Boeken / Fictie

Antjie Krog op haar allerbest

recensie: Antjie Krog (vert. Robert van der Dorsman, Jan van der Haar en Alfred Schaffer) - Medeweten

Je zou bijna zeggen dat Medeweten, de nieuwe én tweetalige dichtbundel van de Zuid-Afrikaanse Antjie Krog, voorlopig heel wat andere bundels opzij legt. Het ontketende Medeweten overstijgt door zijn lading ook haar eerdere werk.

De titel slaat op al het kleins en groots waarmee de dichteres in de loop van haar 62 levensjaren betrokken is geraakt, en waar ze hartgrondig weet van heeft. Het is tegelijk een weten dat ze met talloze anderen deelt en ook wíl delen, om in verbondenheid een kracht te kunnen vormen voor wat recht is en tegen wat krom is, onrecht dus. Bovendien zijn er schaamte en schuld in het geding, want ze heeft weet van veel onrecht, zonder dat ze er iets aan doet of aan gedaan kon hebben.

Indruk van ruwheid     
Dit drievoudige ‘medeweten’ houdt gelijke tred met de omvang van zowel de bundel (niet minder dan 260 bladzijden) als die van heel wat van de gedichten. Het is een mateloosheid waaraan Krog zich niet heeft kunnen en willen onttrekken. Over de stijl heeft ze geen veilige controle willen uitoefenen, te merken aan de elliptische invallen en beelden, haperende formuleringen, nieuwgevormde woorden, het nagenoeg ontbreken van leestekens en aan de grilligheid waarmee teksten op de bladspiegel staan. Daaraan is het zoekende af te lezen dat de lezer dwingt méé te zoeken en nergens in het voorbijgaan overheen te lezen. De bundel maakt een indruk van ruwheid die de doorleefde complexiteit van het bestaan van binnenuit gestalte geeft.

De gedichten zijn een zoektocht die uitdrukking geeft aan wat er is en gebeurt, en wat daarvan de ziel raakt. De epische werkelijkheid verdicht Krog direct en herkenbaar, of ze laat die los in de lyriek van haar poëtisch vermogen. Ze wil ferm en diep in de lagen van het bestaan boren. Het resultaat is zoeken en vinden door elkaar heen. Hoe dieper ze komt, hoe duisterder en overtuigender haar waarheid is. Het vrolijkt niet altijd op, maar steekt tegelijk een hart onder de riem, herkenbaar als het is én door de energie van het formuleren.

Geofysiek        
Het materiaal is divers. De positie in de geofysiek van Zuid-Afrika is meestal het uitgangspunt, te beginnen bij de geschiedenis op de boerderij van Krogs ouders. Ze stelt zich voor dat ze ‘net als vroeger’ op het gehoor de betegelde gang afloopt, ’terwijl jullie kletsen lachen en kopjes rechtzetten – een tableau aan de/ grote eetkamertafel van een gezellige sfeer’. Voordat de dichteres zich meet met het grondloze van de kosmos, verwijdt de grond van het erf zich tot de grond van het land en van de wereld. Grond, het podium van alle goeds en slechts:

wat er hier ook verkeerd gedaan is, grond – nog nooit ben jij
ontkiemd onder zo veel subliem beminnen – je overal
verspreide nazaten kijken verrukt op als ze je naam horen totdat                          
een vlammenstriem ons verlangen tot stoppels zengt

Vermengd met de eigen geschiedenis is die van het zich moeizaam ontwikkelende Zuid-Afrika, ook na de afschaffing van de apartheid en zeker ook na de dood van Nelson Mandela, aan wie een indrukwekkend zevendelig gedicht is gewijd. Het eerste kwatrijn alleen al: ‘ondergronds is een laag verschoven/ de aarde strompelt/ de zon rochelt groen/ de lucht stort achterover’. Elders lezen we dat eerder het ‘witte profiterende kind’ heeft gelopen ‘over het uitgestrekte erf van leugens want kijk/ een heerschaar werd onder onze hak tot bloedend/ haksel: ik draag met jullie mee wat nu zo/ scheurt uit een haag van bloed en bitter wraakgebroed’. Een pandemonium dat zijn eigen werkelijkheid te boven gaat.

Toch is de bundel niet zonder hoop, alleen al door de energie van de taal. In De Morgen besluit ze een interview met te zeggen ‘dat we een nieuwe taal moeten vinden om met elkaar verbonden te kunnen zijn. Dat is de essentie.’

Film / Films

What if: een beetje vreemd maar wel lekker

recensie: What if

Een romcom die net ietsje anders is dan het gebruikelijke dertien-in-een-dozijn-werk. What if lijkt voorspelbaar, maar weet zowaar te verrassen.

Geen filmgenre zo conservatief als de romantische komedie. Het antwoord op de vraag ‘krijgen ze elkaar’ ligt bij voorbaat vast. Dat er op twee derde van de film een serieuze hobbel genomen dient te worden voordat de ware liefde geconsumeerd kan worden, is ook in beton gebeiteld.

De Canadese romcom What if biedt wat dat betreft weinig nieuws. De amoureuze bestemming staat vast, maar verfrissend is de weg er naar toe. Met dank aan de prettig onaangepaste hoofdpersonages, de leuke chemie tussen de hoofdrolspelers en de originele dialogen.

Platonische relatie

Daniel Radcliffe speelt de sociaal onhandige Wallace. Nadat hij door zijn vriendin is gedumpt, is hij gestopt met zijn medische opleiding en woont hij bij zijn zus op zolder waar hij handleidingen schrijft. Tijdens een van de schaarse feestjes waarvoor hij wordt uitgenodigd loopt hij Chantry (Zoe Kazan) tegen het lijf. En wat blijkt: ze delen dezelfde humor, liefde voor film en afkeer van feestjes.

De twee lopen samen naar huis en net wanneer we als kijker denken dat ze nu ook wel hetzelfde bed zullen delen, laat zij vallen dat er binnen een hele leuke vriend op haar wacht. Even slikken voor Wallace. Maar fatsoenlijk als hij is, neemt hij genoegen met een tweede plek. Vriendschap is ook leuk. Zodoende ontstaat er een platonische relatie van jewelste.

Ongepolijst uiterlijk

What if trapt gelukkig niet in de val van de overspelklucht. Regisseur Michael Dowse voert de spanning van de onuitgesproken liefde tot grote hoogte op. Zelfs wanneer de vriend van Chantry lange tijd naar het buitenland vertrekt, houden de twee het keurig. Ondertussen voeren ze aangename gesprekken over de hoeveelheid ontlasting die Elvis bij zijn dood in zijn lichaam had en krijgen we het recept van het favoriete gerecht van The King: een caloriebom getiteld Fools gold. En aangezien Chantry animator is, verbeelden speelse tekenfilmpjes haar geestesgesteldheid.

Radcliffe rekent in deze film maar weer eens af met zijn Harry Potter-imago en laat zien dat hij, ondanks zijn enigszins ongepolijste uiterlijk, verrassend charmant en geestig kan zijn. Zoe Kazan is sterk als het ideale filmmeisje, het archetype dat vaak opduikt in Amerikaanse indy-comedies: een beetje vreemd – en ook slim, lief, grappig, enz. – maar wel lekker. Kortom, What if is uitstekend vermaak voor een avondje op de bank met je platonische liefde.

Boeken / Fictie

De dronkelap, het meisje en de schuldige

recensie: Tove Alsterdal (vert. Wendy Prins) - Geef me je hand

Charlie springt – of valt? – van haar balkon in een voorstad van Stockholm. De politie concludeert al gauw dat het om zelfmoord gaat, maar haar zus Helene weigert dat te geloven. Haar speurtocht naar de toedracht gaat verder dan ze ooit had kunnen denken.

Charlie en Helene komen, net als zovelen, uit een gebroken familie. Maar wel een met een ongebruikelijk verhaal. Hun moeder, Ing-Marie, laat hen achter als ze nog maar vijf en drie jaar oud zijn. Om samen met de charmante Rámon naar Argentinië te vertrekken en daar te strijden tegen de junta, het militaire bewind van de overheid. Ing-Marie neemt nooit meer contact op met haar dochters en het is onduidelijk wat er met haar is gebeurd. Is ze überhaupt nog wel in leven? De zusjes worden opgevoed door de nieuwe vrouw van hun vader, die door zijn alcoholisme ook al snel geen rol meer in hun leven speelt. Hij komt op straat terecht en leeft daar in een schimmige wereld vol waanideeën en complottheorieën.

Schijnwereld

Vlak voor haar dood blijkt Charlie op reis te zijn geweest naar Argentinië. Wat deed ze daar, was ze misschien op zoek naar haar moeder? Helene besluit haar zusje achterna te reizen in de hoop in Argentinië iemand te vinden die haar verder kan helpen in haar zoektocht. Ze komt echter in een steeds dieper moeras van politieke intriges terecht: oude strijders die getraumatiseerd zijn, jonge advocaten die gerechtigheid willen en oud-militairen die bang zijn om dertig jaar na dato alsnog te worden gestraft voor hun daden.

Helene brengt, zonder het door te hebben, zichzelf in gevaar, wordt gekidnapt en een paar dagen vastgehouden. ‘U bent hem,’ zei ze, ‘jij bent Rámon. En ik dacht nog wel…’ Het wordt haar duidelijk dat haar moeder in de val van een man is gelopen die heel iemand anders is dan hij claimde te zijn. Rámon blijkt als geheim agent naar Zweden te zijn gestuurd om daar tegenstanders van het militaire regime op te sporen, die als vluchtelingen over de wereld zijn uitgewaaierd. Ook komt ze erachter dat haar zus, net als zij nu, bij Rámon is geweest, en dat dat uiteindelijk tot haar dood heeft geleid.

Complexe verhoudingen

Naast Helenes onderzoek naar Charlie wordt ook het verhaal van Ing-Marie verteld. Ze blijkt met hulp van Rámon in contact te zijn gekomen met een groepje opstandelingen tegen het regime en een vertrouwensband met hen te hebben opgebouwd. Rámon geeft haar de opdracht voor hem een afspraak met de groep te regelen. Het zou te gevaarlijk zijn als hij dat zelf zou doen. Precies op de dag van de afspraak wordt de hele groep opgepakt. Ook Ing-Marie wordt lange tijd vastgehouden, geblinddoekt en gemarteld. Ze weet niet meer wat echt, of wat onderdeel van een hallucinatie, is. Ze hoort ‘merkwaardige, alledaagse uitspraken midden in deze nachtmerrie, deze non-wereld’ en dan ineens, ‘midden in dat alles: Rámons stem.’ Ze komt langzaam tot het besef dat Rámon niet tégen het militaire bewind is, maar er juist onderdeel van uitmaakt.

Met de precisie van een architect schetst de Zweedse Tove Alsterdal het complexe plot van Geef me je hand. Dit is geen simpele thriller met één misdaad en één oplossing, maar een ingewikkeld geheel van onderlinge relaties en dwarsverbanden die bijzonder knap met elkaar verweven zijn. Alsterdal zet duidelijk de lijn door van haar vorige boek Het stille graf, dat door Vrij Nederland geroemd werd om het gelaagde plot en vijf sterren kreeg in de Detective & Thrillergids van 2013.

Doordat er eigenlijk drie verhalen verteld worden – de zoektocht van Helene in het heden, het verhaal van haar moeder nadat ze in de jaren zeventig naar Buenos Aires is vertrokken en tot slot het leven van haar moeder nu – weet je als lezer meer dan elk van de karakters. Hierdoor weet Alsterdal op bijzonder realistische wijze de complexiteit van de wereld aan te tonen, waar inderdaad niet iedereen alles weet. Waar de waarheid toch niet de hele waarheid blijkt te zijn. En waar iemand die complottheorieën verkondigt niet per se in de war is maar het bij het juiste eind kan hebben. Een intelligente, boeiende thriller.

 

Kunst / Expo binnenland

10 goden, geen idealisme

recensie: Charles Avery - What's the matter with idealism?

Het GEM in Den Haag start het voorjaar met een gloednieuwe tentoonstelling van de Schotse kunstenaar Charles Avery (Oban, Schotland, 1973). In What’s the matter with idealism? zijn niet alleen veel oude werken te zien, om de bezoeker te helpen in de wereld van The Island toe te treden, maar ook nieuwe werken die verrassende details onthullen.

In What’s the matter with idealism? zijn niet alleen veel oude werken te zien, om de bezoeker te helpen in de wereld van The Island toe te treden, maar ook nieuwe werken die verrassende details onthullen.

Het werk van Charles Avery draait om een fantasie-eiland. Het eiland (The Island) is verre van utopisch en kent gelijkende problemen met de echte wereld. De bevolking gelooft in verscheidene goden die er elk eigen idealen op na houden, is verslaafd aan ingelegde eieren en kent eigen symbolen en tradities.

Met de bezoekers die niet bekend zijn met de tekeningen van Avery, heeft het GEM rekening gehouden door de eerste pagina’s aan tekst uit het boek The Islanders: An Introduction (2008, Koenig Books, Londen) af te laten drukken op groot formaat. Verder komt het werk tot leven door een aantal hoofddeksels die de verschillende bevolkingsgroepen van het eiland introduceren en grote objecten in de vorm van gebruiksvoorwerpen of dieren (goden) die in de tekeningen te zien zijn.

Charles Avery, Untitled (It Means It Means; Beuys’ Square Gasket), 2014-2015, courtesy of the artist and Pilar Corrias Gallery, London & Untitled (Desk), 2014, courtesy of the artist and Grimm, Amsterdam

Charles Avery, Untitled (It Means It Means; Beuys’ Square Gasket), 2014-2015, courtesy of the artist and Pilar Corrias Gallery, London & Untitled (Desk), 2014, courtesy of the artist and Grimm, Amsterdam

Ceci ne pas une reference

Nieuw in What’s the matter with idealism? is de focus op de kunst zelf. Op het eiland is één groep geïnteresseerd in de westerse kunst, de bezoekers van het restaurant L’escargots Quajrato. In het werk Untitled (It Means It Means; Beuys’ Square Gasket) is Joseph Beuys op het eiland uitgenodigd om een lezing te geven over het overgewaardeerde zwijgen van Duchamp. De studenten luisteren veelal aandachtig, of geven commentaar. Een van de studenten laat zelfs middels een flyer weten dat ‘All art is meant but all that is meant is not art‘.

Duchamp komt ook voor in Untitled (Place de la Revolution) uit 2011, waarbij een inwoner rondfietst met Duchamp-merchandise. De fiets is opgebouwd uit de werken Fountain (1917), L.H.O.O.Q. (1919), Bicycle Wheel (1913) en Bottle Rack (1914). In tegenstelling tot Duchamps ‘zwijgen’, het ontdoen van de functie van objecten, lijkt op de fiets elk object goed benut te worden. Zelfs L.H.O.O.Q. dient als pamflet om enthousiast te maken voor de verkoopwaar.

Charles Avery, Untitled (Place de la Revolution), 2011, David Roberts Collection, London (detail)

Charles Avery, Untitled (Place de la Revolution), 2011, David Roberts Collection, London (detail)

Idealisme?

In het werk van Avery zitten veel verwijzingen naar de wiskunde, filosofie en andere disciplines. Alle kennis die de toeschouwer bezit wordt in een imaginaire wereld weerspiegeld en zo bevraagd. Ondanks de verschillende disciplines lijkt er sprake te zijn van een overkoepelend thema.

De titel van de tentoonstelling verraadt een onderliggende laag in het werk van Avery: de kritiek op het idealisme (en het ontbreken ervan). De verschillende bevolkingsgroepen hebben verschillende goden en op het eiland is het mode een shirt te dragen met daarop vermeld hoeveel goden de drager reeds heeft geteld. De goden, en idealen van de mensen die in hen geloven, vinden hun uiting in hoofddeksels en T-shirts. Niet alleen lijkt dit de annexatietheorie van Gilles Deleuze tot spot door te voeren, het is ook een serieuze bevraging: What’s the matter with idealism?

Charles Avery, Untitled (Smoking Idealist), 2012, Gemeente museum Den Haag

Charles Avery, Untitled (Smoking Idealist), 2012, Gemeente museum Den Haag

De toeschouwer is de idealist


What’s the matter with idealism?
komt eveneens terug in het shirt van een dame in het werk Untitled (Smoking Idealist) uit 2012. De idealist kijkt de bezoeker doordringend aan vanonder een rode bos haar. Naast de dame zit een graatmagere god. De mogelijkheden lijken eindeloos, maar het is te betwijfelen of de dame werkelijk in het wezen naast haar gelooft.

Charles Avery stelt de bezoeker niet alleen in staat te reflecteren op de maatschappij, maar ook op de verschillende aspecten ervan. Het reflecteren gaat niet zonder humor. Het vaak bizarre eiland kent geestige referenties met een kritische ondertoon. Deze tentoonstelling is een absolute aanrader voor iedereen die van maatschappelijke kritiek houdt.

Boeken / Non-fictie

Het menselijk tekort

recensie: Brenda van Osch - Het onvoltooide kind. Op zoek naar de grenzen van pril leven

Brenda van Osch geeft in Het onvoltooide kind. Op zoek naar de grenzen van pril leven niet alleen een kijkje in haar privéleven, maar probeert de lezer ook te confronteren met morele vraagstukken. Hoe ver moeten we gaan om een kind in leven te houden?

Docenten ethiek hebben een geliefd, ongepolijst gedachte-experiment om eerstejaars studenten te prikkelen na te denken over hoe hun keuzes tot stand komen. Het is oorlog. Er worden vier patiënten naar de spoedoperatiekamer gebracht. Het zijn een generaal van het geallieerde leger, een zwaar gehandicapt meisje, een zwangere vrouw en een journalist. De chirurg van dienst roept verschrikt dat hij met het materiaal voorhanden maar één persoon kan redden. Wie moet hij kiezen?

Details kunnen naar hartenlust worden aangereikt, maar hoe er ook gepuzzeld wordt, tot hun eigen schaamte zullen vrijwel alle studenten geen motief vinden om het gehandicapt meisje te verkiezen boven de andere drie. Zelfs als er drie mensen gered kunnen worden, dat nog is het haast ondoenlijk kiezen voor het meisje. Hoe komt dat? Is dat omdat wij gewend zijn teleologisch te denken in termen van nut, waarde en betekenis? Hoe dat ook zij, het legt iets bloot. Iets dat op dit moment bedekt wordt door een dun laagje beschavingsvernis en de onstuitbare wetenschap die met alle middelen het leven in leven lijkt te willen houden. De centrale vraag nu die Het onvoltooide kind ons stelt is: moeten we dat eigenlijk wel willen?

Kiezen
Van Osch heeft haar boek gebaseerd op dagboekaantekeningen, herinneringen, mails en dossiers. Het boek beslaat drie delen die allemaal bestaan uit puntige, leesbare hoofdstukken. Het eerste deel verhaalt over de geboorte van haar Eva, met 680 gram veel te licht en nauwelijks tot leven in staat. Het tweede deel werpt een blik op de moeizame ontwikkeling van Eva van baby tot negenjarige die gekenmerkt wordt door de ene na de andere tegenvaller en medische schimmigheid. Het laatste deel handelt concreter over de ethische en geneeskundige vraagstukken die samenhangen met vroeggeboorten. Van Osch is daarin niet meer lijdend voorwerp, maar kritisch journalist. Het maakt dat dit derde deel op zichzelf leesbaar is en als uitgangspunt van gefundeerde discussie kan dienen.

Want wat zijn de feiten? Allereerst dat de medische wetenschap geen exacte wetenschap is: grenzen die worden getrokken zijn akelig arbitrair en uiterst rekbaar. Het pleidooi om kinderen van 24-weken te behandelen is feitelijk gebaseerd op zo’n arbitraire grens. Immers, wat als 62% van de kinderen die dan ter wereld komt sterft en van de 38% die het wel redt een op de drie te kampen krijgt met zware handicaps en een derde met minder zware handicaps (p. 159)? Wie zou op basis van deze cijfers beslissen zijn kind te behandelen? Dat is een ongemakkelijk idee. De voorstelling dat je kindje, als het al overleeft, een grote kans heeft (zwaar) gehandicapt door het leven te gaan, is iets wat weinigen goed kunnen verdragen. ‘Je wilde een mens op de wereld zetten, maar je hebt een diertje gebaard’, zei een psychiater tegen haar.

Wat als
Wie de aangrijpend beschreven worstelingen van Van Osch de eerste twee delen heeft meegevoeld, zal in zijn diepste zelf moeten luisteren naar het stemmetje dat hij daar waarneemt. Wil ik de kans lopen op een leven lang zorgen? De kans dat mijn kind nooit van me zal houden? Dat ik niets terugkrijg voor al mijn inspanningen omdat het me niets terug kan geven? Want het is een taboe: niemand wil een ouder zijn die geen gehandicapt kind wil. En tegelijkertijd is er ook niemand die vooraf werkelijk rekening houdt met een zwaar gehandicapt kind. Een kind dat niet wil eten, doof is, de ontwikkeling van een tweejarige nooit zal ontstijgen, autisme heeft en spastisch is. Is dat kind eigenlijk wel gelukkig?

Leven en lijden zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, maar wat nu als dit lijden vroeg in de kiem gesmoord kan worden? Wanneer stop je een behandeling? Wanneer is het nog verantwoord om een kind agressief te behandelen? Ja, het blijft leven, maar tegen welke prijs? Ook dan stuiten we weer op een ongemakkelijke vraag: dit kost handenvol geld. Miljoenen per kind. Hoezeer Van Osch alles ook aansnijdt, dit laat ze toch wijselijk rusten. Want als we dan toch iets moeten koesteren dan is dat juist onze beschaving, die zich over vele vragen mag buigen, maar deze gelukkig nooit hoeft te stellen.

Wie het weet
Van Osch heeft een bijzonder boek geschreven, waarin ze recht uit het hart en zonder filosofische omhaal een eerlijk en toegankelijk verhaal vertelt voor een groot publiek. Toegegeven, de eerste twee gedeelten zijn vaak topzwaar om te lezen. De lezer wordt soms zelfs murw geslagen door de ontberingen die Van Osch en haar man ondergaan in hun relatie tot Eva. Maar dat is niet erg: dit is zoals het is. De vragen die ze opwerpt zijn niet eenvoudig te beantwoorden, en sommige zijn misschien wel alleen te beantwoorden als men zelf werkelijk keuzen moet maken.

Een boek als dit kan geen lijvig handboek ethiek vervangen, maar tegelijkertijd tref je in geen enkel ethisch werk een zo’n levendige beschrijving aan van hoe dilemma’s wekelijkheid worden. Daar moeten medici, medici in spé en iedereen die zich bekommerd om pril leven hun voordeel mee doen.

Kunst / Expo binnenland

Master Po en de grasshopper

recensie: Woody van Amen & Hidde van Schie - New Romantic Spirit

Als er in TENT al sprake is van een romantische geest dan is het vooral de geest van de tijd: popart-Rotterdammer Woody van Amen (1936) toont zijn werk samen met schilder/singer-songwriter Hidde van Schie (1978). Op een persoonlijke manier verzorgen de meester en de leerling een dynamische tijdreis door een smeltkroes van beelden.

Een feest van vorm en kleur straalt de bezoeker bij binnenkomst tegemoet. Er is neonlicht tussen vreemde gitaren, obscure objecten, oosterse tekens en huilende vogels. In de ruimtelijk gecomponeerde expositie lijkt de verbinding tussen de kunstwerken ver te zoeken, maar het is juist de oude en nieuwe romantiek die hier zorgt voor een intrigerend samenvallen van twee werelden.

Constellation with Southern Cross (1999) Woody van Amen

Constellation with Southern Cross (1999) Woody van Amen

Taxat

Ze kennen elkaar natuurlijk, Van Amen en Van Schie: als docent en student aan de Rotterdamse kunstacademie en als bevriende kunstenaars die elkaars werk zien en volgen. Woody van Amen heeft een indrukwekkende loopbaan, die teruggaat tot de jaren zestig van de vorige eeuw. Na een bezoek aan New York is hij de man die popart introduceert in Nederland. Zijn veelzijdige werk komt altijd neer op het herdefiniëren van de bestaande wereld door het gebruik van bekende logo’s en symbolen en alledaagse objecten. Het opnieuw ‘laden’ van deze beelden maakt zijn werk tot een doorlopende en persoonlijke ontdekkingsreis.

De schilderijen van Van Amen zijn meestal samengestelde beelden in een gemengde techniek. In het zinderende Cross Fire (2003) verwerkt hij een neonbuis die refereert aan zijn ook in driedimensionale vorm uitgevoerde symbool ’taxat’. Dit dubbele Zwitserse kruis, dat in een ruimtelijke constructie tevens verwijst naar het swastika-logo, legt een krachtige verbinding tussen veel van zijn werken en beheerst ook het sprookjesachtige Constellation with Southern Cross (1999). Het triviale wordt verheven tot symboliek en verleent een haast magische atmosfeer aan alle uitingen die door Van Amens handen zijn gegaan.

De Onbegrepen Regenboogvogel (2009) Hidde van Schie

De Onbegrepen Regenboogvogel (2009) Hidde van Schie

Huilende vogels

Groot en indringend staren de vogels van Hidde van Schie vanaf de witte wanden naar beneden. In de heftige schildertrant komen hun tranen nog dramatischer over en zorgen voor verwarring: een gevoel van monsterlijke intimiteit, logge maar gevaarlijke beesten met een jeugdtrauma. Van Schie is virtuoos met zijn kwast en zijn kleurenpalet. Dat weet hij zelf ook en je kunt nu eenmaal niet eeuwig met vogels op de proppen komen, dus verlegt hij zijn aandacht – nog wat zoekende – naar andere onderwerpen en technieken.

Het is de sprankelende dynamiek die het werk van Van Schie tekent; hij is volop bezig aan een zoektocht naar beelden die zijn honger naar verbeelding weten te stillen. Dat is goed te zien in zijn collages en tekeningen waar de inventieve en haarscherpe composities elkaar opvolgen. Dit werk hangt in een prachtige duopresentatie met de collages en tekeningen van Van Amen aan een grote langgerekte wand in de tentoonstelling.

We Are One But We Are Not The Same (2010) Hidde van Schie

We Are One But We Are Not The Same (2010) Hidde van Schie

Stratocaster

Hidde van Schie staat met een been in de beeldende kunst en met het andere in de muziek. In zijn uitingen probeert hij beide werelden naast elkaar te bespelen, of zelfs met elkaar te laten versmelten. Zijn installatie We Are One But We Are Not The Same (2010) is daar het meest aansprekende voorbeeld van: een groep gitaren met het kenmerkende Stratocaster-silhouet die als Siamese tweelingen zijn gemodelleerd. De ‘lichamen’ zijn versmolten tot een nieuwe vorm en de halzen zwaaien meerdere kanten uit. Tijdens de opening van de tentoonstelling bespeelt Van Schie met een aantal medegitaristen in een ‘wall of sound’ deze nieuwgevormde mutilaties.

De beeldende kracht van New Romantic Spirit voelt als het maken van een reis aan de hand van twee poëtische kunstenaars. Voor de beschouwer is dat de romantische insteek: een tocht die langs een groot aantal zeer eigen en indringende kunstwerken voert. Ook de beide kunstenaars zijn onderweg, waarbij Woody van Amen inmiddels terug kan kijken op een roemrijk traject en Hidde van Schie buitengewoon goed op koers ligt.

New Romantic Spirit gaat gepaard met een bijzondere catalogus waarin beide kunstenaars het tentoongestelde werk op een intuïtieve wijze hebben samengebracht en afgewisseld met beeldmateriaal, ter inspiratie en registratie van hun kunst.

Muziek / Concert

Met en zonder melodie grappig

recensie:

Dromerige melodieën, Rebergens kenmerkende meisjesstem en poëtische teksten vullen de kleine zaal van Doornroosje. Roosbeef is terug en de geboorte van de nieuwe plaat Kalf is reden voor een nieuwe toer.

G de singer songwriter opent de avond. G haalt een kartonnen gitaardoos van een gitaar van maximaal 75 euro uit zijn gitaartas en plugt de doos in. Een beat wordt opgezet, G krast wat over de gitaardoos en zingt. Nou ja, zingt: Muzikaal is het weinig indrukwekkend, maar deze kale Rotterdammer (‘ik ga zo Feyenoord kijken’) creëert een dusdanige absurde situatie die gek genoeg intrigeert. Nog een voordeel: Roosbeef hoeft niet bang te zijn dat het voorprogramma de hoofdact overtreft.

Koeien
Dan is het tijd voor Roosbeef. Frontvrouw Roos Rebergen is volledig in het zwart, bekijkt wat ongemakkelijk het publiek en zet ‘Amerika’ in, tevens de eerste track van het album. ‘Controleer Mij’ volgt en tijdens ‘Ik Wil Je Dragen’ verschijnt de eerste lach op haar gezicht. Het publiek komt los, de band ook. Tom Pintens die de eerste vier nummers op gitaar speelt, lijkt minder op zijn gemak en maakt een aantal hoorbare foutjes.

Vervolgens worden de rollen omgedraaid. Pintens gaat bassen, Tijs Delbeke neemt de gitaar over en Roosbeef maakt het eerste uitstapje naar het oude werk: ‘Pulpo’. Toepasselijk: dat lied gaat ook over koeien. Oude platen als ‘Twijfelaar’, ‘Nachtauto’ en het briljante ‘Iets Te Veel Wij(n)’ komen voorbij en worden zichtbaar door het publiek gewaardeerd. Met volle aandacht wordt er geluisterd naar de prachtige, komische teksten en dromerige, catchy melodieën.

Vreemde eend in de bijt
Tussen de liedjes door vermaakt Rebergen het publiek met wat anekdotes. Over haar oma bijvoorbeeld, die niet thuis was na een optreden in Groningen (‘Kutwijf’) of over G de singer songwriter. De vreemde gedachtekronkels van de frontvrouw blijken ook zonder melodie erg grappig. De Duitstalige vreemde eend in de bijt op Kalf blijkt het live verrassend goed te doen. ‘Und Man Liebt So Viel’ wordt met volle overtuiging gebracht en zou niet misstaan op een festivalset. Een speciale vermelding verdient de uitvoering van ‘Raak Mij Aan’, speciaal geschreven voor 5 mei. Op de cd bombastisch vormgegeven, met koor en orkest, maar hier klein en met minimale begeleiding gespeeld. Een van de vele hoogtepunten.

Tijdens de toegift vindt er een reünie plaats tussen Roos Rebergen en Reinier van de Haak, zanger van Krach en voormalig gitarist van Roosbeef. Roos haalt Reinier uit de zaal. Echt gepland lijkt het allemaal niet te zijn. Met het nummer ‘Sirene’ (‘we wilden eerst ‘Nachtauto’ doen, maar die kon hij nooit goed spelen’) gaan voor de laatste maal alle registers open. Roosbeef kan terugkijken op een geslaagde avond. En G.? ‘Zijn’ cluppie werd helaas uitgeschakeld in de Europa League.

Muziek

De moeilijke vierde

recensie: Vierde Symfonie, opus 85 (Tanzman Episodes)

De Poolse componist Henryk Górecki (1933-2010) is in Nederland vooral bekend door zijn derde’Symfonie der Klaagliederen’ die hij in 1977 schreef. Dertien jaar na de Poolse première werd hetzelfde stuk door London Sinfonietta in de Britse hoofdstad uitgevoerd. In een klap was Górecki razend populair en zijn cd ging al snel meer dan een miljoen keer over de toonbank.

De meningen onder componisten en musicologen blijven verdeeld. Hoe droevig en aangrijpend de muziektaal van Górecki in dit werk ook was, hij werd al gauw door de modernisten – met name door muziekpaus Pierre Boulez – als eindeloos, goedkoop en sentimenteel bestempeld. ‘Misschien vinden mensen iets in dit stuk wat ze nodig hebben,’ zegt Górecki zelf.

Impact
Zijn wonderbaarlijke muziekinstinct vertaalde hij in een pastorale eenvoud van herhalende motieven, wat het publiek in een diepzinnige extase bracht. En hoewel hij beweerde uit innerlijke behoefte, en nooit ‘voor het publiek’, geschreven te hebben, heeft zijn derde symfonie zo’n impact op de luisteraars gehad, dat platenmaatschappij Nonesuch in 1992 de symfonie als een van haar vier kerstcadeautjes heeft uitgegeven. De andere drie waren Erotica van Madonna, Automatic for People van R.E.M. en heruitgave van Tubular Bells van Mike Oldfield.

De onvoltooide
Górecki vond zijn plotselinge succes vooral lastig. Hij kreeg zelfs het gevoel dat hij’op het verkeerde pad’ was geraakt. De enorme belangstelling kostte hem te veel tijd. Hij zou liever componeren dan erover te spreken. Hij bewees dat hij geen spijtoptant was alleen om media-aandacht te trekken toen hij zich daadwerkelijk terugtrok in een klein huisje te Beskidy in de Poolse bergen. Helaas werd hij ziek. Hij stopte ook met zijn experimentele kamermuziek om in zijn verinnerlijkte smart naar nieuwe klankideeën te zoeken.

De vierde symfonie werd soms reflectie en soms natuurgeweld. De duidelijk intieme fragmenten, door een kamermuziekachtige piano en fluit gespeeld, staan tegenover extraverte, dansante orkestuitbarstingen. Het werk verwijst naar de Poolse componist Alexander Tansman (Tansman Episodes), maar Górecki citeert zijn collega alleen in de eerste vijf noten die in fortissimo herhalingen in verschillende dissonantcombinaties te horen zijn. Hij liet de symfonie bij zijn dood in 2010 na. Zijn zoon Mikolaj, eveneens componist, werkte de partituurfragmenten van zijn vader uit.

Nederlandse Première
Górecki schreef zijn laatste werk in opdracht van NTR ZaterdagMatinee, London Philharmonic Orchestra, Southbank Centre en Los Nageles Philharmonic geschreven. De Nederlandse première die vandaag door het Radio Filharmonisch Orkest (RFO) onder leiding van Reinbert de Leeuw gespeeld werd, was de tweede – dit keer gelukte – poging om het stuk in het Amsterdamse Concertgebouw uit te voeren. De première zou op vijf juni 2010 plaatsvinden, maar ziekte van de componist en het afzeggen van Jaap van Zweden hebben die verhinderd. Misschien is daarom de belangstelling voor het stuk heden bijzonder groot.

De veertig minuten durende symfonie houdt het publiek in de zaal ademloos vast. De agressieve, niet altijd gelijkgespeelde klappen op drie grote trommen tegen een herhaald dissonantenmotief op het orgel zijn een perfecte tegenstelling tot het tweede deel, waar de lagere strijkers en de klarinetten lang en zacht Szymanowski’s Stabat Mater citeren. Helaas laten de fantasieloze koperfanfares de opgeroepen sfeer snel verdwijnen. Toch weet het RFO samen met Reinbert de Leeuw als dirigent tijdens de zeer tedere kloppende-hart-piano-solo de aandacht bij het publiek terug te winnen. Ook wanneer de brute en harde muziek in het laatste deel terugkeert, lijkt iedereen in de ban op het randje van zijn stoel te zitten luisteren.

Boeken / Fictie

Een onvervalste tragedie

recensie: Yves Petry - Liefde bij wijze van spreken

Yves Petry geldt al jaren als een van de boeiendste auteurs uit het Nederlandse taalgebied. Zijn nieuwe roman Liefde bij wijze van spreken bevestigt en versterkt nogmaals zijn toenemende importantie.

Een schrijver van een zoetsappige roman, een na het verlies van hun ouders zwaar getraumatiseerde broer en zus, een noodlottige driehoeksverhouding; bij het lezen van de achterflap kruipt een onbedwingbare drang tot lezen niet acuut door de aderen. Het verhaal is, zoals Flaubert zou zeggen, nogal smal. Maar de schrijver heet Yves Petry (1967) en heeft al een aantal uitstekende romans afgeleverd, zoals De achterblijver en het met de Libris Literatuurprijs bekroonde werk De maagd Marino. En ja, na twintig pagina’s is duidelijk dat ook diens jongste schepping moeiteloos aanhaakt bij zijn constante niveau van de afgelopen jaren.

Een levenslange strijd
Over deze driehoeksverhouding verhaalt Alex Jaspers, een schrijver die na een succesroman hevig twijfelt aan zijn geloofwaardigheid. Op zoek naar zijn eigen stem laveert hij tussen het schrijven van onverkoopbare, maar oprechte boekjes (verhalend over zijn leven als homoseksueel) of bleke, halfzachte  romans die gretig aftrek vinden bij vrouwen van middelbare leeftijd. Uiteindelijk begint hij aan het manuscript waar geen ontkomen aan is. De geschiedenis die zijn leven beheerst moet worden verteld. Schrijven zonder concessies. Of zijn partner én uitgever Henk het nu wil publiceren of niet. Zoals Alex Henk uitlegt: ‘Ik wil mijn boodschap niet afstemmen op de ontvangstfrequentie van jouw dames. Sterker, ik heb geen boodschap.’

Deze geschiedenis begint op de laatste zaterdag van juni 1986. Jasper en Kristien Fielinckx maken zich op voor de jaarlijks terugkerende vakantie met hun ouders. Om de verveling de baas te blijven neemt de zeventienjarige en hevig verliefde Jasper een tas vol boeken mee. Bij vertrek leest hij Kafka’s Liefdesbrieven. Een half uur later zijn zijn ouders dood en begint voor broer en zus een levenslange strijd. Een strijd die beiden op hun eigen wijze voeren. Na het auto-ongeluk is Jasper als een lege huls, literatuur interesseert hem niet meer; eigenlijk interesseert niets hem meer. Zus Kristien komt er wonderbaarlijk goed vanaf en lijkt enkel last te hebben van de gebruikelijke symptomen na zo’n traumatische ervaring. Is het vreemd dat ze een kind wil? Is het vreemd dat ze de homoseksuele Alex vraagt of hij de vader wilt zijn? Kristien weet Jasper te overtuigen: ‘De band van vlees en bloed met het verleden is gebroken. Er blijven alleen herinneringen over. (…) Ik heb een band van vlees en bloed met de toekomst nodig.’

Uitbarsting
Petry weet de individuele worsteling van al zijn personages invoelbaar te maken door het beschrijven van hun daden, gesprekken, gedachten. Het verhaal speelt zich tussen de regels af. Grote emoties ontbreken, een traan valt als manipulatiemiddel, achter een vriendelijk woord schuilt een donker plan. En onder deze geharde laag cement borrelt het, is het wachten op een uitbarsting. Niet of, maar wanneer deze plaatsvindt is de vraag. Dat we hier met een onvervalste tragedie te maken hebben en dat er in een tragedie tenminste een dode moet vallen, doet niets af aan de spanning van het verhaal. Petry weet deze tot het einde toe vast te houden. Liefde bij wijze van spreken is te lezen op meerdere niveaus. Lees het als een tragische, jammerlijke geschiedenis. Probeer het point of no return te vinden; is dat het ongeluk of was er nadien wellicht nog een moment om aan de noodrem te trekken? Lees het ook als een commentaar op de hedendaagse literatuur. Een wereld waarin succes en verkoopcijfers een carrière maken of breken. Maar bovenal: lees het.

Boeken / Non-fictie

De muzikale verzetsvrouw

recensie: Toni Boumans - Een schitterend vergeten leven

‘Vraag me maar niks, want ik vertel je toch niks,’ vertelde Frieda Belinfante haar moeder. Gelukkig sprak ze wel met anderen, anders had Toni Boumans nooit Een schitterend vergeten leven kunnen schrijven en hadden wij niks over deze ten onrechte vergeten verzetsvrouw geweten.

Op 10 mei 1904 kwam het derde kind van Ary Belinfante en Georgine Hesse in Amsterdam ter wereld. Ze noemen het dochtertje Frieda. Ruim negentig jaar later, in maart 1995, sterft zij aan de Amerikaanse westkust. In de jaren daartussen speelt zich een leven af, vol met muziek en liefde, maar overschaduwd door tegenwerking en de Tweede Wereldoorlog.

Frieda Belinfante zou zelf zeggen dat ze vijftig jaar te vroeg geboren was: niet in het midden van de eeuw, maar aan het begin. Daardoor kon ze naar buiten niet zijn wie ze van binnen was. Ze wist al vroeg dat ze op vrouwen viel, maar voor de buitenwacht zijn zij en haar partner vriendinnen. Dit gegeven komt vaak terug in Boumans wat brave biografie. Vooral in Californië, waar Belinfante vanaf eind jaren veertig vooral in het conservatieve Orange County woonde, leidde dit tot geroddel, speculaties en problemen. De brave, behoudende moraal stond in schel contrast met het vooroorlogse Amsterdam, en al helemaal met Frieda’s jeugd- en adolescentenjaren:

Frieda leefde in een wereld die op buitenstaanders vreemd moet zijn overgekomen. Een toegewijde relatie met iemand die er ook andere relaties op na hield, een moeder en een halfbroer die elkaars geliefden waren, het gesteggel met de moeder van Jettie [Bosmans, één van Frieda’s geliefden], het zwalken tussen ambulante muziekklussen om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen – zelf beschouwde ze het allemaal als vanzelfsprekend.

Leven voor de muziek

Toni Boumans maakte eerder voor de NPS een documentaire (uitgezonden in 1998) over Frieda Belinfante. Zij was haar op het spoor gekomen tijdens haar onderzoek naar Willem Arondéus, een van de verzetsmensen die in 1943 een aanslag pleegden op het Bevolkingsregister in Amsterdam. Boumans ontdekte dat Belinfante hier ook bij betrokken was, én dat bijna niemand in Nederland meer wist wie zij was. Ze sprak Belinfante twee maal, in 1989 en 1994. Die gesprekken vormen ook de basis voor de nu verschenen biografie.

In Een schitterend vergeten leven. De eeuw van Frieda Belinfante reconstrueert Boumans het leven van deze vrouw die voor de muziek leefde, maar daarin continu gehinderd werd. Het begint al vroeg: Belinfante krijgt op naar negende een cello, maar het duurt jaren voordat een leraar de houding van haar vingers corrigeert. Al die jaren had zij, zonder het te weten, verkeerd gespeeld.

Later ontdekt Belinfante dat ze liever een orkest dirigeert dan er in speelt. Maar als het al lastig is voor vrouwelijke musici om een plaats in een symfonieorkest te verwerven, zijn vrouwen die dirigeren al helemaal uit den boze. Het duurt tot de jaren vijftig voor Belinfante, in de VS, een eigen orkest leidt. Van iedereen krijgt ze lof toegezwaaid, tot en met Eugene Ormandy aan toe, maar van een leien dakje gaat het toch niet: zo duurt het niet lang of ze botst met het bestuur, dat met het orkest een andere richting inslaat dan Belinfante prettig vindt.

Verzetsvrouw

De Tweede Wereldoorlog heeft Frieda Belinfantes leven overhoop gegooid, stelt Boumans en dat toont ze overtuigend aan. Daags na de Duitse inval pleegt Frieda’s broer zelfmoord. Bijna de gehele familie van haar vaders kant, Amsterdamse joden, is in de concentratiekampen vergast. Zijzelf, half joods, probeert zo actief mogelijk te zijn in het verzet. Ze vervalst persoonsbewijzen, waar ze goed in is, en helpt mensen onder te duiken.

Maar, weten zij en haar verzetsvrienden, dat is niet genoeg: het bevolkingsregister, waar kopieën van alle persoonsbewijzen bewaard liggen, moet in vlammen opgaan. Boumans vertelt dit redelijk rechttoe rechtaan, een toon die zij in Een schitterend vergeten leven consequent hanteert, waardoor de betekenis van deze actie niet helemaal overkomt. Na een aantal mislukte pogingen, lukt het de groep uiteindelijk op 27 maart 1943. De aanslagplegers worden al snel opgepakt. Belinfante, die niet mee op pad was gegaan, verliest veel van haar vrienden. Wanneer ze – terecht – het gevoel krijgt dat de Duitsers van haar medewerking op de hoogte zijn, breekt een periode van onderduiken en onzekerheid aan. Toch laat zij zich niet geheel uit het veld slaan: zo slaapt ze onder meer in het huis van Arondéus – wat wel de laatste plaats moet zijn waar de Duitsers haar verwachten, redeneert ze. Uiteindelijk vlucht ze naar Zwitserland.

Wanneer ze terugkeert naar Nederland, probeert Frieda de draad weer op te pakken. Maar dat Nederland na de oorlog verder gaat alsof er niks is gebeurd, kan ze niet begrijpen. Zij ziet ‘een verontrustende leegheid’: overal zijn sporen van wat er was en wat verdwenen is – van wie er verdwenen is. Ze kan niet wennen en besluit te emigreren. Ze gaat naar Amerika, en laat haar benauwde Hollandse leven achter zich.

De biograaf op de achtergrond

Het grote geluk van Toni Boumans is geweest dat zij tweemaal met Frieda Belinfante heeft kunnen spreken, zelfs toen zij het jaar voor haar dood hevig ziek was. Een aantal van haar uitspraken staat, samen met die van haar vrienden en kennissen, in de tekst. Meestal wordt dit aangegeven door een kort zinnetje als ‘zegt zij hierover’ – vreemde, a-temporale zinnen die nooit helemaal in de in de verleden tijd geschreven tekst passen.

Dit zouden we een mislukt experiment kunnen noemen. Schadelijker voor Een schitterend verdwenen leven is de positie die Boumans zelf inneemt: zij blijft op de achtergrond. Ze beschrijft het leven van Frieda Belinfante zonder haar acties te duiden, haar te verklaren, betekenis te zoeken. De biografe zou best meer duidend op de voorgrond mogen treden en verbanden mogen trekken tussen de verschillende facetten van Frieda’s leven. Zodoende kleurt Toni Boumans netjes binnen de lijntjes, maar het maakt Een schitterend verdwenen leven net iets te schools.