Groys heeft als referentiepunt de mythologische figuur Narcissus genomen. Doordat Narcissus zichzelf verloor in zijn evenbeeld gaf hij zijn innerlijke wereld op voor het externe beeld. Hierdoor veranderde Narcissus zichzelf in puur en alleen beeld, volgens Groys, voor anderen om te zien, als een levende dode, die alleen bestaat in het publieke oog. Hij vergelijkt de figuur met de hedendaagse mens en doelt op het culturele gebruik van het liken en disliken. Dit noemt hij zelflediging: de focus op het uiterlijk en op publieke bewondering. Groys trekt zelfs een vergelijking met het christelijke begrip kenosis: in het christendom transformeert de Jezus aan het kruis van een mens, met subjectieve verlangens en interesses, tot het icoon van religieuze aanbidding.
Vormgeving van het ik
De moderne mens heeft zichzelf een nieuwe verplichting aangemeten: de vormgeving van het ik. De schrijver vindt dat de authenticiteit is verdwenen en iedereen hetzelfde doet en eruit ziet. Ons beeld dat wij de wereld in slingeren is plat en zonder enige diepgang. Waar de mythologische Narcissus alleen geïnteresseerd was in zijn eigen schoonheid, is de moderne Narcissus dat niet, deze wil ook nog eens erkend en bewonderd worden. Groys maakt de vergelijking met het sporterslichaam, dat alleen die status heeft gekregen door middel van training. Trainen is het klaarstomen voor een bepaald doel, ‘in het geheim uitstellen’ noemt Groys het. Het gaat dan niet meer om de directe, authentieke beleving, maar om een verre stip aan de horizon. Volgens de schrijver verander je hierdoor in een automaat, zonder innerlijke diepgang. Een apart standpunt, want zo worden een oppervlakkige fitness-influencer en een avant-garde kunstenaar met hun works in progress compleet over een kam geschoren. Alsof er nergens meer (verschil in) diepgang bestaat.
Moderne kunstenaars framen
Moderne kunst heeft in zijn ogen niet eens training (work in progress) nodig. Kijk naar de readymades, zegt hij: alles kan kunst zijn, het is maar hoe je ernaar kijkt. Hedendaagse kunstenaars hoeven zich alleen maar te positioneren, te framen, om hun doel te bereiken. Kunstenaars maken zo van hun lichaam en leven een readymade. En omdat iedereen hierin meegaat, wordt het een democratische zelfverheerlijking. We zitten vast in het vormgeven van ons beeld, waarbij de blik van de ander steeds belangrijker is geworden. Uiteindelijk zijn we gedoemd ons alleen nog met dit vormgeven bezig te houden
Materiële hemel
Diegene die hier niet aan mee wil doen is helaas ook de pineut. Want, zegt Groys, jij hebt geen controle over het beeld dat gevormd wordt door krachten buiten jouw macht om. Hij doelt op de oneindige data die over iedereen verzameld worden. Bij elkaar wordt er een publiek beeld, een ‘hemel’, gecreëerd die blijft voortbestaan na ieders dood.
‘Today, the digital cloud is a substitute for the traditional heaven – and Google is a substitute for divine memory.’
Een kunstenaar kan bijvoorbeeld van alles over zichzelf naar buiten brengen, toch blijft er altijd nog een deel bestaan van dat publieke lichaam dat niet zijn creatie is. Het is altijd een combinatie van wat hij geproduceerd heeft en hoe hij zichzelf geëxposeerd heeft – vrijwillig (in media) of onvrijwillig (aan de tech-data-molochs). Dat noemt Groys het public corpse. Dit behoort echter niet meer tot hemzelf toe, het behoort toe aan ‘de anderen’. Het public corpse omvat ten dele selfies, schilderijen, boeken, gebouwen, auto’s en dus ook alle bestaande data. Ofwel alles dat ‘vormgegeven’ is voor het nageslacht, om voort te bestaan na de dood.
Ieder lichaam is kunst
Volgens Groys zijn musea de meest spectaculaire installaties van public corpses. Kunst behoort tot onze contemporaine wereld maar heeft er eigenlijk geen nut in, zoals gebouwen dat wel hebben. Kunst toont de levende generatie kunstenaars een perspectief voor de ‘hemel’. De kunstenaar – in zijn ogen: de moderne Narcissus – verwacht bewondering in het heden én in de toekomst. Daarbij behoudt het museum met grote zorg precies de onnodige, overbodige dingen van het verleden die geen gebruik hebben in het echte leven, en maakt deze onsterfelijk. Lenins gebalsemde lichaam is bijvoorbeeld nog precies zoals het was als tijdens zijn leven, daarmee kun je het in essentie zien als een readymade. Het voldoet aan de eisen van de avant-gardes hoofdbenodigdheden: geen kunstzinnigheid en geen esthetische vervorming van de feiten. Op een bepaalde manier wordt ieder lichaam dus een kunstwerk en daarmee wordt de menselijke geschiedenis kunstgeschiedenis.
Weinig ruimte voor discussie
Becoming an Artwork is een beklemmend betoog met rake punten die echter weinig ruimte overlaat voor discussie, want iedereen is in zijn ogen op deze manier ‘schuldig’. En paradoxaal genoeg, Groys zorgt daarmee zelf voor een andere vorm van verplatting, namelijk zwart-wit denken. Want bijna ieder streven moet je in zijn visie met argusogen bekijken. Groys vergeet misschien dat, ook al is hij van mening dat kunst triviaal is, het nog steeds iets vertelt over de tijdsgeest: de actuele problemen, de schoonheidsidealen, de trendsetters of de idealen en ideeën die we nastreven. Daarmee heeft de (hypothetische) platheid waar hij op afgeeft wel degelijk nog steeds diepgang. Arjan van Veelen haalde in zijn artikel ‘Troost op een zinkend schip’ (De Groene Amsterdammer, 21 december 2022) eveneens Narcissus aan, maar hij zette daar Atlas tegenover voor de beschrijving van onze jongste generatie: de generatie die het hemelgewelf op de schouders torst, en dus niet continu bezig is met alleen maar zichzelf. Er is dus heus nog wel licht aan het einde van de tunnel.
Ondanks dat het een interessant betoog is, had Groys zijn pijlen misschien meer kunnen richten op de technologie en de marktwerking dan op het gebrek aan diepgang. Dat had hem wellicht ook wat minder zuur laten klinken.
Becoming an Artwork van Boris Groys is in oktober 2022 verschenen en verkrijgbaar via de bekende boekhandels.
De moderne mens als narcist
Is onze maatschappij narcistisch? En wat is daar de oorzaak van? Kunstcriticus, mediatheoreticus en filosoof Boris Groys onderzoekt deze vragen in zijn betoog Becoming an Artwork. Hij vergelijkt het menselijk leven met een kunstwerk, een ‘object’ dat wij zelf compleet modelleren – in essentie een zoektocht naar onsterfelijkheid volgens hem. Groys schetst geen positief beeld van onze cultuur, want in zijn ogen is iedereen narcist; gewild en ongewild.
Groys heeft als referentiepunt de mythologische figuur Narcissus genomen. Doordat Narcissus zichzelf verloor in zijn evenbeeld gaf hij zijn innerlijke wereld op voor het externe beeld. Hierdoor veranderde Narcissus zichzelf in puur en alleen beeld, volgens Groys, voor anderen om te zien, als een levende dode, die alleen bestaat in het publieke oog. Hij vergelijkt de figuur met de hedendaagse mens en doelt op het culturele gebruik van het liken en disliken. Dit noemt hij zelflediging: de focus op het uiterlijk en op publieke bewondering. Groys trekt zelfs een vergelijking met het christelijke begrip kenosis: in het christendom transformeert de Jezus aan het kruis van een mens, met subjectieve verlangens en interesses, tot het icoon van religieuze aanbidding.
Vormgeving van het ik
De moderne mens heeft zichzelf een nieuwe verplichting aangemeten: de vormgeving van het ik. De schrijver vindt dat de authenticiteit is verdwenen en iedereen hetzelfde doet en eruit ziet. Ons beeld dat wij de wereld in slingeren is plat en zonder enige diepgang. Waar de mythologische Narcissus alleen geïnteresseerd was in zijn eigen schoonheid, is de moderne Narcissus dat niet, deze wil ook nog eens erkend en bewonderd worden. Groys maakt de vergelijking met het sporterslichaam, dat alleen die status heeft gekregen door middel van training. Trainen is het klaarstomen voor een bepaald doel, ‘in het geheim uitstellen’ noemt Groys het. Het gaat dan niet meer om de directe, authentieke beleving, maar om een verre stip aan de horizon. Volgens de schrijver verander je hierdoor in een automaat, zonder innerlijke diepgang. Een apart standpunt, want zo worden een oppervlakkige fitness-influencer en een avant-garde kunstenaar met hun works in progress compleet over een kam geschoren. Alsof er nergens meer (verschil in) diepgang bestaat.
Moderne kunstenaars framen
Moderne kunst heeft in zijn ogen niet eens training (work in progress) nodig. Kijk naar de readymades, zegt hij: alles kan kunst zijn, het is maar hoe je ernaar kijkt. Hedendaagse kunstenaars hoeven zich alleen maar te positioneren, te framen, om hun doel te bereiken. Kunstenaars maken zo van hun lichaam en leven een readymade. En omdat iedereen hierin meegaat, wordt het een democratische zelfverheerlijking. We zitten vast in het vormgeven van ons beeld, waarbij de blik van de ander steeds belangrijker is geworden. Uiteindelijk zijn we gedoemd ons alleen nog met dit vormgeven bezig te houden
Materiële hemel
Diegene die hier niet aan mee wil doen is helaas ook de pineut. Want, zegt Groys, jij hebt geen controle over het beeld dat gevormd wordt door krachten buiten jouw macht om. Hij doelt op de oneindige data die over iedereen verzameld worden. Bij elkaar wordt er een publiek beeld, een ‘hemel’, gecreëerd die blijft voortbestaan na ieders dood.
‘Today, the digital cloud is a substitute for the traditional heaven – and Google is a substitute for divine memory.’
Een kunstenaar kan bijvoorbeeld van alles over zichzelf naar buiten brengen, toch blijft er altijd nog een deel bestaan van dat publieke lichaam dat niet zijn creatie is. Het is altijd een combinatie van wat hij geproduceerd heeft en hoe hij zichzelf geëxposeerd heeft – vrijwillig (in media) of onvrijwillig (aan de tech-data-molochs). Dat noemt Groys het public corpse. Dit behoort echter niet meer tot hemzelf toe, het behoort toe aan ‘de anderen’. Het public corpse omvat ten dele selfies, schilderijen, boeken, gebouwen, auto’s en dus ook alle bestaande data. Ofwel alles dat ‘vormgegeven’ is voor het nageslacht, om voort te bestaan na de dood.
Ieder lichaam is kunst
Volgens Groys zijn musea de meest spectaculaire installaties van public corpses. Kunst behoort tot onze contemporaine wereld maar heeft er eigenlijk geen nut in, zoals gebouwen dat wel hebben. Kunst toont de levende generatie kunstenaars een perspectief voor de ‘hemel’. De kunstenaar – in zijn ogen: de moderne Narcissus – verwacht bewondering in het heden én in de toekomst. Daarbij behoudt het museum met grote zorg precies de onnodige, overbodige dingen van het verleden die geen gebruik hebben in het echte leven, en maakt deze onsterfelijk. Lenins gebalsemde lichaam is bijvoorbeeld nog precies zoals het was als tijdens zijn leven, daarmee kun je het in essentie zien als een readymade. Het voldoet aan de eisen van de avant-gardes hoofdbenodigdheden: geen kunstzinnigheid en geen esthetische vervorming van de feiten. Op een bepaalde manier wordt ieder lichaam dus een kunstwerk en daarmee wordt de menselijke geschiedenis kunstgeschiedenis.
Weinig ruimte voor discussie
Becoming an Artwork is een beklemmend betoog met rake punten die echter weinig ruimte overlaat voor discussie, want iedereen is in zijn ogen op deze manier ‘schuldig’. En paradoxaal genoeg, Groys zorgt daarmee zelf voor een andere vorm van verplatting, namelijk zwart-wit denken. Want bijna ieder streven moet je in zijn visie met argusogen bekijken. Groys vergeet misschien dat, ook al is hij van mening dat kunst triviaal is, het nog steeds iets vertelt over de tijdsgeest: de actuele problemen, de schoonheidsidealen, de trendsetters of de idealen en ideeën die we nastreven. Daarmee heeft de (hypothetische) platheid waar hij op afgeeft wel degelijk nog steeds diepgang. Arjan van Veelen haalde in zijn artikel ‘Troost op een zinkend schip’ (De Groene Amsterdammer, 21 december 2022) eveneens Narcissus aan, maar hij zette daar Atlas tegenover voor de beschrijving van onze jongste generatie: de generatie die het hemelgewelf op de schouders torst, en dus niet continu bezig is met alleen maar zichzelf. Er is dus heus nog wel licht aan het einde van de tunnel.
Ondanks dat het een interessant betoog is, had Groys zijn pijlen misschien meer kunnen richten op de technologie en de marktwerking dan op het gebrek aan diepgang. Dat had hem wellicht ook wat minder zuur laten klinken.
Becoming an Artwork van Boris Groys is in oktober 2022 verschenen en verkrijgbaar via de bekende boekhandels.
Becoming an Artwork
Schrijver: Boris GroysUitgever: Polity Press
Prijs: 44,95 (hardcover)
Bladzijden: 140
ISBN: 9781509551965
Misschien ook iets voor u
Toon de stad – flaneren langs interessant poëtisch werk
Toon de stad is de derde bundel in de reeks woorden temmen waarin dichters en literatuurwetenschappers hun favoriete gedichten samenbrengen. De samenstellers van Toon de stad zijn samen van veel markten thuis; Lies Van Gasse is dichter en beeldend kunstenaar, Laurens Ham is docent, onderzoeker en dichter. Hun bundel, die aan moet zetten tot ‘woorden temmen’, is een inspirerend boek met een aantal schoonheidsfoutjes.
In Toon de stad komen 34 gedichten aan bod in een terugkerend format. De bundel onderscheidt zich van andere bloemlezingen door boeiende reflecties van de samenstellers. Ieder gedicht wordt meteen gevolgd door een korte dialoog waarin Laurens en Lies hun eigen indruk van het gedicht meegeven. Nadien volgen de vaste rubriekjes ‘lees’, ‘kijk’, ‘luister’, ‘denk’, ‘schrijf’ en ‘meer’ waarin de samenstellers naar hartenlust associëren bij het gedicht. Illustraties van Van Gasse maken het geheel visueel aantrekkelijk. De atypische opstelling van de tekst en de blanco rechterpagina’s nodigen de lezer daarnaast uit zelf te associëren, te schrijven en te tekenen.
Woorden ontketenen
De rubrieken waarin de samenstellers de gekozen gedichten in verband brengen met andere kunstvormen zijn vaak boeiende toevoegingen en bewijzen hoe twee hoofden veel meer weten dan één. Het minpunt dat hierbij op te merken valt, is dat er vaak wordt teruggegrepen op een (Westerse) canon. Het had deze bundel nog sterker en boeiender gemaakt als de lezer werd meegenomen naar minder bekend terrein.
De lezer krijgt in ‘weet’ en passant ook interessante literaire weetjes mee om poëzie beter te leren lezen. Toon de stad is geen gemakkelijke bundel om te recenseren, omdat hij meer aanzet tot taalplezier dan tot kritische lezing. Woorden temmen is dan ook een veel te benepen uitdrukking voor de creativiteit die deze bundel kan ontketenen.
Mooi detail aan deze bundel is ook dat hij niet van paginanummers is voorzien, maar van plaatsnamen. Zo valt het eerste gedicht onder de naam Eekhoornlaan 1 en het laatste (een uitneembaar gedicht van Van Gasse met illustratie op de achterkant) onder Grotesteenweg 34. Handig is dat niet, maar wel heel mooi. Een beetje zoals poëzie zelf.
Lees de stad?
In hun enthousiasme de lezer bij de hand te nemen, worden Ham en Van Gasse bij momenten wel kleuterjuffig. Knullig geformuleerde vragen (“Waarom zouden we in een dagboek willen lezen? Zou dat hun eigen dagboek zijn of dat van een anders?”) en overdadige toelichting van redelijk evidente woorden (over de Nederlandse band Global Charming wordt gezegd: “de naam is een woordspeling op ‘global warming’ oftewel klimaatverandering”) maken dat dit boek voor de volwassen lezer soms wat aanvoelt als een cursus poëzie op kindermaat.
Gaandeweg in de bundel is ook niet altijd even duidelijk waarom voor het thema stad gekozen werd. Veel gedichten passen niet of met moeite binnen het thema. Daarnaast is nog maar de vraag of een overkoepelend thema voor deze bundel nodig was. De geselecteerde poëzie – onder meer van Radna Fabias, Paul van Ostaijen en Maarten van der Graaff – is consequent van hoog niveau en heeft de koepel van een matig uitgewerkte stadswandeling eigenlijk niet nodig. Als de dichters de lezer gewoon hadden meegenomen door hun eigen lievelingsgedichten zonder steeds een link te moeten zoeken met een stad was dat even waardevol geweest.
Wanneer de bundel er echter wél in slaagt poëzie en stad succesvol aan elkaar te linken, is dit een fijne meerwaarde. De schrijfopdracht bij ‘De achterkant van flatgebouwen’ van Reinout Verbeke is hiervan een goed voorbeeld. De lezer wordt uitgenodigd uit het raam te kijken en twintig minuten lang waarnemingen te noteren.
Ambers eigen probeersels
Geef dit boek cadeau!
Toon de stad is het ideale cadeauboek. Voor taalvaardige jongeren, voor leergierige volwassenen, voor de creatieveling die permanent met een writers block aan zijn been loopt, voor de leerkracht die een beetje hulp kan gebruiken om aan leerlingen uit te leggen wat poëzie nu precies zo boeiend maakt… Wie door de ietwat betuttelende stijl heen kan kijken en zich openstelt voor wat deze bundel aanreikt, zal er zonder twijfel door verrijkt worden. En als het dan toch over een stad moet gaan: uit empirisch onderzoek blijkt dat wie na het lezen van deze bundel door de stad trekt plots een betonnen jungle met een gouden randje en lyrische personages ziet.
Toon de stad
Schrijver: Lies Van GasseUitgever: Grange Fontaine
Prijs: €24,99
Bladzijden: 240
ISBN: 9789082139594
Misschien ook iets voor u
K3 entertaint jong en oud
2023 is een bijzonder jaar voor K3: ze bestaan 25 jaar! Dit bijzondere jaar wordt ingeluid met de K3 show Vleugels. Op zaterdag 25 maart vond de Nederlandse première plaats in het World Forum in Den Haag. Ook de nieuwste, vierde formatie van de Belgisch-Nederlandse meidengroep weet een strakke en zeer vermakelijke performance neer te zetten voor jong en oud.
K3, oorspronkelijk bestaande uit Karen Damen, Kristel Verbeke en Kathleen Aerts, werd opgericht in 1998 door producer Niels William in de hoop een Belgische Spice Girls samen te stellen. De groep nam in 1999 deel aan de Belgische voorselectie van het Eurovisiesongfestival met het nummer ‘Heyah Mama’. Aanvankelijk werd het nummer slecht beoordeeld door de jury, die hen uitmaakte voor ‘fijne vleeswaren’. Maar toch werd het nummer een grote hit en ontdekte producer Niels William een gat in de markt: vrolijke popliedjes voor jonge kinderen. Nadat Studio 100 de groep overkocht steeg de populariteit onverminderd verder. Bij menig jonge vrouw en man zijn liedjes als ‘Tele-romeo’ en ‘Oya Le Le’ nu in het geheugen gegrift.
Nog altijd populair
Ongeacht de wisselende samenstelling blijft K3 mateloos populair onder de jonge fans. Inmiddels bestaat de groep uit Hanne Verbruggen, Marthe de Pillecyn en Julia Boschman, al de vierde formatie. Laatstgenoemde trad in 2021 toe tot de groep na het winnen van de talentenjacht K2 zoekt K3. Er zijn inmiddels 100.000 tickets voor de Vleugels show verkocht in Nederland en Vlaanderen. Ook het World Forum zat op 25 maart vol met enthousiaste jonge kinderen en hun ouders of grootouders. Zelfs na 25 jaar is K3 dus nog een grote speler in het kinder- en peuterpopgenre.
Show volgens bekend format
K3 staat al 25 jaar bekend om de strakke voorstellingen volgens een standaard format. De shows zitten vol bekende nummers met vrolijke kostuums en dito dansjes. Een simpele verhaallijn en kleurrijke decors maken het spektakel af. Vleugels is geen uitzondering. De K3 meisjes komen tijdens de show de onbekende Mike (Diego González Clark) tegen. Hij is iets verloren en de meiden zijn natuurlijk altijd bereid om hem, tussen het performen van alle liedjes door, te helpen met zoeken. Daarnaast popelen Hanne en Julia om alle kinderen hun nieuwste single ‘Vleugels’ te laten horen, in hun kostuums met echte vleugels. Helaas blijkt Marthe die vleugels niet bij zich te hebben. Spoiler alert: uiteraard komt alles goed, zoals het K3 betaamt!
Setlist voor jong en oud
Er is duidelijk nagedacht over de setlist van deze show. Het is een frisse combinatie van nieuwe nummers en nostalgische K3 klassiekers, zodat het zowel de jongste fans als jonge ouders met warme herinneringen aan de eerste K3 formatie aanspreekt. De show start met het vrolijke ‘Visje in het water’ van hun nieuwste album Vleugels. Uptempo nummers als ‘Kuma Hé’ en ‘Pina Colada’ worden afgewisseld met een aantal rustigere nummers als ‘Parapluutjes’ en ‘Ik geloof in jou’. Een hoogtepunt blijkt de musicalmedley. Hierbij wordt het publiek door middel van een groot sprookjesboek meegenomen langs de K3 musicals Doornroosje, De Drie Biggetjes en Alice in Wonderland. De dansers zijn gekleed in de originele kostuums, een extra leuk detail voor de echte fan.
Een atletische prestatie
Een K3’tje is naast een entertainer ook een halve atleet. Die meiden draaien op een dag maar liefst drie shows van anderhalf uur vol zang en dans. De dans is strak, de zang meer dan prima en het nieuwste lid Julia heeft een grote groei doorgemaakt sinds haar deelname aan K2 zoekt K3. Daarnaast ook lof voor de achtergronddansers en de lichttechnicus. De laser effecten tijdens ‘Ik geloof in jou’ gaven het rustige nummer net dat beetje extra.
K3 levert nog altijd topentertainment
De K3 show Vleugels heeft alles wat een goede K3 show moet hebben: vrolijke liedjes en dansjes met elkaar verweven in een luchtig verhaal waar de kinderen helemaal in kunnen opgaan. De combinatie van nieuwe en oude hits maakt dat de show een feest is voor zowel de nostalgische millennials als de jonge kinderen. Zo ook voor de schrijfster van dit artikel en haar eenmalige collega, de vierjarige Lotte. Zij zat zingend en dromerig in de auto terug naar huis, het teken van een zeer geslaagde show.
Muziek: Peter Gillis, Alain Vande Putte, Miguel Wiels
Choreografie: Tommy Gryson
Vleugels
Regie: Stefan StaesArtiest: Hanne Verbruggen, Marthe De Pillecyn, Julia Boschman, Diego González Clark
Gezien op zaterdag 25 maart 2023 in World Forum, Den Haag
Nog te zien tot zondag 04 juni 2023
Misschien ook iets voor u
Kijken, kijken en nog eens kijken
‘O ja, al die lijnen’, zegt iemand als het over het werk van José Heerkens (geb. 1950) gaat. Lijnen, ja, maar liever nog en vooral: kleuren. Langs lijnen gelegde kleuren. Gekleurde lijnen die maken dat je een schilderij als het ware binnenkomt. Alsof je langs de lijnen loopt in een door haar ontworpen gebouw. Ruimtelijke schilderijen zijn het, kleurrijk als een landschap.
Wita Noack, directeur van het Mies van der Rohe Haus in Wenen schrijft in een essay over de natuur als terugkerend thema in Heerkens’ werk. Zij doet dat in de schitterend door Irma Boom vormgegeven en prachtig uitgevoerde catalogus bij de tentoonstelling. Noack schrijft dat Heerkens haar atelier op de grens van Zeeland en Noord-Brabant zelf heeft ontworpen. Bovendien vertoeft Heerkens graag in de natuur van IJsland, Amerika, Alaska of Letland. Zowel de ruimtelijkheid van een gebouw als de natuur ervaar je ten volle in de schitterende uitbreiding van architect Wim Quist aan het Kröller-Müller Museum, waar de tentoonstelling te zien is.
Strak abstract
José Heerkens, 2022 – L23. Pilgrimage, 2022 (detail) © Collectie kunstenaar. Foto Peter Cox.
Heerkens maakt werken in zowel klein formaat (2021-L6) als grote doeken. Alleen of in een reeks. Na een proces van kijken, voelen en denken zijn ze aandachtig vormgegeven, zoals een filmpje op haar website toont. Op dit moment zijn in Otterlo 34 doeken van haar te zien, verdeeld over vijf ruimtes. ‘Strak abstract’ noemt de kunstenares haar werk. Natuurlijk, je kunt associaties bij het werk hebben. Lijnen die een notenbalk naderen, maar dan één of twee te ‘weinig’, zodat het er drie zijn (2015-L33) of vier (2013/14-L29). Of ze doen denken aan de strepen van een vlag, de ruiten van een theedoek of de rails van een spoorwegemplacement. Associaties die klarinettist Pieter Koetsveld op een andere manier wellicht ook had, toen hij improviseerde op 2015-L33. Written Colours. In de eerste ruimte valt te horen wat hij ervan maakte.
Kijken en nog eens kijken
Heerkens schroomt niet om lijnen na het wegtrekken van een baan tape bij te kleuren of gekleurde blokjes net niet helemaal op te vullen. Het geeft de kunst iets eerlijks, iets weldadig onvolmaakts. Soms is het niet gegrondeerde doek – een niet van een grondlaag voorziene doek – er zelfs nog doorheen te zien. Alles bij elkaar stralen de schilderijen evenwicht en rust uit. Het is helder en haast contemplatief werk om naar te kijken, weer te kijken en nog eens te kijken, totdat ze hun geheimen prijsgeven.
In de laatste ruimte volgt na alle verticale en horizontale lijnen een verrassing: doeken met diagonalen. Zijn die echter soms nou nét niet helemaal recht? Is het zinsbegoocheling? Of wil Heerkens net als Léger in zijn ook niet helemaal recht op het doek gezette Les tois de Paris (1912) – tot 2 april in het Kröller-Müller Museum – dynamiek teweegbrengen, zoals publicist en curator Jurriaan Benschop in zijn essay in de al eerdergenoemde catalogus schrijft?
Ga het ontdekken in deze kleine maar fijne tentoonstelling, de derde in de reeks Met verf, na de exposities van Steven Aalders en Klaas Kloosterboer. Na deze derde editie volgt in de zomer een expositie met werk van Paul Drissen (1963).
José Heerkens: Colour – Free and Connected
Gezien in: Kröller Müller Museum, OtterloNog te zien tot: zondag 02 juli 2023
Link: José Heerkens
Misschien ook iets voor u
8WEEKLY Playlist: Edison Pop Winnaars – Onze favorieten
/ door: Malin Hollaar / beeld: Ben Houdijk 0 SterrenDe Edisons zijn de meest vooraanstaande en oudste muziekprijzen van Nederland en worden toegekend door een onafhankelijke jury die de genomineerden beoordelen op basis van kwaliteit en artistieke waarde over het afgelopen jaar. Eerder deze maand zijn de Edison Pop prijzen van 2023 uitgereikt binnen 12 verschillende categorieën: Rock, Hiphop, Nederlandstalig, Alternative, Videoclip, Dance, Song, Hollands, Nieuwkomer, Pop, Album en Oeuvre. Al deze winnaars samen hebben een hoop mooie muziek voortgebracht en 8WEEKLY geeft jullie graag een overzicht van onze favorieten uit de gehele oeuvres van deze artiesten.
De winnaars per categorie:
Rock Di-Rect – 2022 single releases
Hiphop Sor – Bae Doven No. 1/ No. 2 / No. 3
Nederlandstalig S10 – Ik Besta Voor Altijd Zolang Jij Aan Mij Denkt
Alternative Froukje – Uitzinnig
Videoclip Véras Fawas | Maan & Goldband – Stiekem
Dance Tiësto – 2022 single releases
Song Maan & Goldband – Stiekem
Hollands Mart Hoogkamer -2022 single releases
Nieuwkomer Goldband – 2022 single releases
Pop Antoon – 2022 single releases
Album Sor – Bae Doven No. 1/ No. 2 / No. 3
Oeuvre Kensington
Wil je meer weten over sor, Froukje en Kensington? Lees dan hieronder verder!
De veelzijdigheid van sor
Sor verliet het AFAS Theater met niet één, maar twee Edisons en met goede reden. Met zijn trilogie Bae Doven No. 1/No. 2/No. 3 weet de artiest de twee werelden van klassieke muziek en hiphop te verenigen. De titel van het album is afgeleid van Beethoven, de componist die een grote inspiratiebron was voor dit album én net als sor kampte met gehoorproblemen. Sor werd van de een op de andere dag bijna volledig doof wakker, maar weet met een flinke dosis creativiteit en verschillende hulpmiddelen toch zijn liefde voor het maken van muziek weer op te pakken. Dit voorval en de last van zogenaamde vrienden die zacht praten worden meermaals in zijn muziek benoemd, waaronder in het nummer ‘Frenemy’ waar de Beethoven-liefhebber de pianosolo uit ‘Maanlichtsonate’ zullen herkennen. Het combineren van hiphop en klassiek lijkt een lastige opgave, maar sor bewees eerder al in het programma Maestro (die hij won!) de kneepjes van het klassieke genre in zijn vingers te hebben. Zo wist hij met respect voor beide genres een prachtige combinatie te maken en slaagt hij wat ons betreft volledig in zijn missie om klassieke muziek weer populair te maken onder de jeugd.
Een ‘spaar-ze-allemaal’ voor Froukje
Froukje weet voor het tweede jaar op een rij de Edison in de categorie Alternative binnen te slepen en wordt door de jury benoemt als koningin van haar genre. In 2022 won ze deze prijs voor de EP Licht en Donker en in 2023 voor de EP Uitzinnig. Bij de uitreiking werd haar gevraagd wat haar verdere plannen zijn – en benoemde de jonge singer-songwriter iets dat opvallend is: ze heeft nog nooit een album gemaakt, dus dit staat nog wel op haar wensenlijst. Het eerste product van dit aanstaande debuutalbum is de single ‘Als Ik God Was’ waarin ze in de huid van een personage kruipt dat zich nogal teleurgesteld naar God keert. Hoewel dit vrij specifiek klinkt, is het ook breder te interpreteren naar ‘gewone’ burgers die zich machteloos kunnen voelen. Ze geeft zelf aan nog niet te weten of haar debuutalbum dit najaar of begin 2024 uitkomt, dus tot die tijd kunnen we genieten van Froukje als Ambassadeur van de Vrijheid en ambassadeur van Record Store Day.
Kensington: op naar Oeuvre 2.0
De Utrechtse rockband Kensington werd voor hun indrukwekkende bijdrage aan de Nederlandse muziekindustrie bekroond met de Oeuvreprijs. De band begon in huidige samenstelling in 2008 met optredens in kleinere zalen, maar al wel met hun rocksound en het kenmerkende stemgeluid van Eloi Youssef. Met hun pakkende melodieën en meezingbare teksten veroverden ze al gauw Nederland en schopten ze het zelfs tot zalen in binnen- en buitenland, waaronder het Ziggo Dome en zelfs een uitverkochte show in de Johan Cruijff ArenA.
De jury vond dit hét moment om de band de erkenning te geven die ze verdienen. Kensington sloot eind 2022 een belangrijke periode van 14 jaar in huidige samenstelling af, waarna ze afscheid hebben genomen van zanger Eloi Youssef. De andere bandleden Casper, Jan en Niles hebben aangegeven verder te gaan met de band, maar willen samen nog uitzoeken op welke manier dit gaat gebeuren. Ze zien de Oeuvreprijs dan ook als de bekroning op oeuvre 1.0 en gaan nu verder werken aan oeuvre 2.0.
De playlist van maart
Benieuwd naar ons verslag van de gehele uitreiking? Lees dan verder: https://8weekly.nl/special/special-edisons-pop-2023/
Misschien ook iets voor u
De Bentvueghels: niet beroemd maar berucht
Na het succes van Utrecht, Caravaggio en Europa heeft het Centraal Museum opnieuw een tentoonstelling gewijd aan Nederlandse schilders in Italië. Deze keer gaat de tentoonstelling niet over Utrechtse navolgers van de beroemde schilder Caravaggio, maar over het beruchte kunstgenootschap de Bentvueghels.
In de zeventiende eeuw reisden veel Nederlandse schilders naar Rome om kunstschatten uit de renaissance en de Romeinse oudheid met eigen ogen te aanschouwen. Ze waren ver van huis, in een land waarvan ze de taal niet spraken en niemand kenden. Hoe houd je je dan staande? Dat doe je door steun, houvast en herkenning te zoeken bij mensen die in hetzelfde schuitje zitten als jij. Zodoende zag het kunstenaarsgenootschap de ‘Bentvueghels’ in de vroege zeventiende eeuw het levenslicht in Rome.
De Bentvueghels
Willem Doudijns (toegeschreven aan), Inwijding van een nieuw lid van de Bentvueghels te Rome, ca. 1660, Collectie Rijksmuseum, Amsterdam, Aankoop met steun van de Stichting tot Bevordering van de Belangen van het Rijksmuseum
De eerste zaal geeft een mooie introductie op wie de Bentvueghels waren. Eenmaal lid kon je rekenen op steun, eventueel hulp bij het binnenhalen van opdrachten en was er alle ruimte voor grappen en grollen. Zo onderging elke schilder die toetrad een ontgroeningsritueel waarna hij een bijnaam kreeg, variërend van Nestelgath (vetergat) voor de Delftse schilder Leonard Bramer (1596-1674) tot Copia (afdruk) voor de Utrechtse schilder Jacob de Heusch (1656-1701). Laatstgenoemde werd door zijn Bentbroeders plagend Copia genoemd, omdat velen vonden dat hij het werk van zijn oom te nauwgezet navolgde.
In de zalen die volgen worden leden van de Bentvueghels met hun ‘Bentnaam’ uitgelicht. Lopend door de zalen wordt duidelijk waarom de Bentvueghels zo berucht waren. Schilderijen van kroeggevechten, openbare dronkenschap en ontgroeningsrituelen: het is duidelijk dat de Bentvueghels zorgden voor opschudding en dat ze zichzelf zagen als een bende ‘wilde vogels’ die zich nergens wat van aantrok. Grote namen uit de kunstgeschiedenis passeren de revue, zoals Jan Asselijn (1610-1652) en Samuel van Hoogstraten (1627-1678), naast minder bekende namen.
De zalen zijn prachtig vormgegeven met silhouetten van Romeinse ruïnes, waar de goudgele Italiaanse landschappen van de Bentvueghels doorheen schemeren. Zo waan je je heel even in een van hun Italiaanse landschappen, maar écht dichterbij de Bentvueghels kom je niet.
Aan de oppervlakte
Bartholomeus Breenbergh, Capriccio met Romeinse Ruïnes, Sculpturen en een haven, 1650, © Carmen Thyssen Collection, Madrid and © Museo Nacional Thyssen-Bornemisza Madrid
De tentoonstelling slaagt erin om een goede indruk te geven van hoe de Bentvueghels als broederschap functioneerde, maar trekt bezoekers niet ver de diepte in. Veel schilderijen in de tentoonstelling dateren uit de periode na een Italiëverblijf van Bentleden, waardoor er aan veel schilderijen niet echt een diepgaand verhaal is gekoppeld over hun periode in Italië. Dat terwijl er juist zo veel te vertellen is over de Bentvueghels, zoals over hun vriendschappen, wederzijdse invloeden, rivaliteiten en ambities. Ook ontbrak de bekende schilder Otto Marseus van Schrieck (1620-1678), met als Bentnaam ‘de Snuffelaer’, in de tentoonstelling. Marseus van Schrieck oogstte onder tijdgenoten veel lof met zijn schilderijen van bosgrondjes, ook wel bekend als sottobosco. Hij was daarmee een pionier in zijn vak en de invloed van zijn werk is bijvoorbeeld duidelijk zichtbaar in het (latere) werk van zijn collega Bentlid Willem van Aelst (1627-1683).
Ook blijft in de tentoonstelling onderbelicht voor wie de Bentvueghels werkten. Welke Bentleden waren het meest succesvol op Italiaanse bodem? Hoe liep het eigenlijk af met de Bentvueghels die besloten om in Italië te blijven? En beloofde een Italiëreis daadwerkelijk meer roem zodra schilders na enkele jaren weer terug waren in de Nederlanden? Vragen, antwoorden en verhalen die voor bezoekers interessant kunnen zijn, maar die niet worden verteld. Ook de objectomschrijvingen in zaalteksten zijn vrij formeel en blijven daardoor erg aan de oppervlakte steken. Daardoor komen de Bentvueghels in deze tentoonstelling niet echt tot leven.
Naar Italië
Hoewel de schilderijen uit de Italiaanse periodes van Bentleden een groot gemis zijn op deze overzichtstentoonstelling, maakt de gevarieerde mix aan objecten wel iets goed. Naast schilderijen vind je in de tentoonstelling ook beeldhouwwerken, zoals gipsen afgietsels van Romeinse beelden en een kopie van de beroemde Laocoöngroep uit de Romeinse oudheid. Allemaal sculpturen waar de Bentvueghels van zouden watertanden. Door de vormgeving van de zalen en variëteit aan objecten geeft deze tentoonstelling vooral een goede globale impressie van de Bentvueghels als schildersgroep en hun interesses (binnen en buiten het schildersatelier). Maar geïndividualiseerde diepgang en verhalen ontbreken.
De Bentvueghels - Centraal Museum Utrecht
Gezien in: Centraal Museum, UtrechtNog te zien tot: zondag 04 juni 2023
Misschien ook iets voor u
Hoeren, helden en hedendaagse overwegingen
In het Japanmuseum SieboldHuis in Leiden kun je een duik nemen in de schitterende Japanse prentkunst van de late achttiende en negentiende eeuw. Het museum exposeert ruim 120 werken uit die periode, plus diverse gerelateerde objecten. Esthetisch voldeden en voldoen de prenten aan de allerhoogste eisen, maar anno 2023 roepen ze ook culturele vragen op.
Het jaar 1765 wordt algemeen gezien als beginpunt van de bloeitijd van de Japanse prentkunst, omdat toen de eerste volledige veelkleurige (brokaat)prenten werden gedrukt. Het maken van een prent was een vrij complex proces waar verschillende partijen aan te pas kwamen: uitgever, kunstenaar, houtsnijder en drukker. Op de website van het SieboldHuis en in de tentoonstelling vind je een leuke instructieve video over het totale productieproces. In de achttiende eeuw was er een gegoede burgerij ontstaan die maar al te graag bereid was om diep in de buidel te tasten voor fraaie afdrukken. Het resultaat was een heuse ‘prentindustrie’ die aan de lopende band zeer hoogwaardige prenten voor de vrije markt produceerde.
De tentoonstelling in het SieboldHuis – Verborgen betekenissen. Vrouwen en mannen in de Japanse prentkunst – zoomt in op deze creatieve explosie. Uit de jaren 1765-1865 zijn 123 topstukken geselecteerd die qua stijl en thematiek representatief zijn voor de hoogtijdagen van deze kunstvorm.
Utagawa Kuniyoshi (1797–1861), Kashiwade no Hanoshi, uit de serie Achthonderd helden van onze nationale Suikoden, vroege jaren 1830, Collectie Paul Beliën
‘Vrouwen en mannen’
In de getoonde werken herken je snel de populaire thema’s: mooie vrouwen, erotiek, historische en mythische helden en gevierde toneelspelers. Zoals de ondertitel van de expositie ook aangeeft, draait het in de eerste plaats om mensen – vrouwen en mannen. Maar in de tentoonstelling wordt gauw duidelijk dat de prentenmakers een heel specifiek beeld van die vrouwen en mannen schetsen.
In het eerste deel van de expositie zien we vooral vrouwen, en dan met name schoonheden van Yoshiwara, het erotische uitgaansdistrict van Edo (het huidige Tokyo). Terecht plaatst het SieboldHuis een kritische kanttekening bij deze prenten. Mooie afdrukken van happy hookers gaan ver voorbij aan de armoede en seksuele slavernij waar veel van de afgebeelde vrouwen onder leden. In de Japanse, masculiene standenmaatschappij waren zowel sociale als persoonlijke relaties strak gereguleerd. Prostitutie werd er alom als een normale uitlaatklep beschouwd, maar dit neemt natuurlijk niet weg dat de beeldvorming op de prenten zeer eenzijdig is. Iets wat je trouwens evengoed van moderne porno kunt zeggen.
Mannen zijn in de prenten verbonden aan de strijd of het toneel. Ze zijn vaak afgebeeld als historische of mythische helden en daarbij uitgedost met fraaie tenues en wapens. Ook prenten van beroemde acteurs waren zeer geliefd en werden massaal gedrukt. Actrices zijn nergens te bekennen in dit gedeelte, want acteren was alleen toegestaan voor mannen. Zij speelden desnoods ook de vrouwenrollen.
Doorspekt met betekenissen
De prenten zijn in een goede conditie en vele zien eruit alsof ze gisteren zijn gedrukt, verfijnd in tekening en kleur. Interessant is dat ze vaak ook doorspekt zijn met min of meer verborgen betekenissen. Tijdgenoten konden er allerlei verwijzingen in vinden naar bijvoorbeeld bekende verhalen, gedichten of toneelstukken. Soms is er ook sluikreclame in gestopt, zoals voor een bepaald gezichtspoeder. Wij herkennen hier natuurlijk weinig van. Gelukkig heeft het SieboldHuis veel werk gestoken in verklarende teksten bij de prenten. Dit brengt weliswaar het nodige leeswerk met zich mee, maar het geeft de zeer verzorgde expositie een waardevolle verdieping. Een mooie en tot nadenken stemmende tentoonstelling.
Verborgen betekenissen - SieboldHuis Leiden
Gezien in: Japanmuseum SieboldHuis, LeidenNog te zien tot: zondag 23 april 2023
Misschien ook iets voor u
Nieuwe ‘kersentuin’ toont knap de verkwistende mens als voer voor de wolven
Een totaal vernieuwde ‘kersentuin’: wie dat durft toont lef, want wie waagt zich aan een dergelijke Russische klassieker? Toneelschrijver Jibbe Willems maakte van De Kersentuin door Toneelgroep Maastricht een moderne versie met eigentijdse teksten, een diversiteit aan culturen, met een ‘kersentuin’ in een niet nader te noemen land en humor met onderliggend lijden. Deze ‘kersentuin’ is thuiskomen in een bekende wereld met onbekende bestemming.
De toneelversie raakt een snaar die nog altijd resoneert: mensen rekenen zich rijk en leveren zich uit aan banken. Ze beleven een kort moment van glorie maar in wezen bezitten ze niets. Wie zijn verantwoordelijkheid niet neemt en zich afhankelijk maakt, is voer voor de wolven.
Tsjechov schreef De Kersentuin in 1904 op zijn sterfbed. Een week na de verschijning van het stuk stierf hij. Een onrustige tijd ook want net als nu drukte de consumptiemaatschappij haar stempel op de tijd en net als nu hadden mensen het overweldigende gevoel dat ze leefden in een steeds snellere wereld, een wereld die steeds harder voortraasde met onbekende bestemming, aldus schrijver Philip Blom in zijn boek De duizelingwekkende jaren.
Toneelgroep Maastricht is van 1 maart tot en met 3 juni op tournee met De Kersentuin van Anton Tsjechov onder regie van Michel Sluysmans met tekst van Jibbe Willems. Afgelopen vrijdag 24 maart stonden ze in de DeLaMar in Amsterdam. Wie houdt van een tragikomisch toneelstuk in alledaags taalgebruik, een rijke compacte zinstructuur en scherpe dialogen, zit goed bij deze voorstelling.
Opening
© Ben van Duin
Voor de theaterbewerking die Sluysmans van het originele stuk maakte, staat in het midden van de toneelvloer een houten plateau: de centrale arena van deze komedie. Met enkele ingrepen verbeeldt de ruimte het landhuis met de kersenbloesem. Projecties op de achterwand tonen de kersentuin in verschillende jaargetijden.
Het stuk opent met de acht acteurs rechtop op het draaiende plateau. Afwachtend kijken ze de wereld in. Op de achterwand draait de aardbol als videoprojectie in tegengestelde richting. Zo creëert Sluysmans een expositie die nieuwsgierig maakt. Hiermee wordt New York vertegenwoordigd, het thuisland met het landhuis en kersentuin van de familie Ranevskaja (als aparte werelden), het onrealistische wereldbeeld van Ljoebov, het nieuwe wereldbeeld van zakenman Lopachin en ten slotte de vluchtige tijd voor allen.
Spanning en emotie
Wanneer zakenman Lopachin zijn toekomstplannen presenteert, stijgt de spanning. Een vervallen landhuis van dit formaat eist onderhoud en dus een flinke financiële investering. Voor Ljoebov Ranevskaja is het onmogelijk hieraan te voldoen. Haar New Yorkse levensstijl als celebrity en filmactrice, vol decadentie, trok haar bankrekening leeg. Van Lopachin en haar broer leent ze geld. Zo krijgt Lopachin als hongerige zakenman grip op haar situatie, wat de aankoop van het familiebezit voor de bouw van vakantiewoningen mogelijk maakt.
Maar de échte emotie in dit stuk zit bij het verlies van Ljoebovs vierjarige dochter. Hier halen de makers alles uit de kast om het tragikomische element van deze ‘kersentuin’ nog explicieter te maken. Met acht grote spiegels op het podium – in een handomdraai veranderd in een grafsteen met meisjesfoto – bekent Ljoebov haar vermeende schuld. ‘Ik was met mijzelf bezig. Weet ik veel. Waarschijnlijk was ik aan het neuken. Warja zou haar in de gaten houden.’ Met humor, ironie en de juiste lichaamstaal slingert ze haar kwetsbare monoloog de zaal in: helaas enigszins over the top wanneer ze huilend neerzijgt voor de grafsteen. Het zijn de grote draaibare spiegels die ons allen confronteren: degene die verantwoordelijkheid neemt en deze niet van zich af schuift, had dit ongeval kunnen voorkomen.
Maatschappelijke ontwikkelingen
Sluysmans kiest ook dit keer, net als bij Een Meeuw uit 2022, voor een kleinere cast dan door Tsjechov voorgeschreven. Voor alle acht rollen maakt hij ruimte voor een monoloog waarmee Sluysmans als het ware elke acteur een hoofdrol geeft. Zo leren we alle personages even goed kennen: hun frustraties, hun wensen, hun verhoudingen tot de wereld en elkaar. Op deze manier speelt Sluysmans met het perspectief van toen en nu waarbij verlies van tradities en het veranderen van sociale verhoudingen een rol speelt.
Bovendien toont dit stuk ook andere maatschappelijke ontwikkelingen. Zo is er het conflict tussen de komst van tijdelijke bewoners, de toeristen, en de huidige bewoners die deze ontwikkeling met lede ogen aanzien. Daarnaast de groeiende inkomensverschillen: met de treffende anekdote door Anja over de poepende vrouw in de straten van New York. De narcistische selfiecultuur waarbij de mensheid andere belangrijke gebeurtenissen misloopt zoals het verdrinken van je kind in je eigen achtertuin.
En niet te vergeten de komst van de wolf, die aan het eind van het stuk als projectie het beeld in wandelt: laten we hem zijn gang gaan of zoeken we naar begrenzing? Een mooie metafoor voor hongerige projectontwikkelaars en andere (mondiale) opportunisten.
Met de geweldige acteer- en zangprestatie door Anniek Pheifer als Ljoebov, het vermakelijke spel door Jeroen Spitzenbergen als Lopachin en de moderne veelkleurige cast, presenteert dit gezelschap onderhoudend en vermakelijk theater. Dat niet alle spelers op gelijke wijze het vakmanschap lijken te beheersen, maakt de ervaring er niet minder om.
Cast
De Kersentuin
Regie: Michel SluysmansArtiest: Anniek Pheifer, Jeroen Spitzenbergen en meer
Gezien op vrijdag 24 maart 2023 in DeLaMar West, Amsterdam
Nog te zien tot zaterdag 03 juni 2023
Misschien ook iets voor u
Een ‘Floorgasm’ voor iedereen
Floor Jansen zingt al jaren in stadions, vol zwartgeklede metalheads, over de hele wereld. Na een zangcarrière van ruim twintig jaar komt vandaag haar debuutalbum My Paragon uit.
Momenteel lacht het leven Floor Jansen, frontvrouw van Nightwish, weer toe. Na de pandemie ging ze weer volop toeren met Nightwish, had al veel soloconcerten, maar er werd borstkanker gediagnosticeerd. Nu is ze weer gezond, komt haar debuutalbum uit, gaat ze weer volop toeren en is ze in verwachting van haar tweede kindje.
Stem in de hoofdrol
Al meer dan 20 jaar zingt Floor Jansen metal over de hele wereld in bands als Revamp, After Forever en Nightwish. Met die laatste, een Finse metalband, speelt ze al een decennium lang in bomvolle stadions over de hele wereld. In de metalwereld is Floor Jansen een begrip, maar in Nederland was ze vrij onbekend tot haar deelname aan het tv-programma Beste Zangers in 2019. Ze scoorde verschillende hits, maar viel vooral op door haar cover van ’The phantom of the opera’ met operazanger Henk Poort. Sindsdien timmert de metalfrontvrouw ook flink aan de weg als soloartiest. Tijdens corona bracht ze verschillende covers uit op haar eigen Youtubekanaal, zoals de Disneyhit ‘Let it go’, deed ze mee met het programma Sing meinen song (Duitse variant van De beste zangers), bracht ze verschillende singels uit en tourde ze solo langs veel Nederlandse theaters. Daarnaast is ze natuurlijk ook blijven zingen voor Nightwish.
Een gevierd zangeres dus, die een zachtere weg richting popmuziek in slaat met haar soloalbum. Dat Floor Jansen kan zingen staat dus buiten kijf, haar geweldige stembereik is op elk album van Nightwish te horen. Symfonische metal leent zich dan ook om de vele facetten van een stem te laten horen. Gelukkig is haar indrukwekkende stem ook het middelpunt van haar nieuwe album. In ‘Me without you’ hoor je een veel stoerdere variant van Floor en in ‘Hope’ is het een meer ‘engelachtige’ variant van haar stem, die ook veel te horen is op het laatste Nightwishalbum Human. :II: Nature.
Rustiger, maar toch energiek
My Paragon is voor Floors doen een zacht album, maar rustig is het allerminst. Het is een reis langs alle facetten van haar stem. Het album is meer pop dan we van haar gewend zijn, maar de rock en metal invloeden zijn zeker te horen. Nummers als ‘Fire’, ‘Come full circle’ en ‘Storm’ zijn wat bombastischer dan de gemiddelde popsong, ‘Hope’ is een mooie ballade en ‘Me without you’ valt op omdat het een andere stijl is dan alle andere nummers.
Elk nummer heeft zijn eigen verhaal, maar overkoepelende thema lijkt toch wel strijd aangaan en iets overwinnen: van strijden voor je dromen tot jezelf overwinnen en jezelf los worstelen van een relatie. Zo Floor zingt in ‘My Paragon’ over het (proberen te) bereiken van haar dromen en ‘Invincible’ is geschreven voor veteranen die worstelen met PTSD.
Kortom, My Paragon is niet in één genre of zin te beschrijven. Het album is wat licht voor Floors metalfans, maar zal goed in het gehoor liggen van de gemiddelde muziekluisteraar en is daarom, ook in Nederland, materiaal voor op de radio.
Floor Jansen
Album: My ParagonAantal tracks: 10
Link: Website van Nightwish
Misschien ook iets voor u
Kunst met een rauw randje
Sinds kort is de tentoonstelling Hans Baluschek & Carel Willink – Kunst voor het volk te zien in Museum Arnhem. Hoewel Baluschek (1870-1935) in Duitsland al decennialang een gevierd Berlijns kunstenaar is, roept zijn naam bij de meeste Nederlanders alleen vraagtekens op. Hans Baluschek werd vooral bekend door zijn maatschappelijk geëngageerde kunstwerken die de sociale en economische ongelijkheid van zijn tijd blootlegden. Ook voor niet-kunstliefhebbers zeer indrukwekkend om te bekijken.
Al meteen bij binnenkomst valt de eenvoud van zijn werk op. Sommige werken zijn alleen met zwart krijt opgetekend en maken onderdeel uit van een grote serie houtskooltekeningen die aandacht vragen voor mensen uit de samenleving. Deze individuen, voornamelijk vrouwen, leden onder uitbuiting, alcoholisme, ziekte, (gedwongen) prostitutie en mentale problemen. Dit waren geen gebruikelijke thema’s in die tijd. Zelfs bij de vooruitstrevende Berliner Secession, waar Baluschek deze monumentale serie voor het eerst exposeerde, zorgden ze voor ophef. Door het weglaten van kleur zijn de tekeningen hard en komen ze direct bij je binnen.
Baluschek als docent
Muurschildering ‘Wilma met kat’ (Carel Willink, 1940) door De Strakke Hand, Utrechtsestraat, Arnhem
Wat Baluschek een ware held van onze tijd maakt is dat hij zich hard maakte voor inclusief onderwijs. Zo stichtte hij in 1908 een kunstschool speciaal voor vrouwen. Ook ging hij lesgeven aan de private Lewin-Funcke-Schule. Deze academie trok studenten uit heel Europa aan, onder wie de Amsterdamse Carel Willink. Ook van deze kunstenaar is werk te bewonderen verderop in de tentoonstelling. Een van de werken die direct in het oog springt is het portret dat hij schilderde van zijn toenmalige echtgenote Wilma Jeuken. Ze kijkt ons aan alsof ze zo naar ons toe kan lopen. Het marmer van de vloer en de zuilen, haar geruite mantel en bovenal de zwart-witte vacht van de kat zijn levensecht geschilderd. Het werk is een mooi voorbeeld van het ‘imaginair realisme’ waarmee Willink in de jaren 30 bekend werd.
Baluscheks lesmethode liet studenten artistiek helemaal vrij. Wekelijks becommentarieerde hij de vorderingen van zijn studenten. Voor hem ging kunst om de individuele ontwikkeling en niet om wat anderen deden. Datzelfde modernistische gedachtegoed paste hij toe op de Volkshochschule Gross-Berlin. Hij nam zijn studenten mee naar buiten de natuur in. Hierdoor ontstonden de meest unieke schilderwerken. Dat Baluschek zelf ook inspiratie putte uit de natuur om zich heen blijkt wel uit zijn schilderij Frühling (‘Lente’). Naast een vagebond die uitrust aan de rand van de stad groeit een eenzame heldergele paardenbloem. Zijn kunst toont ons dan ook de waarde van de kleine dingen in het leven. Iets wat wij in deze tijd nog vaak lijken te vergeten.
Dus mocht een uitstapje naar Arnhem nog op je agenda staan, ga dan vooral even kijken bij Museum Arnhem, waar naast Hans Baluschek en Carel Willink nog veel meer talentvolle kunstenaars te zien zijn. En vergeet niet de beeldentuin die uitkijkt op de kunstacademie waar jongeren van nu worden opgeleid tot creatieve makers.
Hans Baluschek & Carel Willink – Museum Arnhem
Gezien in: Museum Arnhem, ArnhemNog te zien tot: zondag 25 juni 2023
Misschien ook iets voor u