Boeken / Non-fictie

Tv-drama versus roman

recensie: Manon Uphoff - De blauwe muze

.

Niet eerder heeft de literatuur het af moeten leggen tegen zoveel kwalitatief hoogstaande televisieseries. Series als Breaking Bad, Game of Thrones en Mad Men ontvangen haast unaniem positieve kritieken. Toch lijken ze voortdurend te wedijveren met de meer traditionele vertelvorm die de roman is. Enerzijds is dit misschien appels met peren vergelijken, het zijn immers twee zeer verschillende disciplines. Anderzijds spelen televisieseries wel degelijk een rol in de afname van ons leesgedrag. We lezen steeds minder en kijken steeds meer. Voor Uphoff tijd om de balans op te maken. 

Vertelkracht

In De blauwe muze prijst Uphoff aan de hand van een aantal besprekingen van onder meer The Sopranos, Mad Men en American Horror Story de vertelkracht van de televisieserie. Deze doet volgens haar niet onder voor literaire meesterwerken als Anna Karenina, The Great Gatsby en Moby Dick. Een grote uitspraak, gezien velen de mening zijn toebedeeld dat lezen – wat ‘zoveel meer aandacht en inspanning vereist’ – nog altijd verheven is boven het meer simpele en passieve kijken. 

Uphoff is het hiermee oneens. Volgens haar draait het om de overtuigingskracht van de personages: ‘Je kijkt voor al die momenten waarop deze personages – net zoals die in goede romans – loskomen van het medium waarin ze worden aangeboden om een plek in te nemen in je denken, je gevoelsleven, en daar door te leven.’ Personages als Don Draper en Tony Soprano hebben dit effect volgens haar. Ze worden vanuit verschillende perspectieven belicht, zonder dat de makers een sluitend oordeel vellen. 

The Sopranos
Voor The Sopranos heeft Uphoff duidelijk een voorliefde. Het leeuwendeel van haar essay gaat over deze gangsterfamilie uit New Jersey. Ze laat zien hoe personages het de kijker moeilijk maken door hem te confronteren met hun dubieuze levensstijlen. Hoe moet hij het beeld van de zachtaardige Tony rijmen met diens leven als maffiabaas? Uphoffs rake karakteranalyses tillen de serie naar een nog hoger niveau dan ze al bezat. 

De blauwe muze is een kort maar krachtig essay. Vanwege de vele voorbeelden en bondige analyses is het een interessante toevoeging aan de discussie over de televisieserie als variatie op de roman. Tevens vormt het werk een effectief propagandamiddel voor de televisieserie. Wie The Sopranos nog niet heeft gezien, zal na het lezen van De blauwe muze naar niets anders verlangen dan een comfortabele sofa om lange avonden met deze maffiafamilie op door te brengen. 

Boeken / Fictie

Een 21e-eeuwse klassieker

recensie: Michaïl Sjisjkin (vert. Gerard Cruys) - Venushaar

In 2013 bracht uitgeverij Querido de eerste Nederlandse vertaling van de Russische schrijver Michaïl Sjisjkin op de markt: Onvoltooide liefdesbrieven. Die roman kan worden gezien als een prelude tot het grootse Venushaar.

Het eerste dat de lezer mogelijkerwijs zal opvallen in Sjisjkins romans is de ingewikkelde structuur. Onvoltooide liefdesbrieven begint als een briefwisseling tussen twee geliefden, van wie hij naar het front in China gestuurd wordt en zij in de stad achterblijft, maar al snel ontwikkelt de roman zich tot iets anders. Wanneer hij sterft, blijven de twee brieven voorbij de grenzen van de dood sturen.

Ook de onlangs vertaalde roman Venushaar springt licht om met de eisen van het realisme. Sjisjkin mengt verhaallijnen, tijden en fabels door elkaar, totdat zijn roman een fantastisch spiegelpaleis wordt. Wat begint als gescheiden, eindigt met elkaar verweven, door elkaar omgekeerd en omgedraaid: grenzen tussen de verhaallijnen vervagen, onderwerpen uit de een worden in de ander opgepakt en besproken. Het is niet de makkelijkste opzet, maar wat een leesgenot levert het op.

Vragen en antwoorden
Michaïl Sjisjkin woont en werkt sinds 1995 in Zürich, waar hij voor de Zwitserse immigratiedienst tolkt. Veel van zijn ervaringen die hij daar heeft opgedaan hebben hun weerslag gevonden in Venushaar. De roman opent met een verhoor van een Russische immigrant, weergegeven als was het een theatertekst. De vertaler van deze verhoren is de hier nog onzichtbare en tegelijkertijd onmisbare hoofdpersoon van de roman. Alle verhaallijnen zijn aan hem verbonden, en later zal hij meer op de voorgrond treden.

Waar de verhoren eerst neutraal blijven, zich beperken tot het ontdekken van leugens en onvolkomenheden in de verhalen van de vluchtelingen, blaast Sjisjkin ze al snel op tot schijnbaar eindeloze reflecties op het menselijk lot. Een voorbeeld:

Vraag:               Wacht eens even!
Antwoord:          Ja?
Vraag:               Werden ze echt allebei verwisseld?
Antwoord:          Wat is daar voor vreemds aan?
Vraag:               Komt zoiets echt voor?
Antwoord:          Here God, er komt van alles en nog wat  voor! Zij werd in een
                         paleis verwisseld, en hij in een geboortekliniek.
Vraag:               In welk paleis?

En zo gaat het door. Vragen worden antwoorden, en antwoorden worden vragen.

Interne echo’s en externe resonanties
Hiertussen kronkelen allereerst de dagboeken van een meisje, Isabella geheten, geboren in 1900, die nauwkeurig over haar liefdes en de verschrikkingen van de twintigste eeuw schrijft. Van haar, later een bekende zangeres, had de vertaler en hoofdpersoon van Venushaar een biografie moeten schrijven, maar dat is er nooit van gekomen. Een andere verhaallijn zijn de herinneringen van de vertaler aan zijn tijd in Rome, waar hij zijn huwelijk nieuw leven in probeerde te blazen. Tot slot zijn er brieven aan ‘Nabuccodinosaurus’, een koosnaampje voor zijn zoon (gebaseerd op de Babylonische koning Nebukadnezar II, vermengd met tonen uit Verdi’s opera Nabucco).

Door de vermenging van tijden en lijnen worden grenzen van tijd en ruimte eenvoudig overstegen. Vertaler Gerard Cruys, die Sjisjkin voor de tweede keer een mooie dienst bewijst, maakt achterin het boek een opmerking dat Sjisjkins tekst vol verwijzingen naar zowel Russische als internationale klassiekers zit. Oftewel, Venushaar zit niet alleen vol interne echo’s, maar resoneert ook in en met de geschiedenis.

Groots en overweldigend
Waar gaat Venushaar dan over? Alles, zou je kunnen zeggen. Liefde, leven en dood, contact – alle grote thema’s uit de literatuur. Maar daarmee doe ik deze roman tekort. Het knappe is hoe de roman veel meer de som van de vier verschillende verhaallijnen samen is dan die delen afzonderlijk. Op die manier is Venushaar zoals alle grote Russische romans, van welke velen in dit boek weerklinken: groots, overweldigend. Een directe klassieker.

Boeken / Non-fictie

Radiomaker op papier

recensie: Jaap Boots - Donderweg

De schrik was groot vorig jaar: VPRO-dj Jaap Boots moest stoppen met zijn wervelende JaBo Gumbo Show op Radio 6 en werd vervolgens ontslagen bij de omroep. Hoe gaat deze iconische muziekvreter zijn passie nu gestalte geven? Eerst maar eens een boek want er is genoeg te vertellen.

Jaap Boots zit al 26 jaar in de rock-‘n-roll. Het begint met de muzikale ontdekkingstocht in zijn geboorteplaats Bergen, waar hij al snel in de plaatselijke discotheek tot plaatjesdraaier wordt gebombardeerd. Dan volgen wat schrijvende exercities en wordt hij opgepikt door de VPRO om, aanvankelijk voor televisie, zijn loopbaan kleur te geven als radiomaker en discjockey.

Springsteen
Donderweg is een autobiografie opgebouwd uit losse verhalen waarmee Boots vooral zijn ervaringen in de muziekwereld wil delen. Hij beschrijft belevenissen en ontmoetingen met zijn helden om daar vervolgens vanuit het heden op terug te kijken. Bruce Springsteen is het eerste hoogtepunt, de verpersoonlijking van de rock-‘n-roll die met zijn Born to run de jonge Jaap Boots over de gemeentegrens van het gezapige Bergen laat kijken.

Door het hele boek heen blijkt dat Boots zijn jeugdheld eeuwige trouw heeft gezworen maar dat de muzikale koers en kwaliteit van Springsteen hem behoorlijk parten is gaan spelen. In het stuk Weemoed en walging in de Kuip laat de schrijver zijn gevoelens de vrije loop in de beschrijving van het stadionconcert van The Boss in Rotterdam: ‘Het enige wat ik wil is: weg hier. Al die idioten die mijn lievelingslied kapotbrallen. En Springsteen die dat nog goedvindt ook. Allemansvriend!’

Zelfmoord
Met hetzelfde enthousiasme waarmee Boots jarenlang achter de VPRO-microfoon heeft gestaan beschrijft hij zijn vraaggesprekken met Nick Cave, Tom Waits, Willy DeVille, Frank Black, Golden Earring en vele andere rockhelden. Stuk voor stuk anekdotische ontmoetingen die in het boek helaas niet verder lijken te komen dan een paar vanzelfsprekende vragen en de bijbehorende ontwijkende, oppervlakkige of mysterieuze antwoorden die rockartiesten zich nu eenmaal hebben aangeleerd.

In een aantal verhalen laat de schrijver zichzelf zien als een man die – bezeten van muziek – de kans van zijn leven krijgt bij de meest vooruitstrevende radio-omroep. Zijn persoonlijke hoogtepunten en nederlagen zijn verknoopt met de allesoverheersende rock-‘n-roll. Als in 1984 zijn toenmalige geliefde zelfmoord pleegt, staat de rouwende muziekfreak ’s avonds in Amsterdam te snikken bij een concert van Nick Cave ‘waar het nummer A Box for Black Paul een betere begrafenis voor mijn meisje was dan de schertsvertoning met koffie en cake die enkele dagen later zou plaatsvinden’. Dit drama brengt Boots direct op de zelfmoord van Kurt Cobain, de sprong van Herman Brood en de teloorgang van Joy Divisions Ian Curtis. Hij verafschuwt de mythologisering die rond de zogenaamde rock-‘n-rolldoden lijkt te hangen.

Muziekpolitie
Donderweg geeft een aardig inkijkje in een dynamische muziekpraktijk maar laat tegelijkertijd de vluchtigheid zien die de gescheiden werelden van rockster en journalist/dj kenmerkt. Een interview is meestal een geforceerde bijeenkomst waarbij enige diepgang direct de kop ingedrukt wordt. In de studio, achter de microfoon, kan Boots veel meer de ‘hoofdact’ zijn die op meeslepende wijze zijn muziek de ether in slingert en puur op gevoel zijn publiek bespeelt.

Hoewel, de lichte bitterheid waarmee hij over zijn radiowerk schrijft doet vermoeden dat zijn ontslag veel te maken heeft met een gezonde weerstand tegen wat hij noemt ‘de muziekpolitie’. Tegenwoordig worden radioshows vaak vooraf geprogrammeerd en grotendeels ingevuld door playlists die niet door de dj zijn samengesteld. Deze vaste formats hebben veel kapotgemaakt van wat vroeger een vitaal muziekmekka vertegenwoordigde en waar de dj zich baas over de knoppen wist.

Jaap Boots schrijft een gepassioneerd boekje dat lekker wegleest. Met dezelfde verhalen – en zijn eigengemaakte muziek – is hij bezig aan een theatertour door het land. Nu hij deze bundel heeft afgeleverd en alles van zich af heeft kunnen schrijven, is het de grote vraag waar we Boots in de toekomst tegen zullen komen.

Muziek / Album

Echte soul

recensie: Myles Sanko - Forever Dreaming

Sommige releases blijven enigszins onder de radar, maar ontpoppen zich toch als blijvertjes bij het draaien van de muziek. Zo is het ook met het debuutalbum Forever Dreaming van Myles Sanko, dat met regelmaat een draaibeurt krijgt.

Myles Sanko debuteerde in 2013 met zijn zeven nummers tellende EP Born in Black & White, die gevuld is met soul- en funkcomposities. Forever Dreaming is dan ook zijn feitelijke debuutalbum, al telt het slechts vier composities meer.

Thuiskomen


Dat Myles Sanko zijn klassieke soul roots kent, merk je al bij het openings- en titelnummer van zijn album: ‘Forever Dreaming’. De soul van grootheden als Marvin Gaye, James Brown en andere bekende namen lijkt binnen de muziek van Sanko te zijn samengebald tot een stevige mix.

Sanko’s muziek is geworteld in de soul van de jaren zestig en zeventig, maar is overgoten met een sausje van de hedendaagse muziek. De retrosoul die op de loer ligt krijgt op dit debuutalbum net niet de overhand. Gelukkig gaat Sanko nergens een vrijage aan met R&B en disco, maar blijft hij heerlijk in wat we toch echt soulmuziek noemen. Wat dat betreft zal hij met zijn muziek veel liefhebbers van het echte soulwerk aanspreken. Dit is een muzieksoort die jarenlang werd ondergesneeuwd door eerst de disco en later de R&B. De muziek van Sanko klinkt en voelt als thuiskomen, zoals in het prachtige lied ‘Light In My Hand’.

Betere soulplaten


De muziek van Myles Sanko heeft wel fijne dansbare momenten, zoals het stampende nummer ‘Save My Soul’ en het daaropvolgende ‘Take A Look At Me Now’, dat overigens doet verlangen naar muziek van Smokey Robinson and the Miracles. Niet omdat Sanko het niet goed doet in dat nummer, maar omdat de vergelijking onweerstaanbaar is.

De grooves die Sanko in zijn muziek stopt zijn meeslepend. Zijn enthousiasme is aanstekelijk. De drang om de stoel te verruilen voor wat pasjes op de vloer neemt af en toe koortsachtige vormen aan. Op een ander moment is Sanko weer fluweelzacht en laat hij de luisteraar wentelen in de weelde van soulmuziek zoals die het beste gemaakt kan worden – en in een vorm waar het beste van kan worden genoten. Denk daarbij aan de weelderige klanken waar Marvin Gaye patent op had. Het album Forever Dreaming mag tot een van de betere soulplaten van het afgelopen jaar gerekend worden.

Kunst / Achtergrond
special: Manfred Pernice, Anri Sala, Pierre Huyghe, Gillian Wearing, Willem de Rooij - The Vincent Award

Tot de macht vijf

Titels van tentoonstellingen die gekoppeld zijn aan een bepaalde ‘award zijn op z’n zachtst gezegd vaak nogal fantasieloos – The Vincent Award is daarop geen uitzondering. Het zou echter zonde zijn je daardoor te laten weerhouden van het brengen van een bezoek aan het GEM want de tentoonstelling is vele malen boeiender dan de titel doet vermoeden.

Het werk van de vijf genomineerden vult de zalen van het GEM voor een periode van vijf maanden. Er is geen kapstok waaraan de tentoonstelling is opgehangen, geen rode draad aanwezig in de thematieken van het getoonde werk. Dit zijn simpelweg vijf kunstenaars wiens werk invloed heeft op de ontwikkeling van hedendaagse kunst in Europa – als we het persbericht mogen geloven. In de zalen van het GEM heerst een ware oase van rust, een geconcentreerd ontdekken van nieuwe werelden.

Manfred Pernice, plateau_Cassette (Fontainebleau), 2014, Mixed media Courtesy of the artist, Galerie Neu, Berlin and Galerie Micheline Szwajcer. Foto: Daniel Nicolas

Manfred Pernice, plateau_Cassette (Fontainebleau), 2014, Mixed media Courtesy of the artist, Galerie Neu, Berlin and Galerie Micheline Szwajcer. Foto: Daniel Nicolas

Podium voor leefomgevingen

Allereerst kom je als bezoeker oog in oog te staan met Manfred Pernice’s plateau_Casette (Fountainbleau) uit 2014: een houten podium in een lege zaal. Wie het betreedt krijgt de indruk een net verlaten leefomgeving binnen te komen. Dat deze omgeving ietwat vreemd aandoet maakt de beleving des te beklijvender. Wat doen de campingstoelen op een eigen podium? Mag ik als bezoeker de deksels openen om te kijken wat zich eronder schuilhoudt? Juist als je de enige bent in deze eerste zaal is het vervreemdend: er zijn geen andere bezoekers om interactie mee te hebben. Het is jij en de lege zaal in een dialoog waarbij er geen antwoord komt op de vragen die je de ruimte in slingert. Het zijn slechts speculaties.

Een zwart gordijn scheidt Pernice’s werk van Pierre Huyghe’s A Way in Untilled (2012-2013), een videowerk dat eveneens een leefomgeving centraal stelt. Een omgeving waarin een witte hond met een roze voorpoot ronddwaalt. Een ogenschijnlijk – dat is de vraag – natuurlijke omgeving, parkachtig. We volgen de hond terwijl we zien hoe hij dingen opgraaft of afgraaft. Daarnaast is er een centrale rol weggelegd voor een bijenkolonie die resideert rondom het hoofd van een sculptuur, een liggend vrouwelijk naakt. Ook wordt er ingezoomd op een onderwaterwereld waar algen en andere organismen lijken te floreren. Intrigerend aan Huyghe’s biotoop is dat de gecultiveerde elementen op lijken te gaan in de natuur. Dat het dissoneert is een feit, maar vreemd genoeg niet op een onnatuurlijke manier.

Pierre Huyghe, A Way in Untilled, 2012-2013, film, colour, sound, Duration 14 minutes. Foto: Pierre Huyghe

Pierre Huyghe, A Way in Untilled, 2012-2013, film, colour, sound, Duration 14 minutes. Foto: Pierre Huyghe

Should I stay or should I go?

Een grote verduisterde ruimte wordt in tweeën verdeeld door een scherm dat van beide kanten geprojecteerd wordt, respectievelijk met de videowerken Le Clash (2010) en Tlatelolco Clash (2011). In de hoek staat een snaredrum, Doldrum (2014), met daarop twee drumstokken die zo nu en dan automatisch – in de dubbele betekenis van het woord – beginnen te trommelen. Deze werken, van de Albanees-Franse kunstenaar en tevens winnaar van The Vincent Award, Anri Sala, centreren zich rondom een hit uit de jaren tachtig, Should I stay or should I go? van punkband The Clash. Afkomstig van gedraaide orgelpartituren komt het nummer ons ter ore, de ene keer gelijkmatiger dan de andere keer, wanneer het meer staccato klinkt. De videobeelden tonen ons een vervreemdende setting, waar de partituren, als ze niet afgespeeld worden, tevens als zonneblinden werken en zich weerspiegeld zien in de communistische architectuur achter de figuranten.

Een trap lager bevindt zich een nog donkerder ruimte, gevuld met twaalf boxen op statieven en wat nonchalant door de ruimte verspreide bankjes. Het is Willem de Rooij’s Ilulissat (2014), speciaal voor deze tentoonstelling gemaakt. Uit verschillende boxen klinkt op verschillende momenten het gehuil of gejank van sledehonden. Aan het eind van compositie wordt er een bundel licht geworpen. Dan pas wordt zichtbaar dat er zich in de ruimte, achter een ruit, nog een ander werk bevindt. Het is Piet Mondriaans Vuurtoren bij Westkapelle (1910). Paradoxaal dat hetgeen wat normaliter bundels licht de wereld in werpt, nu zelf in de schijnwerpers staat.

Gillian Wearing, BULLY, Kleurenvideo voor projectie met geluid 7 min., 55 sec., 2010 © Gillian Wearing, met dank aan Maureen Paley, Londen

Gillian Wearing, BULLY, Kleurenvideo voor projectie met geluid 7 min., 55 sec., 2010 © Gillian Wearing, met dank aan Maureen Paley, Londen

Vreemde ogen dwingen

De laatste zalen van de tentoonstelling zijn gereserveerd voor het werk van Gillian Wearing. Aan de wanden ontmoeten fictie en haar eigen werkelijkheid elkaar in de portretten waar ze zichzelf opvoert als lid van haar zogenoemde ‘spiritual family’: fotografen als Diane Arbus en Robbert Mapplethorpe worden een met Wearings portret. Met titels als Me as Mapplethorpe wordt de bezoeker in het ongewisse gelaten over wie hij nu daadwerkelijk in de ogen kijkt. Alsof de bezoeker geacht wordt uit te maken wat er ‘waar’ is aan deze werken. Een bij voorbaat onnutte exercitie, maar desalniettemin lijkt het cliché ‘vreemde ogen dwingen’ bewaarheid te worden.

Die thematiek zet zich, weliswaar op een meer ethisch niveau, voort in het Wearings BULLY (2010). In dit videowerk wordt een rollenspel opgevoerd dat wordt gebruikt ter verwerking van trauma’s, bijvoorbeeld als gevolg van pesten. We zien hoe een groep mannen organisch beweegt. Eén man is het onderwerp van spot. Hoewel de zaaltekst de bezoeker erop wijst dat het geënsceneerd is, bekruipt je ook hier weer een angstvallig realistisch gevoel. Het onprettige karakter, de herkenbaarheid van groepsdruk en de voelbare spanning maken dat wat opgevoerd wordt, op dat moment even ‘echt’ is. Echt is bij Wearing weliswaar niet de afspiegeling van de werkelijkheid zoals deze zich feitelijk buiten bevindt, maar daardoor niet minder ‘waar’.

Met The Vincent Award toont het Gemeentemuseum Den Haag in het GEM vijf verfrissend goede presentaties. Elk werk ontsluit een nieuwe wereld voor de bezoeker. Alsof je steeds een stapje verder mag afdalen in een eigen wereld die parallel aan de getoonde werelden ontstaat. Zoals gezegd, een rode draad is er niet in deze tentoonstelling, maar de werken hebben met elkaar gemeen dat ze elk een (eigen) wereld onder een prismatisch vergrootglas leggen. Snippers werkelijkheid dringen het domein van fictie binnen, of is het andersom?

Muziek / Album

Briljantje

recensie: Alex Highton - Nobody Knows Anything

De folkpop-klanken van Alex Highton klinken meteen van hoge klasse als Nobody Knows Anything aftrapt met ‘You Don’t Own This Life’. Highton pakt de luisteraar direct bij de eerste noten in.

Er zijn van die plaatjes die je na het drukken op de play-knop van de cd-speler op een bijzondere manier raken. Dat is zeker het geval met Nobody Knows Anything. Het is een plaatje met een vriendelijke folk- en popbenadering dat je als luisteraar soms wel op het verkeerde been zet. Bijvoorbeeld het wonderlijke ‘It Falls Together’ dat doet denken aan de tijden van Charlie Chaplin, omdat er net als toen veel dissonanten in de muziek zitten.

Fijnbesnaard genre
In 2012 debuteerde Alex Highton met Woodditon Wives Club waarmee hij in kleine kring hoge waardering voor. De bekendheid die bij zo’n prachtig album hoort, bleef echter uit. De opvolger Nobody Knows Anything bevat dezelfde hoge kwaliteit en zou nu wel moeten leiden tot bekendheid. De liedjes van Highton zijn pakkend genoeg om ook opgepakt te worden door de radio. Het klimaat voor singer- songwriters is momenteel gunstig, want dit fijnbesnaarde genre staat veel in de belangstelling. Het is daarbij natuurlijk vooral ook van geluk afhankelijk of een van de liedjes het gaat redden om een hit te worden.

Multi-instrumentalist
Het wat vaker beluisteren van Nobody Knows Anything levert het gevoel op dat we te maken hebben met tijdloze muziek. Highton heeft een fijne hand van liedjes schrijven en de manier waarop hij ze invult en ten gehore brengt heeft een tijdloze rust in zich.

Een liedje als ‘The Evil That Men Do’ heeft naast folk met vioolklanken ook invloeden van The Beatles en had ook een nummer van Damien Rice kunnen zijn. Het daarop volgende ‘Fear’ is dan weer een puntig popliedje met saxofoonklanken en zang, waarbij Highton klinkt als een wat zachtere versie van Prince. ‘Somebody Must Know Something’ is weer een nummer dat herinneringen oproept aan het wat latere werk van The Beatles: zeg maar de psychedelische tijd van de fab4. Maar laat het duidelijk zijn dat het geenszins een kopie is van enig bestaand liedje van dat beroemde viertal. Nee, Highton heeft hier stevig de touwtjes van de compositie in handen.

Dat hij meer kan dan alleen zingen en prachtige liedjes schrijven, bewijst hij door diverse instrumenten te bespelen. Zo horen we hem op akoestische en elektrische gitaar, synthesizer, piano en percussie. Highton is dus met recht een multi-instrumentalist te noemen. Hopelijk weet hij met het briljantje Nobody Knows Anything door te dringen tot het platen kopende publiek en kan hij de zaal in Haarlem vol krijgen.

Live in Nederland:
25 januari, Patronaat, Haarlem
 

Muziek / Achtergrond
special: Jacques Mees - Dream House

Zomerse pasteltinten

Dream House, de nieuwste EP van de Tilburgse troubadour Jacques Mees, bevat slechts vier liedjes, maar die zijn stuk voor stuk van hoge kwaliteit. Mees kan het beste getypeerd worden als de Nederlandse Bob Dylan; hij doet immers veel Dylan tribute-optredens.

Met de EP Dream House speelt Jacques Mees in op het fenomeen dat EP’s in zijn, zo laat hij de redactie van 8WEEKLY weten als hem gevraagd wordt waarom hij niet een heel album uitbrengt. Een andere reden is natuurlijk dat een album in eigen beheer uitbrengen – wat Mees voornamelijk doet – een aardige investering is.

Voor wie het repertoire van Mees kent, zijn er drie liedjes nieuw op deze EP. Het vierde nummer, ‘Sneaked Out Of Heaven’s Door’, werd voor deze EP opnieuw opgenomen. Mees schreef deze song ter nagedachtenis aan zijn vader en het is een van de lievelingsnummers van hemzelf en ook van zijn publiek. Het is een nummer in een prima Dylan-traditie! De overige nummers – ‘Bike Rider’, ‘Up To You’ en ‘Dream House’ – ademen heel veel Dylan-sfeer uit, net als de rest van zijn oeuvre. Maar nergens maakt Mees liedjes die een kopie zijn van welk nummer van zijn voorbeeld dan ook. Het klinkt en is allemaal zo origineel als we maar zouden kunnen wensen.

De kwaliteit van de liedjes van Mees is hoog en zijn teksten zijn verhalend. Luister naar het titelnummer; dat gaat over een huisje in Frankrijk waar de zanger de rest van zijn leven wel zou willen wonen. De sfeer wordt geschilderd in perfecte zomerse pasteltinten op deze prima kennismakings-EP van Jacques Mees.

Live in Nederland:
25 januari, Patronaat, Haarlem

Muziek

Toverblokfluit

recensie: Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Markus Stenz - Willem Jeths - Blokfluitconcert

De blokfluit staat bij menigeen voor herinneringen aan de kindertijd, voor kwetsbaarheid en voor breekbare klanken. Niemand zal dit tedere ‘kinderinstrument’ met een orkest associëren. Willem Jeths, de kersverse Componist des Vaderlands, daagt Erik Bosgraaf uit met zijn nieuwste blokfluitconcert. De rasmusicus neemt de handschoen op en transformeert Jeths’ compositie tot pure muziek. Hij overspeelt de fysieke moeilijkheden en het volume van een symfonisch orkest.

Herinneringen

Het thema van de voorlaatste NTR – ZaterdagMatinee van het afgelopen jaar in het Amsterdamse Concertgebouw is Licht in de duisternis. De nachten zijn lang en de feestdagen staan voor de deur. Familiebanden en herinneringen staan deze week centraal. Het gloednieuwe werk van Willem Jeths, dat tijdens dit middagconcert in wereldpremière gaat, herinnert door de eenvoud van de blokfluit aan oude tijden, aan barok maar ook aan kinderjaren en de eerste contacten met muziek. De tedere puurheid van de blokfluitklank is multi-interpretabel, hoewel Jeths in het programmaboekje benadrukt dat zijn concert geen letterlijke inhoud mag worden toegedicht. Toch is het concert geïnspireerd door Jeths ongelukkige kinderjaren.

Verhaal
De vooraanstaande Nederlandse blokfluitist Erik Bosgraaf maakt, samen met het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Markus Stenz, een verhaal van de compositie. De dramatiek is al in de expositie van het orkest te merken. Galmende geluiden van een watergong roepen een specifieke sfeer op. Het verhaal begint teder, maar de rust is voorbij als in de middenpassage Bosgraaf opeens een reeks hoge c’s uit zijn instrument perst. Het orkest speelt snelle chromatische loopjes. De wrijving raakt en verbaast, evenals de onverwacht scherpe blokfluittonen. Ze dringen zich enkele keren op als een ongemakkelijke gedachte die steeds in het hoofd terugkeert en voor innerlijke weerstand zorgt. Gelukkig komen er al gauw passages van verstilling, zoals de blokfluitcadens ‘molto fragile’.

De door de slagwerkers gespeelde glazenklanken op de achtergrond lijken op woordassonanties die zich als een echo door de zaal verspreiden. De luisteraar ontkomt niet aan de innerlijke verandering van de muziek. Bosgraaf vertaalt duidelijk een verhaal op zijn toverblokfluit: ‘Wij instrumentalisten zien vaak slechts het hier en nu, omdat we bezig zijn met veel details die rondom een uitvoering van belang zijn. Een componist zoekt echter naar een manier om ons instrument aan hun fantasie te verbinden,’ lees ik in de tekst van Erik Bosgraaf zelf in het programmaboekje.

Ballet
Stenz dirigeert transparant elke akkoordwisseling in dienst van het tedere solo-instrument. Bosgraafs virtuositeit doet even vergeten dat zijn instrument slechts over twee octaven – vijftien tonen – beschikt. De dynamische afwisseling transformeert voortdurend de verbeelding van de luisteraar. De muziek klinkt vernieuwend, hoewel af en toe reminiscenties aan het barokke tijdperk zijn te horen. Daarbij verrast het visuele effect van de uitvoering het meest.

Bosgraafs lichaamstaal doet aan alles mee. Hij speelt soms met de blokfluit helemaal omhoog, of zijn lichaam buigt achterover en dan hij lijkt ineens een verlengstuk van het instrument te zijn. Een ander moment tilt hij zijn linkerbeen op en dempt met de knie een toon af. De muziek gonst door zijn gehele gedaante. Bewust of onbewust laat de frasering zijn benen dansen. Iemand van het publiek heeft het na afloop over oefeningen afkomstig van reguliere yogaposities. Ik denk eerder aan een oorlogsdans van een samoerai. Een ding is zeker: Bosgraaf heeft met zijn balletachtige uitvoering de première van Jeths nieuwste werk onvergetelijk gemaakt.

Film / Films

Hobby met hier en daar een dode

recensie: Knights of Badassdom

Altijd leuk: films over mensen met een hobby. In Knights of Badassdom duiken we in de wereld van de Live Action Role Playing. Oftewel verkleedpartijen voor volwassenen die nog in sprookjes geloven.

LARP noemen ze het zelf. En deze hobbyisten leven zich bij voorkeur uit op LARP-weekenden waar ze zich onderdompelen in een middeleeuwse fantasywereld en veldslagen uitvechten tussen monsters, tovenaars, Vikingen en ridders.

Knights of Badassdom draait om drie vrienden die maar niet volwassen willen worden. Joe (Ryan Kwanten) is net gedumpt door zijn vriendin omdat ze zijn liefde voor doommetal onderhand een beetje kinderachtig vindt. Om hem over het liefdesverdriet heen te helpen trakteren zijn vrienden Hung (Peter Dinklage) en Eric (Steve Zahn) hem op een weekendje LARP’en.

Echte demon

~

Probleem: terwijl de ridders allerlei figuren in slechtzittende monsterpakken bestrijden, duikt er ineens een echte demon op, in de gedaante van de ex van Joe, die dood en verderf zaait onder de LARP’ers. Joe, Hung en Steve verruilen hun plastic speelzwaarden voor het metalen spul en de epische strijd tussen goed en kwaad kan beginnen.

Knights of Badassdom combineert een paar elementen uit Amerikaanse komedies: de bromance (de mannelijke verbroedering) en stoner humor (melige grappen met een hoog coffeeshopgehalte). Oftewel: een film die het best te genieten is met je vrienden na het gebruik van enige geestverruimende middelen.

Lekker knullig

In zo’n context zijn de flauwe grappen en grollen ineens best te pruimen. Tevens zagen de makers bewust af van het gebruik van special effects. De monsters en demonen ogen lekker knullig wat Knights of Badassdom een sympathieke B-film uitstraling geeft.

De acteurs lijken het prima naar hun zin te hebben. Vooral Ryan Kwanten en Peter Dinklage nemen hun rollen uit respectievelijk de dramaseries True Blood en Game of Thrones op de hak. De makers waken er overigens wel voor om de LARP’ers belachelijk te maken. Live Action Role Playing is gewoon een vrolijke hobby voor buitenbeentjes, met hier en daar een dode. Dat dan weer wel.

Boeken / Fictie

Caleidoscopisch portret

recensie: Eva Menasse - Quasikristallen

Een leven lang zijn mensen bewust of onbewust bezig een identiteit te ontwikkelen, te onderzoeken en te veranderen. Wat maakt je uiteindelijk tot het unieke individu dat je bent? Welke versie van jou is ‘waar’? In Quasikristallen wordt de veelvormigheid van de identiteit geïllustreerd aan de hand van het levensverhaal van een Oostenrijkse vrouw.

We leren Xane Molin kennen als puber en volgen haar totdat ze zelf kinderen en kleinkinderen heeft. Net als ieder van ons vervult ze gedurende haar leven vele rollen. Ze is onder andere dochter, (stief)moeder, oma, vriendin, patiënte, echtgenote en baas van haar eigen bedrijf. Sommige rollen vervult ze tijdelijk, andere een leven lang. Ook de rollen veranderen in de tijd van vorm.

Met andere ogen
Als lezer bekijken we Xane steeds met andere ogen. Via de mensen om haar heen leren we steeds een stukje van haar kennen. We zijn getuige van gebeurtenissen die ze met haar meemaken, of luisteren naar hun visie op haar. Deze visie is op zijn beurt natuurlijk ook weer gekleurd door het perspectief van degene die vertelt. Het ene moment wordt Xane een sterke en zelfverzekerde vrouw gevonden, het volgende moment komt ze als drama queen uit de bus. Wederom de vraag: welke versie is waar?

Eén keer krijgen we als lezer toegang tot de binnenwereld van Xane. Ze maakt dan de balans op halverwege haar leven. Ze voelt zich ouder worden. Ze zegt dat ze leeft zoals ze altijd heeft gewild, maar dat ook elk paradijs op een gegeven moment een kooi wordt. Ze laat zien dat ze zich bewust is van het feit dat alles ook anders had kunnen lopen en nog steeds alles opnieuw kan veranderen, als zij de moed toont dit mogelijk te maken. Zij kan dus een richting bepalen, maar aan de andere kant vormt het leven haar ook, door gebeurtenissen die haar simpelweg overkomen. Ze veranderen en vormen haar zonder dat ze daarvoor kiest. Een identiteit komt op vele manieren tot stand.

De verhalen over Xane zouden door talloze anderen lang, zo niet eindeloos, verteld kunnen worden, in verschillende tijden, op verschillende plaatsen, gekleurd door het verleden of juist verrassend nieuw vanuit het perspectief van een toevallige voorbijganger. Leveren al die beelden van Xane nu een waarheidsgetrouw beeld op van wie zij is? Is het ooit af? Opnieuw: kunnen we de waarheid wel kennen als die zo veelvormig is?

Eindeloos gelaagd
Deze roman laat schitterend zien hoe gelaagd ieder van ons is en hoe iedereen zijn eigen perceptie heeft van wie de ander is. Ook wordt getoond hoe levens van individuen toevallig samenhangen en elkaar beïnvloeden. Menasse laat de lezer zelf de verbanden tussen de personages zoeken. Omdat het elke keer een verrassing is welke relatie deze persoon tot Xane heeft, blijf je als lezer nieuwsgierig en scherp. Elk hoofdstuk begint een nieuw verhaal in het leven van één van de personages, een verhaal dat deels overlapt met een eerder verteld verhaal, maar ook steeds aanleiding geeft voor een nieuw verhaal, dat weer door de volgende wordt verteld. We cirkelen rond Xane, maar bereiken we de kern?

Zonder de vraag naar waarheid letterlijk te stellen, schreeuwt deze roman om een kritische blik op het begrip ‘waarheid’. Niemand heeft uiteindelijk de waarheid in pacht over Xane, ook zijzelf niet. Deze roman maakt op verbluffende wijze zichtbaar hoe wij uit allerlei complexe zaken onszelf een identiteit denken te kunnen vormen.