken, maar Dijkgraaf maakt er meer van. Bij haar is ‘Indië’ niet alleen Haasses jeugd, een verloren paradijs; ze toont overtuigend aan hoe opgroeien in en verdreven worden uit Indië Haasse’s schrijverschap gemaakt en getoonzet heeft.

Het korte vijfde deel van Spiegelbeeld en schaduwspel, over engagement, is een mooi voorbeeld waarbij Haasses stem veel verduidelijkt. Ze was geen geëngageerd schrijver zoals doorgaans gedacht wordt: ze hield zich niet openlijk bezig met maatschappelijke onderwerpen, sprak zich niet uit over allerhande zaken. Veelzeggend is dat Haasse slechts lid was van drie letterkundige verenigingen. Hierover vertelde Haasse Dijkgraaf in 2006 het volgende:

Een schrijver is toch geen goeroe omdat hij toevallig in staat is de dingen goed onder woorden te brengen? Een schrijver die denkt dat hij andere mensen moet vertellen wat er aan de hand is, hoe ze iets moeten verwerken, is dom en arrogant, vond ze. Ook hij/zij is een gewoon mens en moet zich bescheiden opstellen.

Jeugdtrauma
Dijkgraaf bespreekt niet alleen Haasses oeuvre, ze laat ook een beetje licht schijnen op Haasses leven – de context waarin zij schreef. Haar familiegeschiedenis is gecompliceerd, met opvallend veel halfbroers en –zusters. Ook heeft Dijkgraaf aandacht voor de twee keren dat de jonge Hella van Indië naar Nederland verhuist; vooral de eerste keer – ze was toen zes jaar oud – moet moeilijk zijn geweest. Hier ligt, zo suggereert Dijkgraaf, een trauma dat een levenslang gevoel van onveiligheid moet hebben gecreëerd.

Deze onveiligheid sijpelt door in haar literatuur: huwelijken zijn bijna nooit gelukkig, huizen geen veilige oorden. Haasse was een buitenstaander, een Indische in Nederland, maar niet zo erkend; een liefhebber van mythologie en de klassieken in een tijd waarin die terrein verloren. Een humaniste, noemt Dijkgraaf Haasse, die in haar literatuur vocht voor de waarden die haar zo dierbaar waren.

Om dit soort inzichten mag Spiegelbeeld en schaduwspel geroemd worden. Margot Dijkgraaf heeft het zichzelf niet gemakkelijk gemaakt met dit boek. Aan de ene kant is zij beschouwer en critica, aan de andere vriendin en portrettiste. Haar boek is voorzichtige biografie, literaire kritiek en persoonlijk verslag ineen. Maar ze is er in geslaagd haar vriendin een boek te geven dat zij verdient. Ze heeft de sluiers opgelicht.

Kunst / Expo binnenland

Van minder naar meer

recensie: Designing Scarcity

In tijden van schaarste is de mens op z’n best. Extreme omstandigheden dwingen ons tot vindingrijkheid en ontbering leidt tot verhoogde creativiteit. Het Nieuwe Instituut in Rotterdam brengt met Designing Scarcity een dynamisch overzicht van ontwerp en innovatie als ‘kracht van het tekort’.

Het Nieuwe Instituut, in 2013 ontstaan uit het Nederlands Architectuurinstituut en een drietal instellingen voor kunst, vormgeving en e-cultuur, vormt zelf het beste bewijs van hoe in tijden van crisis de motor der vernieuwing hoge toeren draait. De opgelegde fusie heeft een instituut opgeleverd dat blijk geeft van een nieuw elan en met creatieve plannen de al dan niet onzekere toekomst te lijf gaat.

Zaaloverzicht. Foto: Het Nieuwe Instituut

Zaaloverzicht. Foto: Het Nieuwe Instituut

In de grote tentoonstellingsruimte heeft gastcurator Jan Boelen (artistiek directeur van Z33, huis voor actuele kunst in Hasselt) een enerverende collectie bijeengebracht. Op grote, aan het hoge plafond hangende tafeloppervlakten zijn vijftien ontwerpstrategieën – zoals ‘recycle’, ‘multi-use’ of ‘substitute’ – vertegenwoordigd. Deze thema’s bestaan uit een bonte verzameling objecten die, ieder op een unieke wijze, invulling geven aan het begrip Designing Scarcity. Er kan onbeperkt ‘gescrold’ worden tussen tekeningen, modellen, monsters, films of slechts een vage omschrijving van een idee.

Distributiebonnen


Schaarste is in alles om ons heen. Onze verworvenheden, onze levensadem, ons voortbestaan, alles wordt uiteindelijk bepaald door de vraag: is er genoeg, zal er voldoende blijven en hoe kunnen we dat wat we hebben vermeerderen, vergroten of verlengen? Op simpele wijze wordt dit indringend getoond aan het begin van de tentoonstelling: distributiebonnen uit WOII. Als er te weinig voor velen is, dient er met ferme hand gedeeld te worden. Onder ditzelfde thema ‘divide’ valt ook de duplexwoning die Gerrit Rietveld in 1948 ontwierp. Bewoners kunnen zelf een vastgestelde woonoppervlakte onderverdelen in de gewenste ruimtes.

Op de tafel ‘substitute’ wordt een indrukwekkend project van kunstenaar Joost Conijn getoond. Hij reisde met een geheel van hout gemaakte, houtgestookte auto door Oost-Europa en probeerde onderweg, door spontaan contact te leggen met de lokale bevolking, zijn brandstofvoorziening op peil te houden. Ook is hier de Insect Farm van Atelier Van Lieshout te zien: een alternatief toekomstscenario van boerderijen waarin insecten als voedzame en kostenefficiënte voedselbron dienen.

Heineken World Bottles, John Habraken, 1963. Archief Het Nieuwe Instituut

Heineken World Bottles, John Habraken, 1963. Archief Het Nieuwe Instituut

Do it yourself


De afdeling ‘multi-use’ wordt onder anderen ingevuld met het inventieve design van een rechthoekig bierflesje voor Heineken. In 1963 ontwierp ontwerper John Habraken de zogenaamde World Bottle (WOBO) met het idee de lege bierfles te hergebruiken als bouwsteen voor eenvoudige seriewoningen. Een lumineus ontwerpproject dat in vergevorderd stadium alsnog door de bierbrouwer werd afgeblazen omdat het nadelig zou zijn voor het imago van het merk: mensen aanzetten tot overmatig drankgebruik om te kunnen bouwen.

Onder de noemer ‘inform’ worden de kratmeubels van Gerrit Rietveld (1934) naast de do it yourself (DIY) meubels van Enzo Mari (1974) geplaatst. De ontwerpers zien zichzelf – in tijden van crisis – als bedenker van een eenvoudig concept en vervolgens als aangever van de benodigde tools waarmee de gebruiker aan de slag kan. Het hedendaagse project OpenStructures van Thomas Lommée gaat nog een stap verder: hij ontwerpt een modulair constructiesysteem dat door iedere gebruiker naar eigen believen ingevuld kan worden. Zonder voorbeelden worden willekeurige ontwerpen geëntameerd en door anderen aangevuld of vervolmaakt.

Nylonkousen


Tussen de vele objecten die voor een groot deel uit het archief van Het Nieuwe Instituut afkomstig zijn, staan her en der ontwerpen van masterstudenten van de Design Academy Eindhoven. Met een visionaire blik hebben zij het begrip schaarste als vertrekpunt genomen om concepten voor de toekomst te bedenken. Hongjie Yang komt met een kunstmatig geconstrueerd gewas dat, als het eenmaal zover is met de opwarming van de aarde, zonder problemen op de Noordpool verbouwd kan worden.

'Make-up' kousen, 1942. Bettman/Corbis

‘Make-up’ kousen, 1942. Bettman/Corbis

Designing Scarcity betekent niet dat we uitsluitend te maken hebben met ‘ontworpen’ producten. Het zijn juist de eenvoudige vondsten, de inventiviteit van het menselijk brein die een bepaalde mindset weet te doorbreken en met uitzonderlijke antwoorden komt. Zoals de architect Dudok die in 1918, als papier zeer schaars is, zijn ontwerpen maakt op de lege bladzijden van de minder populaire Strauss-partituren van zijn musicerende vrouw. Of de dames die in WOII, bij gebrek aan echte nylonkousen, met een slimme constructie een kaarsrechte zwarte naad op hun gebruinde kuiten weten te tekenen.

De horizontale opstelling in de open ruimte maakt van Designing Scarcity een zeer toegankelijke beleving. De invulling is soms wat mager maar als geheel is er veel te zien met een minimum aan leeswerk. En ja, het is tegelijk een enigszins opbeurende ervaring: wat er ook gebeurt met deze wereld, voor ieder probleem wordt vroeg of laat – duurzaam of tijdelijk – een sublieme oplossing bedacht.

Boeken / Fictie

Reizend taalcircus

recensie: Joep Kuiper - Varen vandaan

.

Na tien jaar stilte heeft Joep Kuiper gezorgd voor een vervolg van zijn debuut Monarchieën. Zijn nieuwe bundel heet Varen vandaan. Volgens de uitgevers was deze bundel het wachten waard. Ik vraag me af of de lezers van tien jaar geleden dat met hen eens zijn.

De bundel is veelzijdig, dat moet gezegd. Kuiper kiest een breed scala aan onderwerpen om over te dichten. In de bundel is onder meer een brief van een ter dood veroordeelde te vinden, wordt de magnetron gebruikt om het leven klaar te stomen, worden dinosauriërs ten tonele gevoerd en bezoeken we allerlei verre en vreemde oorden.

Reis rond de wereld
De bundel is opgebouwd als een piramide: het begint bij niveau ‘0’, stijgt dan tot het hoogtepunt in het midden van de bundel naar niveau ‘3’ en zakt dan weer af naar nul. Zo is het net alsof er een berg wordt beklommen, waarna er weer wordt afgedaald. Er wordt in enkele gedichten gesproken over een helling en een kabelbaan, maar om eerlijk te zijn wordt de diepere gedachte achter deze piramidevorm niet geheel duidelijk. Wellicht staat het voor het punt waar alles kan worden overzien.

Wat wel duidelijk is, is dat er in de gedichten wordt afgereisd naar alle uithoeken van de wereld. Dat kunnen letterlijk plaatsen zijn, maar ook manieren van leven. In het gedicht ‘Bijlmermeneer’ bijvoorbeeld vraagt de dichter zich af wat het ware gezicht van de Bijlmermeer is en schetst typetjes. Het gedicht ‘Dubbelgonger’ lijkt dan weer de hooliganscene te verkennen.

Spel met de taal
De taal die Kuiper gebruikt is af en toe van een tenenkrommend kaliber. Geregeld vervalt hij in banale rijmelarij die vast speels bedoeld is, maar die op den duur alle emotie uit de gedichten haalt. Ook herhaalt hij woorden of delen van zinnen vaak, wat de vaart uit zijn poëzie haalt.

(…) het is minder tragisch te gaan
als een banaan dan pas te gaan nadat jij alle moeite hebt gedaan
om mij te verslaan (…)

Wat Kuiper wel heel knap doet, is de sfeer van een bepaalde plaats neerzetten met behulp van de taal. Door de spelling van woorden aan te passen (ironies), nieuwe woorden uit te vinden (milkshakemekka) of bepaalde uitdrukkingen te verhaspelen (uit je schuld kruipen) bereikt hij een grappig effect, wat in die gedichten ook toepasselijk is. Wanneer hij dit goed weet te doseren ontlokken de gedichten de lezer een glimlach, maar echt geraakt worden door deze bundel is er niet bij.

Boeken / Fictie

Stof tot nadenken

recensie: John Fante - Vraag het aan het stof

Ondergetekende zag eerst de filmversie van Ask the Dust. Een kardinale fout natuurlijk: ten eerste krijg je een definitief idee van hoe de personages er uit (zouden moeten) zien – een gegeven waar Herman Koch in Geachte Heer M.

Geachte Heer M. overigens heel fraai mee speelt – en ten tweede moet de film al heel goed meevallen, wil je achteraf nog zin hebben om het boek te lezen.

En viel dat bij Ask the Dust even tegen: al bij al een klef melodrama met een humoristische inslag die niet werkt. Met bovendien weinig chemie tussen hoofdrolspelers Collin Farrell en Salma Hayek. Kortom, een film om snel te vergeten. Maar wàt een ervaring was het boek waarop Ask the Dust is gebaseerd. ‘De beste roman ooit geschreven’, staat op de kaft van de Nederlandstalige editie. Getekend: Charles Bukowski, auteur van onder meer de meesterwerken Post Office en Ham on Rye. Altijd opletten met dergelijke quotes natuurlijk, maar we snappen perfect wat Bukowski in deze roman van zijn generatiegenoot zag: het is een energie, rusteloze vertelling, samengebald in niet meer dan 200 pagina’s.

Een Hongerkunstenaar
Een zinderend verslag van hoe Arturo Bandini, een would-be schrijver die zich, met amper één gepubliceerd verhaal op zijn conto, de ambitie aanmeet om een alles verschroeiend meesterwerk te schrijven. Hij verhuist naar Los Angeles, trekt in een armzalig hotel en stelt daar vast dat hij niet aan schrijven toe komt. Zijn buik trekt samen van de honger, de Californische zon verschroeit hem levend en wanneer hij aan zijn typemachine zit, gebeurt er niets. Bovendien lijkt zijn hotel bevolkt door (wereld)vreemde creaturen, aan wie hij nog geld verschuldigd is of omgekeerd. Kortom, niet de beste werkomstandigheden. Af en toe is er een lichtpunt – de 175 dollar die hij krijgt voor een tweede gepubliceerd verhaal – maar daar staan even zoveel dompers tegenover. Zoals wanneer hij zich moet verlagen tot het stelen van een melkfles om toch iets binnen te hebben, om vervolgens vast te stellen dat hij een fles vreselijke karnemelk heeft gegapt.

Eén en ander wordt in beweging gezet wanneer hij Camilla Lopez ontmoet, een dienster in een plaatselijk café. De wat labiele Camilla heeft Mexicaanse roots en probeert het in Amerika te rooien. Aanvankelijk vonkt het met het Italiaanse karakter van Arturo en vliegen de racistische, confronterende verwijten alle kanten op, maar al snel groeien ze naar elkaar toe en breken bijgevolg in de schrijver alle creatieve dammen open. Maar dan blijkt Camilla, wanneer zijn eerste roman eindelijk verschijnt, verdwenen.

What’s in a name
Vraag het aan het stof is een weergaloze roman die de lezer geen adempauze gunt. Het tempo is jachtig, de humor scherp en perfect gedoseerd, en de schrijver roept de City of Angels van de jaren 30 op een verbluffende manier tot leven – het schrijfplezier spat van de pagina’s. Het is bijna onvoorstelbaar dat deze roman al uit 1939 dateert, zo fris en levendig komt hij over. En al even onvoorstelbaar is het feit dat dit boek tot zo’n lamlendige film leidde in 2007. O ironie: toen scenarist Robert Towne inspiratie zocht voor zijn dialogen in Chinatown, nam hij Ask the Dust ter hand. En laat diezelfde Towne de regisseur zijn van de sof Ask the Dust. ’t Kan verkeren.

Alleen de Nederlandse titel is wat minder, maar dat kan je natuurlijk de schrijver niet aanwrijven. Terwijl Ask the Dust geweldig klinkt – drie éénlettergreepwoorden, dwingende toon – lijdt Vraag het aan het stof wat aan langdradigheid, met zijn twee lidwoorden én voorzetsel om amper vijf woorden. Vooral omdat het proza van Fante zo gebald en soepel is, zonder ook maar één woord teveel. Maar goed, als je de titel al moet aangrijpen om kritiek te formuleren, dan weet je dat je een dijk van een roman hebt geschreven natuurlijk. Een dijk die na bijna 80 jaar nog altijd niet het kleinste barstje vertoont.