Boeken / Non-fictie

Weg Wijs als wegwijzer

recensie: Edward Slingerland - Proberen niet te proberen: Waarom alles beter gaat als je het niet te graag wilt

Daar lig je, te draaien, terwijl de uren van de nacht wegtikken en je vermoeidheid toeneemt. Toch val je niet in slaap. Slingerland legt in Proberen niet te proberen helder uit waarom dit soort dingen beter gaan wanneer je ze niet te graag wilt.

In Proberen niet te proberen wil Edward Slingerland, sinoloog en cognitief wetenschapper, de onmogelijke paradox van het niet-intentionele handelen vertalen naar onze moderne maatschappij. Die paradox bestaat kort gezegd uit het loslaten van al je intenties. Die maatschappij kenmerkt zich door de nadruk te leggen op prestaties en eigen succes: precies datgene wat een intentie verwacht. Tegelijkertijd is de maatschappij op zoek naar haar eigen identiteit en kent een steeds groter verlangen naar oprechtheid, authenticiteit en zelfvertrouwen.

Slingerland legt uit dat deze waarden ons in de genen gebakken zitten. We moeten kunnen aanvoelen of iemand ons voor de gek houdt of oprecht is. Vrijwel elke cultuur heeft hier haar gebruiken en rituelen voor, waarbij Slingerland in zijn boek inzoomt op de cultuur waar hij het meest thuis in is: de Chinese. Hij heeft zich de afgelopen decennia gespecialiseerd in het verbinden van zijn twee interessegebieden: de sinologie (de studie naar China en alle daaraan gerelateerde vakdomeinen) en de cognitieve wetenschap. Bij Slingerland is de aandacht tijdens zijn sinologische studie met name naar de filosofische stromingen uit het oude China gegaan, zoals het confucianisme en het taoïsme. Centraal in deze filosofieën staat het verkrijgen van innerlijke kracht (de De uit de Daodejing) en het je ontdoen van al je intenties, wat ‘wu-wei’ genoemd wordt.

Niets doen

Een van de belangrijkste begrippen uit met name het taoïsme is het wu wei. Letterlijk staat dit voor: wu (niet) en wei (doen): niet-doen. In het boek overigens wat ongelukkig fonetisch uitgelegd als ‘oe-wee’, terwijl we het zouden uitspreken als ‘woe-wee’. Dit wu wei roept de associatie op van niets doen, op je lauweren rusten. Dit is echter verkeerd. Niet-doen is wel degelijk een handelwijze, maar dan een handelwijze waarin je intenties tot een minimum (liefst zelfs afwezigheid) zijn beperkt. Alles wat je maar al te graag wilt, zo leren de taoïstische wijzen ons, is gedoemd te mislukken. De kunst is om te bereiken wat je wenst te bereiken zonder dit te graag te willen. Hier hebben de taoïsten hun ideeën over, die ruimschoots in dit boek aan bod komen. De grote taoïstische meesters Lao Zi en Zhuang Zi krijgen veel aandacht.

Het interessante aan dit boek is dat Slingerland onderzoekt hoe het denken van de oude meesters in onze huidige tijd past. Hij ontkomt er dan ook niet aan om meerdere smaken aan te bieden. Zo voert Slingerland de grote rivaal van de taoïsten, Confucius op. Waar Lao Zi radicaal tegen elke vorm van ritueel of scholastiek is, is Confucius een voorvechter voor ritueel en scholastiek. Deze vormende bezigheden kneden ons tot een oprecht en authentiek mens, zo dacht Confucius. Ook diens denken wordt uitgewerkt binnen onze huidige maatschappij en hieruit concludeert Slingerland dat alvorens men over kan gaan tot de vormen van ritueel en scholastiek, men daartoe bereid moet zijn.

Bij elke these en antithese hoort een synthese en die wordt in dit boek gevonden in de denker Meng Zi (Mencius). Mencius schrijft over de vier zaailingen die als metafoor gelden voor het goede leven en ons helpen met het verkrijgen van innerlijke kracht.

Brug naar het nu
Slingerland weet de eeuwenoude Chinese filosofie te staven aan hedendaagse ontdekkingen uit de neurowetenschappen. Zo weten we uit de perceptiepsychologie dat lastige taken, zoals het lokaliseren van een bepaalde vorm te midden van andere vormen, makkelijker gaat wanneer je ontspant. Lastige problemen laten zich vaak sneller oplossen wanneer je een tijdje iets anders gaat doen in plaats van te blijven nadenken over die ene mogelijke oplossing. Je onbewuste neemt dan als het ware het heft in handen. Ons onbewuste lijkt uiteindelijk beter in het oplossen van complexe problemen. Dat onbewuste denken is vaak irrationeel (je tijd verdoen door uit het raam naar buiten te staren en ogenschijnlijk onproductief te lijken), maar wanneer je de kunst verstaat je onbewuste de vrije loop te geven, stijgt je productiviteit. De moeilijkheid is natuurlijk dat wanneer je dit intentioneel gaat toepassen, het effect verdwijnt. Daarin ligt de moeilijkheid van het wu wei!

Met deze en andere voorbeelden legt Slingerland helder uit waarom puur rationeel handelen simpelweg tekortschiet in hoe we als mensen zijn. Tegelijkertijd uit hij zijn bezorgdheid over het feit dat dit rationele handelen gemeengoed is geworden vandaag de dag. Waarmee we verstrikt raken in intentioneel handelen, met alle gevolgen van dien.

Kunst / Expo binnenland

Met de dood voor ogen

recensie: Memento mori – Damien Hirst. In dialoog met Rodolphe Bresdin en Odilon Redon

Het is een vreemde gewaarwording: de kalmte die heerst in de ruimte waar Damien Hirst tentoongesteld wordt. Er is geen spektakel, geen drukte van kunstpubliek, geen ellebogenwerk om iets te kunnen zien. Hier hangt de serene rust die hoort bij de dood. Een stiltecentrum voor fijnproevers.

The Vincent Award Room, een wat weggestopt zaaltje op de begane grond van het Gemeentemuseum Den Haag, is tijdelijk omgetoverd tot kamer des doods. Met de kleine tentoonstelling Memento mori wordt hier op subtiele wijze getoond waar wij mensenkinderen het meest bevreesd voor zijn: het onafwendbare einde.

Foto: André van Dijk

Foto: André van Dijk

Dreigende zoektocht
Op het eerste gezicht is er weinig subtiliteit te bespeuren: de grote doodshoofden van Hirst overheersen de bescheiden ruimte, de glasheldere grijns op het diepe zwart doet de adem even stokken. De kleurige vlinders ertussen, als enorme opgeprikte verzamelmodellen, lijken op te stijgen in hun fragiele transparantie. Het contrast is pakkend, het is onmogelijk om niet te blijven kijken.

In het naastliggende deel van de ruimte is de maatvoering van geheel andere orde. Hier moeten we met de neus tegen het glas om de kleine grafiekwerkjes van Rodolphe Bresdin en Odilon Redon goed te kunnen bekijken. De negentiende-eeuwse manier om de dood te laten zien is een dreigende zoektocht in vergelijking met de spierballenkunst van Hirst. Dat zou een dialoog genoemd kunnen worden, maar het is vooral een totaal tegengestelde manier van verbeelden. En van verwerken.

Rodolphe Bresdin, La mère et la mort, 1861

Rodolphe Bresdin, La mère et la mort, 1861

Metaforen
Het verloop in deze omgang met de dood begint bij de oudste van de drie kunstenaars. Bresdin (1822-1885) is nog verloren in het mysterie en laat op verhalende wijze zien hoe de dood een onverklaarbare aanwezigheid is: hij ligt op de loer en komt je halen als het eenmaal zover is. Zijn ets La mère et la mort (1861) is een aangrijpend voorbeeld waarop een moeder en kind geconfronteerd worden met het einde. In een overweldigende natuur zit de dood – in persona, inclusief zeis – druk gesticulerend de moeder te overtuigen van het onvermijdelijke. Het lijkt een haast alledaagse samenkomst waarbij het verdriet en de overgave van het gezicht van de moeder afstralen.

Odilon Redon (1840-1916) – leerling van Bresdin – slaat een nieuwe weg in. In zijn verbeelding is de dood een metaforische realiteit die op diverse manieren het levenseinde aankondigt. Redon is meer een vormgever dan een verteller: hij gebruikt sterke iconische composities om zijn boodschap over te brengen. De comic-achtige kwaliteit van de gemaskerde klokkenluider in Un masque sonne le glas funèbre (1882) is veelzeggend.

Damien Hirst, Memento (Skull), 2008, Monique Zajfen Collection

Damien Hirst, Memento (Skull), 2008, Monique Zajfen Collection

Weldadige angst
Voor Damien Hirst, kind van zijn tijd, heeft de dood niets mysterieus en hoeft hij ook niet in metaforen verbeeld te worden. Met zijn grote fotogravures van geïsoleerde schedels laat hij de werkelijkheid in al haar naaktheid zien. Geheel in stijl met de oude vanitas-schilderijen is de confrontatie eenduidig: dit is letterlijk waar we heen gaan. De haarscherpe etstekening op het peilloze zwart geeft de Memento (Skull)- werken een intimiteit mee die beangstigend en weldadig tegelijk is. Opvallend is dat de afbeelding van de met edelstenen ingelegde schedel For the Love of God (2007) in deze tweedimensionale techniek veel oprechter binnenkomt: ontdaan van de glinsterende rijkdom en luxe is de betekenis vele malen sterker dan het door media en publiek overschreeuwde origineel.

Damien Hirst, Memento (Butterfly), 2008, Monique Zajfen Collection

Damien Hirst, Memento (Butterfly), 2008, Monique Zajfen Collection

Het zijn de vlinders – Memento (Butterfly) – die de dood van Damien Hirst vervolmaken. De felgekleurde lichtheid vormt een uitzonderlijke verbinding met de omringende doodshoofden. Naast de doorlopende cyclus van het leven wordt onze vergankelijkheid hier uitgebeeld op een wijze die niets aan duidelijkheid te wensen overlaat. Waar in vroeger tijden het begrip ‘Memento mori’ (‘Gedenk te sterven’) een calvinistisch dreigement inhield, is het de overwinning van de kunst die het vandaag tot een weliswaar onwenselijke maar draaglijke grootheid maakt.

8WEEKLY

Laagseizoen

Artikel: De Wereld van Willem

.

.Tja, wat moet je als kunstliefhebber in het culturele laagseizoen? Vroeger zou ik het niet geweten hebben, maar sinds een aantal jaren heb ik daar wel een antwoord op: lezen, luisteren, goed kijken en minstens één keer naar de Parade.
Het laatste werd uiteindelijk een paar keer, want ik móest en zóu ergens Barbaren van toneelgroep Oostpool zien: het leven van de familie Beuking uit Almere Muziekwijk. Een voorbeeldig white-trashgezin in de traditie van de oer-Hollandse kankeraar, fanatiek zappend langs alle foute TV-kanalen en commentaar leverend op zaken die ze niet zinnen. Op alles dus. Het levert een ongekende reeks gure verwensingen op. Racistisch, seksistisch, grof en rancuneus: in drie kwartier passeert in een moordend tempo het complete repertoire van scheldkanonnades. Na tien minuten weet je ’t wel en begin je stiekem naar het einde te verlangen, maar de kracht van de voorstelling is juist dat het almaar dóór blijft gaan. Regisseur Marcus Azzini heeft die ziekelijke herhaling van loze kreten heel goed begrepen: op zeker moment word je er doof voor. Niet voor niets hebben de spelers een hysterisch uiterlijk: geschminkt als clowns en gekleed in vloekende pakken. Fopfiguren zijn het eigenlijk en een beter beeld van die groep kun je niet geven, waarmee het eerder confronterend theater was dan een typische Paradevoorstelling op de zomeravond.

Voor het kijkgedeelte snel terug naar Rotterdam voor een rondleiding door Boijmans-baas Sjarel Ex langs de overzichtstentoonstelling van de Britse kunstenaar Paul Noble. Nobson heet het project waaraan Noble nu al bijna twintig jaar werkt: een serie enorme potloodtekeningen die de imaginaire, futuristische en surrealistische stad Nobson Newtown moeten voorstellen. Je weet niét wat je ziet! Tekeningen van dertig vierkante meter of zes meter hoogte met een enorme detaillering. Drieëntwintig stuks (twee waren niet te achterhalen) en voor de liefhebber betekent dat een zomer lang speuren naar alle grappen en grollen die er in het werk verscholen zitten. Liefhebbers van fantasiewerelden of het werk van Crumb (de undergroundtekenaar aan wie Noble schatplichtig is): allemaal naar Boijmans!
Luisteren dan. Een aantal jaren geleden was ik bijkans lyrisch over de vocale heavy metal-groep Van Canto: schitterende a capella-muziek door vijf zangers en een drummer die via slimme vocalen een complete hardrockband nabootsten, inclusief gierende gitaren. Ik vind hun eerste twee CD’s en het live-concert dat ik toen van ze zag nog steeds een hoogtepunt uit de moderne metalgeschiedenis. Maar kennelijk zijn ook vernieuwingen snel aan slijtage onderhevig. Hun derde CD was al een stuk minder, bij de vierde begon de verveling toe te slaan en met de nu verschenen nummer vijf – Dawn of the Brave – ben ik definitief genezen, dat wil zeggen mijn waardering voor Van Canto als creatieve, autonome groep. Eigen composities blijken hun zwakke punt te zijn en dat breekt de band op. Veel van hetzelfde en daar red je het niet mee. Maar als covergroep zijn ze wat mij betreft nog steeds buitengewoon te genieten. “The Final Countdown”, de eighties-hit van Europe, klinkt alsof die gisteren bedacht is en voor “Paranoid”, de hit van Black Sabbath, geldt hetzelfde.

Tenslotte lezen. De Waalse schrijfster Amélie Nothomb werd in 1967 in Japan geboren, waar haar vader de Belgische ambassadeur was. Ze bracht er haar jeugd door, trouwde bijna met een Japanner, maar ging in 1996 terug naar België. Twee jaar geleden besloot ze haar geboorteland nog éénmaal te bezoeken. Ze wist een filmteam van het Franse TV5 te interesseren en schreef een boek over die trip: Nostalgie van het geluk. Nou zou ik dat nooit gelezen hebben als die documentaire niet wat stof deed opwaaien. De beroemde schrijfster Nothomb raakt namelijk in elke scène in tranen en laat haar emoties de vrije loop. Ze rijdt rond langs de plekken van haar jeugd, ontmoet haar oude kinderjuf en zoekt haar ex-verloofde op. Terwijl de camera doordraait, houdt ze het almaar niet droog. Het aardige is: je hoeft er niet eens de documentaire voor te hebben gezien, want het boek volstaat. Een ego-document dat overloopt van emoties en toch redelijk nuchter overkomt. Hoe sterk wordt een mens gestuurd door zijn herinneringen? Een mooie vraag, al zeg ik het zelf.

Muziek / Album

Dé volgende stap

recensie: Weightless - Matt Andersen

.

Vorig jaar toerde Matt Andersen al door Nederland. Wie deze enorme Canadees toen aan het werk heeft gezien zal bij het horen van Weightless niet anders kunnen denken dan “een verdiende volgende stap!”.

Andersen’s nieuwste album is geproduceerd door Steve Berlin. Het geluid van het album klinkt heel volwassen en staat met beide benen in een goede rocktraditie met een tikje blues. De stem van Anderson en zijn enthousiaste gitaarspel zijn het handelsmerk.

Blues met rock
Andersen debuteerde in 2008 met Something in Between dat in kleine kring direct hoge ogen gooide. In de jaren die volgden sleepte hij in zijn carrière twee prijzen in de wacht: de European Blues Award in 2013 en hij won de Memphis International Blues Challenge in 2010.

Het album Weightless borduurt voort op de reeds opgebouwde discografie van deze muzikant. Het is zijn zevende studioalbum, waaronder ook een kerstplaat. Daarnaast is er nog een live-album beschikbaar. Maar deze plaat is wel in beleving en geluid een enorme stap voorwaarts. Daarmee moet de rest van zijn oeuvre niet met de nek aangekeken worden. Maar met dit album schaart Andersen zich ineens naast artiesten als Frankie Miller en Southside Johnny uit het midden van de jaren zeventig.

De bovenstaande vergelijking brengt onmiddellijk de vraag naar voren of Andersen gewapend met zijn stem vol met soul wel de zuivere blues speelt. Het antwoord is een duidelijk nee: met een stevige scheut rock naast country en folk is Weightless voor niet-bluesliefhebbers een goed verteerbaar album geworden. Natuurlijk verloochent Anderson zijn wortels niet maar de invloeden van de rock zijn een welkome aanvulling.

De zinnen laten bespelen
Andersen stond afgelopen jaar op menig Nederlands podium. Zo ook in Eindhoven bij Meneer Frits en hij maakte daar een verpletterende indruk. Andersen speelt net zo gemakkelijk up als down tempo. Zijn zang is expressief en met de soms enorme uithalen tipt hij hogere octaven aan. Als deze virtuoos de ballad opzoekt weet hij vaak de gevoelige snaar stevig te raken zoals in het mooie ‘So Easy’. Het absolute topnummer van dit album is ‘Let’s Go To Bed’. Dat is een liedje waarvoor de recensent best gewekt mag worden om vervolgens weer lekker onder de wol te kruipen met de liefde van zijn leven. Dat klinkt natuurlijk heel cliché, maar voor een keer mag dat best.

Andersen zet deze ballad heel gevoelig in om vervolgens in het tweede deel van de compositie alle registers open te trekken in de melodie en een tikje hoger te gaan spelen en zingen. Met prachtige uithalen komt uiteindelijk het mooiste in de stem van Andersen naar boven gekoppeld aan fijn gitaarwerk. Dus geen zoetsappige ballad maar één met stevige pit. Verrassend en heel fraai die het liedje naar eenzame hoogte doen spurten. Op Weightless staan veel uitstekende liedjes wat het album maakt tot een genot om regelmatig toe te vertrouwen aan de cd-speler en de oren te verwennen en de zinnen te laten bespelen.

Live in Nederland:

7 oktober de Schalm Westwoud

8 oktober North Sea Jazz Club Amsterdam

9 oktober Musemix Concerts Den Haag

10 oktober Muziekhuis Leiden

11 oktober Muziekpodium Bakkeveen

12 oktober De Oude Veiling Aalsmeer

13 oktober Vreewijk Cultuur Rotterdam

17 oktober Roepaen Ottersum

18 oktober Café de Amer Amen

Film / Films

Heroes in a half-assed film

recensie: Ninja Turtles

De nieuwste aanwinst van een franchise die vrijwel compleet draait om plezier zonder te veel diepgang heeft de intentie redelijk goed te pakken, maar schommelt ontzettend in de kwaliteit van de uitvoering.

Nieuwsverslaggeefster April O’Neil (Megan Fox; Transformers) is ambitieus om haar carrière een vooruit te helpen door haar toegewijde verslaggeving van de misdaadgolf van de zogeheten Foot Clan in New York. Bij toeval komt ze een groep helden tegen die samen de Foot Clan bestrijden. Het blijken vier gemuteerde ninja-schildpadden-tiener-broers te zijn. Vanaf dat moment hebben de schildpadden en O’Neil elkaar hard nodig, want inmiddels zijn ze op de radar van een gevaarlijke nieuwe vijand.

Problemen in beeld en script

~

Voor zij die nog nooit eerder hiervan gehoord hebben zal dit verhaal waarschijnlijk uitzonderlijk belachelijk overkomen. Teenage Mutant Ninja Turtles is sinds het stripbegin in 1984 een cultureel fenomeen geworden met een immer uitbreidende franchise. Na de redelijk ontvangen trilogie van live-action films (met de acteurs in rubberen pakken) is de serie nu aan de beurt voor een moderne versie met een flink budget en net zulke flinke CGI-effecten. De Turtles (Leonardo, Donatello, Michelangelo en Raphael; vernoemd naar kunstenaars uit de Renaissance) zijn tot leven gewekt middels motion capture-technieken, wat de film zeker ten goede komt. Het zorgt ervoor dat zowel alledaagse als buitengewone bewegingen vloeiender en geloofwaardiger op beeld komen, wat vooral bij de actiescènes een aanzienlijke verbetering is. Maar waar de CGI uitstekend is gebruikt en gemaakt, daar is het ontwerp van de computercreaties afstotelijk. De Turtles en hun meester Splinter (een rat die ze nun-jitsu en karate leert) zien er onaangenaam uit en zijn niet fijn om naar te kijken. Gelukkig is dit bij de Turtles minder erg dan bij Splinter (die een veel kleinere rol heeft), waardoor er uiteindelijk redelijk aan te wennen valt, maar het staat het genieten van de filmervaring in de weg.

~

Deze filmervaring wordt verder bemoeilijkt door het afgrijselijke script. Het verhaal rammelt aan alle kanten. Het weet de Turtles voldoende afzonderlijke persoonlijkheden te geven, maar laat die vervolgens opereren in een flinterdun plot waarvan te veel van de essentiële punten onlogisch, onjuist of onwaarschijnlijk zijn. De film neemt zichzelf redelijk serieus, maar bevat ook genoeg humor en populaire cultuur (het zijn tenslotte tienerschildpadden) om een gooi te doen naar de nostalgische gevoelens van echte fans en het geheel niet te zwaar te maken. Dit is een welkome aanpak, maar alle humor is ontzettend geforceerd. Michelangelo krijgt, als de clown van de vier, het leeuwendeel van deze soms pijnlijk ongrappige momentjes, waardoor hij al vrij snel op de zenuwen begint te werken.

Actie, humor en potentie
Toch is het geheel niet zonder potentie. De vijand Shredder heeft een belachelijk plan en een vrijwel onverklaarde achtergrond, maar hij brengt wel een zekere dreiging over en zijn actiescènes zien er geweldig uit. Zo af en toe komt er een scène voorbij die aantoont dat de film meer had kunnen zijn dan hij nu is, met de achtervolging van een besneeuwde berg als spannende actiescène met een vette knipoog en de liftscène als leuk gevonden, personagegebonden humor. Maar de rest van de film is niet veel meer dan elke andere moderne CGI-actiefilm, met veel te veel schuddende camerabeelden, een belachelijk verhaal en ontwerpen die op zijn zachtst gezegd niets bijzonders zijn. De Teenage Mutant Ninja Turtles zijn geen onderwerp voor hoogstaande cinema, maar deze film weet niet te bevatten wat ze wel zo razend populair maakt.

Boeken / Fictie

Ontroerende avonturen

recensie: John Green (vert. Aleid van Eekelen-Benders) - Paper Towns & Het Grote Misschien

.

John Green schrijft boeken waarin je ’s avonds in bed veel te lang blijft lezen. Ook als je je met de beste wil van de wereld geen Young Adult meer kunt noemen en de volgende ochtend weer vroeg op kantoor wordt verwacht.

De verfilming van het tragische en tegelijk lichtvoetige verhaal The Fault In Our Stars heeft geleid tot de doorbraak bij het grote publiek die John Green verdient. Het boek (in het Nederlands Een weeffout in onze sterren) staat al enkele weken op de eerste plaats van de bestseller top 10. Hoe aangenaam is het om dan te ontdekken dat Green al heel wat boeken op zijn naam heeft staan, door Lemniscaat nu ook nog opnieuw uitgegeven.

Paper Towns
Paper Towns (2008) is het verslag van de zoektocht naar Quentins buurmeisje Margo, die hij beschouwt als het ‘schitterend mooiste schepsel dat God ooit had geschapen.’ Het boek begint buitengewoon grappig, als Margo ’s avonds laat voor het slaapkamerraam van Quentin verschijnt. Ze neemt hem mee op een nachtelijke wraaktocht langs haar voormalige vriend en beste vriendin die een affaire blijken te hebben. Het tamelijk onschuldige kattenkwaad (met bijvoorbeeld ontharingscrème op wenkbrauwen en exploderende visingewanden onder de achterbank van een SUV) wordt afgewisseld met scherpe dialogen waaruit blijkt dat deze hoofdpersonages (net als in The Fault In Our Stars) wat humor en intelligentie betreft aan elkaar gewaagd zijn.

De volgende ochtend wordt het grimmiger, als Margo niet op school verschijnt. De grote zoektocht kan beginnen. Quentin wordt geheel in beslag genomen door de mysterieuze verdwijning van zijn buurmeisje, en probeert de sporen te volgen die ze al dan niet bewust voor hem heeft uitgezet. Steeds meer blijkt hoe zwaarmoedig Margo was, hoe weinig ze op had met de wereld waarin ze leefde. Maar dit is ook een boek dat me hardop heeft doen lachen, om de maffe vrienden van Quentin en de wraakactie met de exploderende visingewanden.

Het Grote Misschien
In de debuutroman van John Green, Het Grote Misschien (2005) speelt een zelfde soort meisje een hoofdrol. Even intelligent als zwaarmoedig, even grappig als grenzeloos. Miles gaat op zijn vijftiende ‘op kostschool’ en ontmoet daar Alaska. Zijn onmiddellijke adoratie voor haar (‘het meest sexy meisje uit de hele geschiedenis van de mensheid stond voor mijn neus’) lijkt ook op die van Quentin voor Margo. Tel daarbij een vriendengroep die vooral de taak heeft het verhaal van humor te voorzien, en filosofische citaten die het verhaal ondersteunen. Veel overeenkomsten, maar desalniettemin twee verrukkelijke boeken.

Modelkinderen
Greens hoofdpersonen worden steevast gedreven door fascinaties, eigenaardigheden die een grote rol spelen in het verhaal. Hazel is in The Fault In Our Stars geobsedeerd door een roman die middenin een zin ophoudt, het boek dat de leidraad vormt voor haar avonturen met Augustus Waters. In Het Grote Misschien weet Miles alles over laatste woorden van beroemde mensen.

‘Die van Henrik Ibsen vind ik goed. Dat was een toneelschrijver. (…) hij was al een tijd ziek en zijn verpleegster zei tegen hem: “U lijkt u vanochtend beter te voelen,” en Ibsen zei: “Integendeel,” en toen ging hij dood.’

Het zou triviale feitenkennis kunnen zijn, maar het wordt keer op keer zo knap met het verhaal verweven. En ja, het wordt vaak sentimenteel, maar nooit wordt het een trucje.

In zekere zin zijn de personages van John Green allemaal modelkinderen. Brave jongens die hun ouders knuffels geven en hoge cijfers halen. Ook de meisjes die het hun ouders en zichzelf knap lastig maken met hun hang naar destructie – in deze boeken Margo en Alaska – doen dat alsnog op een heel intelligente wijze. Ze lenen zich uitstekend voor het vertelplezier van Green, waarvan de boeken bol staan. Verpakt in scherpzinnige dialogen, ontroerende avonturen en altijd met een filosofische (en verantwoorde) boodschap.

Kunst / Achtergrond
special: Loek Grootjans - Storage for Distorted Matter (Case P.M.). Rainer Ganahl - Manhattan Marxism

Storage for Distorted Matter

.

Het Zeeuwse Licht

Storage for Distorted Matter (Case P.M.). Foto: Kitty van Leeuwen

Storage for Distorted Matter (Case P.M.). Foto: Kitty van Leeuwen

Beroepsverzamelaar Loek Grootjans heeft in het kader van zijn project Storage for Distorted Matter, proposals and objects al vele stukjes kunstenaar geprobeerd te vangen. Denk hierbij aan verfsporen uit het leefgebied van Vincent van Gogh in Arles of de lippenstift van een kus die hij kreeg van de weduwe van Marcel Broodthaers. Deze ‘kunstenaarssporen’ bottelt hij om zo dichter bij de bekende kunstenaars te komen. Grootjans’ meest recente project focust zich op Piet Mondriaan, meer specifiek op het ‘Zeeuwse licht’ dat Mondriaan voor het eerst in Domburg zag, wat als grote inspiratie diende voor zijn schilderscarrière. In De Kabinetten van de Vleeshal in Middelburg is dit project, getiteld Storage for Distorted Matter (Case P.M.). De zaak Piet Mondriaan, te zien. Grootjans stelt dat het specifieke licht wat Mondriaan zo raakte werd veroorzaakt door de stroming van de Noordzee en het Nauw van Calais. De door Grootjans verzamelde sporen bestaan in dit geval dan ook uit 52 flessen gebotteld water uit de Noordzee met bijbehorende petrischalen waarop zoutkristallen liggen. Volgens zijn onderzoek is het zeewater in september het warmst, wat grotere kristallen oplevert. Het licht dat wordt weerkaatst door deze kristallen levert het unieke effect op dat Mondriaan heeft gezien.

Manhattan Marxism

Manhattan Marxism. Foto: Kitty van Leeuwen

Manhattan Marxism. Foto: Kitty van Leeuwen

Een geheel andere tentoonstelling, zij het van de hand van dezelfde curator (Lorenzo Benedetti), is eveneens te zien in Middelburg, in De Vleeshal zelf. Kunstenaar Rainer Ganahl probeert zijn fascinatie voor het Marxisme op het kapitalistische eiland Manhattan uit te beelden. Alhoewel de gelegde connecties interessant zijn, veroorzaakt de hoeveelheid werken rondom hetzelfde onderwerp een lichte overkill. De werken die in Manhattan Marxism getoond worden roepen enige vragen op, maar worden door de kunstenaar van zoveel uitleggende tekst voorzien dat er voor de toeschouwer weinig mogelijkheid tot analyse overblijft. Een van de interessantere werken is het uit twee video’s bestaande: El Mundo — A Classical Music Concert At Former Eagle Theatre, Spanish Harlem, NYC (2013) waarin een klassiek concert te zien is dat wordt opgevoerd in een budgetwinkel in Harlem, waar een voormalig theater huishield. Het levert een poëtische referentie op naar de economische en culturele verschillen die in korte tijd in het gebouw plaatsvonden.

Film / Films

De ideale bajesklant

recensie: Labor Day

Een film van Jason Juno Reitman die meteen op dvd uitkomt? Dat moet wel een zeperd zijn.

Met de namen op het affiche van Labor Day is niets mis. Kate Winslet en Josh Brolin zijn acteurs van de buitencategorie. En ook regisseur Jason Reitman – Juno, Thank you for smoking, Up in the air – maakt de ene na de andere interessante film. Tot hij zijn tanden zette in deze romanverfilming van Joyce Maynard.

Slappe hap


~

Nou ja, tanden … Labor Day is nogal een slappe hap. Brolin speelt de ontsnapte bajesklant Frank, die enkele dagen schuilt in het gezinnetje van alleenstaande moeder Adele (Winslet). Zij is haar scheiding nooit te boven gekomen en lijdt een ongezond symbiotisch leven met haar puberzoon Henry, die de rol van surrogaatechtgenoot vervult.

Het geïsoleerde duo bloeit helemaal op na de komst van de vriendelijke gijzelnemer. Frank ontpopt zich al snel tot de ideale man. Hij kookt, bakt, doet de huishouding en pakt achterstallig onderhoud aan. De naar liefde snakkende Adele wordt bediend met een portie erotische intimiteit. Zoonlief leert beter honkballen èn koken.

Samen deeg kneden


~

Een regisseur van minder allooi zou Labor Day wellicht tot een draak van een melodrama hebben gemaakt. Reitman weet, met zijn talent, alles nog wel aantrekkelijk in beeld te brengen. Ook Brolin en Winslet weten ondanks de kleffe Ghost-romantiek – liefde is … samen deeg kneden – hun karakters toch nog wat diepte mee te geven.

Maar, ook dat kan Labor Day niet echt redden. De derde akte is zo lachwekkend voorspelbaar, dat de film alsnog uit de bocht vliegt. Daar had Reitman wel wat van zijn cynisme en ironie uit eerdere films mogen gebruiken.    

 

Boeken / Fictie

De schrijver die zijn vorm zocht

recensie: John Boyne (vert. Ton Heuvelmans) - De jongen die zijn vader zocht

.

Of het nu voor volwassenen of voor kinderen is bedoeld, voor geen van beide categorieën blijkt de laatste roman van John Boyne echt gemaakt. De oorlogservaringen van een jongen in het Engeland van 1914/1918 worden vooral overschaduwd door het eenzijdige verloop en een verwarrende aanpak.

De titel is het eerste struikelblok. Waar de Engelse roman het prachtige Stay where you are and then leave meekrijgt – de strijdkreet waarmee vanuit de loopgraven een aanval werd ingezet – kiest de Nederlandse uitgever voor het armzalige De jongen die zijn vader zocht. Natuurlijk om aan te haken bij het daverende succes van De jongen in de gestreepte pyjama (2007) maar geheel voorbijgaand aan de veelzeggende betekenis van de originele naamgeving. De marketingafdeling zal tevreden zijn.

Schoenpoetser
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog staat heel Engeland op de achterste benen om deel te nemen aan de strijd. Vol enthousiasme melden jonge mannen zich aan om deelgenoot te worden van wat algemeen gezien wordt als ‘even de Duitsers op hun nummer zetten’. En vóór de kerst weer thuis. Dat het helemaal anders liep is inmiddels bekend.

De vijfjarige Alfie Summerfield ziet zijn vader eveneens naar het vasteland vertrekken en beleeft de oorlog vanuit zijn eigen kinderlijke perspectief. Het is een zwaar leven aan het thuisfront, er is tekort aan alles en iedereen moet zijn steentje bijdragen. Alfie vindt zijn weg als schoenpoetser op Kings Cross Station en kan zo zijn moeder, zonder dat ze het weet, met extra geld ondersteunen.

Dienstweigeraar
Als er gaandeweg geen brieven meer komen uit Frankrijk wordt Alfie voorgehouden dat zijn vader op een geheime missie is gestuurd en geen contact meer mag hebben. Met een gezond wantrouwen gaat Alfie ervan uit hij dood is, totdat hij op wonderlijke wijze ontdekt dat zijn vader op Engelse bodem in een ziekenhuis is opgenomen. Waarop hij tot actie overgaat.

John Boyne heeft een eendimensionale geschiedenis geschreven met een keurige kop-en-staart structuur. Alfie neemt het initiatief zijn vader te gaan zoeken en aan het einde van het verhaal komt alles weer op zijn pootjes terecht. Niks mis mee, behalve dat Boyne onderweg in de val loopt door als volwassen schrijver door de ogen van een kind te willen kijken. Naast de primaire observaties en overdenkingen van Alfie is er een permanent commentaar op de achtergrond aanwezig. Er moeten – zo vindt de schrijver – nu eenmaal veel dingen uitgelegd worden.

Bijvoorbeeld het fenomeen ‘dienstweigeraar’, dat Alfie in een paginalang betoog uit de doeken wordt gedaan door Joe (what’s in a name) Patience. Deze achtergebleven pacifist probeert de oorlog uit te zitten en wordt als een melaatse kluizenaar door de buurtbewoners gemeden. Het is alsof Alfie telkens even uit z’n eigen beschouwende wereld wordt gehaald om een lesje maatschappijleer toegeschoven te krijgen.

Weeskind
In deze vorm is dat een tamelijk aanmatigende leeservaring maar het levert hier en daar wel boeiende informatie op. John Boyne geeft aardig weer hoe de sfeer in het door mannen verlaten Engeland werkelijk was: de achtergebleven vrouwen vormden een gesloten burcht van angst en hoop. Op straat werden mannen van onder de vijftig jaar aangeklampt door wildvreemde vrouwen die hen een witte veer in de hand drukten: het symbool van lafheid. Mensen met een Duitse achtergrond of een Oost-Europees klinkende naam – zoals de bevriende familie Janácek – werden weggevoerd en onder ellendige omstandigheden geïnterneerd op het Isle of Man. De aanvankelijke euforie verandert in een steeds wanhopiger beklemming.

De jongen die zijn vader zocht leert over de thuisblijvers in een onmenselijke oorlog. We worden bekendgemaakt met het begrip ‘shellshock’ en met de moraliteit tussen patriottisme en onverdraagzaamheid. Het probleem is dat Boyne ons over de rug van een negenjarige jongen heel veel te vertellen heeft en dat niet weet onder te brengen in één krachtig en overtuigend verhaal. Het resultaat, voor wie dan ook, is een boek als een ongelukkig weeskind.

Theater / Voorstelling

Het spektakel van Circus Treurdier

recensie: Circus Treurdier - Spektakel X

.

Twee aan elkaar grenzende rijtjeshuizen, met eenzelfde tuinhek en beide een kliko en bankje in de voortuin: hoe simpel en alledaags het decor ook oogt, des te tegendraadser zijn de levens van de bewoners. In de voorstelling Spektakel X van Circus Treurdier woont de zestienjarige Bella met haar gescheiden vader in het linkerhuis. Jacco Smith en zijn kunstzinnige vrouw vormen hun buren. In iets meer dan twee uur zie je hun levens meerdere malen veranderen, om over de operazingende eenhoorn nog maar te zwijgen.De titel Spektakel X – verwijzend naar Project X Haren waarbij door een uitnodiging op Facebook bewezen werd hoe groot de impact van (sociale) media op de maatschappij kan zijn – dekt de lading van de hele voorstelling. Met een operazingende eenhoorn of doorgeslagen kunstenares kun je je moeilijk identificeren. De haat tegenover pedofielen, de dupe zijn van een fietsendief en de ophef rondom een tienermoeder roepen wel veel herkenning op. Deze voorbeelden worden uitvergroot en op absurdistische wijze met veel muziek aan het publiek getoond; de voorstelling is zo maatschappijkritisch te noemen. De operazingende eenhoorn – gespeeld door Thomas Spijkerman, tevens artistiek leider van het gezelschap – maakt grote indruk. Ook de inmiddels doorgedraaide kunstenares is hilarisch om naar te kijken. Met iets meer dan twee uur is het stuk echter wat aan de lange kant. Het deel voor de pauze is krachtiger dan dat na de pauze, maar tegen het einde aan is de voorstelling weer net zo sterk als aan het begin. Het stuk werkt uiteindelijk naar een slot toe waardoor het zijn absurdistische naam hoog mag houden: een buitenaards wezen kondigt het einde van de wereld aan, het spektakel is ten einde.