Muziek / Concert

Paolo Nutini doet laatste concert in lawaaiig Amsterdam

recensie: Paolo Nutini

Het is donderdagavond 20 november: de dag waarop Paolo Nutini zijn tour afsluit. En waar kan dat beter dan in een tot de nok toe gevulde Heineken Music Hall? Het publiek is enthousiast, Paolo is enthousiast… maar toch loopt de show niet helemaal lekker.

“Hi, we’re Phox from Wisconsin!” roept de vrouwelijke zangeres van het voorprogramma na elk liedje, soms inclusief het spellen van de bandnaam. Dat is misschien ook wel nodig, aangezien de zaal druk aan het praten is en nog niet warmloopt voor de vrolijke Amerikaanse indiefolk. Toch doet het voorprogramma van de Schotse hoofdact muziektechnisch precies wat het doen moet: kwalitatieve, opgewekte nummers neerzetten om de zaal wat op te warmen. Het publiek wil alleen niet helemaal luisteren. Vlak voor het laatste nummer valt het drumstel uit, waardoor Phox eindigt met een iets te stil liedje in een rumoerige zaal.

Aandachtsboog te kort?
Om tien voor negen begint dan eindelijk de hoofdact en het publiek is enthousiast. Zeker als Nutini begint met zijn hit ‘Scream’ en er daarna meteen ‘Let Me Down Easy’ van zijn laatste album Caustic Love in knalt, is zijn publiek niet meer te stoppen. Overal wordt hard meegezongen en meegedanst; soms bijna iets te enthousiast. Bij de rustige, gevoelige nummers die volgen, verliest de zaal zijn aandacht en gaat direct over op discussies zoals wie er bier moet halen en hoe dit nummer eigenlijk heet.

Nutini heeft een uitgebreide band meegenomen op zijn tour. Zo zijn er ook blazers en achtergrondzangeressen aanwezig. Dat pakt goed uit: muzikaal wordt er prima gevarieerd ten opzichte van de songs op het album. Regelmatig komen er variaties op achtergrondlijntjes en verscheidene instrumentele stukjes voorbij. Ook is er aan het oog goed gedacht bij deze show: op de achtergrond zijn live beelden te zien van de show die gecombineerd worden met rokerige effecten, en bijna hypnotische cirkels en andere herhalende vormen. Een beeld dat goed blijft hangen, is een scherm gevuld met een dansende dame zonder gezicht. Tijdens het fragment van de speech van Charlie Chaplin – afkomstig uit de film The Great Dictator waarin hij Hitler bekritiseert – in ‘Iron Sky’, verschijnt op dat scherm Chaplin die met een opgeblazen wereldbol speelt. De zaal valt even stil.

Schotse vlaggen
De show is een goede mix van oud en nieuw werk, en dat geeft ook mooi de variëteit in de zaal weer. Bij de wat nieuwere nummers zingen vooral de flanken van de zaal hard mee, en bij de oudere en gevoeligere nummers hoor je het midden meer. Wat de zaal gemeen heeft: een enorme liefde voor Paolo Nutini. De zanger heeft zijn grapje of zin nog niet afgemaakt, en de zaal begint er al doorheen te juichen. Er zijn zelfs mensen die Schotse vlaggen meegenomen hebben.

De Schot zit er goed in, het publiek ook, maar mocht je puur voor de muziek komen, dan heb je toch een beetje de boot gemist. Bij een solo van een achtergrondzangeres beginnen er zelfs wat mensen heel hard doorheen te dreinen. Jammer, want Nutini weet tijdens dit concert een ontzettend originele draai aan zijn muziek te geven, zoals de medley van ‘Jenny Don’t be Hasty’ en ‘New Shoes’ aan het begin bewijst.

Gemiste connectie
Ondanks het enthousiasme van band en publiek, weten deze twee toch geen connectie met elkaar te leggen. Wat overblijft is een afgeleid publiek met een band die de sterren van de hemel speelt – eenmaal zelfs letterlijk als de visuals de zaal in komen en overal kristalvormige figuurtjes verspreiden. Met de muziek van Nutini en de creativiteit zit het wel goed, nu alleen de zaal nog meenemen om écht te luisteren.

 

Kunst / Achtergrond
special: Harmen Verbrugge - Papa, Mama, the dead, the art and I

Weg met de theorie

Tussen 1950 en 1952 schilderde Willem de Kooning een vrouw. Ze was niet mooi opgemaakt, slank en geposeerd, maar ze was woest, groot en bedreigend. Het werk van Harmen Verbrugge (Vlaardingen, 1965) heeft deze oermoeder uitgebreid tot een gezin.

De schilderijen die in de Zerp Gallery te zien zijn van Verbrugge, zijn net als die van De Kooning dik geschilderd. In de volle lagen olieverf drijft soms een agenda, foto of getekend portret. Daarnaast zijn er verschillende werken met tekst erin. De schilderijen zijn allemaal geschilderd in complementaire contrasten die allemaal op rood lijken uit te komen.

Horizonman

Horizonman

Op de schilderijen is de kunstenaar zelf te zien, regelmatig vergezeld door zijn vader of moeder. Onderdrukkingen, drangen en tal van andere psychoanalytische verschijnselen komen in deze personen voor. Zo zien de fallussen van de zelfbevredigende kunstenaar rood van zowel bloed als plezier en hebben de ruimtes die hij schildert een persoonlijkheid.  Het is een oergevoel: overleven en voortleven.

Meta-realistisch realist

De meta-realist gaat verder

De meta-realist gaat verder

In het werk De meta-realist gaat verder staat de kunstenaar voor een museumzaal. De museumzaal zegt ‘Ik ben weg’, waarop de kunstenaar antwoord met ‘Ik sta’. Het onderschrift luidt ‘de meta-realist gaat verder’. De psyche wordt hier niet van een afstand beschouwd, maar direct geuit. Bezig zijn met realisme is niet reëel, en theorieën zijn daarmee mislukte pogingen om realistisch te blijven.

Dit oergevoel is niet zuiver objectief onderzocht, maar ondervonden. Toch is het maar de vraag of olieverf niet per definitie een afstand creëert tussen het onderwerp en de auteur. De schilderijen zijn vaak autobiografisch van oorsprong. Daarmee dient de kunstenaar zijn eigen leven aan als kunstwerk. Hij is zelf het middelpunt van het werk. De tijd zal leren of deze worp naar eeuwige roem vruchten zal afwerpen.

Theater / Voorstelling

FACTORY in een regie van Schwalbe – Standpunt

recensie: Ondernemingsdrift en terughoudendheid

Theatercollectief Schwalbe zet met Standpunt de verkenning van groepsprocessen voort die zo bepalend was voor hun eerdere werk. Door de lange opbouw en de onbevredigende korte uitbarstingen van energie is de voorstelling een ontregelend spel tussen verstoring en behoud van de collectieve balans.

De uitvoerenden zijn in deze voorstelling niet de Schwalbe-leden zelf, maar negen leden van FACTORY, het platform van Frascati en hun huisgezelschap Likeminds, dat gericht is op jonge Amsterdamse creatievelingen tussen de 16 en 23 jaar. De negen jongelingen staan op een rij in het midden van de zaal. Iedereen staat in een starthouding om te gaan rennen, al ziet deze pose er per persoon anders uit. Minutenlang staan ze in volle concentratie te wachten tot een van hen het startsignaal geeft: ze rennen in volle snelheid naar de voorkant van de zaal, naar de achterkant en terug naar het midden, waar ze hijgend hun eerdere positie aannemen. Soms is er sprake van een valse start, rent een klein groepje vooruit en druipt weer af wanneer ze merken dat de rest niet volgt. Langzaam wordt de afgelegde afstand kleiner, destabiliseert de lijn en probeert een enkeling een voorsprong op te doen.

Wachten op de ontlading
De voorstellingen van Schwalbe, waarvan de leden afkomstig zijn van de mimeopleiding van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, kenmerken zich door een radicale lichamelijkheid, minimalisme en een grote aandacht voor groepsprocessen. In Schwalbe zoekt massa rende een grote groep mensen – op het hoogtepunt ongeveer tweehonderd – een uur lang op volle snelheid door de theaterzaal. Plots sprongen individuen in het oog, dan gingen ze weer op in de draaikolk van mensen. Het uitgangspunt van Standpunt klinkt vergelijkbaar met Schwalbe zoekt massa, maar de beleving is totaal anders. De trance van de constant bewegende massa is hier verruild voor horten en stoten, energie die zich ophoopt in het lichaam van de uitvoerende en plots, voor enkele seconden, tot uitbarsting komt. Het proces van rennen en stabiliseren duurt echter slechts enkele tientallen seconden, hierna is het weer wachten op de nieuwe ontlading.

Medestanders of achterblijvers

De constante verstoring en onderbreking van de status quo maken immersie welhaast onmogelijk en de dynamische spanning van de voorstelling vereist een actieve kijkhouding. Juist omdat hier slechts negen spelers op het podium staan, valt elke kleine individuele afwijking binnen de groep direct op. De harmonie van het begin verandert in wrange dissonantie en langzamerhand valt de groep ten dele uit elkaar. De durf om een nieuw pad in te slaan wordt meermalen bestraft: niemand volgt en de dappere pioniers keren onverrichter zake terug naar de middenlinie. Met minimale middelen toont Standpunt de wrijving tussen pogingen om gezamenlijk vooruit te komen en de angst om buiten de groep te vallen. 

Film / Achtergrond
special: IDFA 2014 - Of Media and Men

De mannen van de media (2)

.

De veldslag om het internet


The Newsroom: Off the Record

Mikala Krogh • Denemarken, 2014
4 sterren

Dat er buiten de Verenigde Staten ook van alles aan de hand is in de media, laat het Deense The Newsroom: Off the Record zien. De fly on the wall– aanpak van Mikala Krogh is een verademing, met name omdat de talking heads hier achterwege blijven. Onderwerp is Ekstra Bladet, een Deense tabloidkrant die met moeite het hoofd boven water houdt. Krogh brengt mooi in beeld hoe de verkoopcijfers kelderen, terwijl de redactie van alles verzint om de strijd met dat vermaledijde internet aan te gaan. Hoofdredacteur Poul Madsen bedenkt een actiecampagne rondom twee Deense gijzelaars die al ruim een jaar worden vastgehouden in Somalië. Zogenaamd uit zorg, maar natuurlijk vooral om de dalende lijn van de verkoopcijfers te keren. Ondanks protesten van de familie, die vreest dat de onderhandelingen gevaar zullen lopen, publiceert Ekstra dagelijks updates over de gijzelaars. Langzamerhand wordt echter duidelijk dat de bronnen van de krant onbetrouwbaar zijn.

Het is fantastisch dat Madsen de documentairemaakster toeliet op de redactie, ook op de moeilijke momenten. De prachtig geanimeerde statistieken en tussentitels leggen de neergang van de krant onomwonden vast. Ook knap is hoe tweets onopvallend een functie vervullen op het verhaal. Nieuw is het onderwerp niet: de klassieker ‘Page One: Inside The New York Post’ behandelde ruwweg hetzelfde dilemma’s. Wel is het prettig om eens een Europees perspectief te zien. Daarnaast is The Newsroom zonder meer de meest dynamische en best vormgegeven documentaire binnen het themaprogramma ‘Of Media and Men’.

Gefictionaliseerd en vervormd levensverhaal


CAPTIVATED: The Trials of Pamela Smart

Jeremiah Zagar • USA/ Verenigd Koninkrijk, 2014
3 sterren

CAPTIVATED: The Trials of Pamela Smart is nauwelijks vijf minuten bezig of de kijker beseft met een schok van herkenning dat hij naar To Die For zit te kijken. In de fictiefilm uit 1995 van Gus van Sant speelt Nicole Kidman een nietsontziende blondine, die bereid is haar echtgenoot uit de weg te laten ruimen om beroemd te worden. Nooit geweten dat de film gebaseerd is op het ongelofelijke levensverhaal van Pamela Smart. Het blijkt niet de enige fictionalisering van haar leven: de film is gebaseerd op een roman over dezelfde zaak en In 1991 speelde Helen Hunt ook al Pamela Smart in ‘Murder in New Hampshire: The Pamela Wojas Smart Story’. Het gegeven is dan ook sappig: een lerares verleidt haar minderjarige leerling om haar echtgenoot om zeep te helpen.

Alleen toont CAPTIVATED: The Trials of Pamela Smart overtuigend aan dat de waarheid minder rechtlijnig is dan alle fictionaliseringen doen vermoeden. Vanaf het eerste begin staat de zaak onder grote belangstelling van de media, zozeer zelfs dat de betrouwbaarheid van de rechtszaak tegen Pamela Smart in gevaar komt. Er zijn simpelweg geen juryleden te vinden die onbevooroordeeld tegenover haar staan. Ze eindigt levenslang in de gevangenis voor een moord waarvoor ze misschien nooit opdracht heeft gegeven. CAPTIVATED biedt geen definitief antwoord van wat er dan wèl heeft plaatsgevonden, maar, zo waarschuwt regisseur Jeremiah Zagar, een nieuwe exploitatie van Smarts ongelofelijke verhaal. Dat ook zijn versie een geregisseerde versie is, benadrukt hij door de documentairebeelden in beeld te brengen op televisies in lege woonruimtes en zaaltjes, die samen een soort blauwdruk van de Amerikaanse huiskamer vormen. Deze exploitatie doet Smart echter meer recht. Tegelijkertijd laat hij zien hoe alle betrokkenen beïnvloed zijn door wat ze lazen, zagen en hoorden. Zelfs Smart zelf verzucht: “Kun je je voorstellen wat een fantastische televisiebeelden het oplevert als ik word vrijgelaten?” Het is onmogelijk te zeggen waar de realiteit ophoudt en de regie het overneemt.

Ten slotte is het nog interessant om je af te vragen of CITIZENFOUR, 1971 en The Newsroom er anders hadden uitgezien als ze niet door een vrouw, maar door een man waren geregisseerd (in het geval van CITIZENFOUR was het hele filmteam zelfs vrouwelijk). Het themaprogramma ‘The Female Gaze’ suggereert min of meer zoiets, door de rol van vrouwen in documentaires onder de loep te nemen. Het is in ieder geval niet te raden welke films uit ‘Of Media and Men’ door vrouwen zijn gemaakt.

Muziek / Album

Een dierbaar album

recensie: Richard van Bergen - Rootbag

Wat een geluk dat Rootbag van Richard van Bergen eindelijk verschenen is. Na een lange periode van echte blues in het leven van Van Bergen is het er toch van gekomen: een dierbaar album van hoge kwaliteit.

De blues in het leven van Richard van Bergen – de ontstaansgeschiedenis van Rootbag –  begon met het afbranden van de studio waar de opnames plaatsvonden, waarbij gelukkig niet de reeds vastgelegde delen verloren gingen. Het onverwachte overlijden van collega Dick Wagensveld kwam daar een paar maanden later nog eens bovenop.

Versneden blues


De band Richard van Bergen’s Rootbag startte in 2010 en oogstte toen al veel goede kritieken, wat leidde tot het doen van wat opnamesessies. Toen sloeg het noodlot toe, zoals dat misschien wel past bij een bluesband, maar wat wel een behoorlijke terugslag gaf op de activiteiten. Pas dit jaar besloot Van Bergen dat het album er toch moest komen. De opnames zijn te dierbaar en het materiaal te goed om voor eeuwig op de plank te blijven liggen. In studio Silvester werd met behulp van Mischa den Haring en Isa Azier de laatste hand gelegd aan het album. Het resultaat mag er zijn: de twaalf originals van de hand van Van Bergen knallen werkelijk de boxen uit. Van Bergen heeft met zijn maten het ruwste blueswerk van zijn carrière gemaakt. De Delta blues versneden met New Orleans grooves, soul en R&B is van een onstuitbaar temperament. Het spelplezier is letterlijk van de opnames af te luisteren.

Kwaliteiten


Vanaf de eerste minuut grijpt het album met ‘Nobody’ de luisteraar bij zowel de oren als het spreekwoordelijke nekvel en laat Van Bergen merken uit welk bluesvaatje er wordt getapt met Rootbag. De vuile handen die de hoes sieren staan model voor de vuile en ruige blues die het album vult. Over het algemeen ligt het tempo van het album hoog, maar middenin horen we de akoestische bas van Wagensveld het nummer ‘Od On Love’ inzetten: bijna een ballad. Aan het einde van het album horen we dit nummer nog even als reprise terugkomen in een jazzy uitvoering waar de blues doorheen schittert.

Waar Van Bergen als lid van bijvoorbeeld Shiner Twins al vaker schitterde en tal van andere muzikanten begeleidde, zoals Qeaux Qeaux Joans, maakt hij met Rootbag duidelijk ook solo voldoende kwaliteiten in huis te hebben. Laten we hopen dat het niet bij dit ene album blijft. Maar zelfs als er geen nieuwe opnames verschijnen, kunnen we volop genieten, want hij gaat het land doortrekken met Jody van Ooijen op drums en Roelof Klein op bas en achtergrondzang. Met het repertoire van Rootbag in de achterzak zullen dit vast en zeker schitterende ruwe belevingen zijn.

Live in Nederland:
 

Kunst / Expo binnenland

Gemengde gevoelens

recensie: Emoties-Geschilderde gevoelens in de Gouden Eeuw

In de Gouden Eeuw ging het er niet alleen om dat een werk esthetisch mooi was. Het werd belangrijker geacht dat de emotie geloofwaardig overkwam op de beschouwer. Hoe om werd gegaan met het afbeelden van verschillende emoties in de zeventiende eeuw, is nu te zien in het Frans Hals Museum.

Cornelis Pietersz Holsteijn, Venus en Amor bewenen de dode Adonis , c. 1647, Frans Hals Museum, Haarlem Foto Margareta Svensson

Cornelis Pietersz Holsteijn, Venus en Amor bewenen de dode Adonis , c. 1647, Frans Hals Museum, Haarlem Foto Margareta Svensson

De tentoonstelling bestaat uit meer dan 50 werken uit onder andere de collecties van het Frans Hals Museum, het Rijksmuseum, Musée des Beaux-Arts de Strasbourg en nog enkele andere toonaangevende musea. Het museum is opgedeeld in zeven zalen waarin per zaal verschillende emoties centraal staan, zoals angst, woede, wellust en verdriet. Men wordt ontvangen in de zaal van lijden en wanhoop, maar eindigt gelukkig met het gevoel van vreugde. In de eerste zaal krijgt de bezoeker inzicht in de manieren waarop kunstenaars uitdrukkingen leerden afbeelden. Hiervoor werden handboeken gebruikt met instructies voor gezichtsuitdrukkingen en gebaren die horen bij diverse emoties. Er werd ook gekeken naar voorgaande schilders, waardoor er standaard uitdrukkingen in omloop waren. Vaste uitdrukkingen en houdingen die voor een bepaalde emotie stonden. Wilde de kunstenaar zich onderscheiden? Dan was hij op zijn eigen spiegelbeeld aangewezen. Rembrandt bestudeerde bijvoorbeeld zijn eigen uitdrukkingen in de spiegel, om een zo realistisch mogelijke emotie na  te bootsen.

Johannes Moreelse, Democritus ca. 1630, Centraal Museum Utrecht

Johannes Moreelse, Democritus ca. 1630, Centraal Museum Utrecht

Emoties door de tijd heen

De verandering in het uiten van emoties door de tijd heen wordt op een mooie manier weergegeven. Zo was het in de zestiende eeuw heel normaal om uitbundig te reageren. Halverwege de zeventiende eeuw werd echter van mensen verwacht de emoties onder controle te houden, dit is terug te zien in de schilderkunst. Waar Venus in de zestiende eeuw nog hysterisch huilend gezien kon worden bij het levenloze lichaam van Adonis, is halverwege de Gouden Eeuw slechts nog een enkele traan bij haar te zien.

Het interpreteren van gevoel
De werken sluiten goed aan bij de emotioneel gethematiseerde zalen. Zo straalt de vrolijkheid af van de lachende filosoof Democritus van Johannes Moreelse (1630). Toch speelt de worsteling met het weergeven van gevoel ook een rol in de expositie.

Christiaen van Couwenbergh, Verkrachting van een zwarte vrouw, 1632, Musée des Beaux-Arts de Strasbourg

Christiaen van Couwenbergh, Verkrachting van een zwarte vrouw, 1632, Musée des Beaux-Arts de Strasbourg

Vooral dubbelzinnige emoties waren een struikelblok, zo is er bij Verkrachting van een zwarte vrouw van Christiaen Gillisz van Couwenberg het gevaar van een verkeerde interpretatie. De context is essentieel voor waar de emotie wordt getoond. Wanneer het afgebeelde verhaal bekend is, kunnen de emoties op de figuren geprojecteerd worden, maar bij het werk van Van Couwenberg komen de afgebeelde emoties niet overeen met het bijbehorende verhaal. Zo is het niet geheel duidelijk of het daadwerkelijk om een verkrachting gaat. Gezichtsuitdrukkingen lijken niet voor één uitleg vatbaar, het hangt vooral af van de interpretatie van de beschouwer en dat wordt benadrukt door deze expositie.
Dat er meerdere interpretaties mogelijk zijn, blijkt in het Emolab. Hier is inzage in een onderzoek naar verschillende opvattingen over hoe men tegenwoordig de emoties van de tentoongestelde werken zou omschrijven. De eigen emotionele kennis kan hier ook worden getest.

Emolab: voorbeeld van de interpretaties van de tentoongestelde werken.

Emolab: voorbeeld van de interpretaties van de tentoongestelde werken.

De tentoonstelling geeft een mooi beeld van de meest belangrijke morele, of juist immorele, emoties uit de zeventiende eeuw. Niet alleen krijgt de bezoeker informatie over het waarom van de getoonde emoties, maar ook over de manier waarop zij deze gevoelens op het doek zetten. Zoals blijkt in het Emolab is het zelfs nu nog lastig om de weergegeven gevoelens te identificeren, maar het museum geeft hierbij een goede begeleiding. Deze unieke tentoonstelling is het bezoeken zeker waard.

Film / Films

Wales is toch geen Scandinavië

recensie: Hinterland

Altijd leuk, een misdaadserie die zich afspeelt op een exotische locatie. Maar verder dan mooie plaatjes van Wales komt Hinterland helaas niet.

~

De Scandinaviërs hebben een hele thrillerindustrie rondom het genre weten op te bouwen. Verhalen waarin personages herkenbaar zijn, misdaden realistisch en er ruimte is voor psychologische wendingen tegen een couleur locale. Ook BBC Wales waagt een poging om zijn eigen Nordic Noir uit de grond te stampen. Hinterland zou een soort The Killing of Wallander in Wales moeten zijn. Helaas, een goed misdaadverhaal ontbreekt: de plotwendingen zijn van mijlenver zichtbaar.

Gekwelde rechercheur
Het genre is bekend. De gekwelde rechercheur lapt de regels aan zijn laars en lost de misdaden het liefst solo op. De speurder in kwestie, Tom Mathias, woont in een stacaravan aan de adembenemende kust van Wales. Iets uit het verleden plaagt hem, maar wat dit precies is komen we, in de vier afleveringen die Hinterland duurt, niet te weten. De serie leunt heel erg op atmosfeer. En inderdaad, het dramatische landschap rondom het kustplaatsje Aberystwyth is een lust voor het oog. Maar verder trekken de makers een bak vol clichés over het platteland open: gesloten gemeenschappen, massa’s geheimen, kindermisbruik, achterbaksheid. Het lijkt een onbetrouwbaar volk, die Welshmen.

Onverstaanbaar


~

Aardig is wel dat de serie in twee versies is uitgebracht. Naast de Engelstalige versie zit er ook een volledig Welshe uitgave (titel: Y Gwyll) in de doos. Het wonderlijke is dat de serie in die onverstaanbare taal ineens een stukje beter wordt. Wellicht door het bonusgevoel, maar waarschijnlijker door de kwaliteit van het verhaal die hierdoor ondergeschikt raakt. 

Theater / Voorstelling

Complimenten voor een gehard publiek

recensie: fABULEUS en NBprojects - Liefdesverklaring

De acteurs hebben het beste met ons voor. Dat zeggen ze tenminste. Ze glimlachen breed en spreken ons lovend toe. ‘Wij’, dat is het publiek. ‘Zij’ zijn de acteurs van Liefdesverklaring. Ze zijn zo vriendelijk en vol lof dat je er bijna achterdochtig van wordt.

Die achterdocht komt door de buitenwereld, de wereld buiten de theaterzaal waar je dagelijks al beschimpt wordt, als je bijvoorbeeld op de tram wacht of naar college fietst, in de kroeg staat of de boodschappen doet. Daar kijken jullie niet meer van op, zeggen de acteurs. Jullie huilen niet meer als jullie uitgescholden worden, zoals bij Publikumsbeschimpfung van Peter Handke, het stuk waarop Liefdesverklaring gebaseerd is. Van schelden en heftige woede-uitbarstingen is een hedendaags publiek niet meer onder de indruk, zo is de gedachte. Dus draaiden regisseurs Nicole Beutler en Magne van den Berg het om: een lofzang in plaats van een scheldkanonnade.

Een helder onderscheid
Net als in Handkes oorspronkelijke stuk uit 1966 spelen de acteurs dwars door de vierde wand heen. Zes Vlaamse acteurs, in zwart-wit vest voor een felgroen doek, spreken tegen hun publiek, geven complimentjes en handjes. Vol energie en bravoure zingen, gebaren of dansen ze op de muziek van Gary Shepherd. Ze zijn altijd collectief. Af en toe soleert iemand, maar uiteindelijk zijn de acteurs samen. Ook het publiek blijft een groep: toeschouwers bij toeschouwers, acteurs bij acteurs. Bij de dans van de spelers met het publiek blijft de scheidslijn tussen performer en toeschouwer duidelijk gehandhaafd, ‘wij’ en ‘zij’.

Gissen naar de motivatie
De acteurs doen alles om ons hart te winnen, maar waarom? Omdat we het buiten het theater zo zwaar hebben? Of omdat we de acteurs een reden geven om te spelen? Gaat het om de (sinds ’66 blijkbaar sterk verharde) maatschappij? Of om één van de belangrijkste voorwaarden voor theater, dat er iemand is om te kijken? Al wordt gehint naar de verharding van mens en maatschappij, de motivatie van de acteurs blijft – net als in het originele stuk – grotendeels onduidelijk. Ook als de sfeer toch – heel even – grimmig wordt.

De performers – Allen Assi, Bastien Bodarwé, Siska Bouwen, Laetitia Janssens, Stephanie Peeters en Jonas Vermeulen – zijn scherp, ook in de venijnige zijsprongen die de tekst soms maakt. Liefdesverklaring is een lofzang die met zoveel enthousiasme wordt gespeeld, die zo strak en helder wordt uitgevoerd, dat je als toeschouwer op het puntje van je stoel zit en soms opveert als een acteur dichtbij komt. Kortom, om het ook eens om te draaien: mijn complimenten.

Boeken / Fictie

Autobiografie of biografische fictie?

recensie: Kerstin Ekman - De afrekening

In De afrekening krijgt Lillemor Troj, gelauwerd auteur en lid van de Zweedse Academie, te maken met een manuscript dat haar hele leven op zijn kop kan zetten. Haar uitgever is ervan overtuigd dat het haar autobiografie is. Lillemor zelf weet van niets, zij heeft het manuscript namelijk niet geschreven.

In de loop van het verhaal komt de lezer erachter dat Lillemor feitelijk geen van de boeken heeft geschreven die onder haar naam gepubliceerd zijn. Samen met de weinig mediagenieke Babba is ze verantwoordelijk voor een auteurschap – ooit begonnen met een detective en uitgegroeid tot hoogliterair werk – onder de naam Lillemor Troj. Echter, Lillemor is met name het knappe gezicht op het omslag. Babba is namelijk de schrijver van de twee. Of zoals Ekman het verwoordt: ‘Het genie is namelijk niet fotogeniek – om het voorzichtig uit te drukken. En bovendien is de geniale kunstenaarsziel bang voor recensies.’

Wie is de echte Lillemor?

Zonder Babba zou Lillemor zich nooit in de elitaire kringen kunnen begeven waarin ze zo goed gedijt, maar ze kan de onbehouwen Babba niet zo goed om zich heen verdragen. Babba, op haar beurt, heeft Lillemor nodig als bescherming van haar ‘kunstenaarsziel’, maar wil dat niet toegeven en ergert zich bovendien aan Lillemors maniertjes en gebrek aan literair talent. In De afrekening is het constant de vraag of er sprake is van een symbiose van of een parasitaire verhouding tussen deze twee vrouwen. Babba en Lillemor hebben elkaar nodig, maar de verhoudingen tussen de twee voelen niet gelijkwaardig.

Na tientallen jaren samenwerken heeft Lillemor dan toch echt genoeg van Babba. Bovendien heeft ze haar niet meer zo nodig; ze heeft haar leven inmiddels volledig ingericht zoals ze het wil. Lillemor denkt het contact zonder problemen te kunnen verbreken, maar staat niet stil bij de kracht van Babba’s woede. Als reactie op de breuk begint Babba aan Trojs laatste boek: De afrekening. ‘Het verhaal over Lillemor Troj was een geschenk van mijn woede en ontstak alle lichten in mij. Zo kan de woede van de afgewezene tot een sterke energieontwikkeling leiden, in plaats van zich naar binnen te richten, op zelfvernietiging.’ Babba doet in De afrekening de geschiedenis van Lillemor Troj uit de doeken en vertelt voor het eerst dat de auteur Lillemor Troj niet de persoon Lillemor Troj is.

De spanning tussen creatief schrijversschap en een representatieve mediapersoonlijkheid is door Ekman nauwkeurig uitgewerkt. Ze lijkt te willen zeggen dat elke schrijver beide kanten nodig heeft. Want hoe goed je ook kunt schrijven, als je niet deelneemt aan het publieke leven is het moeilijk om het ver te schoppen. Als je nooit op tv komt, geen interviews geeft en nooit feesten, borrels of festivals bezoekt – met andere woorden, als je nooit naar buiten treedt – zal iedereen je boek (en daarmee je naam) binnen een mum van tijd vergeten. Of in eerste instantie al over het hoofd zien.

Spelregels breken

Kerstin Ekman (1933) – de echte auteur van deze roman, of zo we mogen aannemen – is zelf een grande dame van de moderne Zweedse literatuur. Hoewel je de hoofdpersoon van de roman natuurlijk nooit met de schrijver ervan moet verwarren, speelt Ekman juist met dit gegeven. Haar tweede naam is namelijk Lillemor. Daarnaast was ze lid van de Zweedse Academie en is ze haar loopbaan begonnen met het schrijven van detectives, waarvan Zwart water (1993) de bekendste is.

Wat is feit en wat is fictie? Deze vraag speelt op zoveel niveaus in De afrekening dat je je als lezer nog lang kunt afvragen wat of wie je nu eigenlijk kunt en moet geloven. Een vraag die evenzeer betrekking heeft op het ontstaan van de roman De afrekening – heeft Kerstin Ekman misschien ook een partner in crime? – als op het feit dat je eigenlijk nooit zeker kunt weten of iemand zich houdt aan de spelregels en conventies. Of het nu om een romanschrijver, journalist, wetenschapper of politicus gaat.

Muziek / Album

Duidelijk

recensie: Magnus - Where Neon Goes to Die

Magnus heeft na tien jaar een nieuw album uitgebracht: Where Neon Goes to Die. Een duister album dat helder klinkt. Een kaal album dat een vol geluid heeft. Een heerlijke plaat die het wachten waard was.

In 2004 ontstond de samenwerking tussen Tom Barman en techno-producer CJ Bolland. Barman had zijn sporen toen al ruimschoots verdiend met dEUS en Bollands grootste hit Sugar is Sweeter had zijn sporen ook nagelaten in de muziekwereld. Beiden wilden eens ‘iets anders’ en Magnus was geboren. Twee belangrijke muzikanten met verschillende achtergronden die samen aan een nieuw project begonnen.

Teamwerk

~

Where neon goes to die zou niet gemaakt zijn door Barman of Bolland solo, dat is vanaf het eerste nummer, ‘Puppy’, duidelijk. De combinatie van de duistere beats, die toch niet (al te) dreigend klinken, met de stem van Barman is opvallend, maar het is duidelijk dat de nummers vooral het product van de samenwerking tussen de twee zijn. In ieder nummer is zowel Barman als Bolland aanwezig, ook al zingt Barman niet overal mee. Op ‘Singing man’, de eerste single van het album, is hij niet te horen. Daar neemt Tom Smith van The Editors die taak op zich.

Door de duidelijke identiteit van de band is het niet erg dat het album doet denken aan de jaren 80. Niet zozeer de synthipop, maar de donkere en dreigende EBM uit die periode, neigend naar bas-gedreven muziek zoals de Deutsch Amerikanische Freundschaft. En toch klinkt het niet gedateerd of oud.

Scherp
Het hele album staat vol met kale, bijna minimalistische muziek. Vaak zijn er maar twee of drie instrumenten tegelijk te horen. Over het algemeen zijn dat dan drums, bassen en een synth-lead. Maar nergens klinkt het alsof er nummers niet af zijn. De heldere productie zorgt ervoor dat de weinige instrumenten die aanwezig zijn volledig tot hun recht komen. En het lukt Magnus ook nog eens om die kale nummers vol te laten klinken. Misschien dat dat lukt door het contrast tussen de stem van Barman en de muziek. Waar de beats de bodem vormen, zorgt de stem, samen met een melodie-instrument dat spaarzaam wordt ingezet, voor de afwerking.

Magnus laat horen dat ze kundig zijn in hun vakgebied. Where Neon Goes to Die is een album dat complexer lijkt te worden naarmate je het vaker beluistert. Een album dat ieder keer nieuw blijft klinken, ook al lijken de nummers op het eerste gehoor aan de kale kant. Het album staat ver van dEUS af en is ook niet in de lijn der verwachting van CJ Bolland. Maar Barman en Bolland zijn dan ook niet voor niets zo’n belangrijke muzikanten. Samen laten ze een behoorlijke indruk achter, wat niet veel andere albums dit jaar hebben kunnen doen.