Theater / Voorstelling

Klassiek toneelspel zonder poespas

recensie: Kemna Theater - The Normal Heart

Na het Amerikaanse succes was The Normal Heart vorig seizoen voor het eerst in Amsterdam te zien. Bijna twintig jaar na de eerste off-Broadwayproductie werden in het Compagnietheater twee lezingen van het script gegeven. Een half jaar later volgden een reeks voorstellingen in het DeLaMar Theater, ruim twee jaar nadat de voorstelling over de opkomst van de aidsepidemie voor het eerst op Broadway stond. Deze zomer is de voorstelling opnieuw te zien in de hoofdstad, in het najaar volgt een tour door het gehele theaterland.

In 1985 verscheen Larry Kramers autobiografische toneelstuk The Normal Heart, waarin de homoseksuele toneelschrijver en activist de opkomst van een onbekend virus uit de doeken doet dat begin jaren ’80 rondwaarde in homoseksuele kringen. De strijd die door Kramers groepering Gay Men’s Health Crisis (momenteel wereldwijd de belangrijkste organisatie voor HIV/AIDS preventie) werd gevoerd om aandacht te verkrijgen voor de ernst van de toentertijd nog onbekende epidemie vormt de rode draad van het verhaal waarin het politieke en het persoonlijke nauw met elkaar verweven zijn. De geschiedenis zeer getrouw na vertellen lijkt in dit op feiten gebaseerde stuk niet het hoogste doel te zijn, middels soms wat gesimplificeerd aandoende scènes wordt getracht de kern van de situatie toentertijd over te brengen. Daarin lopen de spanningen hoog op, zowel in de strijd die naar buiten toe gevoerd wordt als in de interne strijd die de personages met zichzelf en elkaar voeren. Daniël Cornelissen schittert hierin als heerlijke nicht die als een verademing de zware confrontaties van lucht voorziet.

Functioneel toneel
In een sterke acteursregie worden veelzijdige mensbeelden gepresenteerd, waarbij ieder personage op eigen wijze het onbekende gevaar, dat steeds verder doordringt in de levenswegen van de strijders, machtig tracht te blijven. Weinig middelen zijn nodig om op het toneel tot de kern te komen: in een leeg decor dienen slechts enkele stoelen ter ondersteuning van de acteurs. Een projectie op het achterdoek illustreert de omgevingssfeer, maar vormt letterlijk de achtergrond doordat deze al voldoende spreekt uit de dialogen. De kostuums zijn wel heel functioneel in het creëren van het tijdsbeeld, door de hedendaagse vertaling is deze onvoldoende uit het gesproken woord op te maken.

Protagonist Ned Weeks (een dragende rol van Frederik Brom) is niet alleen de motor achter de organisatie die vecht voor erkenning van de ernst van de ziekte die in korte tijd vele levens neemt, ook is hij de spil waaromheen het verhaal van een in alle tijden overwinnende kracht draait: de liefde. Deze laat zich niet bedwingen, zelfs niet in tijden waarin zij tot dodelijke gevolgen kan leiden. Waarbij de openingsscène nog het meest deed denken aan een schooltoneelstukje waarin een slecht nieuws bericht ontvangen wordt, is het slot dankzij de ontwikkelingen in de levensverhalen die tot nauwe betrokkenheid leiden bij de personages een ware tranentrekker waarin de onvermijdelijke dood van een van hen hard raakt.

Film / Achtergrond
special: Metro Manila

Een thrilla in Manila

Metro Manila schetst de helletocht van het jonge stel Oscar en Mai door de Filipijnse hoofdstad. Een sociaal portret vermomd als thriller.

Zou Metro Manila soms stiekem een voorlichtingsfilm zijn van de Filipijnse overheid? Waarschuwing: kom niet naar de stad. Het is er overbevolkt, er is nauwelijks werk, niemand is te vertrouwen, ze hebben het voorzien op uw vrouw, en zelfs op uw kinderen.

Die boodschap heeft Oscar en Mai in ieder geval nog niet bereikt. Wanneer er geen geld meer te verdienen is met de rijstbouw vertrekken ze met hun twee kinderen naar de stad. In Manila worden ze op de eerste dag meteen van hun spaargeld beroofd door een oplichter die nietbestaande woningen verhuurd. De eerste werkgever betaalt Oscar uit in droog brood. Uit nood neemt Mai een baantje in een stripclub.

Dood en verderf

~

De Engelse filmmaker Sean Ellis schetst in Metro Manila de Filipijnse hoofdstad als een kwalijk riekende poel vol dood en verderf. Om de toeschouwer bij de les te houden verpakt Ellis zijn sociaal drama als een thriller. Het tweede uur van de film wordt de spanning flink opgeschroefd wanneer Oscar een baan krijgt bij een firma in geldtransporten.

Even lijkt het goed te komen met het gezin. Maar dan blijkt werkelijk niemand te vertrouwen, ook niet de nieuwe, goedlachse collega’s. Oscar is plotseling de spil in een complot dat draait om gestolen geldkoffers. Het wachten is op de onvermijdelijke overval op de gepantserde geldtransportwagen.

Meeleven zonder illusies
Ellis heeft een paar aardige plotwendingen in de mouw. En door de kalm opgebouwde spanning, en het in het eerste uur geschetste portret van het gezin in nood, is het makkelijk meeleven met het Oscar en Mai, zelfs als de film even dreigt te verzanden in standaard formulewerk. Aan het eind herpakt Ellis zich weer. In Manila bestaan geen happy endings, wat de meisjes in de massagesalons ook mogen beloven. 

8WEEKLY

Summer in the City

Artikel: De Wereld van Willem

.

‘En, wat gaan jullie nou deze zomer doen?’, is een vraag die we de afgelopen maanden van heel wat bezorgde buren en vrienden te horen hebben gekregen. Leedvermaak druipt van deze vraag af en ik sta dan ook steevast met mijn mond vol tanden. Wat deden we voorgaande jaren ook alweer? Hoe gingen we om met gesloten theater- en concertzalen? Waren we toen tóch ongemerkt in een zwart gat gevallen? Ik ben het maar eens nagegaan en het bleek alleszins mee te vallen. Ook tijdens de zomer weet dit duo kennelijk zijn tijd wel door te brengen. De musea zijn tenslotte gewoon open, Den Haag heeft zijn beeldenroute, Utrecht zijn Festival Oude Muziek, er zijn boekenmarkten in Dordt en Deventer en we moeten weer eens nodig naar Kröller-Müller en Middelheim. En verder liggen er in huize Bruring nog enorme stapels ongelezen boeken, ongeziene DVD’s en onbeluisterde CD’s. Kortom, dank u voor de belangstelling, maar we redden ons wel.

Zelfs op theatergebied, want je kunt natuurlijk altijd nog terecht op De Parade. Wij kozen onder meer voor Young Gangsters, de groep die met buitengewoon fysiek theater over de Amerikaanse, curieuze levenswijze ons hart gestolen heeft. Hun nieuwste productie heet Jesus is my Homeboy en dat is nu eens niet een voorstelling over de botte boeren in de Mid-West of de vuile Vietnam-oorlog, maar het verhaal van Jezus en dat in dertig minuten. Het is bijna ongelofelijk hoe die jongens steeds weer de kern van zo’n onderwerp feilloos in beelden weten om te zetten en er tegelijk een lachwekkende vertoning van maken. Fladderende duiven, Michelangelo’s goddelijke aanraking en de kus van Judas, álles zit er in. Het is een grandioze satire op het Nieuwe Testament in de beproefde Monty Pythontraditie. Jezus als de goochelaar die water in wijn omzet, een rolstoelrijdster opnieuw laat lopen en Judas dwingt om hem te kussen zodat hij aan het kruis mag en eindelijk zijn historische rol kan vervullen, het is allemaal buitengewoon hilarisch theater.

Een vast zomeruitje voor ons is een wandeling over het Lange Voorhout. Inderdaad: de beeldenroute van Den Haag Sculptuur die ditmaal Grandeur heette en in het teken staat van jonge Franse kunstenaars. Nu heb ik bij de eigentijdse Franse kunst altijd een beetje last van twijfel. Is het allemaal oprecht of word je met blufferige blabla het bos in gestuurd? De verklarende teksten bij de beelden voorspelden in elk geval weinig goeds. Alle kunstenaars willen ‘de toeschouwer aan het denken zetten’, verwijzen naar ‘universele waarden’ en voor alle zekerheid zetten ze er ook maar bij wat hun creatie voorstelt. Een beetje kunstliefhebber is dan al op zijn hoede. En inderdaad waren er maar drie beelden die onze goedkeuring kregen: een constructie van wilgentenen tussen de takken van de Voorhoutbomen, een installatie van bakstenen bogen en een object met aan elkaar gelaste bierkratjes (al was de verwijzing naar de fractals van Mandelbrot natuurlijk gewoon weer een gelikt kletsverhaal). Kort gezegd, een matige expositie dit jaar.

Dat het North Sea Jazz Festival is gekaapt door impresario’s die niets met geïmproviseerde muziek te maken hebben, is bekend. Sinds mijn laatste bezoek, jaren geleden, heb ik het festival steeds verder zien afglijden naar een bloedcommercieel yuppenfeest. Stevie Wonder, Sting, Prince, Lenny Kravitz, niks mis mee, maar de echte jazzmensch heeft er simpelweg niets meer te zoeken. Zoiets moet de organisatie uiteindelijk ook begrepen hebben en daar is nu wat op bedacht: “North Sea Around Town”. Een side-event, louter gericht op onversneden jazz en daardoor leuker dan het officiële festival. Ik ben dit jaar eens wat van die gratis concerten gaan bezoeken en minstens één daarvan maakte op mij een verpletterende indruk: zangeres Deborah Carter met het kwartet van Ruud Bergamin. Niet vanwege de kwaliteit – die trouwens best hoog was – maar de ambiance. Stel je voor, een brasserie in Ommoord. Zo ongeveer de enige plek in Nederland waar je niet eens láge cultuur hoeft te verwachten. Ik stapte binnen en werd meteen weer naar buiten gewerkt, want de zaak was prop- en propvol. Dáár zaten ze dus, die jazzfreaks: swingend, vingerknippend en juichend. Alsof je na een afwezigheid van vele jaren weer thuiskomt. En toen de TV werd aangezet voor het voetbal werd die straal genegeerd. Jazz-Voetbal: 5-0.

Boeken / Non-fictie

Verkenningen van een denkende geest

recensie: Michel de Montaigne (vert. Hans van Pinxteren) - De essays

Bijna 500 jaar geleden vond een Fransman in een kasteelkamer het moderne essay uit. Deze Michel de Montaigne is nog steeds relevant en boeiend om te lezen.

Iedereen heeft wel eens een essay geschreven. In de meest ruime definitie van het woord is deze recensie een essay, evenals de stukken op de opiniepagina’s van kranten en tijdschriften, een ingezonden brief, en natuurlijk het op school geschreven opstel over de zomervakantie. En dan zijn er nog de essays die uitdrukkelijk als essay geschreven worden, zoals Joke Hermsens stukken over tijd en de mens.

Wat weet ik?
De vader van dit genre is de Fransman Michel de Montaigne (1533–1592). In 1571, op de dag van zijn 38e verjaardag, trok hij zich terug in zijn kasteel in de Dordogne, omringd door vele wijsgerige werken en begon hij te schrijven. Toen hij ruim twintig jaar later stierf, liet hij meer dan honderd ‘essais’ achter, verzameld in drie boeken.

Montaignes essays zijn probeersels, verkenningen. De vraag die in elk essay weer centraal staat, is ‘wat weet ik?’ Meer nog dan over leugenaars, vriendschap, geuren en innerlijke kracht – slechts vier onderwerpen – gaan de essays over Montaignes ik en zijn denken. Ze zijn autobiografisch zonder over zijn leven te verhalen: elk essay geeft een blik in de geest van een scherp denker, niet in het leven van die persoon. Montaigne zelf blijft dan ook buiten beeld.

Wat Montaigne weet, maakt nogal een verandering door. De essays is verdeeld in drie boeken: A, geschreven tussen 1571 en 1580; B, geschreven tussen 1580 en 1588 en C, geschreven in de laatste vier jaar van zijn leven. In zijn nawoord verklaart vertaler Hans van Pinxteren de verschillen tussen deze fases en de stadia in Montaignes denken. ‘Ik kan mijn model maar niet laten stilstaan. Hij zwakt en waggelt in een natuurlijke dronkenschap,’ citeert hij de meester, en Afshin Ellian noteert in zijn nawoord: ‘De eeuwige mens bestaat niet.’

Een essay per dag

Misschien is er wel niets ijdeler dan het ijdel geschrijf over dit onderwerp… Ik kan niet over mijn leven schrijven aan de hand van mijn daden, daar zijn mijn lotgevallen te onbeduidend voor: dus registreer ik wat in mijn hoofd opkomt.

Dit schrijft Montaigne in zijn late essay ‘Over de ijdelheid’, een van zijn mooiste en bekendste. Het gaat niet zozeer over ijdelheid, zoals hij zelf ook toegeeft, maar meer over zijn reizen; het is een mooi, persoonlijk essay.

Deze uitgave van uitgeverij Athenaeum mag dan te dik zijn om als pocket mee te dragen, Montaignes Essays is een aanwinst voor iedere lezer. Zijn aftastende, meanderende zoektocht naar wijsheid is een voorbeeld voor iedere hedendaagse essayist. Af en toe een essay, een heel leven lang: wat wens je nog meer?

Boeken / Fictie

Van dwaze en wijze maagden

recensie: Ida Simons - Een dwaze maagd

Daar was er weer een, zo’n klassieker, deze keer in de vorm van Ida Simons’ Een dwaze maagd. Uitgeverij Cossee scoort met een subtiele en licht humoristische versie van Simons’ eigen levensverhaal.

Ida Simons, geboren in 1911 in Antwerpen, overleed nog voor ze Sara zag in 1960, hetzelfde jaar waarin Anna Blaman stierf. Een jaar eerder was Een dwaze maagd verschenen en het was bejubeld in de pers. Simons, een veelbelovend concertpianiste die tijdens de oorlog naar Theresienstadt werd gestuurd en het kamp overleefde, kreeg de lof toegezwaaid die haar anders als musicus misschien was toegekomen.

Humor en ironie

Het is niet moeilijk om te zien waarom de critici toen – en nu – voor deze roman vallen. Het verhaal van de jonge Gittel en haar joodse omgeving wordt door Simons met de nodige humor en ironische afstand geschreven. De openingsparagraaf laat dat al gelijk zien:

Van jongs af aan was ik eraan gewend mijn vader, ongeveer dagelijks, te horen zeggen, dat hij zijn medemens ernstig benadeeld had omdat hij niet begrafenisondernemer was geworden. Naar zijn stellige overtuiging zou, onmiddellijk daarna, de bevolking van onze planeet louter uit onsterfelijken hebben bestaan.

In plaats van begrafenisondernemer is Gittels vader handelaar geworden en maakt hij vaak ruzie met zijn vrouw. ‘Op zon- en feestdagen vochten mijn ouders als kat en hond,’ observeert Gittel, en helaas zijn joden ‘met een dubbel stel feestdagen behept’. Tijdens die ruzies vertrekken moeder en dochter naar Antwerpen, naar oma. Daar leert Gittel onder andere de vijftien jaar oudere Lucie Mardell kennen, en de mooie jongen Gabriël.

Lucie en Gittel trekken veel met elkaar op en worden goede vrienden, al blijft in hun vriendschap ook altijd een ondertoon van rivaliteit aanwezig. Die rivaliteit spitst zich natuurlijk toe op Gabriël. Een openlijke strijd wordt het echter nooit: eer die begonnen zou zijn trekt Lucie, vanwege haar leeftijd, aan het langste eind.

Als een wijze maagd

Een dwaze maagd wordt bevolkt door nog veel meer bonte, veelal Joodse personages. Er zijn rijke vrouwen met personeel, rokkenjagers en bankiers. Eén van de vermakelijkste familieleden is oom Wally, die zijn vrienden om de haverklap naar de notaris roept omdat hij een voorspelling officieel wil laten optekenen:

Thea beweert zes maanden of langer bij haar familie domicilie te zullen kiezen. Ik, hierboven genoemde wijze Wally, verklaar, dat zij, voordat zes weken verstreken zijn op haar eigen adres teruggekeerd zal zijn, en blij toe!

Te midden van de verhuizingen tussen Den Haag en Antwerpen en een kort verblijf in Berlijn – waar Gittels vader rijk hoopt te worden –, groeit de jonge Gittel op. Ze probeert de wereld om haar heen, de bedrieglijke wereld der volwassenen, te doorgronden en tussen alle kwaden door te laveren. Dat gaat op een gegeven moment verschrikkelijk fout. ‘Ik wilde bedachtzaam en voorzichtig zijn, als de wijze maagden,’ spreekt ze zichzelf op de laatste pagina’s toe. Misschien dat dat haar met enige oefening zal lukken.

Meer!

Maarten ’t Hart, de profeet van Ida Simons, noemt Een dwaze maagd één van de hoogtepunten uit de Nederlandse literatuur. Uitgeverij Cossee heeft met deze roman een prachtige vondst gedaan. Eva Cossee vond deze roman in de boekenkast van haar ouders – misschien is daar meer te vinden?

Boeken / Fictie

Poëzie, geen pamflet

recensie: Yahya Hassan (vert. Lammie Post-Oostenbrink) - Gedichten

Hoe vaak verkoopt een poëziebundel in korte tijd meer dan 100.000 exemplaren? Het overkwam de Deense Yahya Hassan in 2013. Helaas heeft dit commerciële succes weinig met de literaire waarde van zijn poëzie te maken.

Yahya Hassan, een inmiddels 19-jarige Deense ‘rapdichter’ (aldus NRC Handelsblad) van Palestijnse afkomst, deed een hoop stof opwaaien toen zijn titelloze debuutbundel vorig najaar het licht zag. In zijn gedichten moet vooral zijn streng islamitische vader het ontgelden: al in het openingsstuk ‘Jeugd’ heet hij ‘VADER MET EEN KNUPPEL’. Tel daarbij op Hassans vermeende islamkritiek en een succesvolle rel is geboren.

Lof en stof

Het regende lof voor Hassan. Hij won een prijs voor het beste debuut van 2013. Zijn poëzie verkocht als een tierelier. En nu komen de vertalingen. In Nederland heeft De Bezige Bij de rechten op de bundel gekocht, die nu overigens niet meer titelloos is, maar Gedichten heet. Het is een stemmig zwart boekje, waarop in witte koeienkapitalen ‘YAHYA HASSAN’ staat en het portret van de dichter te onderscheiden is.

Daarmee wordt niet al te fijnzinnig te kennen gegeven dat deze uitgave vooral om de persoon van Yahya Hassan draait. Inderdaad wordt er weinig geschreven over deze poëzie als poëzie, over de literaire kwaliteit van de gedichten. Onder de titel ‘Twan Huys, je bent een zak’ schreef Bouke Vlierhuis op literatuurblog Hanta een gepeperd stuk over al het opgewaaide stof.

Dreiging van de vader

Centraal in Hassans poëzie staat zijn jeugd in een Palestijns-Deens gezin. In het eerder aangehaalde ‘Jeugd’ schetst hij een beeld van het grote en het kleine leed van het gezin: op televisie doet Al Jazeera verslag van ‘HYPERACTIEVE BULLDOZERS EN VERBOLGEN LICHAAMSDELEN / EEN GAZASTROOK IN DE ZON’; terwijl Hassan over zijn eigen leven opmerkt ‘OP SCHOOL MOGEN WE GEEN ARABISCH SPREKEN / THUIS MOGEN WE GEEN DEENS SPREKEN’.

De vader blijft terugkeren. In het gedicht ’12 jaar’ bereikt die dreiging een eerste hoogtepunt. Hassans broertje plast in bed en hoewel hij met tegenzin opmerkt ‘EN ZO WERD ZIJN ZORG DE MIJNE’, helpt hij zijn broertje toch. De vader blijft op de achtergrond dreigend over het gedicht hangen. Door de complexe relaties in deze driehoek is dit ongetwijfeld een van de beste gedichten in de bundel.

Daarna volgen gedichten die de aandacht vestigen op andere aspecten uit Hassans leven. ‘Politiejacht I en II’, bijvoorbeeld, of ‘Poging tot roofoverval’ en ‘De politiecel’. De chaotische gezinssituatie heeft hem kennelijk weinig goed gedaan, al wordt die link tussen heden en verleden nooit expliciet gelegd. ‘MISSCHIEN HAD IK VAN JE KUNNEN HOUDEN / ALS IK JE VADER WAS GEWEEST EN NIET JE ZOON,’ dicht hij nog wel ergens.

Geen slecht begin

Het is jammer dat het laatste gedicht in deze bundel ‘Megadicht’ heet. In dit ambitieuze gedicht doet Hassan een aanzet verder te komen dan hij tot dan toe in de kortere stukken is gekomen, wat aardig goed lukt. De ongeïnspireerde titel doet te veel af aan die prestatie.

Zoals bij zo veel debuten is de kwaliteit van de poëzie wisselend. Gedichten is in zekere zin meer een afrekening met Hassans verleden dan een verwerking van het geleden leed. Sommige passages tonen al hoe hij dat kan, hoe hij kan observeren en die observaties tot literatuur weet te maken. andere stukken draven echter door of schieten hun doel voorbij. De mediahype die efficiënt rondom deze bundel is opgebouwd – en die ongetwijfeld de verkoopcijfers heeft gestuwd – is echter gruwelijk overdreven. Alle poespas toont vooral aan hoe verziekt het debat in Westerse media over de potentiële gevaren van de islam nog steeds is. Als dichtersdebuut is Gedichten geen slecht begin, maar laten we hopen dat Yahya Hassan zich weet te ontworstelen aan het op hem geplakte etiket.

Boeken / Fictie

Jachtsafari voor de bijzonder veeleisende klant

recensie: Steffen Jacobsen - Trofee

Unde malum, waar komt het kwaad vandaan, vroeg Augustinus zich in de 3e eeuw al af. Er zijn in de loop der tijd al veel antwoorden bedacht op deze vraag. In Trofee van de Deense schrijver Steffen Jacobsen blijft het bij een suggestie. Een sterke maag vergroot het leesplezier van deze zeer spannende Scandinavische misdaadthriller.

Michael Sanders heeft tien jaar lang tevreden voor een Engels bewakings- en beveiligingsbedrijf gewerkt als hij besluit voor zichzelf te beginnen als privédetective. Om zichzelf en zijn gezin te beschermen maakt hij zich onvindbaar voor de gewone zoekmachines en gebruikt hij om de paar dagen een nieuw mobiel nummer. Via ‘deep web’ wordt hij opgespoord en benaderd door een erfgename van een wereldwijde firma in wapentechnologische apparatuur. Elisabeth Caspersen heeft in de kluis van haar overleden vader een afgrijselijk dvd-filmpje gevonden. Het is een soort jachttrofee – maar in plaats van de vangst en het doden van neushoorns of olifanten zijn  de laatste minuten van een mensenjacht te zien.

Perverse superrijken
Elisabeth wil dat de ‘prooi’ geïdentificeerd wordt en eventuele nabestaanden opgespoord, zodat genoegdoening kan worden gegeven. Michael Sanders neemt de opdracht aan en probeert het onderzoeksveld af te bakenen. Alleen perverse superrijken komen uiteraard in aanmerking voor dit tijdverdrijf, bijgestaan door ingehuurde jagers, helpers en cateraars. De meest afgelegen gebieden ter wereld vormen de ideale locatie: de Arctische streken, de hellingen van de Himalaya of de woestijngebieden van Afghanistan. Sanders heeft uitstekende connecties om in het geheim laboratoriumonderzoek en fotobewerkingen te laten doen en komt langzamerhand op het spoor van de betrokkenen.

Mysterieuze zelfmoord
Ondertussen lijkt er een verband te bestaan met de zelfmoord van een oud-Afghanistanstrijder. Leed hij aan PTSS, zoals vele van zijn lotgenoten, of spelen er andere dingen? Lene Jensen, rechercheur uit Kopenhagen, krijgt de zaak op haar bord. Zo weeft Jacobsen twee parallelle verhalen in elkaar, die halverwege het boek uitmonden in een uiterst gewelddadige climax. De rechercheur en de privédetective besluiten samen te gaan werken. Ondertussen tekenen zich langzamerhand contouren en patronen af van een onderwereld die verbonden is met groepen veteranen van vredesmissies en de wapenindustrie. Uit de hand gelopen machocultuur wordt afgezet tegen de vrouwelijke woede van inspecteur Jensen als haar dochter ook betrokken raakt. ‘Kom nooit tussen de berin en haar welpen’ staat ergens.

Vertrouwde noordse ingrediënten
In de proloog, gevolgd door 55 spannende, korte hoofdstukken en de epiloog smeedt Jacobsen een razend spannend en geloofwaardig verhaal samen. De inmiddels vertrouwde ingrediënten van de Scandinavische thriller komen ook in Trofee weer aan bod. Een man en een vrouw die elkaar niet zo liggen en desondanks samenwerken, de landelijke idylle van het noordelijke landschap, de tegenstelling van grote luxe en extreem geweld. Geschreven in een neutrale, prettig leesbare stijl zonder literaire pretenties en op een paar schoonheidsfoutjes na goed vertaald door Carla Joustra. Een Deense pageturner voor het verwende thrillerpubliek.

8WEEKLY

Interpersoonlijke en interdisciplinair

Artikel: De Parade Utrecht

.

Voor de vierentwintigste keer op een rij trekt het reizende theaterfestival de Parade met diverse tenten, dansers, muzikanten en acteurs langs de vier grote steden van Nederland. Momenteel staat de Parade in het Moreelsepark te Utrecht, om vlak bij Centraal Station het publiek te verleiden, verrassen en vermaken. De Parade zal nog tot 3 augustus in Utrecht staan om vervolgens verder te reizen naar Amsterdam, waar het festival op 24 augustus de tournee zal afsluiten. Na het

~

‘Een half uur vuige seks voor zeven euro, waar vind je dat nu nog?’ Zo prijst het Amsterdamse danstrio Blush, voortgekomen uit een door Bowie geïnspireerde fotoshoot van Erwin Olaf, hun voorstelling SEX aan. Voor de tent staat een afgetrainde jongeman met een zwarte balk voor zijn lendenen en voor zijn ogen. Het vooroordeel dat voorbijflitst: dit kan óf erg mooi worden, óf erg flauw. Gek genoeg was dit allebei het geval.

~

Het elektropoptrio Bastiaan uit Amsterdam timmert ambitieus aan de weg: ondanks dat ze net hun eerste EP uitgebracht hebben, staan ze nu al met de ‘elektro-opera’ Punt op de Parade. Beat en bas zorgen voor een solide basis, terwijl frontman Bas van Rijnsoever en producer Niels Kuiters met gitaar, percussie en elektronica de muziek subtiel transformeren tot een rijkelijk gevuld geluidslandschap. Van Rijnsoever houdt – met enige aanvulling van Kuiters – een monoloog als een stream of consciousness over het leven, de liefde, de herinnering en wat je al dan niet in een half uur durende lap tekst kunt inpassen. Vervelend wordt het nooit, want de beat houd je vast en de ogenschijnlijk betekenisloze kostuum- en lichtwissels geven een dynamisch podiumbeeld, maar de – al dan niet bewuste – platitudes van het kaliber ‘wat is het leven toch eigenlijk raar’ willen maar niet beklijven. Als de communicatie tevergeefs blijkt te zijn, zoekt van Rijnsoever zijn heil in een etherische, woordeloze zangsolo. De woorden vervagen, verliezen betekenis, het enige wat nog rest is de beat.  

Inperking of vrije val

~

Another Kind of Blue verkent de relatie van het individu met de technologie in Newton’s Duet, een voorstelling voor danser en drone. Solist Antonino Milazzo verkent zijn territorium, dat vanaf bovenaf gefilmd wordt en geprojecteerd wordt op het achterdoek. Het resultaat lijkt op een retrocomputerspel waarin Milazzo als een soort pacman zich een weg moet banen in een wisselend kader. Een dronevliegtuigje met het geluid van een legioen zoemende muggen houdt hem nauwlettend in de gaten. Technologie schept onze bewegingsruimte, ontlopen is niet meer mogelijk en de acceptatie van de danser voor de drone gaat uiteindelijk zo ver dat zij één worden. De choreografie van David Middendorp is een voortdurende onderhandeling tussen vrijheid en inperking, gevangenschap en vrije val. De bewegingen van Milazzo zijn minder imponerend dan die van de heren van Blush en soms wat repetitief, maar Newton’s Duet is conceptueel gezien de sterkste van de vier hier besproken voorstellingen. Het nare staaltje technologie achtervolgt me nog steeds in mijn dromen.

Kromme tenen
Club 27 door Van’tHofTheater is een bijzondere voorstelling, al is het alleen maar omdat acteurs en theatermakers van hoog niveau zo’n tenenkrommende voorstelling weten neer te zetten. Het uitgangspunt – de Club 27, de rocklegendes die allen net de achtentwintig niet haalden, kijken vanuit de hemel naar wat er van hun idealen over is – is origineel, maar stiekem ook heel stom. Vooraf is er echter de hoop dat Gerardjan Rijnders, toch niet de minste regisseur van het land, dit gegeven op een interessante manier naar zijn hand weet te zetten. De vergankelijkheid van opstand en maatschappelijke zeggingskracht zijn thema’s die in zijn regie van de Oresteia prikkelend theater opleverden. Club 27 is echter van begin tot einde een lijpe bonte avond voor babyboomers, inclusief de bekende hitjes die voorzien zijn van een nieuwe, jolige tekst en een zwalkende Amy Winehouse met botje in haar keel, om te gieren. Ondertussen liggen de muzikale referenties er veel te dik bovenop en wordt de thematiek onsubtiel over het publiek uitgestrooid. Zelfs als camp werkt de voorstelling niet, daarvoor is het nog net iets te zelfgenoegzaam. Toch zal deze voorstelling van al het bovenstaande het beste blijven hangen, plaatsvervangende schaamte hakt diep in op de ziel. 

Boeken / Fictie

Een heel leven komt voorbij

recensie: Remco Campert - Licht van mijn leven

Remco Campert is het meest bekend van zijn columns en verhalen, maar als dichter schat hij zichzelf het hoogst in. In proza leeft hij zich min of meer uit, in poëzie leeft hij zich in, concentreert hij wat voor hem de essenties zijn, persoonlijk en zonder enige zwaarwichtigheid. Nu ook weer in zijn recente bundel Licht van mijn leven.

Van de Vijftigers, de dichtersgeneratie die meteen na de oorlog de vaderlandse poëzie nieuw elan kwam inblazen, was hij de jongste en dat is hij nog steeds. De meeste van zijn bentgenoten heeft hij al voorgoed moeten uitzwaaien, en steeds werd hij dan door de media om ‘een aardigheidje’ gebeld, ‘de anekdote waar de krant op wacht’. De betreurde Hugo Claus, Jan Wolkers, Gerrit Komrij en Hans Verhagen kregen in deze bundel ieder hun gedicht.

Lichte nuances


De titel Licht van mijn leven slaat in eerste instantie op het levenslicht dat Campert zag in Den Haag, maar ‘in Amsterdam (…) zagen / mijn wóórden het licht / dat me niet meer verliet, trouw / door dik en dunner dan dik’. Het klopt dat dikdoen de dichter allerminst ligt. Het licht is niettemin inhoudelijk veelomvattend, en zintuiglijk belicht het veel.

De kwaliteit van Campert ligt in de lichte nuances die zijn kijk op het menselijk bedrijf kenmerken en die hij in zijn taal weet aan te brengen. Zijn lange verleden bewierookt noch doet hij af als wat er niet langer meer toe doet. Herinneringen zijn ‘geluk waarin je kunt rusten / in tijd die niet verleden raakt’. Veel meer heeft hij niet nodig.  

Evenmin loopt hij zogenaamd eigentijds mee met de wanen van de dag van vandaag, maar hij laat ze ook niet afwijzend aan zich voorbij gaan. Met lichte tegenzin (‘steeds banger voor menigtes’) gaat hij naar een vernissage, ‘gezelschap / dat met zijn rug naar de kunst staat’. Of naar een filmpremière (‘het verplichte / moeizaam aangehouden applaus / en het opgeblazen boeket’). Hij neemt de lege glamour waar en moet concluderen, misschien half tot zijn spijt, dat hij ‘steeds meer / alleen nog de oude tijd’ kent. Maar hij ziet er graag van af over iedere onbenullige hype een mening kant en klaar te hebben, of zelfs over de hongersnood in Afrika.

Gulzige liefde


De bundel geeft een mooi overzicht van driekwart eeuw. Ook al loopt hij er niet mee te koop, geëngageerd is Campert nog altijd, getuige ‘de uitgebluste terrorist op het marktplein / hij smeult nog wat na in het stoffige zonlicht / de krant brandt hem voorgoed in mijn geheugen’. Tegenhanger hiervan is het gedicht over de Tour de France op tv, zij het wel de blik erop gericht met een geërfde toneelkijker van Camperts oudtante Lucie: ‘je ziet zoveel meer’.

Wat vooral nog steeds niet heeft afgedaan in Camperts poëzie is de liefde: ‘In gulzige liefde /verslind ik je /met huid en hart’. Maar liefst zes achtereenvolgende gedichten wijdt hij aan ‘Meisjes van plezier’, want opgeroepen in de verleden tijd. Deze gedichten bevatten een lichte zweem van vergankelijkheid. Alsof hij al min of meer een ander is geworden, doet de ik-figuur zich opvallend vaak voor als een goede bekende die al op afstand staat. In het slotgedicht is de dichter zich ervan bewust dat ‘in een knipperend ogenblik /het leven me loslaten zal’, maar wel liefst dromend ‘van het meisje /dat ik eens op een tramhalte zag’.

Muziek / Achtergrond
special: Bökkers - Humme

Goed voorbeeld doet..

.

Het kan bijna niet missen dat tijden herleven van weleer als de eerste klanken van ‘Helderop’ uit de luidsprekers schallen. Bökkers-muziek is op dezelfde leest geschoeid als die van Normaal.

Met Humme grijpen Hendrik Jan Bökkers en zijn mannen zonder blikken of blozen terug naar de begindagen van collega’s Normaal. Daar waar deze band de roots liet liggen toen ze op hun succes verder bouwden is het moois van Bökkers gegroeid. Onvervalste rock ‘n’ roll uit de Achterhoek. De gitaren van voorman Bökkers en Erik Neimeijer zijn prominent, naast de zang van beide heren, het boegbeeld van Humme. De bas van Arjan Pronk en drum van Jeroen Hobert zetten de stevige bodem voor de liedjes van eigen hand.

De teksten van Bökkers zijn recht voor zijn raap en gegrepen uit het echte eenvoudige leven zoals ‘Later as ik dood bin’. Dit nummer gaat over een jonge adolescent die lekker naar het café gaat, niet veel uitvoert maar wel droomt om een held te zijn. Hetzelfde laken en pak is te horen in ‘Bie moe’ waar het thuisgevoel geschilderd wordt als thuis zijn aan het fornuis van moeder. Bökkers doet het natuurlijk heel goed op festivals en feesten in de streek. Maar ook daarbuiten zullen er oren zijn die de sound van deze Achterhoekers zullen waarderen. Het album Humme staat als het spreekwoordelijke huis met beide poten in de klei.

Live in Nederland:
02-aug Koudekerk ad Rijn Trekkertrek
04-aug Kelpen Café Smeed
07-aug Hellendoorn Hellendoornsfeest
08-aug Luttenberg Luttenbergsfeest
23-aug Drouwenermond Boerenrock
08-sep Laren Stegeman Laren