Muziek / Album

Briljantje

recensie: Alex Highton - Nobody Knows Anything

De folkpop-klanken van Alex Highton klinken meteen van hoge klasse als Nobody Knows Anything aftrapt met ‘You Don’t Own This Life’. Highton pakt de luisteraar direct bij de eerste noten in.

Er zijn van die plaatjes die je na het drukken op de play-knop van de cd-speler op een bijzondere manier raken. Dat is zeker het geval met Nobody Knows Anything. Het is een plaatje met een vriendelijke folk- en popbenadering dat je als luisteraar soms wel op het verkeerde been zet. Bijvoorbeeld het wonderlijke ‘It Falls Together’ dat doet denken aan de tijden van Charlie Chaplin, omdat er net als toen veel dissonanten in de muziek zitten.

Fijnbesnaard genre
In 2012 debuteerde Alex Highton met Woodditon Wives Club waarmee hij in kleine kring hoge waardering voor. De bekendheid die bij zo’n prachtig album hoort, bleef echter uit. De opvolger Nobody Knows Anything bevat dezelfde hoge kwaliteit en zou nu wel moeten leiden tot bekendheid. De liedjes van Highton zijn pakkend genoeg om ook opgepakt te worden door de radio. Het klimaat voor singer- songwriters is momenteel gunstig, want dit fijnbesnaarde genre staat veel in de belangstelling. Het is daarbij natuurlijk vooral ook van geluk afhankelijk of een van de liedjes het gaat redden om een hit te worden.

Multi-instrumentalist
Het wat vaker beluisteren van Nobody Knows Anything levert het gevoel op dat we te maken hebben met tijdloze muziek. Highton heeft een fijne hand van liedjes schrijven en de manier waarop hij ze invult en ten gehore brengt heeft een tijdloze rust in zich.

Een liedje als ‘The Evil That Men Do’ heeft naast folk met vioolklanken ook invloeden van The Beatles en had ook een nummer van Damien Rice kunnen zijn. Het daarop volgende ‘Fear’ is dan weer een puntig popliedje met saxofoonklanken en zang, waarbij Highton klinkt als een wat zachtere versie van Prince. ‘Somebody Must Know Something’ is weer een nummer dat herinneringen oproept aan het wat latere werk van The Beatles: zeg maar de psychedelische tijd van de fab4. Maar laat het duidelijk zijn dat het geenszins een kopie is van enig bestaand liedje van dat beroemde viertal. Nee, Highton heeft hier stevig de touwtjes van de compositie in handen.

Dat hij meer kan dan alleen zingen en prachtige liedjes schrijven, bewijst hij door diverse instrumenten te bespelen. Zo horen we hem op akoestische en elektrische gitaar, synthesizer, piano en percussie. Highton is dus met recht een multi-instrumentalist te noemen. Hopelijk weet hij met het briljantje Nobody Knows Anything door te dringen tot het platen kopende publiek en kan hij de zaal in Haarlem vol krijgen.

Live in Nederland:
25 januari, Patronaat, Haarlem
 

Muziek / Achtergrond
special: Jacques Mees - Dream House

Zomerse pasteltinten

Dream House, de nieuwste EP van de Tilburgse troubadour Jacques Mees, bevat slechts vier liedjes, maar die zijn stuk voor stuk van hoge kwaliteit. Mees kan het beste getypeerd worden als de Nederlandse Bob Dylan; hij doet immers veel Dylan tribute-optredens.

Met de EP Dream House speelt Jacques Mees in op het fenomeen dat EP’s in zijn, zo laat hij de redactie van 8WEEKLY weten als hem gevraagd wordt waarom hij niet een heel album uitbrengt. Een andere reden is natuurlijk dat een album in eigen beheer uitbrengen – wat Mees voornamelijk doet – een aardige investering is.

Voor wie het repertoire van Mees kent, zijn er drie liedjes nieuw op deze EP. Het vierde nummer, ‘Sneaked Out Of Heaven’s Door’, werd voor deze EP opnieuw opgenomen. Mees schreef deze song ter nagedachtenis aan zijn vader en het is een van de lievelingsnummers van hemzelf en ook van zijn publiek. Het is een nummer in een prima Dylan-traditie! De overige nummers – ‘Bike Rider’, ‘Up To You’ en ‘Dream House’ – ademen heel veel Dylan-sfeer uit, net als de rest van zijn oeuvre. Maar nergens maakt Mees liedjes die een kopie zijn van welk nummer van zijn voorbeeld dan ook. Het klinkt en is allemaal zo origineel als we maar zouden kunnen wensen.

De kwaliteit van de liedjes van Mees is hoog en zijn teksten zijn verhalend. Luister naar het titelnummer; dat gaat over een huisje in Frankrijk waar de zanger de rest van zijn leven wel zou willen wonen. De sfeer wordt geschilderd in perfecte zomerse pasteltinten op deze prima kennismakings-EP van Jacques Mees.

Live in Nederland:
25 januari, Patronaat, Haarlem

Muziek

Toverblokfluit

recensie: Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Markus Stenz - Willem Jeths - Blokfluitconcert

De blokfluit staat bij menigeen voor herinneringen aan de kindertijd, voor kwetsbaarheid en voor breekbare klanken. Niemand zal dit tedere ‘kinderinstrument’ met een orkest associëren. Willem Jeths, de kersverse Componist des Vaderlands, daagt Erik Bosgraaf uit met zijn nieuwste blokfluitconcert. De rasmusicus neemt de handschoen op en transformeert Jeths’ compositie tot pure muziek. Hij overspeelt de fysieke moeilijkheden en het volume van een symfonisch orkest.

Herinneringen

Het thema van de voorlaatste NTR – ZaterdagMatinee van het afgelopen jaar in het Amsterdamse Concertgebouw is Licht in de duisternis. De nachten zijn lang en de feestdagen staan voor de deur. Familiebanden en herinneringen staan deze week centraal. Het gloednieuwe werk van Willem Jeths, dat tijdens dit middagconcert in wereldpremière gaat, herinnert door de eenvoud van de blokfluit aan oude tijden, aan barok maar ook aan kinderjaren en de eerste contacten met muziek. De tedere puurheid van de blokfluitklank is multi-interpretabel, hoewel Jeths in het programmaboekje benadrukt dat zijn concert geen letterlijke inhoud mag worden toegedicht. Toch is het concert geïnspireerd door Jeths ongelukkige kinderjaren.

Verhaal
De vooraanstaande Nederlandse blokfluitist Erik Bosgraaf maakt, samen met het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Markus Stenz, een verhaal van de compositie. De dramatiek is al in de expositie van het orkest te merken. Galmende geluiden van een watergong roepen een specifieke sfeer op. Het verhaal begint teder, maar de rust is voorbij als in de middenpassage Bosgraaf opeens een reeks hoge c’s uit zijn instrument perst. Het orkest speelt snelle chromatische loopjes. De wrijving raakt en verbaast, evenals de onverwacht scherpe blokfluittonen. Ze dringen zich enkele keren op als een ongemakkelijke gedachte die steeds in het hoofd terugkeert en voor innerlijke weerstand zorgt. Gelukkig komen er al gauw passages van verstilling, zoals de blokfluitcadens ‘molto fragile’.

De door de slagwerkers gespeelde glazenklanken op de achtergrond lijken op woordassonanties die zich als een echo door de zaal verspreiden. De luisteraar ontkomt niet aan de innerlijke verandering van de muziek. Bosgraaf vertaalt duidelijk een verhaal op zijn toverblokfluit: ‘Wij instrumentalisten zien vaak slechts het hier en nu, omdat we bezig zijn met veel details die rondom een uitvoering van belang zijn. Een componist zoekt echter naar een manier om ons instrument aan hun fantasie te verbinden,’ lees ik in de tekst van Erik Bosgraaf zelf in het programmaboekje.

Ballet
Stenz dirigeert transparant elke akkoordwisseling in dienst van het tedere solo-instrument. Bosgraafs virtuositeit doet even vergeten dat zijn instrument slechts over twee octaven – vijftien tonen – beschikt. De dynamische afwisseling transformeert voortdurend de verbeelding van de luisteraar. De muziek klinkt vernieuwend, hoewel af en toe reminiscenties aan het barokke tijdperk zijn te horen. Daarbij verrast het visuele effect van de uitvoering het meest.

Bosgraafs lichaamstaal doet aan alles mee. Hij speelt soms met de blokfluit helemaal omhoog, of zijn lichaam buigt achterover en dan hij lijkt ineens een verlengstuk van het instrument te zijn. Een ander moment tilt hij zijn linkerbeen op en dempt met de knie een toon af. De muziek gonst door zijn gehele gedaante. Bewust of onbewust laat de frasering zijn benen dansen. Iemand van het publiek heeft het na afloop over oefeningen afkomstig van reguliere yogaposities. Ik denk eerder aan een oorlogsdans van een samoerai. Een ding is zeker: Bosgraaf heeft met zijn balletachtige uitvoering de première van Jeths nieuwste werk onvergetelijk gemaakt.

Film / Films

Hobby met hier en daar een dode

recensie: Knights of Badassdom

Altijd leuk: films over mensen met een hobby. In Knights of Badassdom duiken we in de wereld van de Live Action Role Playing. Oftewel verkleedpartijen voor volwassenen die nog in sprookjes geloven.

LARP noemen ze het zelf. En deze hobbyisten leven zich bij voorkeur uit op LARP-weekenden waar ze zich onderdompelen in een middeleeuwse fantasywereld en veldslagen uitvechten tussen monsters, tovenaars, Vikingen en ridders.

Knights of Badassdom draait om drie vrienden die maar niet volwassen willen worden. Joe (Ryan Kwanten) is net gedumpt door zijn vriendin omdat ze zijn liefde voor doommetal onderhand een beetje kinderachtig vindt. Om hem over het liefdesverdriet heen te helpen trakteren zijn vrienden Hung (Peter Dinklage) en Eric (Steve Zahn) hem op een weekendje LARP’en.

Echte demon

~

Probleem: terwijl de ridders allerlei figuren in slechtzittende monsterpakken bestrijden, duikt er ineens een echte demon op, in de gedaante van de ex van Joe, die dood en verderf zaait onder de LARP’ers. Joe, Hung en Steve verruilen hun plastic speelzwaarden voor het metalen spul en de epische strijd tussen goed en kwaad kan beginnen.

Knights of Badassdom combineert een paar elementen uit Amerikaanse komedies: de bromance (de mannelijke verbroedering) en stoner humor (melige grappen met een hoog coffeeshopgehalte). Oftewel: een film die het best te genieten is met je vrienden na het gebruik van enige geestverruimende middelen.

Lekker knullig

In zo’n context zijn de flauwe grappen en grollen ineens best te pruimen. Tevens zagen de makers bewust af van het gebruik van special effects. De monsters en demonen ogen lekker knullig wat Knights of Badassdom een sympathieke B-film uitstraling geeft.

De acteurs lijken het prima naar hun zin te hebben. Vooral Ryan Kwanten en Peter Dinklage nemen hun rollen uit respectievelijk de dramaseries True Blood en Game of Thrones op de hak. De makers waken er overigens wel voor om de LARP’ers belachelijk te maken. Live Action Role Playing is gewoon een vrolijke hobby voor buitenbeentjes, met hier en daar een dode. Dat dan weer wel.

Boeken / Fictie

Caleidoscopisch portret

recensie: Eva Menasse - Quasikristallen

Een leven lang zijn mensen bewust of onbewust bezig een identiteit te ontwikkelen, te onderzoeken en te veranderen. Wat maakt je uiteindelijk tot het unieke individu dat je bent? Welke versie van jou is ‘waar’? In Quasikristallen wordt de veelvormigheid van de identiteit geïllustreerd aan de hand van het levensverhaal van een Oostenrijkse vrouw.

We leren Xane Molin kennen als puber en volgen haar totdat ze zelf kinderen en kleinkinderen heeft. Net als ieder van ons vervult ze gedurende haar leven vele rollen. Ze is onder andere dochter, (stief)moeder, oma, vriendin, patiënte, echtgenote en baas van haar eigen bedrijf. Sommige rollen vervult ze tijdelijk, andere een leven lang. Ook de rollen veranderen in de tijd van vorm.

Met andere ogen
Als lezer bekijken we Xane steeds met andere ogen. Via de mensen om haar heen leren we steeds een stukje van haar kennen. We zijn getuige van gebeurtenissen die ze met haar meemaken, of luisteren naar hun visie op haar. Deze visie is op zijn beurt natuurlijk ook weer gekleurd door het perspectief van degene die vertelt. Het ene moment wordt Xane een sterke en zelfverzekerde vrouw gevonden, het volgende moment komt ze als drama queen uit de bus. Wederom de vraag: welke versie is waar?

Eén keer krijgen we als lezer toegang tot de binnenwereld van Xane. Ze maakt dan de balans op halverwege haar leven. Ze voelt zich ouder worden. Ze zegt dat ze leeft zoals ze altijd heeft gewild, maar dat ook elk paradijs op een gegeven moment een kooi wordt. Ze laat zien dat ze zich bewust is van het feit dat alles ook anders had kunnen lopen en nog steeds alles opnieuw kan veranderen, als zij de moed toont dit mogelijk te maken. Zij kan dus een richting bepalen, maar aan de andere kant vormt het leven haar ook, door gebeurtenissen die haar simpelweg overkomen. Ze veranderen en vormen haar zonder dat ze daarvoor kiest. Een identiteit komt op vele manieren tot stand.

De verhalen over Xane zouden door talloze anderen lang, zo niet eindeloos, verteld kunnen worden, in verschillende tijden, op verschillende plaatsen, gekleurd door het verleden of juist verrassend nieuw vanuit het perspectief van een toevallige voorbijganger. Leveren al die beelden van Xane nu een waarheidsgetrouw beeld op van wie zij is? Is het ooit af? Opnieuw: kunnen we de waarheid wel kennen als die zo veelvormig is?

Eindeloos gelaagd
Deze roman laat schitterend zien hoe gelaagd ieder van ons is en hoe iedereen zijn eigen perceptie heeft van wie de ander is. Ook wordt getoond hoe levens van individuen toevallig samenhangen en elkaar beïnvloeden. Menasse laat de lezer zelf de verbanden tussen de personages zoeken. Omdat het elke keer een verrassing is welke relatie deze persoon tot Xane heeft, blijf je als lezer nieuwsgierig en scherp. Elk hoofdstuk begint een nieuw verhaal in het leven van één van de personages, een verhaal dat deels overlapt met een eerder verteld verhaal, maar ook steeds aanleiding geeft voor een nieuw verhaal, dat weer door de volgende wordt verteld. We cirkelen rond Xane, maar bereiken we de kern?

Zonder de vraag naar waarheid letterlijk te stellen, schreeuwt deze roman om een kritische blik op het begrip ‘waarheid’. Niemand heeft uiteindelijk de waarheid in pacht over Xane, ook zijzelf niet. Deze roman maakt op verbluffende wijze zichtbaar hoe wij uit allerlei complexe zaken onszelf een identiteit denken te kunnen vormen. 

Boeken / Non-fictie

Voor wie het nodig heeft

recensie: Wil van den Bercken - Geloven tegen beter weten in

Met Geloven tegen beter weten in heeft emeritus hoogleraar Russisch christendom Wil van den Bercken een beknopte geloofsverdediging geschreven voor Christenen die hun religie intellectueel willen verantwoorden. Of zoals hij stelt: gelovigen moeten zich intellectueel kunnen verantwoorden.

Het fundamentele probleem van apologetische geschriften is dat we weten dat ze sinds Kant en Kierkegaard eigenlijk overbodig zijn. Of dat ze zelfs in het geheel altijd overbodig zijn geweest. Atheïsten overtuigt men er niet mee, en gelovigen weten dat het even onzinnig is om iemand van de redelijkheid van het geloof te overtuigen dan iemand die nog nooit verliefd is geweest door middel van argumenten proberen verliefd te krijgen. Toch lijkt er geen eind te komen aan geschriften die de bedoeling hebben het christendom intellectueel te verdedigen tegen atheïsten, humanisten, neo-darwinisten of nietsisten. Van Ik heb te weinig geloof om een atheïst te zijn van Geisler en Turek tot Bruggen bouwen van Alister McGrath. Van Hans Kungs Bestaat God? tot Over de redelijkheid van de christelijke hoop van Th. J. de Jong. Van James Sires Waarom zouden wij ook maar iets geloven? tot aan het recent verschenen lijvige Handboek Christelijke Apologetiek onder redactie van o.a. prof. dr. H.A. Bakker.

Van den Bercken voegt daar nu nog één boek aan toe, dat echter terecht niet de bedoeling heeft om ook maar iemand te overtuigen, maar om, net als de middeleeuwers Anselmus van Canterbury en Thomas van Aquino dat al voor ogen hadden met hun godsbewijzen, gelovigen een hart onder de riem te steken: geen enkele christen hoeft een atheïst te vrezen.

Zalig zij die niet zien en toch geloven
Het boekje bestaat uit vijf puntige hoofdstukken waarin Van den Bercken de lezer aan de hand neemt langs de meest bekende argumenten voor het christelijke geloof. Vanuit de rede kan er niets tegen God bewezen worden, atheïstische stromannen als Richard Dawkins begaan dezelfde fundamentele fouten die ze fanatieke gelovigen verwijten, natuurkundigen moeten vooral geen theologische consequenties trekken uit hun onderzoek en het geloof is een wezenlijk menselijke activiteit die beantwoordt aan de diepste existentiële levensvragen. Of zoals Van den Bercken in zijn conclusie noteert: ‘Het christelijke geloof is ‘primair een intellectuele en ethische uitdaging aan de mens, die in haar geestelijk appèl aansluit bij fundamentele menselijke gevoelens.’ (p. 153)

Als lezer bekruipt je het gevoel dat het boek, zoals veel hedendaagse apologetiek dat doet,  in zijn geheel sterk leunt op de argumentatie die de Franse denker Blaise Pascal (1623-1662) uitwerkt in zijn Pensées (1669), en er in het kort op neerkomt dat je wel krankzinnig moet zijn om het geloof op zijn minst niet serieus en in al zijn facetten te onderzoeken in de korte tijd die je te leven hebt.

Zalig zijn de armen van geest
Het boek zoekt nergens echt de diepte. Grote verdedigers van het christendom als Kierkegaard, Bonhoeffer, Pascal en Chesterton staan dan wel in het register, maar komen jammer genoeg nergens inhoudelijk aan het woord. Maar dat is ook niet de bedoeling van het boek: ‘het wil slechts stof aandragen voor verdere reflectie in de nooit eindigende confrontatie tussen geloof en atheïsme.’ (p. 12) De overdaad aan aanrakingen en het gebrek aan uitwerking leidt er wel toe dat Van den Bercken zelf een boel vragen oproept. Wie immers het Nieuwe Testament zonder toelichting bestempelt als ‘geen literair hoogstaand werk’, in een bijzin het fenomenale boek Orthodoxy van G.K. Chesterton als ‘erg gedateerde apologie’ wegzet en de uitdrukking ‘leven in de zekerheid van het geloof’ nooit heeft begrepen heeft wat uit te leggen. En daarbij: welk doel dient reflectie op een discussie, waarvan men weet dat die geen einde zal hebben? Waartoe leidt dan die verdere reflectie, waar men nu als gelovige niet al is?

Hoewel we dus dit boekje moeten beschouwen als een inleiding, is het toch vooral geschikt voor de intellectueel die begint zijn geloof vorm en inhoud te geven. Want Van den Bercken schrijft absoluut niet eenvoudig en lijkt heel wat voorkennis en niveau te veronderstellen van zijn lezers. Dat doet de vraag rijzen voor wie dit boek nu precies bestemd is: het is veel te inleidend voor doorgewinterde christenen en veel te moeilijk voor mensen zonder kennis van het filosofische en theologische discours. Het best lijkt Geloven tegen beter weten in op zijn plek als handvat voor discussie in een christelijke studentenvereniging. Misschien heeft Van de Bercken zoiets ook wel voor ogen gehad als primaire doelgroep.

Zalig zijn de barmhartigen
Toch is het boekje ondanks genoemde beperkingen en aanmerkingen de moeite waard om te lezen, voor wie op zoek is naar een overzicht aan argumenten die pleiten voor een religieuze houding. Het biedt voor mensen die nu nog omver geblazen worden door vragen als ‘Als God almachtig is, kan Hij dan een steen maken die Hij zelf niet kan tillen?’ voldoende vuurkracht om zich in discussies staande te houden en om zelf het voortouw te nemen in de discussie. Daarnaast biedt het een opstap en kapstok naar meer filosofisch inhoudelijke werken. Het maakt nieuwsgierig naar die rijke wereld die er verscholen ligt achter die eenvoudige vragen die ieder mens zich in zijn leven zal stellen. Van den Bercken presenteert zo beschouwd een oprecht en bescheiden geschreven verhaal, dat misschien juist door de handzaamheid niet afschrikt. Dus misschien toch maar eens lezen, tegen beter weten in.

Boeken / Fictie

Kwetsbaar tussen droom en werkelijkheid

recensie: Robbert Welagen - Lipari & Philippes middagen

In 2006 debuteerde Robbert Welagen met Lipari, waarvoor hij de Selexyz Debuutprijs ontving. Twee jaar laten verscheen Philippes middagen, dat qua sfeer nauw aansluit bij het debuut. Beide verhalen zijn nu opnieuw uitgegeven in één bundel en vormen samen een mooi thematisch geheel.

In beide verhalen is de hoofdpersoon een wat eenzame, dromerige jongeman. Hij observeert zijn omgeving nauwgezet. Door de observaties in de verhalen op te nemen, wordt de afstand tot zijn omgeving nog eens benadrukt. Beide verhalen gaan over familierelaties, ergens ’thuis’ zijn, eenzaamheid en verbondenheid met je medemensen.            

Leven op een eiland
In Lipari vindt een ontmoeting plaats tussen Robbert en het stel Gerard en Chaphine. Ze verblijven alle drie op het eiland in een hotel en ontmoeten elkaar bij het zwembad – dat in tegenstelling tot de zee een afgebakende, overzichtelijke plek is. Robbert is op zoek naar verbondenheid en rust. Hij wil een pauze van het dagelijks leven. Gerard en Chaphine hebben dit in zijn ogen al gevonden, maar dan sámen, en lijken hem in hun wereld toe te laten.

Gaandeweg het verhaal worden aanwijzingen gegeven waarom deze drie mensen deze “gevangenis met onzichtbare tralies”, zoals Chaphine het noemt, verkiezen boven het alternatief. Ze zijn beschadigd, ze zijn breekbaar en kwetsbaar. Daarom kijken ze naar het leven en dromen ze de rest erbij. Ze hebben geleerd met weinig genoegen te nemen.

Welagen brengt deze kwetsbaarheid via de observaties en gedachten van Robbert mooi in beeld. Voortdurend verwerkt Welagen ook symbolisch de eenzaamheid in het verhaal, door te kiezen voor veelzeggende plaatsen en rake metaforen. Daarnaast is ook de spanning van onuitgesproken verlangens en onverwerkte teleurstellingen voelbaar in de gesprekken die de personages met elkaar voeren. De gevoeligheid en breekbaarheid de daarin naar voren komt, roept bij de lezer een dubbel gevoel op: ongemak, maar ook begrip. Lipari is een verhaal om naderhand in gedachten nogmaals te koesteren.

Herinneringen herleven
Een zelfde soort kwetsbaarheid is aanwezig in Philippes middagen. Maar hier vervaagt het onderscheid tussen droom, verzonnen verhalen en werkelijkheid nog meer dan in Lipari. Ook hier heet de hoofdpersoon Robbert, wederom een eenzame dromer met problematische familierelaties. De realiteit van ‘het nu’ en zijn herinneringen vloeien samen wanneer hij Louise ontmoet.

De ontmoeting met haar brengt hem terug naar een zomer uit zijn jeugd, waarin hij Philippe ontmoet. Philippe beweert zijn vader te zijn, maar of dit echt zo is, blijft gissen. In het contact met Philippe heeft Robbert hoop op echt contact, maar blijft het contact uiteindelijk toch pijnlijk afstandelijk.

Philippes middagen is een zorgvuldig geconstrueerd verhaal, waarin het mysterie van het vaderschap en de onderlinge relaties verborgen blijft. Het onderscheid tussen wat verzonnen is door Robbert en wat er nu echt gebeurd is, is niet echt meer te achterhalen. Enerzijds is deze constructie bewonderenswaardig, maar anderzijds maakt deze het verhaal ook enigszins ongeloofwaardig, hoewel dat natuurlijk ook aan Robberts fantasie te wijten kan zijn. Hoe knap deze puzzel ook in elkaar zit, het heeft toch ook iets gekunsteldst en dat doet af aan de kwetsbaarheid die ook aan het verhaal eigen is.

Door deze thematisch verwante verhalen samen te brengen in één bundel ontstaat een kwetsbaar portret van de beide hoofdpersonen die de naam Robbert delen. Ze zoeken naar een manier om samen met anderen in de wereld te zijn en hopen op een moment van eenheid, waarin alles klopt. Tegelijkertijd hebben ze moeite de daarvoor noodzakelijke overgave toe te laten. Hun zoektocht in herinneringen, fantasie en het heden maakt de waarheid voor de lezer ongrijpbaar. Dat dit mysterie onopgelost blijft, maar toch blijft boeien, is te danken aan het schrijftalent van Welagen.

Theater / Voorstelling

Veel keus: voor elk wat wils

recensie: Het Nationale Toneel - As you like it

Wat is echte liefde? Hoe onderscheidt die zich van vriendschap, lust, berekening of gelatenheid? Een inspirerende vraag die As you like it op duizelingwekkende wijze aan de orde stelt.

Deze komedie werd voor het eerst opgevoerd rond 1600, toen Shakespeare zelf op weg was richting de veertig. Volgens de conventies van de destijds populaire ‘pastorale’ (Grieks herdersdicht) laat het stuk tegenstellingen zien tussen oud en jong, lust en romantische liefde, hof en platteland, berekening en zuiverheid. We zouden daar vandaag voor deze uitvoering aan toe kunnen voegen: man en vrouw, waar en onwaar, ‘in’ en ‘out’, kunst en geld, vrijheid en keuze, macht en onmacht – en zo nog voort.
Alles wijst er op dat het stuk vooral geschreven is om te vermaken. De liedjes ter verluchtiging, die voor deze uitvoering opnieuw zijn gekozen en mooi a capella worden gezongen, raken en vermaken nog steeds. De monologen houden inderdaad je aandacht vast. Ze zorgen voor een welkome onderbreking in de drie uur die deze voorstelling duurt.

~

Genderbending
Rosalind, een jonge vrouw, wordt verbannen door haar oom, de president. Op het platteland komt ze haar vader, de eveneens verbannen ex-president, met zijn gevolg weer tegen. Ook ontmoet ze daar Orlando, op wie ze hevig verliefd is geworden – en hij op haar. Verkleed als man geeft ze Orlando liefdeslessen.
De ster van deze voorstelling is zonder twijfel Hannah Hoekstra. Als Rosalind draagt ze het stuk. Haar spel is sterk en vitaal, haar transformatie van meisje tot jongen tot ‘liefdescoach’ is geloofwaardig en spannend. De aantrekkingskracht tussen de twee hoofdrolspelers, de doortastende Rosalind en de poëtische Orlando (Reinout Scholten van Aschat), blijft in de regie van Theu Boermans mooi overeind en geeft een beeld van hoe een liefde er, ook anno nu, uit zou kunnen zien. Aan het eind, als er maar liefst vier huwelijken worden gesloten, is deze verbintenis de enige waarin je wilt blijven geloven.
Sterk is verder het spel van Jappe Claes als de filosofische Jaques (‘de wereld is een schouwtoneel’) en Antoinette Jelgersma als de nar Touchstone. Deze is hier ook analyticus (’toetssteen’) met een scherp opmerkingsvermogen. Ook de rol van de kunstenaar wordt ter discussie gesteld, net als overigens in de andere voorstellingen van het Nationale Toneel dit seizoen.

~

Verloren in het woud
Het mooie toneelbeeld van Bernhard Hammer geeft een strak maar flexibel kader met digitale projecties en levend licht. De vele sneeuw roept passende associaties op met ontbering en desoriëntatie. De kostuums van Catherine Cuykens, het kap- en het grimeontwerp geven heldere mannelijke, vrouwelijke en androgyne accenten.

Een meisje in trainingspak en een vrouw met gemillimeterd haar geven een androgyn beeld dat geen drama meer oplevert in onze tijd. Deze beelden zouden wel de vraag kunnen stellen wat een man tot man maakt en een vrouw tot vrouw? Het lijkt van weinig belang in de bonte opeenvolging van scènes. Mannen houden van vrouwen of van mannen, vrouwen eveneens. Of van vrouwen die voor mannen doorgaan.
Het platteland wordt conventioneel geschetst met Twents accent als een plaats van eenvoud waar de schaapjes grazen. Maar is het allemaal wel zo eenvoudig? Asielzoekers hebben een plaats gevonden, in de schaapskooi tiert de wiet. Barre omstandigheden, vlucht en ontheemding zijn niet ver weg en ook hier sijpelt het opportunisme door.

De vele keuzes en contrasten die As you like it aan de orde stelt zijn intrigerend en vermakelijk. Ze worden hier tot een kakofonie van beelden, ‘voor elk wat wils’, waarin het makkelijk verdwalen is. Dat is niet vreemd (‘It’s not unusual’ galmt dan ook het slotlied) en past zelfs mooi bij de ontheemding in het woud dat Shakespeare oorspronkelijk schetste. Maar het veelal uitblijven van echte ontroering of bevrijdend lachen, plus de lange duur van de voorstelling geeft de indruk dat er te veel zijsporen zijn gekozen in de verleidelijke tekst. De uitvoering mist, ondanks het inventieve toneelbeeld en het sterke spel van de hoofdrolspelers, een hart, een trefzeker kader.

Kunst / Expo binnenland

De selfie door de tijd heen

recensie: Look at me!

Dat fotografie een populair middel is om jezelf te laten zien, heeft de hedendaagse selfie wel bewezen. Maar hoe origineel is de selfie eigenlijk? Dat maakt het Tropenmuseum duidelijk met een reeks portretten uit drie verschillende tijdsperiodes.

selfie eigenlijk? Dat maakt het Tropenmuseum duidelijk met een reeks portretten uit drie verschillende tijdsperiodes.

De tentoonstelling bestaat uit foto’s van de eigen historische collectie van het museum. De portretfoto’s zijn onder te verdelen in drie periodes: Het 19e-eeuwse koloniale Indonesië, de onafhankelijkheidsperiode in de jaren 50-60 in West-Afrika en het hedendaagse multiculturele Westen. Deze periodes zijn uitgekozen omdat tijdens maatschappelijke verandering of spanning de behoefte om uit te dragen wie je bent of wilt zijn sterker is. Fotografie was voor mensen tijdens deze periodes al een sterk middel om vorm te geven aan hun eigen identiteit.

Hélène Akouavi Amouzou, 'Self-portrait', 2009, met dank aan de kunstenaar

Hélène Akouavi Amouzou, ‘Self-portrait’, 2009, met dank aan de kunstenaar

Kwetsbaarheid


Opvallend zijn de ‘kwetsbare patronen’ van Hélène Akouavi Amouzou. Op deze portretten, gemaakt op haar zolderkamer, is niet meer dan een schaduw van Amouzou te zien. Ze vervaagt zo dat ze in haar omgeving verdwijnt. De portretten zijn gemaakt in de periode dat zij illegaal in België verbleef, in afwachting op een verblijfsvergunning. De foto’s reflecteren haar onzekere status en het onvermogen om zelf over haar eigen identiteit te beslissen. Deze emoties worden extra benadrukt door de koffer, als symbool voor haar reizende bestaan. Akouavi Amouzou laat haar roots zien door middel van Afrikaanse patronen, maar net als zijzelf staan deze patronen niet centraal in haar portretten. Een behang met Afrikaans motief op de achtergrond is bijvoorbeeld gescheurd op een van de foto’s, wat haar kwetsbaarheid nogmaals lijkt te benadrukken.

Hélène Akouavi Amouzou is niet de enige die twee culturele identiteiten mengt. De Amerikaans-Nigeriaanse Iké Udé speelt met de culturele betekenis van kleding. In zijn portretten draagt hij een mix van kleding, waarin ieder onderdeel verwijst naar een specifieke cultuur. Zo combineert hij een ouderwetse blazer met Oosterse print met een Amerikaanse joggingbroek. Niet alleen brengt hij verschillende culturen samen, ook verschillende tijden worden samengebracht.

Zaaloverzicht. Foto: Roxanne Hofman

Zaaloverzicht. Foto: Roxanne Hofman

Mooie identiteiten


Hoewel bij binnenkomst wordt gewezen op de verschillende tijdsperiodes, komen de ‘spanningen’ van deze tijden niet sterk naar voren in de tentoonstelling. De link met de maatschappelijke veranderingen moet je als bezoeker dan ook zelf zien te leggen. Er had meer diepgang gecreëerd kunnen worden op dit punt. Desalniettemin zijn de foto’s op zichzelf mooi, voornamelijk door de dubbele lading die wordt gecreëerd door het samenvoegen van meerdere identiteiten.

Boeken / Fictie

Archeologie rond de dorpspomp

recensie: Saša Stanišić (vert. Annemarie Vlaming) - Nacht voor het feest

Acht jaar geleden debuteerde de Bosnisch-Duitse schrijver Saša Stanišić met het overdonderende Hoe de soldaat de grammofoon repareert. In Nacht voor het feest, zijn tweede roman, stuwt hij zijn poëtische schrijfstijl naar een nieuw hoogtepunt, ditmaal in een diepgeworteld verhaal dat zich afspeelt op Duitse bodem.

Verzot op geschiedenis, zo noemt Stanišić zichzelf in een uit 2007 stammend interview. Dat heeft hij bewezen met zijn debuutroman waarin hij als kameleontische ooggetuige zijn persoonlijke verleden verweeft met de gruwelen van de oorlog in voormalig Joegoslavië. Een boek waarin kinderlijke verwondering en brute geweldsuitbarstingen op een intrigerende wijze samenklonteren.

Fürstenfelde
En dan duurt het even: Stanišić leeft in Duitsland, broedt op zijn tweede roman en de literaire wereld wacht in spanning af. Dan bedenkt de schrijver in het Oostbrandenburgse landschap het fictieve dorp Fürstenfelde – losjes geënt op het bestaande Fürstenwerder. Hij begint aan een vertelling die een keur aan personages en beelden samenbrengt en slechts één nacht beslaat: de nacht voor het feest.

Dat feest is het jaarlijks terugkerende Annafeest, een gemeenschappelijke viering zoals in vele dorpen ter wereld plaatsvindt, vanwege oogsten, heiligen of andere gedenkwaardige momenten. De dorpsgemeenschap maakt zich op voor de grote dag; Stanišić volgt verschillende personages en doet verslag van hun gemoedstoestand en achtergrond. Zijn betrokkenheid wordt versterkt door de doorlopende wij-vorm waarin hij zijn observaties optekent.

Drinkers
Meneer Schramm is een oud-militair en jarenlang in Oost-Duitse dienst verantwoordelijk geweest voor de nabijgelegen luchtdoelraketbasis. Hij is vereenzaamd en, met een pistool in het handschoenenkastje, op weg naar ‘nergens’ met het plan zelfmoord te plegen. Als er onderweg gerookt moet worden en de sigarettenautomaat weigert, schiet hij een kogel door het mechaniek. ‘In Wilfried Schramms huishouden bevinden zich gemiddeld meer redenen tegen het leven dan tegen het roken.’

Mevrouw Kranz is de kunstenares van het dorp. Ze heeft haar hele leven schilderijen gemaakt van het dorpsleven, de natuur en de bewoners. Bij nacht en ontij trekt ze erop uit om voor het grote feest een allesomvattend werk te schilderen dat de volgende dag onthuld en geveild zal worden. 

In de omgebouwde garage van Ulli verzamelen de drinkers zich ‘omdat nergens anders zitgelegenheid en leugens en een koelkast zo bij elkaar komen’. 
Ook is er nog mevrouw Schwermuth van het Heemkundig Museum, haar zoon Johann de klokkenluider en het hardloopmeisje Anna.

Moervos
Alsof het filmscènes zijn, zo beschrijft Stanišić telkens een episode vanuit een ander personage, waardoor de verhalen zich verweven tot een opmerkelijk beeld van een leefgemeenschap. Hij gaat zo ver dat zelfs de in de omringende bossen verblijvende moervos een stem krijgt. Die sluipt ’s nachts rond het dorp op zoek naar het best toegankelijke kippenhok. 

Hier en daar zijn fragmenten opgenomen van gebeurtenissen die eeuwen geleden hebben plaatsgevonden. De auteur kiest ervoor – en stelt de vertaler daarmee voor een probleem – deze teksten in een quasi-oude taalvorm weer te geven die, vooral bovenop de verhalende oorspronkelijkheid van het boek, nogal gekunsteld aandoet.

Ook andere typografische grapjes zijn er aan de haren bijgesleept: een grotendeels handgeschreven hoofdstuk, een naam van een energiedrankje in een Oudduits lettertype, het zijn overbodige details die afbreuk doen aan de verfijnde ironie van deze roman. Wat Stanišić daarentegen goed verbeeldt, in zijn versnipperde, haast dromerige verteltrant, is de betekenis van het tijdsverloop in een klein Duits dorp. De sprookjesachtige legendes die daardoor ontstaan. Als een archeoloog van het geschreven woord verbindt hij oude tijden, perioden van oorlog, de eenwording van Duitsland en de komst van de ‘Wessies’ met het gezapige leven rond de dorpspomp.

Dat er een feest op komst is, doet vermoeden dat Nacht voor het feest uitmondt in een spektakel, maar Saša Stanišić is geen man van plots en ontknopingen. Hij laat zijn personages liever doormodderen in hun biotoop en neemt zelf de rol op zich van exclusieve chroniqueur van een eeuwigdurend dorpsleven.