Kunst / Expo binnenland

Jong (/) volwassen

recensie: Folke Janssen, Kevin Gallagher, Jan Hoek e.a. - Prospects & Concepts 2014
Folke Janssen, <em>Bag III, zipper-fox, fol-da-ble, VIII</em>, 2014.

Folke Janssen, Bag III, zipper-fox, fol-da-ble, VIII, 2014.

De kunstwerken zijn van wisselende kwaliteit. Folke Janssen (Helmond, 1979) maakt gevoelige stofjes van harde materialen. Bij Prospects & Concepts zijn onder andere een opgezette vos en een kamerplant van zijn hand te zien, verpakt in een ‘zachte’ deken van kwetsbaar glas. Dit levert sensuele beelden op met een overdaad van nog niet verkende betekenissen. In elk werk worden weer nieuwe objecten bij de werkwijze betrokken maar in geen van deze werken wordt er ingegaan op de hierdoor ontstane betekenis.

Materiaal tussen poëzie en betekenis

Kevin Gallagher (Chicago, 1986) maakt installaties met alledaagse materialen. Space Ink bestaat uit speakers die verbonden zijn met een display. Om de speakers is een klein bouwwerk van glasvezel gemaakt met vulkaan-achtige vormen. Recht boven de speakers maakt de constructie plaats voor kuiltjes met inkt, zodat de trillingen van het geluid afkomstig van het display de zwarte inkt over hun witte ondergrond verspreid. De werken hebben moeite om een onderscheid te maken tussen kleine natuurkunde-experimentjes en clichématige poëzie.

Ook veel van de andere kunstenaars lijken te worstelen met de betekenissen van materiaalgebruik. Dit valt met name op door de professionele benadering van het materiaal. De meeste werken zijn technische hoogstandjes waarbij het tekort aan inhoud als een pijnlijk gemis valt.

Jan Hoek, <em>The Sex Bubble Pattaya</em>, 2014.

Jan Hoek, The Sex Bubble Pattaya, 2014.

Mogelijkheden van het internet

Belovender zijn de kleurenprints van Jan Hoek (Utrecht, 1984). Zijn serie The Sex Bubble Pattaya toont het leven van een Thaise Lady boy. Door de regie van de foto’s terug te geven aan het subject, geldt het eindwerk als een kruising tussen fotografie en een persoonlijke branding campagne. In het geval van de Lady boy mondt dat uit op felgekleurde plaatjes met verhalen over het leven en liefde in een speelse blogstijl.

Lotte Reimann (Achim, 1982) heeft gelijkend krachtige beelden ontdekt. In de twee series die er van haar op Prospects & Concepts te zien zijn, onderzoekt ze de mogelijkheden van op het internet gevonden afbeeldingen. In Reflections – an unfinished collection zijn door de kunstenaar gemaakte Ebay-advertenties te zien waar haar naakte lichaam in de reflectie van de verkochte apparatuur opdoemt. Bij de gitaar en motorhelm gaat dit nog subtiel, maar in een achteruitkijkspiegel is het moeilijk het poserende naakt te negeren.

De tweede serie, Jaunt, richt zich op de amateurpornografie die een koppel in de loop van hun relatie heeft geproduceerd. In de foto’s verandert het koppel gebruikelijke taferelen in een bijzondere, persoonlijke situatie. Beide series onderzoeken een nieuw type beeld, voorzien van eigen composities en stijlkenmerken, dat ontstaan is door de vrijheid die het internet biedt. Mensen zijn eindelijk in staat geweest een beeldtaal te ontwerpen voor hun sociale zijn.

De werken die te zien zijn bij Prospects & Concepts zijn zeer wisselend van kwaliteit. De focus lijkt te liggen op verkenning van materialen. Dat gaat uitstekend. De meeste werken zien er volwassen en afgewerkt uit. De werken halen echter veel betekenissen aan, soms tegengesteld, zonder deze uit te werken. De kunstenaars die hier de inhoud van hun werk consequenter doorvoeren zijn wel veelbelovend en zeker de moeite waard.

Muziek / Album

Onspectaculair spectaculair

recensie: Sleater-Kinney - No Cities to Love

Sleater-Kinney is tien jaar uit elkaar geweest. Nu keert de Amerikaanse cultband terug met een album dat geregeld aan eerder werk doet denken, maar tegelijkertijd bijna onweerstaanbaar fris is.

Achtste album No Cities to Love ligt in de lijn van een album als One Beat (2003), maar, op een incidentele synthesizer na, zonder de extra instrumentatie. De band gaat terug naar hun basis van twee gitaren en een drumstel. De dames hebben nog steeds geen bassist aangenomen, maar ze kunnen heel goed zonder. Onvast en geregeld bijna scanderend verzorgen de gitaristes de zang.

Balans


No Cities to Love is op onspectaculaire wijze spectaculair. De gitaarpartijen klikken of in elkaar, of duwen elkaar van zich af. Soms lijken ze (vraag niet hoe) zelfs beide tegelijk te doen. Het hoekige, funky gitaarwerk dat soms opduikt is alweer jaren bon ton in Engeland, maar Sleater-Kinney overtreft menig Brits groepje in bijna wiskundige precisie. Het fundament daarvoor komt van de drumster, die vaak heerlijk prominent aanwezig is. Haar patronen herinneren beurtelings aan disco en onvervalste rock ’n roll.

Met de instrumentbeheersing zit het dus zeker snor, maar waar het om gaat zijn de liedjes. Die klinken soms een beetje morsig, omdat drums en gitaren elkaar dicht op de huid zitten. Na een paar luisterbeurten blijkt echter dat Sleater-Kinney ook gewoon onvervalste meezingers schrijft. Probeer maar eens niet mee te zingen met het titelnummer of ‘Surface Envy’. De muziek is én punk én pop, zonder dat beide ingrediënten iets aan elkaar afdoen. Balans is het sleutelwoord op No Cities to Love.

Constant

Het album kent eigenlijk geen uitschieters, zowel in positieve als negatieve zin. Op sommige nummers kan wel wat afgedingd worden, maar dat gaat hier om details. Het is bijvoorbeeld onbegrijpelijk dat hoogtepunt ‘Hey Darling’ zo kort is gebleven. Het refrein heeft een prachtige zanglijn, en alleen daarom al is het doodzonde dat het nummer slecht tweeënhalve minuut duurt.

Maar onoverkomelijk is dat allerminst, zeker als daarna afsluiter ‘Fade’ volgt. Voor het eerst op No Cities to Love wordt er gas teruggenomen, en wordt een nummer rustig opgebouwd. Zo wordt ‘Fade’ een nummer dat alleen het album had kunnen afsluiten, en nergens anders in de tracklist had kunnen staan. Ook kan bijvoorbeeld het drammerige refrein van ‘Gimme Love’ weggestreept worden tegenover de kronkelende instrumentale passages van hetzelfde nummer. En zo compenseert Sleater-Kinney zichzelf, waardoor de kwaliteit uiteindelijk constant blijft.

No Cities to Love is een uitgebalanceerde plaat, en steekt bovendien knapper in elkaar dan aanvankelijk lijkt. Waar vind je tegenwoordig nog zo’n vrolijk makende rockplaat die ook nog eens langzaam haar geheimen prijsgeeft?

Film / Films

De onsympathieke Godfather of Soul

recensie: Get on up

James Brown stond bekend als ’the hardest working man in show business’ en ‘The Godfather of Soul’. Zo’n man verdient natuurlijk een biopic.

~

Het biopicgenre wordt doorgaans gekenmerkt door een verhaal over een man die in armoede werd geboren en die door keihard werken z’n welverdiende roem kreeg. Zo ook in het geval van Brown  Zijn gewelddadige vader gebruikte in zijn jeugdjaren zijn moeder als boksbal. Kleine James werd in een bordeel gedumpt om hem te beschermen tegen zijn ouders.

Muziekgeschiedenis


~

Daar groeide hij op voor galg en rad, zo belandde hij in de gevangenis na het stelen van een kostuum. Dankzij Bobby Byrd, een zanger van een bezoekend gospelkoor en later zijn levenslange vriend, kwam Brown uit de bajes. Samen met andere koorleden vormt hij een band. Tijdens een optreden van Little Richard klimmen Brown en zijn band in de pauze op het podium, de rest is muziekgeschiedenis.

Tot zover de tranentrekkende jeugdjaren van James Brown. Get on up kleurt zo keurig binnen de lijntjes van de soulbiopic, denk aan films als Ray – over Ray Charles – en What’s love got to do with it – over Tina Turner. Toch is er een groot verschil, want Brown was niet bepaald een aardige man. Hij bedonderde zijn medebandleden, legde muzikanten die niet wilden luisteren boetes op, sloeg z’n vrouwen, was paranoïde en rolde van het ene financiële schandaal in het andere.

Funk in the trunk


~

Get on up belicht die kanten wel, maar praat dit steeds goed met een verklaring uit het handboek amateurpsychologie. Het ontbreken van een moeder en het verlies van een kind zijn volgens de makers de oorzaak van het onaangename gedrag.

Dat maakt van Get on up een onevenwichtige film. Toch gaat de biopic niet vervelen, want de film heeft, zoals Brown het zelf zegt, behoorlijk wat ‘funk in the trunk’. De energie spat van het scherm bij de vele concertscènes. De fantastisch ingeleefde hoofdrol van Chadwick Boseman – een naam om te onthouden – draagt daar zeker aan bij. Hij geeft Brown precies dat juiste mengsel van dreiging, charme en super heavy funk.

Kunst / Expo binnenland

Zij liegen ook

recensie: Anna Lange, Pim Top, Woody van Amen, Michiel van Bakel, Jacob - Seeing = Believing

De fotografie is geen betrouwbaar documentatiemiddel. Fotografen kunnen door middel van de compositie, onderwerpskeuze en belichting ieder beeld manipuleren. In de jaren 80 zorgde dit voor een herleving van de interesse in schilderkunst. Die was expressief, contextgebonden en daarmee eerlijk. In Seeing = Believing nemen vijf kunstenaars echter wraak op de schilderkunst.

ie was expressief, contextgebonden en daarmee eerlijk. In Seeing = Believing nemen vijf kunstenaars echter wraak op de schilderkunst.

In het werk van Michiel van Bakel (Deurne, 1966) wandelen figuren over het stationsplein in Rotterdam. De mensen zijn dun of rekken zich als strepen uit over de achtergrond. Ze doen denken aan vroege schilderijen van Rothko of sculpturen van Giacometti. Deze beelden zijn echter niet eerlijk. De figuren die als spoken boven de bestrating zweven worden ontmaskerd als technisch trucje door de harde tegels.

Anna Lange, Sideway scenery I, 2015, courtesy of ZERP Galerie

Anna Lange, Sideway scenery I, 2015, courtesy of ZERP Galerie

Valse expressie
De werken van Jacob zijn digitaal geschilderd. Door vormen uit te trekken en weg te rekken bootst hij de handeling van het schilderen na. Het hieruit ontstane werk wordt vervolgens door Jacob overschilderd, gefotografeerd en wederom digitaal bewerkt. Het eindwerk spreekt de bekende taal van de schilderkunst maar kent eenzelfde angstaanjagende precisie als foto’s.

Ook Anna Lange (1969) speelt in haar werk met het idee van de voorstelling. Een tweetal aan de muur gehangen hazen en een speer die ernaast staat, doen denken aan de jacht. Onder de hazen is in neon de tekst ‘Motel Money Murder Madness’ te lezen, afkomstig uit het nummer L.A. Woman van The Doors. De tekst van Jim Morrison, die zelf trachtte onvoorspelbaar en gevaarlijk over te komen, valt goed samen met de andere objecten. Toch blijft de betekenis niet hetzelfde met de toevoeging van de neon letters.

Pim Top, Landscaping nr. 03, 2014 - 2015, courtesy of ZERP Galerie

Pim Top, Landscaping nr. 03, 2014 – 2015, courtesy of ZERP Galerie

Toevallig samen?
De hazen doen denken aan een snelle advertisingtruc, met als doel gevoelens teweeg te brengen over oerinstincten in de hedendaagse maatschappij. De hazen, speer en tekst lijken met een onschuld van een ‘spontaan’ schilderij bij elkaar gebracht te zijn, maar zijn zeer gericht in hun boodschap.

Seeing = Believing vormt zo een geestig commentaar op het heersende idee van de fotografie als onbetrouwbaar documentatiemiddel. Het laat zien dat er in representatie geen directe waarheid te vinden is. Dit wordt bevestigd door de serie Night at Taxania van Woody van Amen (Eindhoven, 1936), die het Taxat (een door hem gevonden vorm) verheft tot een universele waarheid. Een begrip zo waar als de maan of sterren, waar Van Amen hem toepasselijk tussen heeft afgebeeld als een cynisch commentaar op de legendarische status die aan schilderijen toegekend kan worden.

Muziek / Concert

Meegedragen liedjes

recensie: Jonas Winterland

.

Een jaar geleden debuteerde Jonas Winterland met Mensen zijn gemaakt van dun papier en vestigde daarmee als liedjesschrijver in een keer zijn naam. Met zijn poëtische teksten, waarin hij met creatieve vondsten gewone zaken in bijzondere bewoordingen vertelt, dwingt Winterland bewondering af. 

~

Nestelen onder het schedeldak


In een liefdesliedje spreekt Winterland niet in gewone taal over het liefdesleven, maar weet hij met fraaie beeldspraak de mooiste beelden op te roepen en vooral de fantasie te prikkelen. Dat is precies de kracht van deze tekst- en liedjesschrijver.

De meeste van zijn liedjes verhalen over serieuze en niet al te vrolijke onderwerpen. Een enkel vrolijk lied siert zijn repertoire, zoals ‘Wij zijn niets’. De mooiste momenten liggen vaak in de hoek van de serieuze en trieste liedjes, zoals het – ook live – bijzonder fraai uitgevoerde begrafenislied: ‘Niemand vraagt zich af’, dat een prachtig cello-intro krijgt door Jasmijn Lotens. Winterland zelf krijgt ook kippenvel van deze uitvoering. Het vormt een waardig hoogtepunt van de show in het bovenzaaltje van locatie Halle van De Werft, waar zo’n honderdtwintig liefhebbers zich hebben verzameld op deze woensdagavond.

Iedereen luistert ademloos en hangt aan de lippen van deze bijzondere singer-songwriter, want bijzonder mogen we Winterland wel noemen. Wie gegrepen wordt door zijn liedjes kan deze schijnbaar zonder verveling eindeloos luisteren, waarbij de teksten en melodieën zich langzaam maar zeker onder het schedeldak nestelen – en dan betrap je jezelf erop dat je de niet alledaagse liedjes zomaar gaat neuriën of zelfs zingen.

~

Geslaagd experiment


De zeer rustige liedjes van het debuut van Jonas Winterland krijgen op zijn tweede plaat een logisch vervolg. Maar Winterland schuwt ook verbreding niet, zoals met het lied ‘Dokter alstublieft’, dat naast een wat heftiger zang en sneller tempo zelfs een paar regels Engelse tekst kent. Verder valt op dat Winterland geen gitaar speelt bij dit liedje. Wat betreft de eerste kennismaking – en vooral wat betreft de manier waarop hij het inbedt in zijn optreden – is dit een geslaagd experiment. De tekst blijft even scherp als in zijn luisterliedjes.

Natuurlijk mag zijn bijzondere liefdesliedje ‘Naar het licht’ niet ontbreken bij dit optreden. Mooie tekstvondsten verhullen de omfloerste liefde, maar houden alles spannend genoeg om het hart te laten springen van vreugde. Winterland is opnieuw de meester die gevoelige snaren raakt bij ieder die het voelen wil.

De onderhoudende show duurt ruim een uur. Het publiek verwacht nog een paar toegiften – welke ook worden gegeven. Er wordt gevraagd om het titelnummer van zijn eerste album: ‘Mensen zijn gemaakt van dun papier’, want die mag niet ontbreken. Als tweede vraagt het publiek om ‘Goudvis’, een liedje van zanger Jan de Wilde. Winterland moet er om lachen, maar wil het niet spelen – al geeft hij een kwinkslag door wel een deel van de tekst van ‘Goudvis’ in te bedden in de aanvang van het liedje waarmee het voor hem allemaal begon: ‘Altijd halverwege’. Hiermee besluit Winterland het concert.

Na afloop is er gelegenheid om de muziek mee naar huis te nemen in de vorm van gesigneerde cd’s met een neergeschreven boodschap en een korte ontmoeting met de artiest zelf. De liedjes dragen ons de nacht in naar huis en houden de herinnering aan het optreden levend.

Muziek / Album

Meester-vleugelaar

recensie: Michiel Borstlap - Frames

De pianist Michiel Borstlap maakt van een trilogie nu een kwartet. Na zijn eerdere albums Solo 2010, Blue en Reflective komt hij nu met het vierde deel, getiteld Frames. Dit album bevat opnieuw pianostukken van de hand van Borstlap.

De opnames voor Frames vonden plaats in studio De Kippenschuur te Vreeland alwaar Borstlap een oude Steinway-vleugel bespeelde – een instrument met historie, want deze vleugel stond jarenlang in het Concertgebouw te Amsterdam. De zelf geschreven composities heeft Borstlap in vier nachten opgenomen.

Als een deken om je schouders


Wie de muziek van Michiel Borstlap wil duiden, kan het beste denken aan de virtuoze jazz van Keith Jarrett en de verstilde muziek van Ludovico Einaudi. Ergens in dat schemergebied nestelt zich de muziek van Borstlap. Het is niet echt klassiek, maar de klassieke grondverf schittert door de fijne klanken van de muziek van Borstlap heen. In Koffietijd noemde Borstlap zijn Frames het vrijen met zijn achtentachtig vriendinnen van de vleugel. Misschien is dat wel de mooiste beschrijving van zijn muziek.

In de vijftien composities neemt de pianist je mee op zijn vleugels van melodie en zeer geoefend spel. Vederlicht maar onderhoudend glijdt deze meester van de vleugel door het landschap van composities, dat hij voor ons heeft geschilderd. Wie louter luistert en de ogen sluit, zal zich eenvoudig laten meevoeren op de toonladders die Borstlap volledig naar zijn hand heeft gezet. Er is geen reden om het licht de beleving te laten bederven, dat met gesloten ogen als een deken om je schouders gedrapeerd lijkt te worden.

Zalvende muziek


Wie tijdens het luisteren de titels leest die Borstlap aan zijn muziekstukken heeft gegeven, zal zich afvragen hoe hij deze titels bedacht bij de louter instrumentale stukken. Luisterend naar het openingsnummer ‘Dew’ kunnen we niet anders concluderen dan dat we hier in de ochtenddauw aan de start van een nieuwe dag, een nieuwe beleving staan. Zo kunnen we dit album dan ook het beste zien: een reis door de dag – al heeft de meester zelf dit juist in de nacht opgenomen. Dat de liedjes je raken en een ziel hebben, overkomt je niet alleen bij het stuk met de titel ‘Dance of the Soul’.

Het album straalt een enorme rust uit, hoewel het nergens slaapverwekkend is. Borstlap weet de luisteraar steeds te boeien en komt nergens in een herhalingsmodus. Wat dat betreft wijkt hij flink af van bijvoorbeeld minimal music. Borstlap is duidelijk klassiek geschoold, maar weet waarschijnlijk een heel breed publiek te boeien met zijn pianospel.

Neem de rust, zorg voor een makkelijke stoel, verdring de stilte met de klanken van Frames en laat de zalvende muziek je geest en ziel masseren. Succes verzekerd!

Live in Nederland:
01.05.2014 SOUK Concertgebouw, Main Hall Amsterdam
02.05.2014 SOUK Concertgebouw, Main Hall Amsterdam
10.05.2014 Deventer Schouwburg

Muziek / Concert

Een afspraak met Il Maestro

recensie: Ennio Morricone

Ennio Morricone is een legende. De 87-jarige Italiaan veranderde met zijn eigenzinnige geluid de manier waarop er naar filmmuziek werd geluisterd: anders dan een aanvulling van de beelden werd de muziek zelf de moeite van het luisteren waard. In een volle Ziggo Dome dirigeert Il Maestro zich een weg door zijn veelzijdige oeuvre.

Morricone begint het concert sterk met de opzwepende openingsmuziek van The Untouchables – filmmuziek die een beklemmende spanning overbrengt met zijn nerveuze tempo en plotselinge percussieaanvallen. Hierna wordt het wat softer, wat een interessante tegenstelling laat zien in het oeuvre van de componist.

Morricone de muzikale excentriekeling, is vele malen interessanter dan de componist van mooie aanzwellende en sentimentele muziek die gemaakt is om te ontroeren, maar generiek aanvoelt.

Zo volgt na de spanning van The Untouchables de weelderige muziek voor Guiseppe Tornatores sentimentele The Legend of 1900. Af en toe zorgen wat dissonante jazzgeluiden voor wat afwisseling in dat stuk. Als Morricone serieus en gevoelig doet in dienst van grote films, valt het allemaal wat door de mand. Het klinkt kitscherig en geforceerd: de reden waarom veel mensen filmmuziek tegenwoordig ervaren als een cliché voor de oren. Neem zijn muziek voor Tornatores Cinema Paradiso of ‘Deborah’s Theme’ uit Sergio Leones gangster-epos Once upon a time in America. Het klinkt allemaal gladjes en net te zoet.

Rauwe kracht tegenover kitsch


De Maestro is het sterkst als hij je door verrassende geluiden wakker schudt in combinaties die rauw en onverwachts zijn. Vaak past die stijl het beste bij minder serieuze genrefilms die regelmatig het stempel krijgen van lowbrow-vermaak. Tijdens het optreden komt die speelsere en inventievere kant gelukkig ook naar boven.

De heerlijke score voor The Sicilian Clan maakt gebruik van popelementen zoals een aanstekelijk gitaardeuntje als een thema waar de strijkers geleidelijk en braaf omheen zweven. Het is eigenzinnig en sfeervol en past perfect bij de gelijknamige misdaadfilm van Henri Verneuil. Ook Morricones muziek voor de bizarre thriller Indagine su un cittadino al di sopra di ogni sospetto van Elio Petri heeft genoeg karakter en spannende elementen om te boeien en je mee te zuigen in spanning.

Het hoogtepunt van het optreden zijn natuurlijk de deuntjes voor de spaghettiwesterns die Morricones reputatie op de kaart hebben gezet. Il Maestro krijgt hierbij versterking van diva Susanna Rigacci. Dat resulteert in muziek waar bombast en de excentrieke eigenzinnigheid van de Italiaan perfect samenkomen. De openingstheme van The Good, The Bad and the Ugly is natuurlijk over the top, maar het is uniek en weergaloos. Dat wordt nog eens versterkt door een heel arsenaal van een koor.

Van de klassieker van Sergio Leone gaat het over op rustige en wat tamme segmenten van Once upon a time in the West en A fistful of Dynamite. In de versies die ten gehore worden gebracht, ontbreken wat elementen die de originelen spannender maken. De mondharp en de harmonica zijn de grote afwezigen.

Een concert om te ontroeren


De tweede helft biedt weer wat muziek van de grote gebaren met het nummer ‘Chi Mai’ uit Le professionnel met een hoog Richard Clayderman- en James Last-gehalte. Daarna wordt er opgebouwd naar de bombastische en religieus getinte muziek van The Mission, waarbij het koor goed van pas komt. Even lijkt het hier voorbij te zijn, maar het publiek wil echter meer, wat wel blijkt uit een enorme staande ovatie. Il Maestro verzorgt daarom nog een riante toegift met het opzwepende ‘The Ecstasy of gold’ van The Good, the Bad, and the Ugly waar Rigacci nog even haar stembereik laat horen.

Het was een waardige afsluiter van een optreden die de gevarieerdheid van Morricone liet horen, maar ook zijn zwakke punten. Ondanks de kitsch en sentimentaliteit kun je het de gepassioneerde man echter niet kwalijk nemen. Je weet dat het allemaal met hart en ziel gemaakt is en dat hij zijn leven in de muziek nog steeds wil delen met een groot publiek. Het was vooral een concert gemaakt om te ontroeren en waar je op momenten wakker werd geschud door de eigenzinnige kracht van een ongeëvenaarde Italiaanse meester. 

Kunst / Achtergrond
special: Art Rotterdam 2015

Blik op de hedendaagse kunst

.

Het in woorden vatten van een avond als de opening van Art Rotterdam is geen gemakkelijke opgave. Binnen een tijdsbestek van vier uur wil je zoveel mogelijk zien van de overvloed aan galeriestands en daarnaast ook de overige beursonderdelen bezoeken. Tegelijkertijd blijft zo’n opening niet in de laatste plaats een social event en wordt je aandacht ook getrokken door mensen, outfits en overpriced olijven (6,50 voor een schaaltje!). Het ene moment verwonder je je over Dick Verdults parcours bij Annet Gelink, het andere moment zie je een galeriehouder enthousiast zijn kunst aanprijzen aan Prins Constantijn. Maar wie zich tussen de cynisch schattende blikken van Hugo Borst, de matching sjaals van Wim Pijbes en zijn vrouw en de aandachtstrekkende Tinkebell weet te manoeuvreren, ontdekt een keur aan kunst die vrijwel zonder uitzondering de moeite waard is.

Dick Verdult bij Annet Gelink. Foto: Rotterdams Uitburo

Dick Verdult bij Annet Gelink. Foto: Rotterdams Uitburo

De selectie uit eigen land levert een representatieve dwarsdoorsnede van de beste gevestigde en veelbelovende nieuwe namen (New Art Section) in de galeriewereld. Hier is bij Juliette Jongma nieuw werk van de gebroeders Quistrebert te zien, toont galerie Andriesse-Eyck Marijn van Kreij en Martin van Zomeren werk van Juliaan Andeweg. Bij galerie Fons Welters zien we levensechte gezichten gemaakt door Folkert de Jong, die door fluorescerend glas en onnatuurlijke toevoegingen een unheimische uitstraling krijgen. Ook zien we de cacaokoppen van Renzo Martens, die in mini-uitvoering als ironische marketingstunt voor een paar tientjes te koop zijn. Over opvallende hoofden gesproken: Stigter van Doesburg toont een nieuwe variant op de bekende verwilderde monsterkoppen van Nathaniel Mellors, met rollende ogen en afschrikwekkende geluiden. Bij Gabriel Rolt valt werk van Spiros Hajidjanos op, een jonge kunstenaar die met de allernieuwste technieken werken vervaardigt die op het eerste gezicht soms ambachtelijk lijken, maar juist hoogtechnologisch zijn.

We were sitting in a bar at 1 pm, bij Jeanine Hofland en Barbara Seilers. Foto: <span>Jeanine Hofland</span>

We were sitting in a bar at 1 pm, bij Jeanine Hofland en Barbara Seilers. Foto: Jeanine Hofland

Waar de uitstraling van de meeste galeriestands toch redelijk klinisch white cube-ish is, oogt de installatie We were sitting in a bar at 1pm bij Barbara Seiler en Jeanine Hofland meer als een café dan een tentoonstellingsruimte, waar je op houten barkrukken kunt plaatsnemen aan een bar zonder bier, met hard geworden gemorste koffie.

Projections


Ondertussen tikt de tijd door en na een lange rij bij de bar moeten knopen worden doorgehakt. Er is nog tijd voor een paar namen van de Main Section, maar dan toch echt door naar de andere beursonderdelen. Zo toont het Mondriaanfonds nieuw talent met Prospects en Concepts, kun je bij WeLikeArt kunst kopen voor minder dan 1500 euro en toont Projections een sterke selectie videowerken. In de hiervoor ingerichte donkere ruimte staan twaalf schermen opgesteld en kun je even losmaken van het beursgedruis en opgaan in werk van o.a. Yael Bartana, Melanie Gilligan en Hans Op de Beeck. Barbara Seiler presenteert Cécile B. Evans’ Hyperlinks or it didn’t happen, waarmee ze de gedigitaliseerde samenleving becommentarieert met een hyperrealistische digitale weergave van Philip Seymour Hoffman, en daar tussenin schakelt tussen tabbladen en YouTube-filmpjes.

The Sophisticated Neanderthal Interview, Nathaniel Mellors (Projections). Foto: <span>Michael John Whelan</span>

The Sophisticated Neanderthal Interview, Nathaniel Mellors (Projections). Foto: Michael John Whelan

Van een heel andere orde is Gonzalo Lebrija’s Who knows where the time goes (Faggionato Gallery, Londen). Door boeken op te gooien en kapot te schieten creëert Lebrija poëtische beelden die hij doorsnijdt met een moment van geweld, alsof hij achter iedere zin van zijn dichtregel een ijskoude, keiharde punt zet. Het romantische beeld staat in schril contrast met het gewelddadige geluid en de vernietigende actie van het schieten. In Projections vinden we ook The Sophisticated Neanderthal Interview Van Nathaniel Mellors, het werk dat Art Rotterdam-sponsor Andaz net heeft geselecteerd en geschonken in gedeeld eigendom aan het Stedelijk Museum Amsterdam en De Hallen Haarlem.

Hoewel de presentaties in de Main Section niet veel vernieuwing brengen, geven ze wel goed inzicht in de galeries en de kunstenaars die vertegenwoordigd worden. Door de New Art Section en Prospects en Concepts geeft Art Rotterdam ook een podium aan galeries en kunstenaars in opkomst. Ook Intersections, een kale industrieruimte met presentaties van o.a. Nest, Nieuwe Vide, Showroom MAMA en Lokaal 01, waar je kunt biljarten met kunstwerken van klei, biedt Art Rotterdam de bezoeker een andere ervaring dan de gebaande paden van de Main Section. Door deze beursonderdelen is het voor de gevestigde galeries niet per se noodzakelijk om experimentele presentaties te geven, wat wellicht als een gemiste kans gezien kan worden. Het is echter de vraag of het de taak is van een beurs vooral te experimenteren, of simpelweg te tonen wat er gebeurt in de galeriewereld. Juist door de combinaties van verschillende invalshoeken wordt helder waar kunstenaars en galeriehouders mee bezig zijn, en kun je als bezoeker zelf de balans opmaken door zowel verrast te worden door nieuw talent als je te vergapen aan een feest van herkenning. Zo lang je de olijven maar vermijdt.

Boeken / Non-fictie

Moeilijke tijd voor filosofie

recensie: Diverse auteurs - Brandstof

Leven, hoe doe je dat? ‘Vaak zijn het de allerbelangrijkste vragen die sneuvelen in de waan van de dag’, prijkt als leus op de omslag van Brandstof. ‘Vlammende dialogen over vragen van levensbelang’ luidt de ondertitel dan ook. Een twijfelachtige poging om de filosofie hip te houden.

‘Rotterdam doekt faculteit filosofie op’, kopte Trouw begin december. Een gedurfd klimaat om een populair-wetenschappelijk boek uit te brengen waarin gevestigde en nieuwe filosofische denkers met elkaar van gedachten wisselen, maar dat is precies wat Brandstof doet. Zes duo’s schrijven elk een hoofdstuk over de belangrijke vragen des levens. Simone van Saarloos en Ad Verbrugge over liefde, Arjen Kleinherenbrink en Marli Huijer over werk, Rozemond Uljée en Désanne van Brederode over vriendschap, Haroon Sheikh en René ten Bos over techniek, Annelies Kleinherenbrink en Frank Meester over man en vrouw en Jochum Damstra en Joep Dohmen over geluk.

Allen een eigen geluid
De nieuwe generatie filosofische denkers, waaronder Van Saarloos, zijn soms wat ouwelijk. Zij verzucht: ‘Er was een tijd dat ik een levensstijl van bacchanalen propageerde. Maar ik ben moe – pas vierentwintig jaar en rauw gestreden’. Ook laat de aansluiting tussen nieuwe en gevestigde filosofen te wensen over; daar waar Van Saarloos de helft van haar essay besteedt aan het propageren van downdaten, komt Ad Verbrugge daar in zijn antwoord op haar tekst in het geheel niet op terug. In plaats daarvan selecteert hij een aantal van haar uitspraken waar hij vervolgens zijn eigen filosofieën aan ophangt. De dialoog die het boek beweert aan te gaan lijkt daarmee niet te bestaan. Alle briefwisselingen blijven daardoor toch vooral losse hoofdstukken, met soms waardevolle gedachten, maar vaak ook niet. Wel zorgen alle schrijvers ervoor dat hun onderwerp van meerdere kanten belicht wordt waardoor de essays aanzetten tot denken, of je het nu wel of niet eens bent met de – vaak zeer uitgesproken – ideeën. En dat is toch het uiteindelijke doel van filosofie.

Een vlammend idee
Brandstof is – naast de gelijknamige, eerste essaybundel – tevens een filosofencollectief dat diverse projecten beheert en zich een ‘denkstation voor levensideeën’ noemt. Deze bundel is slechts een van de vele uitkomsten is want het collectief is onder meer aanwezig op Lowlands, maakt het tv-programma Durf te denken en organiseert het Life! denkfestival – alles met wisselend succes. Met hun initiatieven richten ze zich vooral op jonge mensen.

Na het bericht in Trouw dat een zelfstandige faculteit wijsbegeerte voor de Erasmus Universiteit geen haalbare kaart is haastte de faculteit zich om dat te corrigeren: het zou slechts gaan om een reorganisatie, net als aan de Universiteit van Amsterdam. Dat klinkt alsnog of de filosofie wel een beetje hulp kan gebruiken. Hoewel de literaire uitgaven van Brandstof nog een graadje hipper mogen, meer echte dialoog, geen ‘rauw gestreden twintigers’, is het initiatief broodnodig. 

Boeken / Fictie

De jongens van het bloedbad

recensie: Giorgio Scerbanenco - Moord op school

“Hij (…) had moordpartijen gezien die qua omvang heel wat erger waren dan die op een enkele vrouw, zoals Matilde Crescenzaghi. Maar het aantal telt niet bij een moordpartij, de manier waarop en de geest waarin die plaatsvindt tellen.” En die zijn ronduit gruwelijk in Moord op school.

De Oekraïns-Italiaanse Giorgio Scerbanenco wordt door veel Italianen gezien als de vader van de thriller. Hij is het meest bekend geworden om zijn detectives met inspecteur Duca Lamberti in de hoofdrol. Deze politieman was vroeger arts, maar werd uit zijn ambt gezet vanwege het uitvoeren van euthanasie: kenmerkend voor zijn empathische en eigenzinnige manier van werken. De zaak die hij in deze roman moet oplossen, draait om de brute verkrachting van en moord op avondschoollerares Matilde Crescenzaghi, gepleegd door de probleemjongens die ze lesgeeft. Deze jongens uit het opvoedingsgesticht – bijna zonder uitzondering met foute ouders en een strafblad – ontkennen echter alle elf. Een slimme tactiek, en zo slim uitgevoerd dat Duca vermoedt dat er meer achter deze misdaad zit.

Met veel aandacht voor het politievak en het menselijke aspect daaraan, beschrijft Scerbanenco hoe de inspecteur op zoek gaat naar de dader. Bruut als de misdaad ook is, Moord op school is een heel bescheiden thriller die desondanks alles heeft wat je van een detectiveverhaal wilt, en meer. Een beeldend intro (zoals ze dat in detectiveseries doen met een panning shot en inzoomen op details), spannende verdachtenverhoren, psychologische inzichten terwijl de inspecteur steeds dichter bij de ontknoping komt, en tot slot een meeslepend einde.

Schuttingtaal
Scerbanenco schreef I ragazzi del massacro (‘De jongens van het bloedbad’), zoals Moord op school oorspronkelijk heet, in 1968, maar de misdaadroman is nu pas in het Nederlands vertaald, bij Serena Libri. Door de bijna vijftig jaar die hier tussen zitten, zijn de verschillen in tijdgeest opvallend en boeiend.

Die verschillen vallen allereerst op door het ouwelijke taalgebruik. Mevrouw conciërge heeft een kapsel à la garçonne, het slachtoffer draagt een babydoll (wat?) en Duca noemt zijn collega Livia “een Kantiaan” om iets te verduidelijken over haar arbeidsethos. Hoewel er tegen het eind wat meer details over het misdrijf aan het licht komen, is Scerbanenco bovendien zeer discreet over de gruwelen. Naar de schuttingtaal en krachttermen die bij de moord op het schoolbord zijn gekalkt – waardoor het echt het aanzien krijgt van een geintje tijdens de les dat volkomen is misgelopen – wordt alleen verwezen, ze worden heel keurig niet geëxpliciteerd. In een recentere thriller zou dit vele malen explicieter opgetekend zijn.

Pikante opvattingen
Door deze in het oog springende verschillen ontstaat misschien wat afstand in de leeservaring maar het heeft ook zijn charme – alsof Scerbanenco de lezer niet alleen meeneemt in de politiewagen maar ook postuum een kijkje geeft in de tijd van toen.

Niet alleen het taalgebruik is namelijk wat ouwelijk, ook de opvattingen zijn niet meer van nu. De vele vrouwen die de revue passeren op Duca’s zoektocht naar het oplossen van de moord, worden als tamelijk hysterisch en met het nodige paternalisme beschreven. Collega Livia is daarop een kleine uitzondering, maar die is dan weer ongehuwd, werkt bij de politie, en heeft een door littekens gehavend gezicht.

Als je als vrouw niet op mannen valt ben je bovendien “geen echte vrouw”, en Scerbanenco veronderstelt ook dat “het bekend is dat homoseksuelen ontzettend bang zijn voor fysiek geweld”.

De jongens van het bloedbad
Als gezegd kan dit afstand creëren of als charmant ervaren worden. Zelfs als je Duca verguist, blijft er nog een belangrijke laag over:  die waarin Scerbananco zich waagt aan sociaal-maatschappelijke vragen. Ze maken van Moord op school veel meer dan een detective. Het zijn zware vragen die rijzen in het schemerland waarin de meesten van ons zich nooit hoeven begeven. Waar ligt de grens tussen mens en beest? Wat is schuld? Hoe moet de maatschappij omgaan met individuen die buiten die maatschappij vallen? Is het straffen van de schuldigen hetzelfde als winst voor de onschuldigen?

Deze vragen maken van het meeslepende einde van de klopjacht ook een breekbaar einde: zelfs als je de dader uiteindelijk te pakken krijgt en laat boeten, “dan zou je die arme lerares daarmee nog niet tot leven wekken.”