Boeken / Fictie

Verkapt neurotisch dagboek

recensie: Esther Gerritsen - Roxy

.

Roxy is jong getrouwd met de oudere filmproducer Arthur en schreef op haar ‘perfect gestylede zolder, ver van de begane grond’ een autobiografische roman, De Truckersdochter. Die was een succes, maar nu vindt ze die mislukt, waarmee correspondeert dat ook haar huwelijk met Arthur in het begin een succes leek. Na die roman ‘schreef ze aarzelende, angstige verhalen die weinig mensen met plezier lazen’. Arthur verongelukt in zijn auto, naakt omstrengeld met zijn eveneens naakte stagiaire. ‘Zit zijn pik er nog aan?’ vraagt Roxy aan de politie, eerder onthutst dan belangstellend, en zeker niet om lollig uit de hoek te komen. Roxy zelf vertelt de Werdegang die de verse weduwe in kort tijdsbestek doormaakt en die vooral uit gebeurtenissen en dialogen op te maken is. Mondjesmaat komt aan bod wat er in haar innerlijk omgaat.

Vlak en dun     
Door de climax op het eind, die een terugkeer naar een beheersbaar leven extra compliceert, loopt alles behoorlijk uit de hand. De overige gebeurtenissen zijn nogal alledaags, op het banale af, inclusief de avances van mannen waar Roxy als het ware ontketend op ingaat. Vaker worden er ditjes en datjes in het huishouden geregeld en besproken. Ook de eigenzinnige peutertrekken van dochtertje Louise krijgen schattig veel aandacht. Deze context wijst natuurlijk op Roxy’s wat smalle en niet storingsvrije belevingswereld na de dood van Arthur, maar dit maakt het verhaal tegelijk wat vlak.

Dat wordt ook veroorzaakt door de vaak uitwaaierende dialogen. De redacteur heeft Gerritsen voor Roxy aangemoedigd om zich meer op de dialoog te storten. Dat blijkt niet aan dovemansoren gericht. De gesprekken, als die al zo genoemd mogen worden, worden naturel uitgesmeerd, met alle miscommunicatie van dien. We lezen bijna een soap, het scenario van een soap zelfs.  Dat staat ietwat ver af van een roman die binnen het literaire genre valt.

Onbedoeld laconiek   
Door de dialogen wil Gerritsen de lezer allicht ook inpeperen, dat onbesproken blijft wat wél van belang is, namelijk de pijnlijke situatie na de dood van manlief en diens klaarblijkelijke minnares. Roxy reageert eerder onbedoeld laconiek dan serieus. Zodoende staat ze in de weg dat haar oppasstudente, Arthurs assistente en haar ouders, die allemaal komen inwonen, haar echt kunnen helpen. Door de overmaat aan dialoog verdunt dit gegeven nogal. ‘Arthur zei dat je gestoord was, maar ik wist niet dat het zo erg was’, zegt de assistente. Die kern van het verhaal had wel wat meer geconcentreerd en gestileerd mogen zijn.

Dit alles neemt niet weg, dat Gerritsen ons ook trakteert op heel wat treffende formuleringen die dwars op het normale staan. Maar hoewel Roxy’s gedrag, gedachten en uitlatingen geestig lijken, worden ze steeds minder om te lachen en werken ze hoe langer hoe pijnlijker. Indirect krijgt zo een vrouw gestalte die het leven niet meer in de hand heeft. Hoe wraak te nemen voor alles wat haar in haar hele leven is aangedaan? Dat gebeurt zo bizar, dat zelfs haar dochter Louise zich van haar afkeert en te vrezen valt, dat het open einde niet rooskleurig is.

Boeken / Non-fictie

Vrienden, banen en liefdes

recensie: Joost de Vries - Vechtmemoires

Hij was al criticus en redacteur bij De Groene Amsterdammer, schrijver van twee romans en nu is Joost de Vries ook de auteur van het ‘essayboek’ Vechtmemoires. Een meer dan welkome gast in het literaire landschap.

Joost de Vries (1983) schreef eerder twee romans: Clausewitz en De republiek, beiden enthousiast onthaald. Dat laatste boek leverde hem de Gouden Boekenuil op, de eerste de vergelijking met Harry Mulisch – door De Vries zelf gerelativeerd in een interview met de VPRO Radio: was zijn roman niet een paar weken na Mulisch’ dood gepubliceerd, dan was die vergelijking er niet geweest. En nu is er dan een verzameling essays, met de titel Vechtmemoires.

Wie Joost de Vries’ stukken in De Groene Amsterdammer volgt, zal in Vechtmemoires vaak bekende voorbeelden, thema’s en obsessies terugvinden. Voor dit boek heeft hij reeds eerder gepubliceerde artikelen samengevoegd, verbouwd en uitgebreid.

Katie Roiphe en Hilary Mantel

Vechtmemoires bevat twee soorten essays: enerzijds zijn er de meer literaire of culturele bespiegelingen, waarin De Vries oeuvres van gevierde schrijvers als Arnon Grunberg of Tommy Wieringa verkent; anderzijds meer persoonlijke stukken, over zijn vader of een bezoek aan een golftoernooi in de Amerikaanse staat Georgia. In de essays in deze laatste categorie probeert De Vries alledaagse observaties in een groter theoretisch verband te plaatsen, een diepere laag aan te boren. Hierin staat hij in de lijn van, of laat hij zich beïnvloeden door Amerikaanse essayisten als Katie Roiphe – door De Vries vaak aangehaald, en waarschijnlijk ook bewonderd.

In ‘Koninklijke baarmoeders’, over Wolf Hall en Bring Up the Bodies van Hilary Mantel, komen deze twee aanpakken samen. Uitgangspunt hierin is het veelvuldig besproken en foutief begrepen essay dat Mantel vorig jaar publiceerde over Kate, vrouw van toekomstig koning William. Dit essay verbindt De Vries met Mantels Cromwell-romans en de rol die vrouwen als Anne Boleyn en Jane Seymour daarin spelen. Dit essay werkt, omdat het laat zien hoe de anderszins gescheiden werelden van literaire analyse en persoonlijke wereld zich in Mantels schrijven op eenzelfde manier uiten.

Ironische seks en eenzaamheid

In De Vries’ analyses komen twee thema’s steeds terug: allereerst ironie, en de onmogelijkheid daarvan, en seks. Deze twee onderwerpen zijn voor De Vries met elkaar verbonden (en daarin toont Vechtmemoires zich als essayboek, in plaats van een bundel). Oude Amerikanen Norman Mailer, Philip Roth en John Updike keren enkele keren terug als meesters van de goede seks, waartegen de preutsheid van HBO-serie Girls en de ironische vrijerijen van De Vries’ generatiegenoten wordt afgezet.

De passages over de huidige groep jonge schrijvers in Nederland – denk aan de broers Heerma van Voss, Franca Treur, Niña Weijers, Jamal Ouariachi, Maartje Wortel – zijn boeiend om te lezen. Hier is een schrijver aan het lezen en nadenken over de literaire productie van zijn generatiegenoten; De Vries is hier zowel een ingewijde als een buitenstaander, en daardoor behept met een vriendelijke, empathische blik. Een blik die echter niet verhindert dat hij harde noten kraakt:

Je zult ouder worden, kinderen krijgen of niet, trouwen of niet, conservatiever worden of niet, ontslagen worden of niet, je huis brandt af, je ouders krijgen kanker, je kat wordt doodgereden door een pizzakoerier – maar niets van wat je mee zult maken zal gespiegeld worden in de [personages]. Want zij hebben geen vrienden, geen banen, geen liefdes… Als lezer sta je er alleen voor.

Dat De Vries zich een ingang heeft verschaft in de wereld van de jongste generatie schrijvers, kan alleen maar verwelkomd worden: eindelijk iemand die op systematische wijze een groep auteurs volgt en over hun werk schrijft. Dat gebeurt helaas niet al te vaak.

Inzichten

Niet alles wat De Vries schrijft is raak, dat zal een kwestie van smaak zijn. Misschien is zijn onderwerpkeuze – zijn obsessies, mogen we misschien wel zeggen – ook wat te Amsterdams of grootstedelijk. Maar wat altijd overeind blijft, is het plezier dat Joost de Vries in Vechtmemoires heeft in het analyseren en schrijven, een plezier dat uit zijn proza spreekt. Dan biedt deze bundel voortreffelijke inzichten, en hoop je dat De Vries nog lang essays zal schrijven.

Boeken / Fictie

De liegende moeder en de schrijvende zoon

recensie: Adriaan van Dis - Ik kom terug

Na twee uitstapjes – het Parijse De wandelaar en de Zuid-Afrikaroman Tikkop – is Adriaan van Dis met Ik kom terug weer terug bij zijn literaire geboortegrond: zijn jeugd in een Indisch-Nederlandse familie en zijn ouders. Na zijn vader is het nu de beurt aan zijn moeder, in een voortreffelijke confrontatie.

Van Dis, kort na de Tweede Wereldoorlog geboren, is de gentleman van de Nederlandse literatuur: keurig gekleed, welbespraakt en welgemanierd krijgt hij het land op de knieën wanneer hij ergens dit voorjaar De Wereld Draait Door overneemt en een drietal boeken aanprijst. Het is makkelijk te vergeten dat zijn debuut, de novelle Nathan Sid, alweer meer dan dertig jaar geleden verscheen.

Na die novelle verscheen een gestage stroom aan romans, (reis)verhalen en poëzie, waarin één thema overheersend is: de trauma’s van een in Nederland geboren zoon van twee verindischte ouders. Voor wie niet alleen Nathan Sid, maar ook Indische duinen en Familieziek heeft gelezen is het een bekend verhaal: vader sloeg en teisterde de jonge Adriaan, die met zijn witte huid en geboortejaar 1946 een mismatch was in het uit Indië gekomen gezin, tot hij – de vader – in de jaren vijftig jong overleed. Met deze vader heeft Van Dis al meerdere keren literair afgerekend, en nu, na al die jaren, is het tijd voor zijn moeder.

De grote zwijger
Aanleiding daarvoor was de dood van Van Dis’ moeder enkele jaren geleden, op bijna honderdjarige leeftijd. Ik kom terug vertelt het verhaal van de maanden voorafgaand aan haar dood, waarin zoon de schrijver een pact sluit met moeder de zwijgende leugenaar: hij een verhaal, zij een pil. Hij rijdt met haar onder andere naar haar Zeeuwse geboortegrond, waar hij over allerlei familieleden leert die hij nog niet kende; en zo gaat het daarna eigenlijk constant. De lijken en andere verrassingen vallen en masse uit de kast. Vanuit het perspectief van de zoon is Ik kom terug vooral een geschiedenis van de ontmaskering.

Haar Tweede Land, zoals ze het noemde, speelde een voorname rol in mijn romans, niet dat zíj er zoveel over sprak, nee, nooit, bedacht ik me, mijn op Java geboren vader dicteerde thuis de verhalen. Ik had me zijn leugens toegeëigend en er nieuwe aan toegevoegd. Mijn moeder was de grote zwijger thuis.

Ik kom terug is niet zozeer een poging de al bestaande leugens te corrigeren: er komen eigenlijk alleen maar leugens bij. Het is moeilijk in te schatten wanneer de stokoude moeder liegt en wanneer zij de waarheid spreekt. Ze is als het ware met haar leugens vergroeid: als ze zit, houdt ze een kussen voor haar buik. Meerdere keren betrapt haar zoon haar op contradicties in wat ze zegt, onmogelijkheden waar ze dan maar snel overheen stapt.

De zoon staat als het ware tussen de moeder en de lezer in. Bijna alles wat zij zegt, wordt door hem gekleurd. De niet al te subtiele eerste zin van de roman maakt dat al duidelijk: ‘We stonden tegenover elkaar, mijn moeder en ik.’ Wanneer haar laatste nog levende dochter uit Italië overkomt om voor de dan inmiddels stervende vrouw te zorgen, slaagt ze er ook nog eens in hen tegen elkaar uit te spelen.

Omgaan met de herinneringen
De schrijvende hoofdpersoon in Ik kom terug lijkt in alles (jeugd, levensloop, gedrag) op zijn schepper, en beschreven anekdotes komen overeen met verhalen verteld in Van Dis’ eerdere romans. Is Adriaan van Dis dan ook deze bijna parasitaire schrijver? Kortom, is Ik kom terug niet een roman, maar een memoire? Interessanter is de ontwikkeling die Van Dis’ Indiëromans doormaken.

Er kan een zekere lijn ontdekt worden, een beweging naar een empathisch vermogen die de hoofdpersonen in die romans langzaam maken. De uitgesproken haat jegens de vader uit Nathan Sid verdwijnt langzaam naar de achtergrond, en in Familieziek is er zelfs sprake van een soort verzoening. Voor het eerst komt de hoofdpersoon in het reine met zijn verleden en de persoon die zijn vader was. Ik kom terug is een volgende stap in dit proces.

‘In Nieuw-Guinea was ze nooit geweest, niet echt, maar Just [haar man] wel, zijn verhalen werden de hare,’ vertelt de schrijver over zijn moeder. Dit is zeker de kern van Van Dis’ Indiëromans, en misschien wel van zijn hele oeuvre: de overlevering van verhalen, het overnemen of toe-eigenen van andermans verhalen en leren omgaan met die herinneringen. Af en toe worden verhalen van de ouders die van de zoon; wanneer dat gebeurt, en gelukkig komt dat in Ik kom terug enkele malen voor, schittert Van Dis’ proza van levendig- en menselijkheid.

Muziek / Album

Keurige, maar overtuigende alternatieve hiphop

recensie: DELS - Petals Have Fallen

Er wordt veel hiphop gemaakt door rappers en producers die zich niet conformeren aan het beeld dat velen van hen helaas nog van het genre hebben. Zulke dwarse, avontuurlijke hiphop verschijnt op fraaie labels als Rhymesayers en Big Dada. Op dat laatste label is ook het nieuwe album van DELS verschenen, dat laat horen dat het zeker niet alleen puur goud is dat er in de donkere krochten van het genre te vinden is.

het nieuwe album van DELS verschenen, dat laat horen dat het zeker niet alleen puur goud is dat er in de donkere krochten van het genre te vinden is.

Petals Have Fallen is gewoon een oerdegelijke alternatieve hiphopplaat geworden. De ingrediënten zijn bekend, qua muziek, raps en teksten. Productioneel doet de muziek vaak bekend aan: donkere beats, veel synths, zware bassen, en af en toe een scheut echo waardoor het geheel lekker ruimtelijk klinkt. Ook de raps zijn in orde, maar wel weinig spectaculair: DELS heeft een zwaar Brits accent, maar dat hebben zoveel van zijn rappende landgenoten al. Ook tekstueel is hij in orde, maar niet heel verrassend: vaak associatief, soms straightforward en emotioneel, en altijd zonder het n-woord, bitches of bling.

Verantwoord


Kortom, DELS maakt verantwoorde hiphop voor mensen die om welke reden dan ook verder willen kijken dan de mainstream. In dat genre is Petals Have Fallen ook gewoon een prima introductieplaat. Wie al vaker in het hoekje donkere hiphop heeft gesnuffeld zal weinig nieuws aantreffen. Het geheel mist een echt eigen smoel en dat is in deze tak van de sport toch wel een gemis. Ter vergelijking: DELS’ platenlabelmaatje Busdriver maakt zulke heerlijke muziek omdat zijn manier van rappen, zijn teksten én zijn beats ontzettend excentriek zijn.

Eerlijk is eerlijk, toch zit Petals Have Fallen prima in elkaar. Hoe keurig de muziek soms ook klinkt, de nummers zijn in orde. Ze worden nergens briljant, maar zijn ook nooit ondermaats. Bovendien is er aandacht besteed aan de opbouw: rond de helft van het album dreigen de rustigere nummers wat eenvormig te worden, maar gelukkig wordt juist dan het tempo opgeschroefd. ‘Pack of Wolves’ komt met zijn aanstekelijke ritme en refrein zelfs in de buurt van een potentiële undergroundhit. Ook ‘RBG’ en ‘Bird Milk’ zijn prettige, wat drukkere nummers met een heel licht rockrandje.

Rockesthetiek


DELS leunt weliswaar op synthesizers en niet zozeer op gitaren, toch hebben zijn nummers vaak een rockmuziek-achtige structuur. Vooral in de drukkere nummers valt dat op. In plaats van hooks van een paar regels kiest DELS voor ‘echte’ refreinen. Bovendien blijven de beats geen loops die het hele nummer lang herhaald worden, maar veranderen ze steeds subtiel. DELS maakt liedjes met kop en staart. Natuurlijk, helemaal nieuw is dat niet, maar de esthetiek overtuigt wel. Het fraaie ‘Lost for Words’ is bovendien een hoogtepunt van die werkwijze. In dat nummer wordt naar een subtiele climax gewerkt. De tekst over een overleden vriend is wel erg rechtdoorzee (‘I’m lost for words / I can’t even believe I’m writing this verse’), maar de meeslepende muziek ondersteunt het vertelde verhaal.

Hoewel er het een en ander aan te merken is op Petals Have Fallen, is het toch een prima plaat geworden. De originaliteitsprijs verdient DELS niet, maar hij heeft wel potentie. Als hij de volgende keer meer zijn eigen smoel laat zien, dan komt het zeker goed met hem.

 

Muziek / Album

Te dicht bij het origineel gebleven

recensie: The Flaming Lips - With a little help from my fwends

With a little help from my fwends is een ode aan Sgt. Peppers Lonely Hearts Club Band. Fwends in plaats van Friends geeft aan hoe The Flaming Lips de Beatles opnieuw hebben geïnterpreteerd.

Fwends in plaats van Friends geeft aan hoe The Flaming Lips de Beatles opnieuw hebben geïnterpreteerd.

Herkenbaar, maar een heel eigen versie, dat is deze Flaming Lips variant op Sergeant Peppers Lonely Hearts Club Band. Het beroemde album is integraal gecoverd, met hulp van vele vrienden. Zo doet Miley Cyrus mee op ‘Lucy in the Sky with Diamonds’ (net als Moby) en ‘A Day in the Life’, spelen Tegan & Sara mee op ‘Lovely Rita’, en ‘Sgt. Peppers Lonely Hearts Club band’ bestaat op With a little help from my fwends uit The Flaming Lips, My Morning Jacket, Fever the Ghost en J. Mascis. Veel vrienden met verschillende invloeden, dus volop muzikale variatie. De opbrengst van het album gaat naar een goed doel dat armlastigen, ouderen en terminaal zieken hulp biedt bij het verzorgen van hun huisdieren.

Ambitieus
Het is niet de eerste keer dat het Beatles-album wordt gecoverd. Eerder was er al de soundtrack voor de gelijknamige film (met de Bee Gees in de hoofdrol), waar ook Peter Frampton, Steve Martin en Robin Williams aan meewerkten. Maar waar die versie de Beatles-nummers redelijk in stand hield, laten de Flaming Lips vrij weinig over van de originele arrangementen. Er zijn bijna voortdurend piepende en krakende synthesizers te horen. Dat is geen probleem: een lekker raspende, knarsende en gillende melodie kan een lied veel goed doen. De samenwerkende fwends worden niet gehinderd door verwachtingspatronen of een overmaat aan respect voor het origineel.

Met zulke vrienden
De fwends kunnen zich echter niet losmaken van het Beatles-album. Het contrast tussen origineel en Flaming Lips-versie is groot door de kakafonie op het album en de experimentele neigingen, maar de band blijft te dicht bij de originelen. Alsof ze geen nieuwe versies hebben opgenomen, maar alleen de instrumenten hebben vervangen. Zo klinkt het album alsof The Flaming Lips en hun vrienden er alles aan doen om even baanbrekend bezig te zijn als de Beatles destijds. Die ambitie strandt in het ophopen van lawaai en ongewone geluiden.

Wat Sgt. Peppers Lonely Heart Club Band een goed album maakt, raakt verloren op With a little help from my fwends: het optimisme dat doorklinkt in nummers als ‘Fixing a Hole’, afgezet tegen vreemdere, lastiger te duiden liedjes als ‘Being for the Benefit of Mr. Kite’. The Beatles brengen een balans aan op het album tussen deze twee uitersten, maar The Flaming Lips slaan door naar één kant. With a little help from my fwends is een goed album voor wie van avantgardistische en experimentele lo-fi houdt. Maar Fwends mist de balans in de muziek om echt spannend te blijven.

Muziek / Concert

Koersverschuiving en vernieuwing

recensie: Knight Area

Knight Area presenteert haar vijfde studioalbum Hyperdrive in de oude Cacaofabriek te Helmond. De popzaal blijkt een prima concertzaal te zijn binnen de sfeervolle her-bestemde fabriek.

De heren van Knight Area laten lang op zich wachten. Maar liefst twee voorprogramma’s passeren de revue. Het spits wordt afgebeten door de Israëlische metalband Distorted Harmony. De heren doen de naam van de band eer aan. De meer naar de progrock neigende Engelse band Hekz maakt de opwarming voor de hoofdschotel smakelijk aangenaam.

Metalrandje

~

De vorig jaar uitgebracht EP Between Two Steps kondigde reeds een tikje koerswijziging van de band aan. Met Hyperdrive wordt duidelijk wat die koersverschuiving inhoudt. De verandering naar metal gitaargeluid komt duidelijk voor rekening van Mark Bogert. Gelukkig blijft de band de progrock wel trouw. Een andere verandering is dat er nu meer diversiteit is in songsmeden. Zo neemt ook zanger Mark Smit een pianoballad voor zijn rekening, die hij gezeten achter de piano live tot grote hoogte weet te zingen. ‘Songs From the Past’ is het rustpuntje in de wervelende show. Die ballad komt direct na de single ‘Running Away’ die Smit gestoken in een robotpak zingt.

Het titelnummer ‘Hypnotised’ sluit het eerste deel van de show af. Het album heeft daarmee zijn podiumdebuut doorstaan en staat in de traditie van de vorige vier, met een lichte verschuiving in de stijl. De show wordt afgesloten met een medley van ouder werk en een paar toegiften. Zowel live als op cd is Hyperdrive een prima vernieuwende stap voor Knight Area, maar wel binnen de progrock traditie. De angst voor een draai naar de metal blijkt ongegrond.

Boeken / Fictie

Persoonlijke poëzie van een afstandje

recensie: Leonard Nolens - Opzichtige stilte

Leonard Nolens is zo iemand die aan een bijna ouderwets idee van het dichterschap beantwoordt: leven en werk zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dat is in elk geval het beeld van zichzelf dat hij neerzet, bijvoorbeeld door een boek als Dagboek van een dichter uit te laten geven, of van zichzelf te zeggen dat hij ‘alleen voor de poëzie [deugt]’.

Ook Nolens’ nieuwe bundel Opzichtige stilte doet beroep op een semi-autobiografische context: de bundel is opgezet als een verslag van een opname in een psychiatrische kliniek en de daaropvolgende terugkeer in de maatschappij. Nolens heeft namelijk ook in zo’n kliniek gezeten, en dan is bij veel lezers een plus een al heel snel twee. Dat doet poëzie verwachten die dichtbij komt, maar de bundel blijft vaak op een afstandje van de lezer.

Dronken Jos


Opzichtige stilte
begint met de afdeling ‘Kuur I’, gelijk het hoogtepunt van de bundel. Op het openingsgedicht na zijn alle gedichten in die reeks vrij streng qua vorm: zes keer twee regels. Die vastere vorm doet Nolens goed. Het stroomlijnt zijn gedichten en herinnert bovendien ook aan de strenge regels in een kliniek. Het taalgebruik is afwisselend behoorlijk kaal en bijna klassiek dichterlijk; de stijl beweegt zich ongeveer tussen ‘En dronken Jos had op kerstdag zijn moeder geslagen’ en ‘Neem ons de maat met de grootte van heel uw tekort’.

Het pijnpunt aan Opzichtige stilte is dat de bundel op ‘Kuur I’ na nergens echt dichtbij komt, of zelfs intiem wordt. In die reeks staan treffende regels en beelden, zoals ‘De wereld buiten de muren zit in ons hoofd / lawaai te maken en klinkt als een sneeuw op tv’ (met overigens een fraai enjambement). Ook in de andere afdelingen staan op zich prima beelden, die helaas binnen de context van de gedichten niet altijd even sterk overkomen. Dat is voor een groot deel een vormkwestie.

In de reeksen na ‘Kuur I’ laat Nolens namelijk de strakke vorm van zes distichons los. De tweede afdeling, ‘Kuur II’, bestaat uit vierregelige gedichten met een ABAA-rijmschema, en die vorm komt juist geforceerd over. Inhoudelijk maken de kwatrijnen weinig indruk  De laatste twee afdelingen van de bundel kennen bovendien überhaupt geen vormbeperkingen en voelen daardoor ook vrij vormloos aan. Het lijkt misschien een puur visuele aangelegenheid of strofes even lang zijn of niet, maar het gaat verder dan dat. Nolens’ gedichten lijken zonder vormbeperkingen vaak enigszins willekeurig. Nergens krijg je het gevoel dat ze nu precies zo zijn zoals ze moeten zijn, maar eerder dat het gewoonweg mogelijkheden zijn.

Quasi-verheven

Inhoudelijk zijn de laatste drie reeksen ook minder interessant dan ‘Kuur I’. In de derde afdeling ‘Ontslag’ staan bijvoorbeeld veel imperatieven, en daar moet je tegen kunnen. Hoewel de gebiedende wijs toepasselijk is voor iemand die opnieuw zijn richting in de wereld moet vinden, pakken de gedichten in ‘Ontslag’ niet zelden wat navelstaarderig uit. Bovendien is de toon pathetischer geworden:

Blijf bang.
Blijf bang en blijf bij je.
Maar blijf van nature gedwongen
de blikseminslag van je vrijheid te strikken
met blote fikken.
Doorboor met een tongkus je schrik.

Te vaak wordt Opzichtige stilte te abstract en quasi-verheven van toon om echt dichtbij te komen en aan te grijpen. Iets meer ‘dronken Jos’ en iets minder ‘de grootte van heel uw tekort’ had de bundel goed gedaan. Dat de meter doorslaat naar het tweede, is een gemiste kans voor een dichter die zijn werk zo erg wil laten verstrengelen met zijn leven. Van zo iemand wil je niet weten of hij na zijn ontslag uit de kliniek de blikseminslag van de vrijheid met zijn blote handen vastpakt, maar hoe hij zichzelf motiveert om ’s ochtends weer op te staan.

Theater / Voorstelling

Een strijd van emoties

recensie: Alida Dors - Oogst

Choreograaf Alida Dors zet een eigen vertaling van de hedendaagse maatschappelijke hectiek neer. De voorstelling Oogst representeert de frustratie, onrust en spanning die wij elke dag ervaren. Met haar choreografieën voor Donna Chittick, Sarah Mancini, Quincy Ignacia en Jason de Witt laat Dors zien dat hiphop ook anders kan.

Hoewel hiphop over het algemeen aan vele conventies is gebonden, mixt Dors een eigen visie op klank en beweging met haar hiphopachtergrond. De combinatie van de bewegingen, de door Diege Soifer samengestelde elektronische muziek en de live-begeleiding door Janneke Groes (fluit) en Marijn Korff de Gidts (drums) maakte dat ik werd meegevoerd op een intense stroom van de door de dansers belichaamde emoties.

Strijd om het ‘mogen zijn’
Bij het moment van binnenkomst zaten de dansers afwachtend aan de rand van het podium. Ik had meteen het gevoel dat het viertal het contact zou maken met het publiek. Het licht aan de publiekszijde ging uit en zes lichtbuizen beschenen de dansers, die plaats namen in het midden van het podium. Hoewel zij geen voet verzetten, gaf de beweging van hun lichaam het idee van snelheid. De dansers keken om zich heen en naar elkaar en veranderden hun positie. Intens repetitieve en energierijke solodansen volgden en ik voelde hoe de spanning in mijn lichaam steeds verder werd opgevoerd.

Na de expressieve solo van Quincy Ignacia liepen de tranen over mijn wangen. Hierna kon ik mij niet meer losmaken van de kracht die de repetitieve bewegingen van de dansers op mij uitoefenden. Terwijl de dansers op het podium een strijd met elkaar aangingen, waarbij zij rug aan rug tegen elkaar aan duwden en het zweet over hun voorhoofden druppelde, ervoer ik mijn eigen strijd.

Samenkomen
Terwijl de dansers zich stuk voor stuk los maakten van de strijd, veranderde de belichting en het ritme van de muziek. Hun lichamen toonden geen strakke lijnen meer, maar een soepele lichaamsstroom. De muziek nam de regie over en de dansers straalden rust en tevredenheid uit. Ook de strijd in mij was weggeëbd en ik kon met een fijn gevoel de rest van de voorstelling bewonderen, waarbij ik mij verbaasde over het gevoel van saamhorigheid dat ik ervoer tussen mijzelf als toeschouwer en de uitvoerenden. Samen hadden wij de voorstelling ‘overleefd’. De specifieke repetitieve bewegingen en de muzikale ondersteuning brachten een publieke openbaring van de diversiteit waarmee hiphop als dansstijl kan worden benaderd. Ook gaf het de voorstelling kracht en karakter. Dit is wat Alida Dors in mijn optiek uniek maakt binnen de danswereld.

Theater / Voorstelling

Wagner vol tegenstrijdigheden

recensie: De Nederlandse Opera - Lohengrin

In 2002 regisseerde Pierre Audi Lohengrin, Richard Wagners romantische opera uit 1850. Audi nam de Griekse kunstenaar Jannis Kounellis aan als decorontwerper: hij beeldde de grootsheid van Wagners ideeënwereld uit met staalplaten en houten planken, terwijl solisten en koor plastic droegen. Twaalf jaar later is de drieakter over de geheimzinnige ridder, wiens naam en afkomst niet genoemd mag worden, hernomen bij De Nederlandse Opera, zij het ditmaal met nieuwe solisten.

Wat betreft bekendheid of innovatie moet Lohengrin het afleggen tegen Wagners latere werk, maar na de ‘Walkurenrit’ is het ‘Bruidskoor’ uit Lohengrin de bekendste melodie die hij geschreven heeft. Het is, samen met de ‘Bruidsmars’ van Mendelssohn, hét clichéstuk op bruiloften wereldwijd. De Nederlandse Opera prijst deze reprise dan ook aan als ‘De Opera met hét Bruidskoor’. Aan het begin van de derde akte begint dirigent Marc Albrecht een beetje the schmieren: hij weet dat het publiek weet dat deze evergreen eraan komt. Het is hem vergeven, want tijdens de rest van de opera speelt het Nederlands Philharmonisch Orkest uiterst elegant, vanaf de troebele strijkers in de ouverture tot de vele koperblaaspassages vanuit de zaal.

Imponerend restmateriaal

Wie aan Wagner denkt, denkt al snel aan heroïek en hoogromantiek. Lohengrin past geheel in dit oeuvre, vanaf de middeleeuwse setting (het Antwerpen van de tiende eeuw) tot de mystieke dimensies. Het lijkt te contrasteren met de arte povera van Jannis Kounellis, installatiekunst die is vervaardigd uit ‘armoedig’ materiaal zoals gebruikt hout, staalplaten en eventueel het lichaam zelf. Toch weet Kounellis de door Wagner beoogde grootsheid te behouden. Als na de ouverture het gordijn gehesen wordt, zit het voltallige koor in vier rijen boven elkaar tegen een enorme achtergrond van staalplaten. Het is een indrukwekkend beeld, zeker als bepaalde segmenten van het koor plots een andere houding aannemen en de textuur van de immense installatie tot leven komt.

Ondanks de materialen en de sobere kleuren draagt dit levende decor door zijn massiviteit bij aan de immersie van de voorstelling, conform het type gesamtkunstwerk dat Wagner een jaar voor de première van Lohengrin theoretiseerde in zijn essay Das Kunstwerk der Zukunft. Op andere momenten werkt Kounellis’ kunst juist vervreemdend. Dan wordt een gesamtkunstwerk in de Brechtiaanse zin van het woord bewerkstelligd: de zwaan die Lohengrins boot voorttrekt is niets dan een bundel houten roeispanen, in wezen onafhankelijk van of zelfs een commentaar op het verhaal en de muziek.

De kracht van het koor

In de regie van Audi en met Albrecht als dirigent is de hoofdrol niet voor de solisten, maar voor het koor weggelegd. De zang is dynamisch en misschien wel het mooist in de zachte passages. De massale doch eenvoudige choreografieën zijn hypnotiserend. De scènes waar het koor de overhand heeft zijn wervelend en vliegen voorbij. Een nadeel is dat in de scènes waarin enkel solisten spelen, zoals een groot gedeelte van de tweede akte, de spanning niet constant vastgehouden kan worden. Overigens ligt dit eerder aan het libretto dan aan de solisten zelf: zeker Nikolai Schukoff geeft met zijn niet al te gladde heldentenor een opvallend frisse en eigentijdse invulling aan de titelheld.

De reprise van Lohengrin kent vele facetten en is tegelijkertijd pro- en anti-wagneriaans: bij vlagen groots, dan weer subtiel, afwisselend bombastisch of juist integer. Toch weet Audi een coherente productie neer te zetten door in klein en groot soberheid te tonen: geen quasi-middeleeuwse kleurenpracht, maar het grauw van staal en resthout. Voor een echte zwaan is hier geen plaats.

Kunst / Expo binnenland

Hiërarchie als herdenking?

recensie: Realms of Memory en Fragment

Het Museum Arnhem draagt bij aan de herdenking van de slag om Arnhem (1944) met twee tentoonstellingen over het thema oorlog. De groepstentoonstelling Realms of Memory laat het werk zien van Dieuwke Spaans, Raquel Maulwurf en Anne Wenzel, en de solotentoonstelling Fragment biedt een kijk in het oeuvre van de Poolse kunstenaar Mirosław Bałka.

ław Bałka.

Dieuwke Spaans: Landscape 9. Courtesy Tegenboschvanvreden, Amsterdam

Dieuwke Spaans: Landscape 9. Courtesy Tegenboschvanvreden, Amsterdam

Esthetiek met of zonder mening
De collages van Dieuwke Spaans (1973, Rheden) zijn opgebouwd uit beeldmateriaal van oorlogen. De werken lijken de wereld ten tijde van de Tweede Wereldoorlog te tonen, maar worden hierin belemmerd door esthetische composities en technische interventies, die elke vorm van objectiviteit eruit filteren. Het werk versterkt zo stereotypes en aannames van de oorlog ten gunste van een nostalgische beleving.

Raquel Maulwurf (1975, Madrid, Spanje) heeft dit probleem vermeden door een mening in haar werk aan te brengen. Haar tekeningen van houtskool, waarin stedelijke bombardementen zijn uitgegumd, zijn zowel angstaanjagend als indrukwekkend mooi. De oorlog is hier net als natuurgeweld een sublieme ervaring.

Pleidooi tegen oorlog

Realms of Memory sluit af met een enkele sculptuur van Anne Wenzel (1972, Schüttorf, Duitsland). In haar werk laat Wenzel zien dat (oorlogs)monumenten een verkeerde werking hebben. In veel monumenten zijn trotse strijders afgebeeld of grote zuilen gebruikt. Ze komen zo indrukwekkend over dat ze eerder positief stemmen over een oorlog dan deze te herdenken. Haar zware, droevige monumenten laten verval zien, en vertellen daarmee het juiste verhaal over de oorlog. Het is conclusie tegengesteld aan de werken van Maulwurf.

Anne Wenzel: Requiem of Heroism (monument), 2010 Privécollectie, Frankrijk

Anne Wenzel: Requiem of Heroism (monument), 2010 Privécollectie, Frankrijk

Het werk van Mirosław Bałka (1958, Otwock, Polen) beslaat zeker de helft van het museum. De videowerken die er van hem te zien zijn duren vaak nog geen halve minuut. In de zalen waar ze muurvullend worden geprojecteerd staan geen bankjes om de toeschouwer afstand nemen onmogelijk te maken. In de video’s laat Bałka met een handcamera de plekken zien waar mensen op gruwelijke wijze aan hun eind zijn gekomen in de Tweede Wereldoorlog.

Arbeid en oorlog gaan samen

In het videowerk Primitive (2008) is een fragment van een interview met een SS-officier te zien. De officier legt uit hoe werktuigelijk en ‘primitief’ het executeren had plaatsgevonden. De handcamera die Bałka gebruikt is snel en licht, en daarmee niet in staat om de zwaarte van het arbeidsintensieve karakter van de oorlog vast te leggen. Zo blijft er een laag mysterie over, een leegte die precies laat zien wat geen andere representatie van de oorlog kan benoemen.

Miroslaw Balka: Winterreise, 2003 Collection Centre for Contemporary Art, Ujazdowski Castle, Warschau

Miroslaw Balka: Winterreise, 2003 Collection Centre for Contemporary Art, Ujazdowski Castle, Warschau

De videowerken verklaren de gebreken van Anne Wenzels werk als in een perfecte kritiek. Het ambachtelijke maakproces van Wenzels beelden heeft veel gemeen met de materiële kijk op oorlog die Bałka bekritiseert. In haar werk blijft een van de kernproblemen van de monumenten onopgelost: Hoe kunnen werken die hun ambachtelijke maakproces benadrukken kritiek leveren op een oorlog die zelf werktuigelijk werd uitgevoerd?

Herdenking in rangen

Daarmee is er een opmerkelijke hiërarchie in het museum. Deze begint met Spaans die in haar werk enige reflectie mist. De reflectie voegt Maulwurf toe in de vorm van esthetiek. Wenzel keurt de verheerlijkende esthetiek ook af en laat het probleem van monumenten in elke vorm zien. Tot slot laat Bałka de hypocrisie van het hele maakproces als arbeid zien, en heeft zo het laatste woord.

Miroslaw Balka: BlueGasEyes, 2004 Courtesy Gladstone Gallery, New York

Miroslaw Balka: BlueGasEyes, 2004 Courtesy Gladstone Gallery, New York

Er is een duidelijke volgorde van conclusies die gepaard gaat met een gevoel van kwaliteit. Deze hiërarchie doet veel denken aan instellingen die berusten op macht zoals legers zelf, waardoor de presentatie van de tentoonstellingen vreemd contrasteert met het gehele doel van de tentoonstelling: de vrede vieren zonder de oorlog te vergeten.