The Iron Claw
Film / Films

IJzersterke broederliefde

recensie: The Iron Claw - Sean Durkin
The Iron Claw

Zac Efron geeft de performance van zijn leven in de waanzinnige biopic over de Von Erichs, een familie showworstelaars uit de jaren 80. Naast de extreme fysieke uitdaging wordt ook de mentaliteit van de familie op de proef gesteld door ongekende tegenspoed, die door de familie zelf een vloek wordt genoemd.

De film gaat over zowel de opkomst als de teloorgang van levende legendes. Nadat vader Fritz (Holt McCallany) in de jaren 60 een klein imperium heeft opgebouwd door worstelen uit te zenden op televisie in Dallas, is het nu de beurt aan zijn zoons om de welbefaamde titel van wereldkampioen zwaargewichtworstelen binnen te halen. Het tragische verloop van de carrière van de Von Erichs is zo meeslepend dat het niet uitmaakt of de kijker wel of geen voorkennis heeft van de familie, laat staan van worstelen. De aantrekkingskracht van het verhaal zit in het familieverband. Fritz traint zijn zoons om het beste uit ze te halen, maar lijkt hierin door te slaan. In het begin van de film geeft hij een rangschikking van zijn vier zoons waarbij de drie die thuis wonen, niet kunnen tippen aan Kerry (Jeremy Allen White), die olympisch discuswerper is. Fritz’ obsessie met prestatie wordt hiermee bevestigd en al snel blijkt dat de zoons nooit zullen voldoen aan zijn verwachtingen.

Warme familiescènes

De liefde tussen de broers is het krachtigste punt van de film. De echte Kevin von Erich, die geraadpleegd is om deze film te realiseren, had slechts één eis: het moest duidelijk zijn dat hij van zijn broers houdt. Regisseur Sean Durkin heeft dit ter harte genomen. Tussen al het geweld in de ring door, wordt de tijd genomen om de mannen te laten genieten van elkaars aanwezigheid. Of het in de ring is, tijdens het werk op de familieboerderij of op vrijdagavond op zoek naar avontuur: wanneer de broers samen zijn, blijkt uit alles dat hun liefde voor elkaar groot is.

Intense training

Wanneer Kevin (Efron) en David (Harris Dickinson) samen de ring in trekken, is het opzwepende effect dat ze op het publiek hebben invoelbaar voor de kijker. De dynamiek verandert wanneer blijkt dat David beter is in het opjutten van het publiek dan Kevin. Ook is de introductie van Kerry een visueel spektakel. De choreografie van de drie-tegen-drie gevechten waarin de broers synchroon een tegenstander de ring uit werken, is ongekend. De mannen zien er old school cool uit en de vechtmontages gepaard met de rockmuziek uit de jaren 80 zorgen voor memorabele beelden.

Dat het om serieus werk gaat, moge duidelijk zijn. Wanneer Kevin gevraagd wordt of show-worstelen nep is, zegt hij dat er niets nep is aan wat ze doen. Net als een film wordt show-worstelen met een specifiek narratief ingestoken en is een winnaar vaak van tevoren vastgesteld. Dat neemt niet weg dat er flinke klappen geïncasseerd moeten worden. Bij de eerste verwonding die de film toont, weet je als kijker al dat dit niet de laatste, noch de ergste gaat zijn.

Aan de toewijding van de atleten – en in deze film de acteurs – kan niet worden getwijfeld. Iedere vrije minuut wordt door de mannen besteed aan fysieke training, want in de ring worden er harde klappen uitgewisseld. Het begin van de film bestaat uit beelden van Kevin die opstaat om een stuk te gaan rennen. De focus op het afgetrainde lichaam van Efron bewijst dat hij (evenals White en Dickinson) hard heeft gewerkt om deze rol te vervullen.

Waargebeurd verhaal aangepast

De kijker wordt meegenomen in een wereld van showmanship en ziet hoe breekbaar en menselijk de performers zijn. Het waargebeurde verhaal heeft zelfs een aantal wijzigingen ondergaan om de film geloofwaardiger te maken. Deze paradox spreekt voor de intensiteit van The Iron Claw. De film weet de fragiliteit van mannelijkheid meesterlijk te visualiseren. De worstellegendes zijn niet vergeten en deze film stelt hun nalatenschap veilig.

Kunst / Expo binnenland

Overrompelende overzichtstentoonstelling Abramović

recensie: Marina Abramović - Stedelijk Museum Amsterdam
Abramović's PortalPersmap Stedelijk Museum Amsterdam (https://www.stedelijk.nl/nl/persbeeld/marina-abramovic)

Of ze nog iets mag zeggen, vraagt Marina Abramović aan het eind van de perspresentatie van de grote overzichtstentoonstelling met haar werk in het Amsterdamse Stedelijk Museum. Ze zegt dat haar werk lang wordt genegeerd, maar dat ze liefheeft, vecht en uiteindelijk wint. Je kunt het opvatten als een variant op ‘Ik kwam, ik zag, ik overwon’, maar tegelijk is het statement ook een soort motto van de expositie.

Abramović komt in 1946 in Belgrado ter wereld, ziet in het Westen dat er ook wat kunst betreft meer vrijheid mogelijk is, overwint alle problemen waar ze tegenaan loopt en wordt een gevierd kunstenaar.

Alleen al de entree nodigt de bezoeker uit om door haar kunstwerk Portal, een poort van het mineraal seleniet, de tentoonstelling binnen te lopen. Fysiek én mentaal de tentoonstelling binnen te gaan. Abramović ziet dit binnenkomen als een overgang van onder meer donker naar licht. Het hóéft niet, je kunt er ook omheen lopen, net als bij het participatieve kunstwerk Imponderabilia waarin een naakte man en vrouw met de gezichten naar elkaar toe in een smalle deuropening staan. Als bezoeker kun je je voorzichtig tussen hen doorwurmen. Oorspronkelijk waren het Abramović en haar toenmalige partner Ulay (Frank Uwe Laysiepen, 1943-2020) die zo stonden, nu voeren 27 door het Marina Abramović Institute opgeleide jonge mensen deze en andere performances vier keer per dag uit in het Stedelijk Museum. Eén performance volgt nog tijdens het aanstaande Holland Festival in juni: The House with the Ocean View.

Ik kwam

De bezoeker die als der Dritte im Bunde participeert binnen een kunstwerk is kenmerkend voor het leven en werk van Abramović. Ze wordt geboren in een gezin waarin ze zich als derde, als enig kind, te veel voelt. Haar moeder is gewelddadig en Abramović wordt uiteindelijk opgevoed door haar grootmoeder. Zij brengt haar liefde voor beeldende kunst bij. Abramović begint met schilderen, maar wordt uiteindelijk vooral bekend door haar performances.
Een kunstenaar die vanaf het begin grote invloed op haar heeft, is de Roemeen Constantin Brâncuşi (1876-1957). Diens state of mind zet haar op het spoor van spiritualiteit, dat haar hele werk doordesemt. Dát, zegt ze tijdens de perspresentatie, is het belangrijkste, niet welk medium ze gebruikt.

Beide elementen, gewelddadigheid en spiritualiteit, komen samen in het eerste kunstwerk waar je als bezoeker tegenaan loopt als je door het Portal binnenkomt: Rhythm 0 (1974). Het is een lange tafel met een wit tafelkleed, als is het een altaar. Donker en licht, of hier liever goed en kwaad, staan als het ware naast elkaar uitgestald.

Rhythm 0

Zaaloverzicht, Marina Abramović, Stedelijk Museum Amsterdam, 2024. Foto: Peter Tijhuis

Wie de memoires (Walk through Walls, 2016) van Abramović heeft gelezen, herkent veel van de 72 objecten op tafel: een kleine revolver, een exemplaar van Dostojevski’s De idioot en messen aan de ene kant. Ze zijn gebruikt tijdens performances, al dan niet door een derde (het publiek) met soms bijna rampzalige gevolgen. Aan de andere kant tref je op de tafel bijvoorbeeld wijn en glazen, een kaars en een servet aan. Deze objecten komen allemaal later op de een of andere manier in de tentoonstelling terug, zoals in het eerder genoemde The House with the Ocean View in de laatste zaal. Dit werk bestaat uit drie sober ingerichte kamers (bad-, woon- en slaapkamer) die hoog aan de wand zijn bevestigd. De performer brengt er twaalf dagen dag en nacht in door, zonder te eten en te praten. Met een trap zou de performer eruit moeten kunnen. Alleen bestaan de sporten van de trap uit messen …

Ik zag

In 1976 verkast Abramović naar Amsterdam. Hier levert ze een indrukwekkende bijdrage aan de tentoonstelling Fuente: Juan de la Cruz 1591-1991 in de Nieuwe Kerk (1991-1992, niet in het Stedelijk Museum te zien). Vier torens met in het midden een leeg vierkant. Die leegte maakt het kunstwerk. Op het ene moment vormt licht dat op dat vierkant schijnt een kruisvorm op de grond, op een ander moment is het de schaduw van een mens (de derde) die dat doet. Je wordt uitgenodigd om als bezoeker onder een van de met een steen afgedekte torentjes te gaan staan. Wellicht zou je dan zoiets ervaren als ‘de duistere nacht van de ziel’ waar de mysticus Juan de la Cruz het over heeft.

Ik overwon

Zaaloverzicht Abramović

Zaaloverzicht, Marina Abramović, Stedelijk Museum Amsterdam, 2024. Foto: Peter Tijhuis

Abramović woont zo’n dertig jaar in Amsterdam. Thans is zij woonachtig in New York, waar ze in 2010 een grote tentoonstelling heeft in het Museum of Modern Art (MoMA). Deze expositie zet haar werk als grand lady van met name performances voor eens en altijd op de kaart. De huidige tentoonstelling in Amsterdam is volgens Rein Wolfs, directeur van het Stedelijk Museum, completer dan die van zes jaar geleden in Bonn. Alle aspecten van haar werk komen erin voor. ‘Van fysieke interactie en agressie naar stilte en spirituele verbinding’, stelt een tekstbordje. De goede verstaander begrijpt echter dat al deze aspecten van begin af aan al in haar kunst aanwezig zijn.

Het is een overrompelende ervaring, dit retrospectief van ruim zestig werken in de kelder van het Stedelijk Museum. Vormgegeven als een soort doolhof. En met de nadruk op reperformances en opnamen van performances op grote, hangende videoschermen. Schuren, zoals je zou verwachten, doen lang niet alle werken (meer). Misschien hier en daar een beetje, maar dan richting kitsch, zoals de foto Artist Portrait with a Candle. Maar er is genoeg aan dit weerzien te beleven om een gang naar het Stedelijk meer dan de moeite waard te maken.

Muziek / Concert

In de geest van Bach

recensie: Bachs Königin: orgelwerken bewerkt voor orkest

Holland Baroque, het orkest van de tweelingzussen Judith en Tineke Steenbrink (respectievelijk viool/leiding en klavecimbel/leiding) heeft het maar druk. Zondagochtend 3 maart 2024 speelde het in 2006 opgerichte barokorkest uit Utrecht in de dertigjarige serie Het Zondagochtend Concert in het Amsterdamse Concertgebouw, dezelfde avond traden ze op in het NTR-televisieprogramma Podium Klassiek.

Niet ‘zomaar’ bewerkingen

Ze speelden in beide programma’s bewerkingen van stukken die Johann Sebastian Bach oorspronkelijk voor orgel – de Koningin der instrumenten – schreef. Je kent ze misschien, en soms ook weer niet helemaal, doordat de zussen bijvoorbeeld tussenstemmetjes of solotrekjes in de blazers toevoegden (‘kruiden’, zo noemen ze dat zelf). Of een lang aangehouden bourdontoon die niet altijd te plaatsen was.

Volgens het programmablaadje koos Holland Baroque in deze tijd van het jaar ‘juist niet voor Bachs wereldberoemde meesterwerk [de Matthäus-Passion, die ze overigens ook o.l.v. Reinbert de Leeuw op CD zette, EvS], maar voor Bach als speelse orgelvirtuoos’. En meer dan dat.

© Wouter Jansen

Twee driedelige triosonates (BWV 529 en 526) werden namelijk niet als geheel gespeeld, want in plaats van het middendeel kozen de bewerkers Steenbrink voor een orgelkoraal. Respectievelijk Allein Gott in der Höh’ sei Ehr BWV 711 en Meine Seele erhebt den Herren BWV 648. Hoe mooi past dat. Zo’n vervangend deel is helemaal in de geest van Bach, die praktisch alles wat hij schreef, geestelijke én wereldlijke muziek, afsloot met de letters SDG (Soli Deo Gloria, God alleen zij de eer).

Verrassend was het koraal in de Vijfde Triosonate, dat niet werd geblazen, gestreken of getokkeld maar woordloos werd gezongen. Het hoogtepunt was wel het koraal uit de Tweede Triosonate, zonder al te veel crescendi en diminuendi (toe- en afname van de klank). Gewoon, heel ingetogen en overtuigend.

Passacaglia, Toccata en ‘Ode’

Dat laatste gold ook voor het tweede hoogtepunt van het concert: de beroemde Passacaglia BWV 582. Het was volop genieten van de prachtige klank die de strijkers, blazers (afwisselend op blokfluiten, traverso, twee hobo’s en fagot), luit en klavecimbel gezamenlijk voortbrachten.

© Wouter Jansen

Inventief was – om nog een laatste voorbeeld te noemen – de bewerking van de beroemde Toccata in d BWV 565. Bewerker Judith Steenbrink koos hier voor de zogenaamde, zeventiende-eeuwse stylus fantasticus, waardoor het geheel haast als een improviserende Bach in het kwadraat klonk, inclusief vioolsolo. Het publiek genoot er met volle teugen van en het ensemble kreeg juist na dit stuk een enorm applaus en gegil uit de helaas lang niet volle zaal.

Als dank volgde tot slot een ‘Ode aan het orgel’, zoals iemand achter mij het noemde; het ensemble knielde hutjemutje neer om het miniatuurorgel dat voor op het podium in het Concertgebouw en in de studio stond. Alle eer aan het orgel, leken ze daarmee te willen zeggen. Rest nog de gelijknamige CD met dit programma om na te genieten en nog een keer te beluisteren wat er allemaal in de geest van Bach werd uitgevoerd.

 

Op 18 mei speelt Holland Baroque tijdens het Bachfest in Münster (Duitsland). Ontdek het event.

 

Film / Films

Tussen toestemmen en toegeven

recensie: How to Have Sex- Molly Manning Walker

De debuutfilm van Britse regisseur Molly Manning Walker How to Have Sex (2024) lijkt op het eerste gezicht bekend terrein te bewandelen: een coming of age-verhaal dat zich afspeelt tijdens een examenvakantie op Mallorca. De film blijkt echter bijzonder scherpe vraagtekens te zetten bij een gevoelig maar relevant thema rondom seks: toestemming.

Het verhaal gaat over vriendinnen Tara, Em, en Sky die, in afwachting van de uitslag van hun examens, volop willen genieten van hun welverdiende vrijheid op Mallorca, een van de vele epicentra van drank, drugs, en gelijkgestemde feestbeesten. De eerste helft van de film is bijzonder grappig. De drie vriendinnen hebben ongelofelijk schik met elkaar en die chemie zorgt voor bijzonder geestige uitwisselingen. Dit gaat gepaard met prettig camerawerk en een zacht kleurenpalet, waardoor de sfeer van de film meteen helemaal compleet is. Een speciale vermelding verdient de bijzonder passend gekozen muziek. Aangezien er flink wat popmuziek wordt gedraaid, had de keuze snel verkeerd kunnen uitpakken. Gelukkig draagt de muziek op een subtiele manier bij aan de zalige vakantiestemming.

Complex consent

Het was te verwachten dat deze stemming op den duur om moet slaan. Dit is waar de film haar kracht vandaan haalt: het illustreren van de complexiteit rondom toestemming bij seks. Waar het op papier simpel lijkt (‘nee is nee’), kan het in de werkelijkheid een stuk minder zwart-wit zijn. De film toont een grijs gebied zonder daarbij met een vinger te wijzen of te vervallen in clichés als ‘jongens willen maar één ding’. Thema’s als opvoeding, bescherming, vriendschappen, het opzoeken van grenzen, jaloezie en puberale onzekerheid komen er ook bij kijken. Wat ook nog genoemd dient te worden is het ijzersterke acteerwerk van Mia McKenna-Bruce, die met haar lichaamstaal meer kan zeggen dan duizend woorden. Een ongekend accurate representatie van jongvolwassen onzekerheid.

Vragenvuur

De film roept bijzonder veel vragen op en dat is waarom hij zo goed blijft hangen. Hoe zijn deze jongens en meiden opgevoed? In hoeverre kun je dit soort taferelen voorkomen? Hoe verken je op een veilige manier je grenzen? Is dat überhaupt mogelijk? In hoeverre kun je en wil je (je) tieners hiertegen beschermen? Is er een volledig veilige manier om volwassen te worden? Al deze vragen en meer vormen ontzettend interessante gespreksstof. De film laat hier een serieus en genuanceerd licht op schijnen.

How to Have Sex is zeker een aanrader. Het is een gebalanceerde film die weet te vermaken en vragen weet te stellen. Hij zet het publiek op scherp zonder een hard oordeel te vellen of makkelijke oplossingen te bieden. En in tegenstelling tot wat de titel misschien doet vermoeden, is de film allesbehalve een handleiding voor het bedrijven van de liefde.

Kunst / Expo binnenland

Eenzame ster?

recensie: Frans Hals - Rijksmuseum Amsterdam

Na de grote tentoonstellingen over Rembrandt (2015, 2019) en Vermeer (2023) komt het Rijksmuseum in Amsterdam nu met een overzichtstentoonstelling van Frans Hals waar 48 werken worden getoond. Volgens het museum zijn Rembrandt, Vermeer en Hals ‘De Grote Drie’.

Hals (1582/83-1666) is overigens van origine geen Nederlandse schilder; hij wordt in Antwerpen geboren. Zijn familie verhuist na de val van Antwerpen voor de Spaanse overheersing rond 1586 naar Haarlem. Het Frans Hals Museum in Haarlem wijdde een paar jaar geleden een tentoonstelling aan die Vlaamse nieuwkomers in hun stad. De tentoonstelling in het Rijks is ontstaan in samenwerking met het Frans Hals Museum, maar ook met de Staatliche Museen zu Berlin, Gemäldegalerie en The National Gallery in Londen. Alleen is het accent dat in elke stad wordt gelegd net even anders.

Gewoon genieten

BC-0005271

De luitspeler, ca. 1623, Olieverf op doek, 70 × 62 cm, Musée du Louvre, Parijs, Département des Peintures

In Amsterdam zijn wat meer werken te zien dan in Berlijn en Londen (bruiklenen uit Haarlem en het Mauritshuis in Den Haag) en is gekozen voor een wat meer ouderwetse opzet, met de 48 schilderijen ruim uit elkaar opgehangen op een donkerblauwe, en op de kopse kanten spierwitte achtergrond. Wat op deze manier helaas ontbreekt, en wat Berlijn straks wel biedt, is de context: wie beïnvloedde Hals en wie heeft hij zelf beïnvloed? (Antwoorden: hij schilderde zowel in een precieze stijl, zoals een portret van Jacobus Zaffinus, en beïnvloedde met zijn losse stijl onder meer een impressionist als Manet.)
Nu staat hij centraal als een eenzaam stralende ster, terwijl er uit één schilderij, de Vruchten- en groenteverkoopster, al valt op te maken dat een andere schilder eraan heeft meegewerkt: Claes van Heusden.

Wat blijft is dat je gewoon kunt genieten van wat je ziet. Voor veel bezoekers wellicht al voldoende gezien de drukte in de zalen. De summiere toelichtingen doen de rest. Soms saillante details weglatend, zoals bij twee genrestukjes: De luitspeler en de Jongen met fluit. Immers: een luit met rozet staat in de tijd van Hals voor het vrouwelijke geslachtsdeel en de blokfluit voor het mannelijke.

Singender Knabe mit Flîte

Jongen met fluit, ca. 1627, Olieverf op doek, 68,8 × 55,2 cm, Staatliche Museen zu Berlin, Gemäldegalerie, Berlijn

De Grote Drie?

Is het verhaal met Rembrandt, Vermeer en Hals nu rond? Eigenlijk niet. Het is vergelijkbaar met De Grote Drie in de literatuur (Mulisch-Reve-Hermans). Daarover is iedereen het inmiddels eigenlijk wel over eens, dat Hella Haasse daaraan dient te worden toegevoegd. Zo hebben we wat de schilderkunst betreft bijvoorbeeld Judith Leyster. Van haar is sinds kort een overigens duidelijk door haar leermeester Hals beïnvloed schilderij in de Eregalerij van het Rijksmuseum te zien. De diepgang van Leysters werk overtreft soms dat van Hals.

Vergelijk maar eens de gezichtsuitdrukking van een cellospelende man van Leyster (privécollectie, niet op de tentoonstelling) met een vioolspelende jongen van Hals. De eerste wordt zichtbaar geroerd door de muziek. De tweede ook wel, maar zijn gezicht drukt eerder sentimentaliteit uit. Dat is óók Hals. Uitzonderingen zoals het schitterend ingehouden Portret van Catharina Hooft en haar min en de vrouw op de Familiegroep in landschap niet te na gesproken. Het zijn die pareltjes die je naar Amsterdam zouden moeten lokken, niet louter het beeld van de Hals die zich beperkt tot lachen en humor.

Het zou leuk zijn als een volgende tentoonstelling er een rond bijvoorbeeld Judith Leyster zou worden. ‘Rond’ – want wat meer context zou fijn zijn, temeer daar haar oeuvre niet zo omvangrijk is. Daar zijn ze bij het Frans Hals Museum in Haarlem sterker in dan bij het Rijks. Eerlijk is eerlijk. Overigens was daar in 2009-2010 al een kleine overzichtstentoonstelling van haar werk te zien. En die smaakte naar meer.

Film / Films

Typisch Nederlandse romcom met tropische twist

recensie: Verliefd op Bali - Johan Nijenhuis
FilmstillFilmdepot

Nederlandse romantische komedies; je kunt er niet omheen. Op regelmatige basis verschijnen er nieuwe films in dit genre in de bioscoop. Of je nu naar deze films gaat uit onironische voorliefde of omdat het je guilty pleasure is, deze films vergelijken met internationale Oscarwinnaars is niet passend en nietszeggend. Maar binnen hun genre is het nog steeds mogelijk om het kaf van het koren te scheiden. Deze maand verscheen Verliefd op Bali, de nieuwste romcom in de alsmaar groeiende lijst van regisseur Johan Nijenhuis. Hoe scoort deze film binnen zijn genre?

Na Verliefd op Ibiza (2013) en Verliefd op Cuba (2019) vertrok Nijenhuis met zijn cast naar Indonesië voor zijn nieuwste film Verliefd op Bali. In de eerste minuten ontmoet de kijker influencer Jenny (Anouk Maas) die samen met haar vriend en collega-influencer (Soy Kroon) op wereldreis is. Terwijl ze in Londen zijn, bereikt Jenny het nieuws van het overlijden van haar oma (Wieteke van Dort). Terug in Nederland voor de uitvaart maakt de toeschouwer kennis met Jenny’s moeder Cornelie (Nadja Hüpscher) en zusje Dewi (Tara Hetharia). Tot frustratie van Cornelie zijn haar twee dochters uit elkaar gegroeid. Jongste dochter Dewi laat blijken meer te willen weten over haar oma en hun Indische familiegeschiedenis. Jenny spot hier een kans: ze wil een sponsordeal binnenhalen en op stap met haar familie naar Bali.

Volwassener verhaal

Filmstill

Dutch Filmworks

Hoewel het uitgangspunt van de film redelijk lijkt op dat van zijn voorgangers in de Verliefd Op-serie, weet deze film meer diepgang te tonen. Thema’s als Indisch zwijgen en de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog worden niet geschuwd, maar ook de Indische cultuur, zoals de volksverhalen, komt aan bod. Nijenhuis weet een mooie balans te vinden tussen deze serieuze thema’s en de luchtigheid die een romcom eigen is. Daar ligt gelijk de uitdaging van de film, want met de vele gelijklopende verhaallijnen komt niet alles tot zijn recht. Dat alle drie de vrouwen, ondanks een zogenaamde liefdesvloek die op de familie zou liggen, allemaal op de eerste dag op het eiland hun grote liefde ontmoeten, ondermijnt de andere verhaallijnen. Dat seks met Frank (Edwin Jonker) de doorslaggevende reden lijkt te zijn om de vloek te doorbreken, is licht absurdistisch.

Een waar BN’er festijn

Voor deze romantische film werd weer een breed scala aan bekende Nederlandse acteurs aangeboord. Zeg je ‘Nederlandse romcom’, dan zeg je natuurlijk ‘Jim Bakkum’. Waar in de eerste twee films uit de reeks Jan Kooijman de centrale love interest speelde, is die taak nu aan Bakkum, en die taak is hem niet onbekend. Hij speelt de nieuwe liefde van Jenny, en de rol van haar ex-vriend is voor Kroon. Evenmin verrassend, want hoewel Kroon zich in het theater waagt aan een verscheidenheid aan thema’s en onderwerpen (o.a. Trompettist in Auschwitz en Goodbye, Norma Jeane) zie je hem op televisie voornamelijk in romantische komedies in erg vergelijkbare rollen. Iets wat uw recensenten gekscherend het ‘Soy Kroon-effect’ noemen, maar wat natuurlijk ook op Bakkum van toepassing is.

Ruimte voor vrouwelijk talent

Dutch Filmworks

De vrouwelijke rollen in het verhaal zijn een stuk gelaagder dan de mannelijke en creëren zo meer ruimte voor de vrouwen om uit te blinken. Ze worstelen allemaal met verschillende thema’s, zoals ingewikkelde moeder-dochterrelaties, een ontdekkingstocht naar jezelf en een zoektocht naar de familiegeschiedenis. Maas weet de hysterie rondom de emotionele rollercoaster van influencer Jenny overtuigend neer te zetten. Hetharia heeft de taak om de zwaardere verhaallijn over de zoektocht naar hun familieverleden te verbeelden, waarbij ook een ontluikende kalverliefde komt kijken. Hüpscher en Van Dort verbeelden een ingewikkelde moeder-dochterrelatie, die zelfs na de dood niet zomaar blijkt te stoppen. Een ingewikkeld verhaal over rouw en acceptatie.

Het derde deel in de Verliefd Op-serie troeft zijn voorgangers met gemak af. Waar de gehele serie bekend staat om voor luchtig vermaak te zorgen, weet Verliefd op Bali daadwerkelijk goede en intrigerende verhaallijnen neer te zetten. Daarmee zet Nijenhuis na de film Marokkaanse bruiloft (2022) verdere stappen richting het vertellen van verhalen die de Nederlandse multiculturele samenleving rijk is.

Matthew Wong, The Kingdom, 2017.
Kunst / Expo binnenland

Matthew Wong: een onvervuld verlangen

recensie: Matthew Wong | Vincent van Gogh: Painting as a Last Resort - Van Gogh Museum
Matthew Wong, The Kingdom, 2017.

Matthew Wong kampte met mentale problemen en zag kunst als zijn laatste redmiddel. Door te kijken naar Van Gogh en andere meesters leerde hij zichzelf schilderen. De roem die rap volgde stilde niet zijn verlangen naar geluk en hij stapte veel te vroeg uit het leven. Zijn indrukwekkende nalatenschap kun je in het Van Gogh Museum ontdekken.

Matthew Wong

Matthew Wong. Foto: 2023 Matthew Wong Foundation.

De eerste Europese overzichtstentoonstelling van de Chinees-Canadese kunstenaar Matthew Wong (1984-2019) onthult een kleurrijk en krachtig oeuvre, dat tegelijk melancholisch en ontroerend is. Hij kampte met psychische problemen door depressies, autisme en het syndroom van Gilles de la Tourette. Wong zag de schilderkunst als een last resort om te overleven en om betekenis en erkenning in het leven te vinden. Hij maakte zich het vak eigen door werk van grote Europese en Amerikaanse meesters uitvoerig te bestuderen. Als een spons nam hij alles wat hij zag in zich op, en onder invloed van Vincent Van Gogh, Henri Matisse, Gustave Klimt, Yayoi Kusama, Willem de Kooning, Joan Mitchell, Jonas Wood en anderen ontwikkelde hij een geheel eigen stijl. Ook vond hij inspiratie in de traditionele Chinese kunst. Een gemeenschap van gelijkgestemden kon via Facebook zijn razendsnelle ontwikkeling tot internationaal kunstenaar stap voor stap volgen.

Verwantschap

Met Van Gogh had Matthew zowel artistiek als persoonlijk een connectie. Beiden begonnen als autodidact pas op 27-jarige leeftijd met schilderen. Hun carrières waren stormachtig en kort, want door depressie zagen ze geen andere uitweg dan zelfdoding. Ook hun intuïtieve, kleurrijke kunst vertoont bizar veel parallellen; in het Van Gogh Museum hoef je maar te kijken naar de penseelstreken van The Kingdom uit 2017, om te zien door wie Matthew het meest werd geïnspireerd.

Toch biedt de door conservator Joost van der Hoeven samengestelde tentoonstelling slechts af en toe gelegenheid hun werken naast elkaar te zien, en daar wordt Wong recht mee gedaan. Zijn imaginaire wereld is vol van schoonheid en diepgang waardoor deze ook zonder een vergelijking met Van Gogh veel indruk maakt en ontroert.

Een eigen weg

Matthew Wong, See You on the Other Side, 2019.

Matthew Wong, See You on the Other Side, 2019. Foto: 2023 Matthew Wong Foundation /c/o Pictoright Amsterdam 2023

Wongs sterke verbeeldingskracht is goed te zien in A Walk Through Primordial Garden uit 2018, waarin een eenzame figuur over een slingerend pad wandelt. Het landschap is warm en uitbundig van kleur, maar er gaat ook verdriet achter schuil. Wong portretteerde zichzelf vaker op deze wijze. Een veelvoorkomend thema was saudade: gevoelens van verlangen, nostalgie en melancholie naar een plek, iets of iemand die niet meer bestaat.

See You on the Other Side (2019) verbeeldt een figuur aan de rand van een groot wit landschap. Als toeschouwer kijk je over zijn schouder mee naar een huis aan de overkant dat onbereikbaar lijkt. Hierdoor voel je zowel het isolement als het verlangen om aan de andere kant te komen.

Melancholie

Een groot verschil met Van Gogh is dat Wong het succes van zijn werk wel heeft kunnen ervaren. Hij was angstig en onzeker, maar bezat desondanks over genoeg zelfvertrouwen om eigen tentoonstellingen te organiseren. Met zijn moeder bezocht hij galeriehouders in Amerika, die net als belangrijke kunstcritici zijn buitengewone talent zagen. Vanuit zijn huis in Edmonton, Canada, schilderde Wong soms wel zes werken op een dag en musea en verzamelaars legden miljoenen neer voor deze creaties.

Erkenning en waardering brachten hem kortstondig geluk, maar niet de gewenste rust in zijn hoofd. De tragiek van de kwetsbare kunstenaar kun je voelen in emotioneel geladen kunstwerken zoals End of the Day uit 2019, uit zijn latere ‘blauwe periode’. Matthews ouders schonken het in 2023 aan het Metropolitan Museum of Art. Vergeet niet op de bovenste etage van het museum het mystieke Path to the Sea uit 2019 te bekijken in de daarvoor speciaal ingerichte stilteruimte. Een mooier eerbetoon aan Matthew Wong is er bijna niet te bedenken.

Impressie Matthew Wong | Vincent van Gogh: Painting as a Last Resort, Van Gogh Museum.

Impressie Matthew Wong | Vincent van Gogh: Painting as a Last Resort, Van Gogh Museum. Foto: Michael Floor.

Theater / Voorstelling

Grappig, speels en vol levenslust

recensie: So far so good – Conny Janssen Danst / Antonin Comestaz

Conny Janssen Danst toert op dit moment met twee voorstellingen tegelijkertijd: Janssens eigen productie Ziel en daarnaast talentontwikkelingsprogramma NEXT. De eerste die voor dit nieuwe concept een voorstelling maakt is choreograaf Antonin Comestaz. Zijn So far so good, met zeven dansers van Conny Janssen Danst, spat van het podium af.

NEXT biedt jaarlijks een talentvolle choreograaf de kans om een productie te maken met de dansers van Conny Janssen Danst. De Franse choreograaf Antonin Comestaz, gevestigd in Den Haag, trapt af. In 2017 maakte hij al voor Conny Janssen Danst een kort stuk voor DANSLOKAAL met drie streetdancers. Dit keer heeft hij zeven dansers tot zijn beschikking: drie vrouwen, vier mannen, allemaal vooraan in de twintig, creatief, goed getraind en met een enorme dosis energie. Wat heerlijk om met zulke jonge, lenige dansers te werken, moet Comestaz gedacht hebben. De dansers storten zich vol overgave en met zichtbaar plezier in een veertig minuten durende speelse dansmarathon die boeit van begin tot eind.

Ongekunsteld

‘Stadse energie’ en ‘geschikt voor niet-standaard locaties’ waren de inspiratiewoorden die Conny Janssen meegaf aan de opvoering van Comestaz. Dat klinkt eenvoudig maar is het niet: denk maar aan een lichtplan wanneer het buiten is, overdag of ’s avonds, of wanneer de locatie een vloer heeft van beton. Comestaz kiest in de vlakkevloerzaal van theater WORM voor een eenvoudig toneelbeeld, of eigenlijk geen toneelbeeld: er staat een steiger die er schijnbaar al stond en het publiek kijkt vanaf de tribune op de open coulissen. Ongekunsteld, what you see is what you get, een motto dat helemaal past bij So far so good: het gaat om de dansers, hun individuele kwaliteiten en hun gezamenlijke energie die, zo dicht op de huid van de dansers, zichtbaar en voelbaar is.

Sneakers

Het openingsbeeld zet meteen de toon: zeven paar zwarte sneakers liggen links achter op de grond, rechtsvoor steken de dansers de vloer schuin over richting de sneakers, in een komisch uitziende beweging: op de buik, hun achterwerken omhoog duwend om vooruit te komen. Een van de dansers sukkelt er achteraan. Maar in plaats van de schoenen aan hun voeten te doen, steken de dansers hun handen erin. De schoenen komen steeds terug; soms worden ze uitgetrokken en nonchalant over de schouders weggegooid, dan weer loopt een danser minutenlang met een schoen op zijn hoofd.

Foto: Martijn Kappers

We zien de dansers – in casual kleding alsof ze zo van huis zijn weggelopen – in solo’s, duetten, trio’s en een combinatie daarvan. Ze laten alledaagse en minder alledaagse bewegingen zien: krabben in het kruis, breakdance moves, tableau vivants, ze halen acrobatische toeren uit of bewegen als roofdieren over de vloer. Er is veel interactie tussen de dansers en daarnaast zien we hen ook in synchrone groepschoreografieën.

Stiltes

De soundscape die Comestaz samenstelde is geraffineerd en divers: zo zijn er verstilde pianoklanken te horen, een alpenhoorn (alphorn absolut berlin), ondefinieerbare geluiden van de Zwitserse kunstenaar Zimoun en stevige technobeats. De regelmatig terugkerende korte stiltes vullen de dansers met eigen geluiden: ze klakken met de tong, delen een stevige ‘pets!’ uit tegen de eigen billen of op de grond. Het oogt allemaal heel vrolijk en losjes, maar intussen leveren de zeven dansers een topprestatie, want er zijn nauwelijks rustmomenten, de trein dendert onverminderd door. Heel af en toe hangen een paar dansers wat landerig aan de kant of oefenen aan de barre, terwijl de andere dansers te zien zijn in een duet of trio. Vooral in de stiltes, als de groep synchroon danst, is te zien hoe goed ze zijn afgestemd op elkaar.

Knap gemonteerd

De oneindige diversiteit aan bewegingsmateriaal is soepel aan elkaar gemonteerd. Voor de dansers zal het flink aanpoten zijn, maar voor het publiek is het een verademing om naar te kijken. ‘Stadse energie’; zeker, de dynamiek van een bruisende stad waarin jonge mensen zich energiek en vol levenslust bewegen. Het ritme, de energie van de dansers, de strakke en tegelijkertijd los ogende choreografie: ze nemen je mee en houden de aandacht veertig minuten onafgebroken vast.

Kunst / Expo binnenland

Surrealisme in Brussel en het pronkstuk Ensor

recensie: Exposities op de Kunstberg

In Brussel is het Ensorjaar van start gegaan wegens zijn 75e sterfdag. In navolging van Oostende zien daar twee tentoonstellingen het levenslicht: James Ensor Inspired by Brussel in de Koninklijke Bibliotheek België en James Ensor. Maestro in Bozar. Beide laten een wereld zien van een eigenzinnige man die zijn tijd vooruit was en aanzienlijk gevormd is als kunstenaar in de Belgische hoofdstad.

Gelijktijdig en op loopafstand openen er tevens twee exposities over surrealisme in Brussel. Dit jaar kwam precies honderd jaar geleden het surrealistisch manifest van Breton uit én startte Paul Nougé samen met Marcel Lecomte en Camille Goemans de Correspondance pamfletten. IMAGINE! 100 years of international Surrealism vindt plaats in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten en richt zich op de internationale surrealisten. In Bozar vinden we Histoire de ne pas rire. Het surrealisme in België, een expositie speciaal gewijd aan de Belgische surrealisten.

De kunstmatadoren van Brussel, Magritte en Ensor, blijken het topje van de ijsberg wat artistiekelingen betreft. De tentoonstellingen laten zien dat wederzijdse inspiratie de bron was voor Brussels surrealistische glorie, die ruim zestig jaar heeft gefloreerd.

Bozar

In Brussel kreeg het surrealisme een eigen identiteit, los van Parijs, en de pamfletten Correspondance (1924-1925) van Nougé, Lecomte en Goemans gaven hiervoor het startsein. De experimenterende, haast wetenschappelijke tak van de avant-garde beweging bewoog zich los van de gebaande paden in de samenleving en had vaak een revolutionair streven.

Lopend op de Kunstberg, in de regen tussen de vele langsrijdende voertuigen en stromen voorbijgangers, prikkelt de lucide sfeer van de schilderijen in Bozar de wil tot rebellie. Nog steeds voelt de ludieke protestkunst als een wezenlijk statement dat in onze huidige tijd niets aan betekenis heeft ingeboet.

Jane Graverol, (sans titre) Femme libérée (1949), Bozar Press

De vervlochten wereldbeelden van verschillende kunstenaars als Jane Graverol, Irene Hamoir en Paul Colinet laten zien dat de kunstenaars samen politiek actief waren. Zo kaartten ze bijvoorbeeld de problemen van klassenverschillen aan, en werken van Graverol en Hamoir becommentarieerden de positie van de vrouw. Het surrealisme maakte een inhoudelijke verdiepingsslag in de Belgische hoofdstad.

‘Het komt er minder op aan de wereld te begrijpen dan hem te veranderen’ – Paul Nougé

Curator Xavier Canonne, expert van het surrealisme in België, noemt het surrealisme in Brussel meer dan enkel een kunststroming, hij noemt het ‘een van de meest originele avonturen van de geest’. En dat valt te begrijpen. De expositie in Bozar voelt als een meanderende rivier. Je loopt zigzaggend langs verschillende werken waardoor je deze en andere verassende verbanden kan opsporen. De teksten van Nougé leiden de bezoekers langs de wanden. Het museum heeft hedendaagse schrijvers gevraagd te reageren op enkele werken, zo blijft de surrealistische beweging vandaag de dag nóg in leven en ook in deze teksten worden politieke onderwerpen niet geschuwd.

In de expositie James Ensor. Maestro wordt Ensor neergezet als geniale einzelgänger. De man die zoekt naar identiteit en erkenning. Met veel gebaren en anekdotes laat curator Xavier Tricot kunstenaar James Ensor ‘leven’ in de ruimte. Ensors tekeningen met genderfluïde zelfportretten hangen trots aan de lichtblauwe muren. Fantasie en groteske beelden voeren de boventoon. De expositie maakt ook gebruik van oude foto’s van Ensor: de kunstenaar blijkt een levensecht persoon te zijn geweest.

James Ensor, De geërgerde maskers, 1883. Olieverf op doek, 135 x 112 cm. KMSKB, inv. 4190 © J. Geleyns – Art Photography

Koninklijke Bibliotheek van België (KBR)

Ensor liep rond in Brussel vanaf 1877. Deze zelfde man die worstelde met zijn identiteit en lichte pastelkleuren gebruikte in zijn werken, blijkt in de tentoonstelling James Ensor. Inspired by Brussels van het KBR ook te stoeien met een grootsheidscomplex. De schilderijen uiten zich hier in felle kleuren. Ensor haalt traditionele zekerheden onderuit met scherpe satire en verlegt zo de grenzen van de oude kunstwereld. Indirect maakt hij hiermee plaats voor de kunstenaars van het surrealisme.

Ironisch genoeg laten Ensors werken in de prachtige conservatieve fin de siècle-stijl kamers van het KBR zien waarom hij zich verzette tegen de oude artistieke standaard. In 1883 stichtte hij samen met twintig Belgische kunstenaars Les XX. Los van officiële instellingen exposeerde ze elk jaar de radicaalste kunst. Ensors werk werd in de setting van zijn eigen salons ieder jaar grotesker en wilder. Van beginnend realist, geïnspireerd door impressionisme, steeg hij uit tot koning satire. Ondanks dat Ensor wordt neergezet als geniaal individu, blijkt dit niet volmondig terecht. Er valt te lezen dat hij veel bijstand kreeg van invloedrijke vrienden en andere inspiratoren. Zijn kunstzinnige ontwikkeling wordt in perspectief geplaatst.

Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België

Op loopafstand van elkaar spelen de surrealistische geschiedenissen met de stad. Er ontstaat een ambiance van verwondering, en de ontdekking van grote namen die Brussel hebben geïnspireerd en bevrijd van het juk van voorgaande eeuwen maken de stadswandelingen een zinderende ervaring.

Surrealisme was niet zomaar een stroming. Het was een vooruitziende blik. Een hallucinatie van onze gezamenlijke toekomst in de wereld. De kunstenaars gingen haast als paragnosten te werk. De tentoonstelling Imagine! 100 years of Surrealism laat de veelzijdigheid van de stroming zien als een uitgebreide menukaart. Kies uit het sierlijke symbolisme en tref rijke innerlijke landschappen. Proef een van de mythische Chimaera’s met een vleugje kronkelende boomwortels en tref als dessert een wereld geïnspireerd op het atoomtijdperk.

Over een kunstenaar als Max Ernst valt te zien dat drie van zijn vrouwen een cruciale rol hebben gespeeld bij de ontwikkeling van zijn werk. Deze vrouwen, Luise Straus-Ernst, Dorothea Tanning, Marie-Berthe Aurenche, zijn ieder op zich kunstenaars van hoog niveau. De tentoonstelling laat zien dat veel mannelijke kunstenaars die wij goed kennen nooit eenzaam aan de top hebben gestaan.

Musée Magritte Museum

De poëtische kunst van Folon voelt hierna als een lichtgekleurde sedimentlaag van de surrealistische vloedgolf. Naast de werken van Magritte geplaatst, maakt ze duidelijk dat nuances in licht, nuances zijn tussen droombeelden en poëzie. Het subtiele verschil tussen tekst en textuur.

Twee Belgische kopstukken staan momenteel in de schijnwerpers van de Belgische musea: Ensor en Magritte. De tentoonstellingen tonen echter ook de grote hoeveelheid kunstenaars die, onterecht, geen grote naam hebben. De vele vrouwen en poëten die het surrealisme van levensbloed voorzagen, hebben nu een plek op het toneel. Magritte en Ensor zijn naar boven komen drijven als bekendst, maar de zee aan kunstenaars om hen heen heeft de stromingen samen met hen veroorzaakt.

In deze zee van exposities doorbreekt de Kunstberg de mythe van de einzelgänger als kunstzinnig genie. Hij toont vernieuwer Ensor in volle glorie, leidt je langs de politiek activistische surrealisten en mondt uit in de pure beeldpoëzie van Folon.

 

Imagine! 100 Years of International Surrealism is te zien tot 21 juli 2024 in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België

James Ensor. Inspired by Brussels is te zien tot 2 juni 2024 in het museum van de Koninklijke Bibliotheek Belgie (KBR)

Magritte – Folon is te zien tot 21 juli 2024 in het Magritte Museum

James Ensor. Maestro is te zien tot 23 juni 2024 in Bozar

Histoire de ne pas rire. Het surrealisme in België is te zien tot 16 juni 2024 in Bozar

 

Wachten op Godot - foto Salih_Kilic_2
Theater / Voorstelling

Geef de moed niet op, alles wordt beter

recensie: Wachten op Godot – Het Nationale Theater
Wachten op Godot - foto Salih_Kilic_2

Meer dan een kale boom hebben Vladimir en Estragon niet tot hun beschikking. Maar wel een boom met mogelijkheden. Je kunt je erachter verschuilen. Je kunt je eraan ophangen. En je kunt erbij wachten op Godot, die heeft aangekondigd te zullen komen.

Vanaf de allereerste opvoering van de absurdistische tweeakter Wachten op Godot (1953) van de Ier Samuel Beckett (1906-1989) breken theatermakers zich het hoofd over de tekst: wat betekent die? Wat wil Beckett zeggen?!

Rondhangen

Plaats van handeling is een lege weg in een kale vlakte, met een bladloze boom. Daar hangen twee mannen rond, babbelend over hoe lastig het leven is, teksten die ze larderen met religieuze verwijzingen. Ze heten Vladimir en Estragon, ze noemen elkaar Didi en Gogo. Vladimir is de slimme, welbespraakte, Estragon de klagende kneus. Wie zijn die mannen? Zijn het landlopers, clowns, monniken, gevangenen, geliefden? Geen idee. We horen alleen dat ze al heel lang samen zijn, en dat ze zelf niet (meer) weten hoe lang ze al op deze plek zijn.

Maar weggaan kunnen ze niet, want ze wachten op een onbekende, messias-achtige figuur die Godot heet, en die de belofte in zich draagt dat alles beter wordt wanneer hij komt.

Op een gegeven moment komen twee mannen de lege weg op lopen. Bullebak Pozzo (Bram Coopmans) in een wit zomerkostuum; aan een touw voert hij Lucky (Joris Smit) met zich mee. Lucky fungeert als tot slaaf gemaakte, hij moet Pozzo’s bagage dragen. Zij vertrekken uiteindelijk ook weer.
In de tweede akte herhaalt een en ander zich goeddeels, alleen is het decor dan gespiegeld opgesteld. Pozzo is opeens blind, en Lucky kan niet praten.

Opzettelijke vaagheid

Deze opzettelijke vaagheid biedt theatermakers ruimte de idee achter het stuk naar hun hand te zetten. Beckett-liefhebber en regisseur Erik Whien kiest voor de clowneske aanpak, zijn Wachten op Godot speelt op de lach. Jaap Spijkers en Mark Rietman brengen Vladimir en Estragon expliciet droogkloterig. Want wanneer je grappig wilt zijn, moet je juist niet lollig doen en niet zelf lachen.
Vladimir houdt de armen langs het lichaam. Hij is de superieure, de slimmerik die zich dingen herinnert, die de bijbel kent. Die weet dat Christus werd gekruisigd tezamen met een goede en een slechte moordenaar. Die Estragon de les leest. Vladimir benadrukt dat ze op Godot wachten.

Mark Rietmans Estragon is een clowneske Domme August, nu en dan met overslaande stem. Frunnikend aan zijn T-shirt, pruilend omdat zijn schoenen hem pijn doen. Kinderlijk afhankelijk van Vladimir, al stelt hij een paar keer voor uit elkaar te gaan. Of het lijkt hem een goed idee zich te verhangen aan de kale boom.
Rietmans groteske mimiek en lichaamstaal verwijzen naar de onhandigheid van Charlie Chaplin en Buster Keaton uit het tijdperk van de zwijgende film.

Landlopers

In Becketts tekst dragen de mannen bolhoeden en herenkostuums. Whien laat ze er uitzien als zwervers. Vrijwel eender: Vladimir in blauw T-shirt en overhemd, Estragon is in legergroen. Dat brengt hen dichter bij landlopers. Of zijn het toch gevangenen?

De insteek van Whien laat een paar interpretaties open voor wie Godot zou kunnen zijn. Hij is misschien de verlosser, maar hij lijkt vooral de belofte van vooruitgang. Als ze de moed maar niet opgeven, als ze maar geduld kunnen opbrengen, dan wordt het leven beter. Wanneer? Dat weten we niet. Misschien morgen.
Voor Pozzo en Lucky zit dat er niet in: hun positie verslechtert juist.

Frankrijk

Beckett woonde in Frankrijk en schreef het stuk in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog oorspronkelijk in het Frans. Tijdens de oorlog zat de schrijver zelf in het Franse verzet; daarom moest hij vluchten naar het zuiden. Beckett wist hoe het was, zonder behoorlijke kleren, met de verkeerde schoenen; hij wist hoe het was te wachten op een beter leven, geduld te moeten uitoefenen.

Jammer is dat Whiens Godot na de pauze vaart verliest, een beetje begint te slepen. Juist het tempo, plus de clowneske manier van spelen maken de eerste acte bijzonder geestig, bijna hilarisch. Maar misschien ligt dat vaartverlies ook wel aan Becketts tekst, aan de grotere somberheid daarvan. Ondanks de belofte dat alles beter wordt.

 

Tekst: Samuel Beckett
Regie: Erik Whien
Vertaling: Jacoba van Velde
Spel: Bram Coopmans, Joris Smit, Mark Rietman, Jaap Spijkers
Kostuums: Rebekka Wörmann
Scenografie: Studio Dennis Vanderbroeck
Licht: Julian Maiwald
Dramaturgie: Kyra Mol