Muziek / Achtergrond
special: Interview met Ralph de Jongh

Hernieuwde energie

In de aanloop naar de release van het nieuwe album Sun Coming Up van Ralph de Jongh, zocht 8WEEKLY hem op in zijn woonplaats Austerlitz, midden in de bossen in het hartje van Nederland.

Na het hartelijke welkom met een zelfgemaakte lunch op de bank, duiken we al snel in de details van het album dat de redactie van 8WEEKLY vooraf al mocht beluisteren. Een van de nummers die toevallig bij de kop wordt gepakt, loopt al bijna de hele carrière van De Jongh met hem mee; ‘Harry’ staat op veel werken van De Jongh in verschillende gedaantes.

Het nummer heette eerst ‘My Friend’, maar werd na het contact met Harry Muskee – zijn leermeester – omgedoopt tot ‘Harry’. Het werd als eerste opgenomen in 2005, maar toen niet uitgebracht. In 2006 kwam het voor het eerst op Just Ralph terecht, in 2007 op Emotion en Live At The Saint Izaire Blues Festival. Nu staat het dus in een andere bewerking op zijn nieuwe album. Bovendien is Ralph de Jongh samen met Richard de Ruiter een album aan het samenstellen met achttien opnames van de Free Music-sessies waar de originele versie van ‘My Friend’ op staat, die Harry Muskee nog in zijn programma Harry’s Blues heeft gedraaid.

Na de eerste ontmoeting


De eerste ontmoeting met Ralph de Jongh op Noorderslag in 2012 was een totale verrassing. De Jongh speelde daar met zijn band Crazy Hearts met veel energie. Het album More Than Words was net uit. De verwachting was dat de doorbraak kort daarna zou volgen. “Het was een topoptreden! We zouden eigenlijk een negen krijgen voor het optreden. We waren zelfs op TV met ‘Worrywise’. We hadden uitnodigingen verwacht voor festivals, maar we werden niet op de radio gedraaid. Het werd niet opgepakt door de samenstellers van de playlisten. Er kwam gewoon geen vervolg op. We hadden er veel in geïnvesteerd en veel opgetreden, maar we verdienden er helemaal niets mee.”

“Na een jaar er tussenuit geweest te zijn door een burn-out, die eind 2012 toesloeg, lukte het in 2014 om voor het eerst helemaal van de muziek te leven. Nu doe ik alles zelf!”

“Ik schoor er al mijn haar af en dacht: ‘als het er weer op staat dan kan ik weer optreden’; ik heb een week in een klooster gezeten. Op 15 maart 2014 was weer mijn eerste optreden in De Amer.”

“Het album wordt op 19 maart gepresenteerd in The North Sea Jazz Club in Amsterdam met een band van zeven man en zal vanaf dat moment ook te koop zijn op mijn eigen website. Het is toch het digitale tijdperk.”

Staan er ook hits op in jouw belevenis?
“Het hele album.” 

Waarom heb je de maand maart gekozen om je plaat uit te laten komen? Het album is nu – in januari – klaar en jij bent er ook klaar voor, zo te horen.
“De voorbereidingen kosten veel tijd. Ik wilde de pers uitnodigen en diverse interviews doen, om zo alles voor die tijd gepubliceerd te krijgen. In maart verwacht ik dat de tijd rijp is en er aandacht komt voor het album.”

Hoe het allemaal begon


Toen De Jongh vijftien was kocht hij zijn eerste gitaar. Sinds 1992 speelt hij in een bluesbandje in Roosendaal. Vanaf dat moment is hij actief in de muziek. Zijn inspiratiebronnen is hij altijd trouw gebleven, zoals de oude blues-mannen, maar natuurlijk ook The Rolling Stones. Harry Muskee en zijn band Cuby + The Blizzards zijn de grote voorbeelden sinds 2008/2009 toen hij twee jaar met ze toerde. “De invloeden van de teksten van Muskee zijn voelbaar doordat hij heel dicht bij zichzelf blijft. Die teksten kan je vervolgens ook nog zingen als je zeventig bent. Daar heb ik veel van geleerd!”

Dus ‘Worried Man Blues’ gaat over jezelf?
“‘Worried Man Blues’ is dan ook zeker geïnspireerd op de stam waar de liedjes van Muskee aan groeiden. Dat nummer speelde ik in de kerk voor Muskee toen hij zeventig werd. Ik nam het de dag ervoor op en gaf het aan Harry. Het is een bijzondere opname, die nu is terechtgekomen op dit nieuwe album.”

Staan er meer nummers op met een oudere oorsprong?
“Het nummer ‘Back Down’ van mijn vorige album Free Music staat in een totaal andere uitvoering op Sun Coming Up. Het is onherkenbaar geworden en draagt nu de titel ‘Easy Day’.”

Je vertelde me ooit dat er na Free Music nog zo’n zeventig nummers overbleven. Wat doe je daarmee?
“Op Ben’s Choice staan zestien niet eerder uitgebrachte liedjes op van sessies tussen 2004 en 2006, samengesteld door Ben Buijs.” 

~

Radio en optredens
Stel dat je bij Giel wat zou mogen spelen in de ochtend. Wat zou je dan doen?
“‘On Your Own’ is een donker nummer dat ik heel mooi akoestisch zou kunnen doen als ik voor de radio wat zou mogen spelen. Maar ook het niemendalletje ‘My Yell Bam Bam’ zou wel eens heel leuk kunnen zijn om te doen. ‘Turn Me On’ swingt de pan uit… Ik zou het hele album wel willen doen!

Wat vind je zelf het leukste om te doen, met band of solo optreden?
“Solo-optredens zijn de basis waar ik voorlopig mee rondtrek. Maar ik heb ook een Ralph de Jongh Trio, waar ik optredens mee doe. Dat is ook heel erg leuk om te doen. Ik doe ook luisterconcerten in een kerk en dat is bijzonder. Het geeft me allemaal energie en dat breng ik op het publiek over, hoe ik het ook doe.”

“Ik vind het lekker om rustig te beginnen en het dan op te bouwen. Een setlist maak ik niet al kan ik er wel een dag over praten. Maar uiteindelijk maak ik hem niet. Ik moet de sfeer een beetje proeven en dan zie ik wel wat er gaat gebeuren. Soms begin ik een maand lang met hetzelfde nummer, zoals ‘So’, dat ik als eerste weer speelde toen ik uit de burn-out kwam. Maar bij een festival moet het er meteen uitknallen alsof het al de derde set is. Dus het kan steeds anders zijn.”

Kun je er tegen als er tijdens een optreden gepraat wordt?
“Ik kan er wel tegen, maar als ik in een café speel, dan hef ik entree en dan komen de mensen voor de muziek en zijn ze stil. Uitzonderingen zijn er natuurlijk ook, naar de aard van het café. De uitbater heeft hier ook een verantwoordelijkheid in.”

Op reis en dan?
Terwijl we het interview doen wordt een koffer geleverd om zijn gitaren mee op reis te nemen. Alles staat klaar om binnen een paar dagen af te reizen naar het land waar de blues is ontstaan. Met de Nederlandse Blues Challenge, die hij in november 2014 gewonnen heeft, op zak mag hij nu naar de International Blues Challenge in Memphis. Intussen is gebleken dat hij daar tot in de halve finale is gekomen. Op zijn website is een verslag te lezen van deze reis.

Voor de komende maanden gaat in Nederland op vele podia het dak eraf, om zijn nieuwe album Sun Coming Up te promoten. Een album dat zeker gehoord mag worden. De hernieuwde energie van Ralph de Jongh spat er gewoonweg vanaf!

Live in Nederland:
19 maart Album releaseshow
21 maart Van Slag, Borgher

Boeken / Fictie

Overtuigend dichtbij

recensie: Anna Gavalda (vert. Floor Borsboom) - Het leven, maar dan beter

Het bewonderenswaardige aan de stijl van Anna Gavalda is dat ze schrijft zonder voorbehoud, dat ze zonder terughoudendheid de gedachtestroom van haar personages lijkt te volgen.

Nergens is een geforceerde poging mooi te schrijven te ontdekken, en dat maakt Het leven, maar dan beter nu juist zo verrassend mooi. Het is hardop denken en schrijven dwars door elkaar heen. Geestig ook, herkenbaar.

Hij heeft nooit teruggebeld. Niet die nacht, noch de nachten erop. Terwijl ik mezelf nog avond aan avond had vernederd door die klotemobiel expres niet uit te zetten, maar nee. Ik had me in hem vergist. […] Kortom, hij kwam me mijlenver de keel uit, die dikke speklap.

Mathilde
In het eerste verhaal gaat de 24-jarige Mathilde – om redenen die omwille van de plot niet onthuld kunnen worden – op zoek naar de ‘dikke badmeester met zijn ietwat dommige uitstraling en een toch wel behoorlijk beperkte woordenschat’ die ze door een samenloop van omstandigheden slechts één keer eerder heeft ontmoet.

Waarom de man Mathilde zodanig fascineert dat ze de wildste fantasieën op hem loslaat en nogal wat tijd voor hem opoffert, blijft in het midden. Zeker is dat ze zich verveelt, zich verloren voelt en alles wat haar fantasie prikkelt maar lijkt aan te grijpen. Dat maakt van Mathilde een ontroerend personage dat in al haar onmacht altijd zelfspot houdt. Ze is op zoek, waarnaar precies is niet de vraag, als lezer zoek je toch wel mee door de prettige, natuurlijke stijl van Gavalda.

Yann
Zoals altijd is het even schakelen als je middenin een boek opeens in een ander verhaal belandt. Het tweede verhaal in Het leven, maar dan beter gaat over de bijna 27-jarige Parijse Yann. Anders dan Mathilde in het eerste verhaal, die zich vooral bezighoudt met haar binnenwereld, houdt Yann er uitgesproken ideeën op na over opgroeien in het huidige Europa.

Zijn relaas is bijzonder herkenbaar voor deze 27-jarige Hollandse recensent. Het is een mooi kunstje van een roman: dichterbij dan dit heb ik me nog nooit bij een jonge Fransman gevoeld. En dat wil wat zeggen! De zinnen van Gavalda zijn in dit tweede verhaal net zo eigen, net zo losjes en schijnbaar moeiteloos. Het leven, maar dan beter is een heerlijk boek voor wie kan genieten van een taalkunstenaar als Gavalda, maar ook voor wie zich graag hecht aan een personage.

Kunst / Expo binnenland

Gewoon kunst

recensie: Karel Appel, Maurits Escher, Pyke Koch, Cees Bantzinger, Jan Sluiters en vele anderen - Geaarde Kunst - Door de staat gekocht '40-'45

Zeventig jaar na de bevrijding zijn zo’n vijfenzeventig kunstwerken ‘bevrijd’ uit depots. Museum Arnhem probeert ons met de vooruitstrevende en gevarieerde tentoonstelling Geaarde kunst – Door de staat gekocht ’40-’45 een genuanceerder beeld te geven over kunst uit de oorlogstijd.

Geaarde kunst – Door de staat gekocht ’40-’45 een genuanceerder beeld te geven over kunst uit de oorlogstijd.

De tentoongestelde werken vormen slechts een kleine selectie van de ruim 700 kunstaankopen die NSB’er Ed Gerdes (1887-1945) als Hoofd Afdeling Beeldende Kunsten van het Departement van Volksverlichting en Kunsten (DVK) tijdens de bezetting heeft gedaan. Een kunstenaar werd in de nationaalsocialistische ideologie gezien als degene die het volk moest bezielen en kunst werd ingezet als propaganda ter nazificering van de maatschappij. Nobel genoeg konden zo vele kunstenaars van een verbeterde financiële en sociale positie genieten, mits enigszins aan de artistieke schoonheidsidealen van het nationaalsocialisme werd voldaan en mits er geen sprake was van Joods bloed. De overheid bepaalde met harde hand wie recht had op beroepsuitoefening en bepaalde op die manier ook welke kunst kon floreren in Nederland. Dit had een beperking van vrije kunst tot gevolg omdat het de strop van zogenaamde ‘ontaarde’, moderne avant-gardistische kunstvormen betekende. Voor veel realistische kunstschilders was de oorlog slechts een gunstige voortzetting van hun werkzaamheden waarbij ook positie tegen de avant-garde kon worden ingenomen, een discussie die al langer speelde. Desalniettemin belandden hun zogenaamde ‘geaarde’ kunstwerken na de bevrijding uit rancune in depots.

E. N. van Zutphen, Landschap met sloot, 1942, Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

E. N. van Zutphen, Landschap met sloot, 1942, Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Vertrouwd en herkenbaar

Zo afwijkend en eenduidig lijkt de smaak van de nationaalsocialisten ook niet te zijn. De tentoonstelling leidt de bezoeker van stillevens, zelfportretten en figuurstukken naar landschaps- en dorpsgezichten. Propaganda spat niet van de kunstwerken af, maar toch zijn ze wel in een propagandistisch beeld te vatten. Het opvallendst is wel dat er, op een uitzondering na, geen spoor van oorlog te vinden is in de werken. In de rustige landschapszaal wordt dit gebrek het pijnlijkst. Elk halfuur, wanneer de bezoeker bijvoorbeeld de vakkundige detaillering in Landschap met sloot (1941) van E. van Zutphen bewondert, dimt het licht en wordt hier een grote filmprojectie met harde beelden uit het dagelijks leven van de oorlog getoond. Museum Arnhem vult zo op sterke en aangrijpende wijze de ontbrekende realiteit in. Enkele oorspronkelijke citaten uit het aan de NSB gelieerde culturele tijdschrift De Schouw zijn op de wanden aangebracht en bieden verklaringen voor het tentoongestelde. Ware kunst moest nationaal en vertrouwd zijn, van eigen bodem, om zo het volk te doen beseffen dat hier de eigen krachtbron ligt. Het volk moest in de opbouwfase van een nieuwe maatschappij niet afgeschrikt worden door afgebeelde militaire waanzin en ellende. 

E. (Eduard) Rijff, Rotskust in de branding, verworven in 1941.

E. (Eduard) Rijff, Rotskust in de branding, verworven in 1941.

Een beetje vrij spel


De voorkeur voor realistisch schilderen blijkt ook niet zo sterk te zijn. Gematigde expressionistische en impressionistische werken werden ook aangekocht. Curator Judith Bruijn schrijft in een artikel in de tentoonstellingscatalogus dat Gerdes het impressionisme verbond aan een trouwe weergave van de waarneembare werkelijkheid. Het ‘Noordras’, de superieure blonde bevolkingsgroep van overwegend Scandinavische, Duitse of Nederlandse bodem, was dankzij zijn sterke realiteitszin en ‘open blik’ zeer goed in staat tot zo’n weergave. Een impressionistische benadering kwam precies overeen met wat zijn oog waarnam en vormde zo een geschikte methode. Bovendien werd het neorealisme, dat na de oorlog sterk geassocieerd bleef worden met de bezetter, door nationaalsocialisten ook juist koud en kil gevonden. Dat was natuurlijk niet erg bevorderlijk voor het oproepen van een vertrouwd gevoel.

Pyke Koch, Het Wachten (Vijf wachtende vrouwen), 1941. Tempera, potlood, zwart en wit krijt op papier op mulitplex geplakt. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, langdurig bruikleen Centraal Museum Utrecht.

Pyke Koch, Het Wachten (Vijf wachtende vrouwen), 1941. Tempera, potlood, zwart en wit krijt op papier op mulitplex geplakt. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, langdurig bruikleen Centraal Museum Utrecht.

Vrij van interpretaties

Wanneer de bezoeker de blauwe en oranje doorlopende lijn op de wanden volgt, eindigt deze met een rode lijn in de laatste monumentale zaal. Hier hangen de ’topstukken’, waaronder Het Wachten (1942) van Pyke Koch. Vanwege vermeende fascistische symboliek in de vorm van een kleine afgebeelde Romeinse roedenbundel (een fasces, waar het fascisme zijn naam aan ontleent) bij het hekwerk, is het werk nogal eens geïnterpreteerd als het wachten op een nieuwe, fascistische orde. Maar het is bovenal een krachtige, onheilspellende tekening van uitzonderlijk formaat, vol spanning en ontoegankelijkheid. Het grote neorealistische paneel van Koch is wel het sterkste werk in een tentoonstelling van overwegend minder opvallende werken die overstemd worden door hun context en toegedichte interpretaties. Toch zou ook de meer omstreden kunst vrij tentoongesteld mogen worden door musea. Die kunst zal niet meer het oorspronkelijk beoogde doel dienen omdat de, in dit geval nationaalsocialistische, heerschappij al gevallen en publiekelijk verafschuwd is. Bovendien is het misschien lastig om toe te geven dat gezaghebbenden ondanks een onzuivere moraal wel degelijk oog hadden voor artistieke kwaliteiten, maar zou het nog lastiger moeten zijn om honderden kunstwerken te verdoemen tot een depot. Museum Arnhem doet een zeer bewonderenswaardige zet.

Kunst / Achtergrond
special: V&B – From Hermetic to Coherent (The Rotterdam Meta-Masterpiece)

De Rotterdamse scene

De tentoonstelling Shift & Drift in TENT toont werk van een selectie kunstenaars die in de afgelopen vijf jaar ondersteund is door de regeling Ontwikkeling & Onderzoek (O&O) in Rotterdam. Deze regeling kan voor een financiële bijdrage zorgen om uitzonderlijke projecten te stimuleren en kunstenaars in staat te stellen zich sterker te kunnen profileren. Centraal in de expositie hangt een enorm drieluik dat een intrigerend overzicht van de Rotterdamse kunstwereld biedt.

Zoals in de 17e eeuw, in opdracht van een rijke mecenas, een kunstkamer-schilderij werd gemaakt, zo hebben de kunstenaars Ellemieke Schoenmakers en Alex Jacobs (V&B) op een gigantische oppervlakte een groot aantal werken van hun collega’s uit de havenstad verzameld en afgebeeld. Op From Hermetic to Coherent zijn de schilderijen en objecten in de ruimte samengebracht met een groep personen die in het Rotterdamse circuit een belangrijke plek inneemt. Een aantal kunstenaars – zoals de makers zelf – worden vergezeld door onder anderen Sjarel Ex, directeur van Museum Boijmans van Beuningen, Ove Lucas, directeur van Centrum Beeldende Kunst, de galeriehouders Cokkie Snoei, Hans Sonnenberg, Frank Taal en een aantal belangrijke verzamelaars.

V&B – From Hermetic to Coherent (The Rotterdam Meta-Masterpiece) 2012-2014

V&B – From Hermetic to Coherent (The Rotterdam Meta-Masterpiece) 2012-2014

Zinderend en intiem

Maar het zijn vooral de kunstwerken die van deze voorstelling een fantastisch schouwspel maken. De zinderende Rotterdamse kunstwereld wordt in één grote zwaai, als in een megalomane overzichtscatalogus, de toeschouwer voor de voeten geworpen. Mooi is dat daarbij ook naar het verleden is gekeken: een schilderij van Dolf Henkes (1903-1989) staat naast een sprankelende compositie van Anuli Croon, Daan van Golden hangt broederlijk naast een graffitidoek van Jeroen Jongeleen en Co Westerik is vertegenwoordigd met zijn indringende Snijden aan gras. Dat het vooral een ’tableau de la troupe’ van de jonge en hedendaagse kunstgarde is, blijkt uit de afbeeldingen van Anne Wenzel, Serge Game, Bas Zoontjes, Hidde van Schie en nog veel anderen.

In de verstilde intimiteit van de overvolle kamer hebben Schoenmakers en Jacobs een fraaie betekenis gelegd: deze mensen – en deze kunstwerken – hebben allen actief met elkaar te maken. Ze vertegenwoordigen een levendig kunstklimaat in een stad die, ondanks vele bezuinigingen maar mede door een voorziening als O&O, een geweldige voedingsbodem voor ambitieuze kunstenaars is.

Boeken / Fictie

Schrijftalent zat

recensie: Ralf Mohren - Tonic

Het meest intrigerende zinnetje in Tonic staat wellicht op de eerste pagina: “Elke gelijkenis met bestaande personen en/of situaties berust op louter toeval”. Dit boek voelt in alle opzichten zo doorvoeld en hondsbrutaal autobiografisch aan, dat het wel een grapje moet zijn.

Tonic kan je misschien nog het best vergelijken met een boksmatch. In de ene hoek: alcohol, ongeslagen, slim en beresterk. Aan de andere kant de uitdager: Arthur Poolman, onderwijzer, levensgenieter, nachtridder. Als lezer beleven we hun gevecht van op de eerste rij, waarbij al héél snel duidelijk wordt wie de verliezer zal zijn. Iets wat Poolman – net niet te laat – ook beseft, waarop hij de handdoek gooit en de handschoenen definitief de vuilnisbak in kiepert.

Maar: ondanks dit (al vroeg aangekondigd) forfait is het voor de toeschouwers volop genieten geblazen, omdat het commentaar bij de match geleverd wordt door Poolman zélf. Die blijkt al heel snel een rasverteller die geen gênante moker, geen smak tegen het canvas, geen uppercut of sterretje in het hoofd uit de weg gaat.

Gemarineerd in alcohol

Het knapste daarbij is dat hij zijn drinkgelagen en de steeds meedogenlozer wordende (fysieke en geestelijke) katers in al hun rauwheid beschrijft, maar toch een zekere luchtigheid en zwier weet te handhaven. Een in twee opzichten heel verstandige keuze: ten eerste omdat het de lezer gemakkelijker maakt om die échte bodemmomenten te verteren, en ten tweede omdat het van dit boek een, ondanks de herkenbaarheid, héél aangename leeservaring maakt. Hier is een schrijver aan het werk, geen navelstarende zielenpoot die zich op papier voor het hoofd slaat om zoveel verloren tijd. Of een moraalridder die hoofdschuddend ‘foei’ roept naar de lezer die wel eens te diep in het glas kijkt. Nee, een gerijpt auteur die de feiten toont zoals ze zijn. Niet verjaard, want voor een ex-alcoholist is drank nooit verleden tijd, maar in hun tragikomische wrangheid.

“Je kunt het toch ook gezellig hebben met een Spa rood? Er hoeft toch niet altijd bij gedronken worden?” Dat zeggen mensen die niet weten wat drinken is. Mensen die zitten te nippen aan hun glaasje wijn. Drink nou ’s door, man! Gek werd ik van dat getrut met een glas wijn. Vreselijk (…). Op het laatst vroeg ik het gewoon, meestal gevouwen in de vorm van een grapje: “Heeft dit glas nog een broertje?”

Groepsbacchanalen

Maar los van die stilistische bravoure, is het dus vooral de alles verschroeiende eerlijkheid die het werk onmisbaar maakt: de aanloop naar de verslaving, de groepsbacchanalen en soloritten op zolder, zijn relatie die er onder doorgaat en de nachtelijke chatsessies met vreemde vrouwen die dienen om zijn zielenleed uit te kotsen, zijn steeds beter wordende gave om flessen en kegels te verbergen, zijn neonroze dwaaltochten doorheen de rosse buurt, noem maar op.

Maar daar houdt het niet op: je zou denken dat, eenmaal hij het licht van de AA ziet, zich een wonderlijke wereld van nuchterheid zou aandienen, waarin gouden zonnestralen het pad van de schrijver verlichten op weg naar een promilleloze toekomst. Maar laat die nasleep nu net de meest wrange kater zijn die hij kon oplopen: de leegte die het verdwijnen van de drank met zich mee bracht, en die hij niet kreeg opgevuld.

Fakeorgasme

Dat maakt Mohren ook méér dan “Bukowski in de polder”, zoals Frank Lammers hem noemde. Akkoord, ook Bukowski schreef rauw en eerlijk en bij momenten hilarisch over zijn drankgebruik, maar hij keek, in tegenstelling tot Mohren, nooit verder. Het alternatief voor alcohol overwegen was geen optie. Dat is het bij Poolman wel, en misschien is dat nog de grootste verdienste van Tonic: het toont geen heilige wedergeboorte, maar het verhaal van iemand die zijn zwarte bladzijden vervangt door witte, maar geen flauw idee heeft wat er in godsnaam op te tekenen.

Zonder drank leven is zonder dromen leven. Hoe nep die dromen misschien ook waren, ze werkten wel. Een fakeorgasme is, mits goed uitgevoerd, voor de ontvangende instantie volstrekt bevredigend. Je weet niet beter en je kunt je er gewoon lekker aan warmen: goed gedaan en nu lekker slapen gaan.

Tonic is geen spiegel voor de lezer die wel eens te veel drinkt. Het is een glas, waarvan u zelf bepaalt of het halfleeg dan wel halfvol is. En of het braakselbitter dan wel muskaatwijnzoet smaakt. 

Boeken / Non-fictie

Ooit een normaal boek gelezen?

recensie: Pieter Steinz - Waanzin in de wereldliteratuur (Boekenweekessay 2015)

‘Te gek voor woorden’ is het thema van de Boekenweek 2015. Pieter Steinz, oud-chef Boeken van NRC Handelsblad en voormalig voorzitter van het Letterenfonds, schreef met Waanzin in de wereldliteratuur een korte inleiding tot het thema.

Naast zijn werk voor de krant en het Letterenfonds heeft Pieter Steinz enkele boeken geschreven, waarvan het vorig jaar verschenen Made in Europe het hoogtepunt is. In dat boek verkent hij de Europese cultuur in ruim tweehonderd ‘halteplaatsen’. In eerdere boeken gaf hij vorm aan zijn encyclopedische kennis van de wereldliteratuur. Zo bevatte Lezen &cetera (2003) een groot aantal figuren en tabellen die verwantschappen tussen auteurs en boeken expliciet maakten. Of neem de titel van zijn laatste boek, dat hij samen met zijn dochter samenstelde: Steinz. Gids voor de wereldliteratuur in 416 schrijvers, 104 meesterwerken, 26 one book wonders, 52 boekwebben, 26 thema’s, 26 quizzen en 52 wereldkaarten.

Kortom, Pieter Steinz heeft niet alleen veel gelezen, hij heeft ook een voorkeur voor lijstjes en allerhande wiskundige manieren van rangschikken. Vergeleken met de ambitieuze omvang van zijn eerdere boeken is Waanzin in de wereldliteratuur een etude, een oefening in beperking: in amper zestig pagina’s wordt een overzicht van waanzin, gekken en idiotie in de wereldliteratuur gegeven. Achter in het boekje staan slechts een paar lijstjes, met bijvoorbeeld psychiatrische gevallen in de Nederlandse literatuur (Eline Vere) en ongevaarlijke gekken (Don Quichot).

Een beetje gekte

Steinz’ heeft zijn tocht langs alle idiote gevallen opgezet als een bezoek aan een museum, geïnspireerd op ‘Het Dolhuys’ in de buurt van zijn huis in Haarlem. Hij behandelt zowel gestoorde personages als schrijvers – in de laatste categorie vallen bijvoorbeeld Virginia Woolf, Gerrit Achterberg en Sylvia Plath.

‘Gekken en dwazen,’ schrijft hij in het begin,

of beter gezegd geesteszieken en psychisch gestoorden, zijn een rijke bron van inspiratie voor schrijvers uit alle tijden en culturen. Al in de eerste moderne roman, De vernuftige edelman van Don Quichot van La Mancha (1605) van Miguel de Cervantes, is de hoofdpersoon een man wiens verstand beneveld raakt.

Maar ook daarvoor verwerkten grote toneelschrijvers als Euripides en Shakespeare de waanzin in hun stukken. Daarmee heeft Steinz zijn argument te pakken: bestaat er wel literatuur zonder gekte? Hij geeft snel toe dat het misschien een voorkeur van hem is, maar toch: ‘de meeste goede boeken hebben op z’n minst een beetje gekte nodig.’

Vertrekpunt

Wie bekend is met de schrijvers en boeken waar Steinz over spreekt, zal in dit boekje weinig nieuws vinden. Maar voor het brede publiek dat de doelgroep van de CPNB vormt, is er veel informatie te vinden in Waanzin in de wereldliteratuur. Vooral de leestips en lijstjes achterin maken het essay de moeite waard als vertrekpunt voor verder lezen.

Boeken / Fictie

Is het geschonken verhaal een geschenk?

recensie: Dimitri Verhulst - De zomer hou je ook niet tegen (Boekenweekgeschenk 2015)

Aan de Vlaamse succesauteur Dimitri Verhulst werd de eer gegeven Tommy Wieringa op te volgen als auteur van het Boekenweekgeschenk. Hij schreef twee novellen en koos voor De zomer hou je ook niet tegen, waarin zijn pen feller schittert dan het verhaal.

Met zijn geschenk heeft Verhulst aansluiting willen zoeken bij het thema van deze Boekenweek: ‘Te gek voor woorden.’ Het lijkt er niet op dat dit een beperking voor hem is geweest. Net als in zijn laatste roman Kaddisj voor een kut worden we ondergedompeld in een wereld die in hoge mate geregeerd wordt door het medische en het psychiatrische. 

Hoe je verwekt bent

In De zomer hou je ook niet tegen neemt de zestiger Pierre Vantoren de zwaar gehandicapte Sonny mee voor een bliksemvakantie in de Provence. Sterker gezegd: hij ontvoert de jongen uit het verzorgingstehuis. Sonny, op de vooravond van zijn zestiende verjaardag, zit al zijn hele leven in een rolstoel: ‘behalve zo nu en dan een spastische snok met zijn hoofd of zijn krakkemikkige arm zat er weinig beweging in die jongen.’ Hij is, overweegt Pierre, een soort ‘vegetatieve imbeciel.’ 

Sonny zegt nooit wat en daarmee is Pierre’s cadeau voor hem ideaal: voor Sonny’s verjaring gaat Pierre hem een verhaal vertellen, en wel dat van zijn verwekking. Dat procedé doet denken aan de Amerikaanse serie How I Met Your Mother, waarin negen seizoenen lang werd toegewerkt naar de ontmoeting tussen hoofdpersonage Ted en zijn toekomstige vrouw – de moeder van de kinderen aan wie de serie als het ware wordt verteld. In deze novelle zijn vader en moeder echter al lange tijd bekenden, maar het is wachten tot het moment waarop Sonny verwekt wordt: How You Were Conceived, dus. In de Provence krijgt Sonny, de stille toehoorder, dit allemaal te horen.

Vragen zonder antwoorden

Dit stelt Verhulst in staat een uitermate eloquent personage te scheppen. Pierre vertelt met smaak en gretigheid over het verleden, over hem en Sonny’s moeder, terwijl hij gemakkelijk woorden als ‘debielenbolide’ en ’tweezaamheid’ opdist en de ene fonkelende passage aan de andere rijgt. Zijn stem ligt dicht bij die van de verteller, die op zijn beurt weer dicht bij die van Verhulst ligt – hoewel dat soms wat verwarrend is, leest het zeker wel prettig. 

Mooi aan De zomer hou je ook niet tegen is dat het geen tandeloos verhaal is. Verhulst richt zijn pijlen zo nu en dan op de geestelijke gezondheidszorg. ‘Sonny zat al heel zijn leven in een rolstoel,’ observeert Pierre. ‘Mogelijkerwijs voor het gemak van het instellingspersoneel, wie weet.’ Later wordt de vraag opgeroepen of alle medicatie Sonny echt helpt of hem juist in een vegetatieve toestand houdt. In een samenleving waar steeds meer pillen geslikt worden en de gezondheidszorg voor velen een belangrijk onderwerp is, zijn dat vragen die resoneren.

Deze novelle geeft geen antwoorden op die vragen. Sonny’s gezondheid gaat niet zienderogen voor- of achteruit. Dat zou ook potsierlijk zijn: er gaat in De zomer hou je ook niet tegen amper achtenveertig uur voorbij. Zo’n snelle verandering zou te moraliserend zijn, ondergraven wat er eerder opgebouwd is. 

Zonder reden?

Wat overblijft is een liefdesverhaal, de geschiedenis van de romance tussen Pierre en Sonny’s moeder. Ze trekken elkaar aan en stoten elkaar soms af, maar komen telkens weer bij elkaar. Is dit toeval? Pierre vertelt: 

Ik zei: ‘Is het niet ongelofelijk, hier zijn wij weer?!’
Ze antwoordde: ‘De zomer hou je ook niet tegen.’
Zij had alles al geweten. Ze geloofde dat de dingen ons overkwamen, omdat het moest. Niets was zonder reden. Het slechte niet, het goede niet.

Of je deze filosofie nu wil generaliseren naar de gehele novelle of niet, de inhoud van De zomer hou je ook niet tegen is uiteindelijk toch wat magertjes. Pierre vertelt veel, en vertelt dat mooi, maar waar hij over vertelt blijft te licht en te los.

Muziek

Barokke monsters en de heroïek van de liefde

recensie: Tamerlano en Alcina

.

De terugkeer van Händels Tamerlano en Alcina in de Amsterdamse Stadsschouwburg op 24 en 25 februari jl. treft na tien jaar het publiek opnieuw in het gemoed. Nadat Pierre Audi zich in de zomers van 2000 en 2003 in het Zweedse Drottningholm over de twee verschillende opera’s boog, werden ze voor het eerst als tweeluik in 2005 in Amsterdam vol verwachting verwelkomd.

Het toenmalige succes blijkt dit jaar in Brussel en wederom in Amsterdam overtroffen te worden. Audi zet barokke taferelen op het toneel die door het spel met zijbelichting aan Rembrandts doeken doen denken. Stijlvolle, in rustige tonen gehouden kostuums, de sobere enscenering en de non-verbale taal van verborgen emoties versterken de premissen van beide verhalen. Door het subtiele acteren van de zangers, wat een grafiek van lijnen schijnt te zijn, verduidelijkt Audi de handeling en brengt hij speels schwung in de lastige da capo aria’s.

De countertenor Christophe Dumeaux maakt veel indruk als de despotische Tamerlano, hoewel zijn stem soms de spanningsboog niet volhoudt. Tijdens de langste, maar ook de meest aangrijpende scène met de zelfmoord van sultan Bajazet, die door de stem van Jeremy Ovenden geheel en al overtuigt, biggelen in het donker de eerste tranen.

Ofschoon het begin van de eerste acte in Alcina door wat kleine onzuiverheden een enigszins rommelige indruk maakt, ontroert de tweede akte, met name door Ruggiero alias Maite Beaumont en de aria Verdi prati waarin ze haar ware capaciteiten blootlegt. Het zenit van het tweeluik echter bereikt Sandrine Pau in de titelrol. In loop van bijna vier uur muziek weet ze met haar liefdesverdriet tot de meest geharde luisteraar door te dringen. Met de twintig minuten durende aria Ah! Mio cor! in de tweede acte snijdt ze vlijmscherp en toch onsentimenteel in de ziel.

Boodschap
De machtsstrijd is tot een eind gekomen, wat blijft is de eenzaamheid van de dappere strijders. In beide opera’s speelt zich de laatste scene af op een felverlicht, vrijwel kaal podium zonder decor. Een enkele stoel, dezelfde in beide verhalen, helpt het verhaal ten einde. Terwijl de liefde wint is het voor de helden te laat. Hierna komt alleen nog duisternis. Stemmingsvol en genuanceerd begeleidt het barokorkest Les Talens Lyriques, onder leiding van de Franse dirigent Christophe Rousset, de nu bevangen aria’s met warme klanken en zet de tijd stil. De islamitische Tamerlano bekeert zich gelouterd tot de liefde. De genadeloze Alcina begrijpt de macht van de liefde pas als ze doodgaat.

Is dat de stelling waarop Pierre Audi zijn aangrijpende regie baseert ? Wil hij aanduiden dat de enige weg om verschillende culturen en verdeelde landen anno 2015 samen te brengen die van bezinning en liefde is? Hij stuurt in iedere geval het laaiende publiek dat zeven-en-een-half uur lang aandachtig geluisterd en de inhoud gevolgd heeft met deze vooropgezette stelling naar huis. Het verhaal is verteld. Leve het verhaal.

Boeken / Non-fictie

Historische schets

recensie: Kristofer Schipper - Confucius, de gesprekken

Het oude China blijft een bron van inspiratie. Werden sinds 2006 vooral de grote werken van de taoïsten vertaald, nu is de beurt aan hun tegenhanger Confucius. Sinoloog Kristofer Schipper weet in de hem kenmerkende stijl ons mee te voeren in de handel en wandel van Confucius.

Met Confucius – De gesprekken lijkt Schipper, samen met de twee grote denkers uit het taoïsme een drieluik te voltooien. Zijn eerdere werken zijn Lao Zi – Het boek van de Tao en Zhuang Zi – De volledige geschriften. Deze drie boeken hebben de Chinese filosofie in grote mate vormgegeven. Het taoïsme en het confucianisme zijn als de beide polen van yin en yang. Met name in de taoïstische geschriften staan de beide filosofische scholen tegenover elkaar. In de latere filosoof Mencius zie je dat de beide denkrichtingen wel samen kunnen komen, dus wie weet staat ons nog een vertaling van deze wijsgeer te wachten.

Medemenselijkheid en rechtvaardigheid
Waarin zitten hun verschillen? Wel, de taoïsten zijn de Chinese existentialisten (en dat ruim 2000 jaar voordat het existentialisme in de westerse wereld doorbrak). Ze zijn daarmee ook anarchistisch. De mens heeft de wetten van de natuur te volgen; het besturen van een land doe je als het besturen van je lichaam. Niet te veel en niet te weinig. Een abstracte leer, die zichtbaarder wordt wanneer ze afgezet wordt tegen het confucianisme. Confucius is eerder een humanist (avant la lettre) en ziet een belangrijke rol voor staatslieden. Hij waarschuwt echter dat hoge functies ook veel verantwoordelijkheid met zich meedragen. Zo pleit Confucius voor medemenselijkheid en rechtvaardigheid:

Zich te vestigen bij hen die medemenselijk zijn, dat is het mooiste wat er is. Hoe kan degene die daar niet voor kiest als wijs worden gezien?

De taoïsten op hun beurt zeggen hierop: Wanneer je over zaken als medemenselijkheid en rechtvaardigheid moet praten, betekent dit dat deze waarden in het geding zijn. Ze zijn in het geding geraakt doordat er van bovenaf regels en wetten rondom medemenselijkheid en rechtvaardigheid zijn bedacht. Kortom, weg met die regels en wetten. Het taoïsme sluit dan ook eerder aan bij de bottom-up beweging, terwijl het confucianisme beter bij managementlagen en het bestuur van onze huidige samenlevingen past.

Inspiratiebron
Nog altijd zijn de Chinese filosofie en de consequenties van haar denken hun tijd ver vooruit. Wie de adviezen van ofwel Confucius ofwel Lao Zi consequent opvolgt, zou tot een heel andere benadering van mens, natuur en samenleving komen. Hun ideeën zijn blijvend inspirerend. We zijn nooit klaar met het denken over. De Chinese wijsbegeerte is meer dan andere filosofieën sterk beïnvloed door de natuur. Een natuur die zich kenmerkt door constante verandering, de seizoenen die elkaar opvolgen, de afbraak en de opbouw. Dit denken plaatst het handelen van de mens buiten goed en kwaad. Ons handelen is juist wederkerig afhankelijk van onze situatie. We staan altijd in relatie tot iets, en binnen deze relatie wordt ons handelen beoordeeld. Een van de manieren waarop we onszelf in de wereld kunnen zetten, aldus Confucius, is als de gentleman.

Gentleman
Het ideaal van Confucius is de gentleman (junzi – heer van stand). Hoe we als gentleman moeten leven zet hij vervolgens uit in de twintig hoofdstukken die De gesprekken (in het Chinees: lun yü) rijk is. Hierin treffen we vele verwijzingen naar andere tekstdelen aan. Zo verklaart de tekst zich al lezende weg. Schipper begeleidt je als lezer overigens goed door de teksten van Confucius. Wat verder opvalt is het belang dat Confucius hecht aan de rituelen (li), net als aan cultivatie en onderwijs. Hierin komen we nogmaals een belangrijk verschil met de taoïsten tegen. Zij zouden eerder kiezen om mensen te faciliteren, maar niet noodzakelijkerwijs te onderwijzen. Zo hebben beide stromingen een eigen invulling van staatsinrichting en dus macht.

Schipper toont zich een gentleman door de eerste geschiedenis die van Confucius bekend was, als opgetekend door de historicus Sima Qian (145 – 86 v. Chr.), aan het eind van dit boek toe te voegen. Dit is echter wel meer voor de exegeet, want de vele voetnoten, namen, plaatsen, oorlogen en dergelijke behoeven een zekere kennis van de Chinese geschiedenis. Tegelijkertijd maakt die toevoeging deze uitgave van Confucius zeer compleet. We boffen maar in Nederland met zulke goede sinologen, die de laatste jaren tal van mooie vertalingen uitbrengen, gericht op een breed publiek. De gesprekken kan in deze canon meegenomen worden.

Boeken / Fictie

Klein verhaal, grote emoties

recensie: Takashi Hiraide (vert. Luk Van Haute) - De kat

In de drukte van het alledaagse leven zijn momenten van rust en ontspanning schaars en dus kostbaar. Takashi Hiraide leert ons in zijn roman De kat deze momenten te herkennen en ze aan te grijpen. Een zoektocht naar bezinning.

Tijdens de vroege winter van 1988, in een lommerrijke buurt in Tokio, leidt een schrijversechtpaar een tamelijk tevreden leven. In een kleine dienstwoning, die ze huren van een oud vrouwtje, slijten ze hun dagen – voornamelijk nachten. Zwijgend werken ze tegelijk aan hun opdrachten. Dan verschijnt Pukkie in hun leven. Een gevlekte Japanse poes die aan de buren toebehoort. Maar Pukkie houdt ervan om op avontuur te gaan en komt van lieverlede steeds vaker op bezoek. De twee schrijvers beginnen uit te kijken naar haar komst en raken verknocht aan het dier. Liefdevol, alsof het over een kind gaat, tekent Hiraide hun gevoelens op:

Zodra ze, gekruld als zo’n antieke kommavormige kraal, op de sofa in slaap viel, beving ons een diepe vreugde, alsof het huis zelf dit tafereel aanschouwde. (…) Ik zag nergens een groter ‘prachtstuk’ dan Pukkie, niet op de tv en ook niet op een kalender.

Vreugde en verdriet

Takashi Hiraide, naast schrijver professor kunstgeschiedenis aan de Tama Universiteit in Tokio, moet een bedachtzaam man zijn. Met een elegante rust beschrijft hij het andere leven in de miljoenenstad. Een leven waarin de voorbijrazende tijd geen vaart mindert, maar wel een breder pad toont. Met oog voor het kleinste detail verkrijgt het leven een vleugje poëzie. Door de komst van Pukkie observeert en absorbeert het echtpaar het leven aanzienlijk intenser. Niet enkel vreugde, ook verdriet. Want Pukkie sterft en hun droefheid is groot. Ook grote universele gevoelens van rouw, niet alleen om Pukkie, maar om allen die ons dierbaar zijn, weet Hiraide prachtig te vangen. Hij schrijft:

Waarom willen we op de plek staan waar het lichaam van een dode geborgen ligt? Waar komt dat verlangen vandaan? Het is een verlangen om te bevestigen hoe dierbaar en onvervangbaar iemand is die we voorgoed hebben verloren, en een uitdrukking van onze wil om voortaan met die persoon verbonden te zijn via een doorgang naar een andere dimensie.

Melancholie
De plek waar hun geliefde kat begraven ligt is echter onbereikbaar. Een bezoek aan het graf? De buurvrouw en vroegere bezitter van Pukkie wil het om mysterieuze redenen niet hebben. Wanneer de twee schrijvers ook nog eens noodgedwongen moeten verhuizen doen ze dit met pijn in het hart. Het liefst waren ze zo dicht mogelijk bij Pukkie in de buurt gebleven. Vol melancholie pakken ze hun herinneringen in. Te voet is het zeven minuten naar Pukkies zelkova, de plek waar zij begraven is. ‘Ja, wie weet konden we samen met de wuivende zelkova’s buiten voor het raam de zelkova van Pukkies huis wel zien wuiven.’ Het zijn deze opmerkingen die van De kat een juweeltje van een boek maken. Sommigen zullen Hiraides schetsen (onterecht) als sentimenteel afdoen. Zeker in een tijd waarin het wereldnieuws nooit harder is geweest, durft Hiraide onze diepste en meest basale emoties aan te spreken – en daar is lef voor nodig. Liefde, verlies, momenten van geluk, verdriet; ga op zoek naar reflecterende kattenoogjes en laat u ontroeren.