Boeken / Non-fictie

Ooit een normaal boek gelezen?

recensie: Pieter Steinz - Waanzin in de wereldliteratuur (Boekenweekessay 2015)

‘Te gek voor woorden’ is het thema van de Boekenweek 2015. Pieter Steinz, oud-chef Boeken van NRC Handelsblad en voormalig voorzitter van het Letterenfonds, schreef met Waanzin in de wereldliteratuur een korte inleiding tot het thema.

Naast zijn werk voor de krant en het Letterenfonds heeft Pieter Steinz enkele boeken geschreven, waarvan het vorig jaar verschenen Made in Europe het hoogtepunt is. In dat boek verkent hij de Europese cultuur in ruim tweehonderd ‘halteplaatsen’. In eerdere boeken gaf hij vorm aan zijn encyclopedische kennis van de wereldliteratuur. Zo bevatte Lezen &cetera (2003) een groot aantal figuren en tabellen die verwantschappen tussen auteurs en boeken expliciet maakten. Of neem de titel van zijn laatste boek, dat hij samen met zijn dochter samenstelde: Steinz. Gids voor de wereldliteratuur in 416 schrijvers, 104 meesterwerken, 26 one book wonders, 52 boekwebben, 26 thema’s, 26 quizzen en 52 wereldkaarten.

Kortom, Pieter Steinz heeft niet alleen veel gelezen, hij heeft ook een voorkeur voor lijstjes en allerhande wiskundige manieren van rangschikken. Vergeleken met de ambitieuze omvang van zijn eerdere boeken is Waanzin in de wereldliteratuur een etude, een oefening in beperking: in amper zestig pagina’s wordt een overzicht van waanzin, gekken en idiotie in de wereldliteratuur gegeven. Achter in het boekje staan slechts een paar lijstjes, met bijvoorbeeld psychiatrische gevallen in de Nederlandse literatuur (Eline Vere) en ongevaarlijke gekken (Don Quichot).

Een beetje gekte

Steinz’ heeft zijn tocht langs alle idiote gevallen opgezet als een bezoek aan een museum, geïnspireerd op ‘Het Dolhuys’ in de buurt van zijn huis in Haarlem. Hij behandelt zowel gestoorde personages als schrijvers – in de laatste categorie vallen bijvoorbeeld Virginia Woolf, Gerrit Achterberg en Sylvia Plath.

‘Gekken en dwazen,’ schrijft hij in het begin,

of beter gezegd geesteszieken en psychisch gestoorden, zijn een rijke bron van inspiratie voor schrijvers uit alle tijden en culturen. Al in de eerste moderne roman, De vernuftige edelman van Don Quichot van La Mancha (1605) van Miguel de Cervantes, is de hoofdpersoon een man wiens verstand beneveld raakt.

Maar ook daarvoor verwerkten grote toneelschrijvers als Euripides en Shakespeare de waanzin in hun stukken. Daarmee heeft Steinz zijn argument te pakken: bestaat er wel literatuur zonder gekte? Hij geeft snel toe dat het misschien een voorkeur van hem is, maar toch: ‘de meeste goede boeken hebben op z’n minst een beetje gekte nodig.’

Vertrekpunt

Wie bekend is met de schrijvers en boeken waar Steinz over spreekt, zal in dit boekje weinig nieuws vinden. Maar voor het brede publiek dat de doelgroep van de CPNB vormt, is er veel informatie te vinden in Waanzin in de wereldliteratuur. Vooral de leestips en lijstjes achterin maken het essay de moeite waard als vertrekpunt voor verder lezen.

Boeken / Fictie

Is het geschonken verhaal een geschenk?

recensie: Dimitri Verhulst - De zomer hou je ook niet tegen (Boekenweekgeschenk 2015)

Aan de Vlaamse succesauteur Dimitri Verhulst werd de eer gegeven Tommy Wieringa op te volgen als auteur van het Boekenweekgeschenk. Hij schreef twee novellen en koos voor De zomer hou je ook niet tegen, waarin zijn pen feller schittert dan het verhaal.

Met zijn geschenk heeft Verhulst aansluiting willen zoeken bij het thema van deze Boekenweek: ‘Te gek voor woorden.’ Het lijkt er niet op dat dit een beperking voor hem is geweest. Net als in zijn laatste roman Kaddisj voor een kut worden we ondergedompeld in een wereld die in hoge mate geregeerd wordt door het medische en het psychiatrische. 

Hoe je verwekt bent

In De zomer hou je ook niet tegen neemt de zestiger Pierre Vantoren de zwaar gehandicapte Sonny mee voor een bliksemvakantie in de Provence. Sterker gezegd: hij ontvoert de jongen uit het verzorgingstehuis. Sonny, op de vooravond van zijn zestiende verjaardag, zit al zijn hele leven in een rolstoel: ‘behalve zo nu en dan een spastische snok met zijn hoofd of zijn krakkemikkige arm zat er weinig beweging in die jongen.’ Hij is, overweegt Pierre, een soort ‘vegetatieve imbeciel.’ 

Sonny zegt nooit wat en daarmee is Pierre’s cadeau voor hem ideaal: voor Sonny’s verjaring gaat Pierre hem een verhaal vertellen, en wel dat van zijn verwekking. Dat procedé doet denken aan de Amerikaanse serie How I Met Your Mother, waarin negen seizoenen lang werd toegewerkt naar de ontmoeting tussen hoofdpersonage Ted en zijn toekomstige vrouw – de moeder van de kinderen aan wie de serie als het ware wordt verteld. In deze novelle zijn vader en moeder echter al lange tijd bekenden, maar het is wachten tot het moment waarop Sonny verwekt wordt: How You Were Conceived, dus. In de Provence krijgt Sonny, de stille toehoorder, dit allemaal te horen.

Vragen zonder antwoorden

Dit stelt Verhulst in staat een uitermate eloquent personage te scheppen. Pierre vertelt met smaak en gretigheid over het verleden, over hem en Sonny’s moeder, terwijl hij gemakkelijk woorden als ‘debielenbolide’ en ’tweezaamheid’ opdist en de ene fonkelende passage aan de andere rijgt. Zijn stem ligt dicht bij die van de verteller, die op zijn beurt weer dicht bij die van Verhulst ligt – hoewel dat soms wat verwarrend is, leest het zeker wel prettig. 

Mooi aan De zomer hou je ook niet tegen is dat het geen tandeloos verhaal is. Verhulst richt zijn pijlen zo nu en dan op de geestelijke gezondheidszorg. ‘Sonny zat al heel zijn leven in een rolstoel,’ observeert Pierre. ‘Mogelijkerwijs voor het gemak van het instellingspersoneel, wie weet.’ Later wordt de vraag opgeroepen of alle medicatie Sonny echt helpt of hem juist in een vegetatieve toestand houdt. In een samenleving waar steeds meer pillen geslikt worden en de gezondheidszorg voor velen een belangrijk onderwerp is, zijn dat vragen die resoneren.

Deze novelle geeft geen antwoorden op die vragen. Sonny’s gezondheid gaat niet zienderogen voor- of achteruit. Dat zou ook potsierlijk zijn: er gaat in De zomer hou je ook niet tegen amper achtenveertig uur voorbij. Zo’n snelle verandering zou te moraliserend zijn, ondergraven wat er eerder opgebouwd is. 

Zonder reden?

Wat overblijft is een liefdesverhaal, de geschiedenis van de romance tussen Pierre en Sonny’s moeder. Ze trekken elkaar aan en stoten elkaar soms af, maar komen telkens weer bij elkaar. Is dit toeval? Pierre vertelt: 

Ik zei: ‘Is het niet ongelofelijk, hier zijn wij weer?!’
Ze antwoordde: ‘De zomer hou je ook niet tegen.’
Zij had alles al geweten. Ze geloofde dat de dingen ons overkwamen, omdat het moest. Niets was zonder reden. Het slechte niet, het goede niet.

Of je deze filosofie nu wil generaliseren naar de gehele novelle of niet, de inhoud van De zomer hou je ook niet tegen is uiteindelijk toch wat magertjes. Pierre vertelt veel, en vertelt dat mooi, maar waar hij over vertelt blijft te licht en te los.

Muziek

Barokke monsters en de heroïek van de liefde

recensie: Tamerlano en Alcina

.

De terugkeer van Händels Tamerlano en Alcina in de Amsterdamse Stadsschouwburg op 24 en 25 februari jl. treft na tien jaar het publiek opnieuw in het gemoed. Nadat Pierre Audi zich in de zomers van 2000 en 2003 in het Zweedse Drottningholm over de twee verschillende opera’s boog, werden ze voor het eerst als tweeluik in 2005 in Amsterdam vol verwachting verwelkomd.

Het toenmalige succes blijkt dit jaar in Brussel en wederom in Amsterdam overtroffen te worden. Audi zet barokke taferelen op het toneel die door het spel met zijbelichting aan Rembrandts doeken doen denken. Stijlvolle, in rustige tonen gehouden kostuums, de sobere enscenering en de non-verbale taal van verborgen emoties versterken de premissen van beide verhalen. Door het subtiele acteren van de zangers, wat een grafiek van lijnen schijnt te zijn, verduidelijkt Audi de handeling en brengt hij speels schwung in de lastige da capo aria’s.

De countertenor Christophe Dumeaux maakt veel indruk als de despotische Tamerlano, hoewel zijn stem soms de spanningsboog niet volhoudt. Tijdens de langste, maar ook de meest aangrijpende scène met de zelfmoord van sultan Bajazet, die door de stem van Jeremy Ovenden geheel en al overtuigt, biggelen in het donker de eerste tranen.

Ofschoon het begin van de eerste acte in Alcina door wat kleine onzuiverheden een enigszins rommelige indruk maakt, ontroert de tweede akte, met name door Ruggiero alias Maite Beaumont en de aria Verdi prati waarin ze haar ware capaciteiten blootlegt. Het zenit van het tweeluik echter bereikt Sandrine Pau in de titelrol. In loop van bijna vier uur muziek weet ze met haar liefdesverdriet tot de meest geharde luisteraar door te dringen. Met de twintig minuten durende aria Ah! Mio cor! in de tweede acte snijdt ze vlijmscherp en toch onsentimenteel in de ziel.

Boodschap
De machtsstrijd is tot een eind gekomen, wat blijft is de eenzaamheid van de dappere strijders. In beide opera’s speelt zich de laatste scene af op een felverlicht, vrijwel kaal podium zonder decor. Een enkele stoel, dezelfde in beide verhalen, helpt het verhaal ten einde. Terwijl de liefde wint is het voor de helden te laat. Hierna komt alleen nog duisternis. Stemmingsvol en genuanceerd begeleidt het barokorkest Les Talens Lyriques, onder leiding van de Franse dirigent Christophe Rousset, de nu bevangen aria’s met warme klanken en zet de tijd stil. De islamitische Tamerlano bekeert zich gelouterd tot de liefde. De genadeloze Alcina begrijpt de macht van de liefde pas als ze doodgaat.

Is dat de stelling waarop Pierre Audi zijn aangrijpende regie baseert ? Wil hij aanduiden dat de enige weg om verschillende culturen en verdeelde landen anno 2015 samen te brengen die van bezinning en liefde is? Hij stuurt in iedere geval het laaiende publiek dat zeven-en-een-half uur lang aandachtig geluisterd en de inhoud gevolgd heeft met deze vooropgezette stelling naar huis. Het verhaal is verteld. Leve het verhaal.

Boeken / Non-fictie

Historische schets

recensie: Kristofer Schipper - Confucius, de gesprekken

Het oude China blijft een bron van inspiratie. Werden sinds 2006 vooral de grote werken van de taoïsten vertaald, nu is de beurt aan hun tegenhanger Confucius. Sinoloog Kristofer Schipper weet in de hem kenmerkende stijl ons mee te voeren in de handel en wandel van Confucius.

Met Confucius – De gesprekken lijkt Schipper, samen met de twee grote denkers uit het taoïsme een drieluik te voltooien. Zijn eerdere werken zijn Lao Zi – Het boek van de Tao en Zhuang Zi – De volledige geschriften. Deze drie boeken hebben de Chinese filosofie in grote mate vormgegeven. Het taoïsme en het confucianisme zijn als de beide polen van yin en yang. Met name in de taoïstische geschriften staan de beide filosofische scholen tegenover elkaar. In de latere filosoof Mencius zie je dat de beide denkrichtingen wel samen kunnen komen, dus wie weet staat ons nog een vertaling van deze wijsgeer te wachten.

Medemenselijkheid en rechtvaardigheid
Waarin zitten hun verschillen? Wel, de taoïsten zijn de Chinese existentialisten (en dat ruim 2000 jaar voordat het existentialisme in de westerse wereld doorbrak). Ze zijn daarmee ook anarchistisch. De mens heeft de wetten van de natuur te volgen; het besturen van een land doe je als het besturen van je lichaam. Niet te veel en niet te weinig. Een abstracte leer, die zichtbaarder wordt wanneer ze afgezet wordt tegen het confucianisme. Confucius is eerder een humanist (avant la lettre) en ziet een belangrijke rol voor staatslieden. Hij waarschuwt echter dat hoge functies ook veel verantwoordelijkheid met zich meedragen. Zo pleit Confucius voor medemenselijkheid en rechtvaardigheid:

Zich te vestigen bij hen die medemenselijk zijn, dat is het mooiste wat er is. Hoe kan degene die daar niet voor kiest als wijs worden gezien?

De taoïsten op hun beurt zeggen hierop: Wanneer je over zaken als medemenselijkheid en rechtvaardigheid moet praten, betekent dit dat deze waarden in het geding zijn. Ze zijn in het geding geraakt doordat er van bovenaf regels en wetten rondom medemenselijkheid en rechtvaardigheid zijn bedacht. Kortom, weg met die regels en wetten. Het taoïsme sluit dan ook eerder aan bij de bottom-up beweging, terwijl het confucianisme beter bij managementlagen en het bestuur van onze huidige samenlevingen past.

Inspiratiebron
Nog altijd zijn de Chinese filosofie en de consequenties van haar denken hun tijd ver vooruit. Wie de adviezen van ofwel Confucius ofwel Lao Zi consequent opvolgt, zou tot een heel andere benadering van mens, natuur en samenleving komen. Hun ideeën zijn blijvend inspirerend. We zijn nooit klaar met het denken over. De Chinese wijsbegeerte is meer dan andere filosofieën sterk beïnvloed door de natuur. Een natuur die zich kenmerkt door constante verandering, de seizoenen die elkaar opvolgen, de afbraak en de opbouw. Dit denken plaatst het handelen van de mens buiten goed en kwaad. Ons handelen is juist wederkerig afhankelijk van onze situatie. We staan altijd in relatie tot iets, en binnen deze relatie wordt ons handelen beoordeeld. Een van de manieren waarop we onszelf in de wereld kunnen zetten, aldus Confucius, is als de gentleman.

Gentleman
Het ideaal van Confucius is de gentleman (junzi – heer van stand). Hoe we als gentleman moeten leven zet hij vervolgens uit in de twintig hoofdstukken die De gesprekken (in het Chinees: lun yü) rijk is. Hierin treffen we vele verwijzingen naar andere tekstdelen aan. Zo verklaart de tekst zich al lezende weg. Schipper begeleidt je als lezer overigens goed door de teksten van Confucius. Wat verder opvalt is het belang dat Confucius hecht aan de rituelen (li), net als aan cultivatie en onderwijs. Hierin komen we nogmaals een belangrijk verschil met de taoïsten tegen. Zij zouden eerder kiezen om mensen te faciliteren, maar niet noodzakelijkerwijs te onderwijzen. Zo hebben beide stromingen een eigen invulling van staatsinrichting en dus macht.

Schipper toont zich een gentleman door de eerste geschiedenis die van Confucius bekend was, als opgetekend door de historicus Sima Qian (145 – 86 v. Chr.), aan het eind van dit boek toe te voegen. Dit is echter wel meer voor de exegeet, want de vele voetnoten, namen, plaatsen, oorlogen en dergelijke behoeven een zekere kennis van de Chinese geschiedenis. Tegelijkertijd maakt die toevoeging deze uitgave van Confucius zeer compleet. We boffen maar in Nederland met zulke goede sinologen, die de laatste jaren tal van mooie vertalingen uitbrengen, gericht op een breed publiek. De gesprekken kan in deze canon meegenomen worden.

Boeken / Fictie

Klein verhaal, grote emoties

recensie: Takashi Hiraide (vert. Luk Van Haute) - De kat

In de drukte van het alledaagse leven zijn momenten van rust en ontspanning schaars en dus kostbaar. Takashi Hiraide leert ons in zijn roman De kat deze momenten te herkennen en ze aan te grijpen. Een zoektocht naar bezinning.

Tijdens de vroege winter van 1988, in een lommerrijke buurt in Tokio, leidt een schrijversechtpaar een tamelijk tevreden leven. In een kleine dienstwoning, die ze huren van een oud vrouwtje, slijten ze hun dagen – voornamelijk nachten. Zwijgend werken ze tegelijk aan hun opdrachten. Dan verschijnt Pukkie in hun leven. Een gevlekte Japanse poes die aan de buren toebehoort. Maar Pukkie houdt ervan om op avontuur te gaan en komt van lieverlede steeds vaker op bezoek. De twee schrijvers beginnen uit te kijken naar haar komst en raken verknocht aan het dier. Liefdevol, alsof het over een kind gaat, tekent Hiraide hun gevoelens op:

Zodra ze, gekruld als zo’n antieke kommavormige kraal, op de sofa in slaap viel, beving ons een diepe vreugde, alsof het huis zelf dit tafereel aanschouwde. (…) Ik zag nergens een groter ‘prachtstuk’ dan Pukkie, niet op de tv en ook niet op een kalender.

Vreugde en verdriet

Takashi Hiraide, naast schrijver professor kunstgeschiedenis aan de Tama Universiteit in Tokio, moet een bedachtzaam man zijn. Met een elegante rust beschrijft hij het andere leven in de miljoenenstad. Een leven waarin de voorbijrazende tijd geen vaart mindert, maar wel een breder pad toont. Met oog voor het kleinste detail verkrijgt het leven een vleugje poëzie. Door de komst van Pukkie observeert en absorbeert het echtpaar het leven aanzienlijk intenser. Niet enkel vreugde, ook verdriet. Want Pukkie sterft en hun droefheid is groot. Ook grote universele gevoelens van rouw, niet alleen om Pukkie, maar om allen die ons dierbaar zijn, weet Hiraide prachtig te vangen. Hij schrijft:

Waarom willen we op de plek staan waar het lichaam van een dode geborgen ligt? Waar komt dat verlangen vandaan? Het is een verlangen om te bevestigen hoe dierbaar en onvervangbaar iemand is die we voorgoed hebben verloren, en een uitdrukking van onze wil om voortaan met die persoon verbonden te zijn via een doorgang naar een andere dimensie.

Melancholie
De plek waar hun geliefde kat begraven ligt is echter onbereikbaar. Een bezoek aan het graf? De buurvrouw en vroegere bezitter van Pukkie wil het om mysterieuze redenen niet hebben. Wanneer de twee schrijvers ook nog eens noodgedwongen moeten verhuizen doen ze dit met pijn in het hart. Het liefst waren ze zo dicht mogelijk bij Pukkie in de buurt gebleven. Vol melancholie pakken ze hun herinneringen in. Te voet is het zeven minuten naar Pukkies zelkova, de plek waar zij begraven is. ‘Ja, wie weet konden we samen met de wuivende zelkova’s buiten voor het raam de zelkova van Pukkies huis wel zien wuiven.’ Het zijn deze opmerkingen die van De kat een juweeltje van een boek maken. Sommigen zullen Hiraides schetsen (onterecht) als sentimenteel afdoen. Zeker in een tijd waarin het wereldnieuws nooit harder is geweest, durft Hiraide onze diepste en meest basale emoties aan te spreken – en daar is lef voor nodig. Liefde, verlies, momenten van geluk, verdriet; ga op zoek naar reflecterende kattenoogjes en laat u ontroeren.

Boeken / Fictie

Antjie Krog op haar allerbest

recensie: Antjie Krog (vert. Robert van der Dorsman, Jan van der Haar en Alfred Schaffer) - Medeweten

Je zou bijna zeggen dat Medeweten, de nieuwe én tweetalige dichtbundel van de Zuid-Afrikaanse Antjie Krog, voorlopig heel wat andere bundels opzij legt. Het ontketende Medeweten overstijgt door zijn lading ook haar eerdere werk.

De titel slaat op al het kleins en groots waarmee de dichteres in de loop van haar 62 levensjaren betrokken is geraakt, en waar ze hartgrondig weet van heeft. Het is tegelijk een weten dat ze met talloze anderen deelt en ook wíl delen, om in verbondenheid een kracht te kunnen vormen voor wat recht is en tegen wat krom is, onrecht dus. Bovendien zijn er schaamte en schuld in het geding, want ze heeft weet van veel onrecht, zonder dat ze er iets aan doet of aan gedaan kon hebben.

Indruk van ruwheid     
Dit drievoudige ‘medeweten’ houdt gelijke tred met de omvang van zowel de bundel (niet minder dan 260 bladzijden) als die van heel wat van de gedichten. Het is een mateloosheid waaraan Krog zich niet heeft kunnen en willen onttrekken. Over de stijl heeft ze geen veilige controle willen uitoefenen, te merken aan de elliptische invallen en beelden, haperende formuleringen, nieuwgevormde woorden, het nagenoeg ontbreken van leestekens en aan de grilligheid waarmee teksten op de bladspiegel staan. Daaraan is het zoekende af te lezen dat de lezer dwingt méé te zoeken en nergens in het voorbijgaan overheen te lezen. De bundel maakt een indruk van ruwheid die de doorleefde complexiteit van het bestaan van binnenuit gestalte geeft.

De gedichten zijn een zoektocht die uitdrukking geeft aan wat er is en gebeurt, en wat daarvan de ziel raakt. De epische werkelijkheid verdicht Krog direct en herkenbaar, of ze laat die los in de lyriek van haar poëtisch vermogen. Ze wil ferm en diep in de lagen van het bestaan boren. Het resultaat is zoeken en vinden door elkaar heen. Hoe dieper ze komt, hoe duisterder en overtuigender haar waarheid is. Het vrolijkt niet altijd op, maar steekt tegelijk een hart onder de riem, herkenbaar als het is én door de energie van het formuleren.

Geofysiek        
Het materiaal is divers. De positie in de geofysiek van Zuid-Afrika is meestal het uitgangspunt, te beginnen bij de geschiedenis op de boerderij van Krogs ouders. Ze stelt zich voor dat ze ‘net als vroeger’ op het gehoor de betegelde gang afloopt, ’terwijl jullie kletsen lachen en kopjes rechtzetten – een tableau aan de/ grote eetkamertafel van een gezellige sfeer’. Voordat de dichteres zich meet met het grondloze van de kosmos, verwijdt de grond van het erf zich tot de grond van het land en van de wereld. Grond, het podium van alle goeds en slechts:

wat er hier ook verkeerd gedaan is, grond – nog nooit ben jij
ontkiemd onder zo veel subliem beminnen – je overal
verspreide nazaten kijken verrukt op als ze je naam horen totdat                          
een vlammenstriem ons verlangen tot stoppels zengt

Vermengd met de eigen geschiedenis is die van het zich moeizaam ontwikkelende Zuid-Afrika, ook na de afschaffing van de apartheid en zeker ook na de dood van Nelson Mandela, aan wie een indrukwekkend zevendelig gedicht is gewijd. Het eerste kwatrijn alleen al: ‘ondergronds is een laag verschoven/ de aarde strompelt/ de zon rochelt groen/ de lucht stort achterover’. Elders lezen we dat eerder het ‘witte profiterende kind’ heeft gelopen ‘over het uitgestrekte erf van leugens want kijk/ een heerschaar werd onder onze hak tot bloedend/ haksel: ik draag met jullie mee wat nu zo/ scheurt uit een haag van bloed en bitter wraakgebroed’. Een pandemonium dat zijn eigen werkelijkheid te boven gaat.

Toch is de bundel niet zonder hoop, alleen al door de energie van de taal. In De Morgen besluit ze een interview met te zeggen ‘dat we een nieuwe taal moeten vinden om met elkaar verbonden te kunnen zijn. Dat is de essentie.’

Film / Films

What if: een beetje vreemd maar wel lekker

recensie: What if

Een romcom die net ietsje anders is dan het gebruikelijke dertien-in-een-dozijn-werk. What if lijkt voorspelbaar, maar weet zowaar te verrassen.

Geen filmgenre zo conservatief als de romantische komedie. Het antwoord op de vraag ‘krijgen ze elkaar’ ligt bij voorbaat vast. Dat er op twee derde van de film een serieuze hobbel genomen dient te worden voordat de ware liefde geconsumeerd kan worden, is ook in beton gebeiteld.

De Canadese romcom What if biedt wat dat betreft weinig nieuws. De amoureuze bestemming staat vast, maar verfrissend is de weg er naar toe. Met dank aan de prettig onaangepaste hoofdpersonages, de leuke chemie tussen de hoofdrolspelers en de originele dialogen.

Platonische relatie

Daniel Radcliffe speelt de sociaal onhandige Wallace. Nadat hij door zijn vriendin is gedumpt, is hij gestopt met zijn medische opleiding en woont hij bij zijn zus op zolder waar hij handleidingen schrijft. Tijdens een van de schaarse feestjes waarvoor hij wordt uitgenodigd loopt hij Chantry (Zoe Kazan) tegen het lijf. En wat blijkt: ze delen dezelfde humor, liefde voor film en afkeer van feestjes.

De twee lopen samen naar huis en net wanneer we als kijker denken dat ze nu ook wel hetzelfde bed zullen delen, laat zij vallen dat er binnen een hele leuke vriend op haar wacht. Even slikken voor Wallace. Maar fatsoenlijk als hij is, neemt hij genoegen met een tweede plek. Vriendschap is ook leuk. Zodoende ontstaat er een platonische relatie van jewelste.

Ongepolijst uiterlijk

What if trapt gelukkig niet in de val van de overspelklucht. Regisseur Michael Dowse voert de spanning van de onuitgesproken liefde tot grote hoogte op. Zelfs wanneer de vriend van Chantry lange tijd naar het buitenland vertrekt, houden de twee het keurig. Ondertussen voeren ze aangename gesprekken over de hoeveelheid ontlasting die Elvis bij zijn dood in zijn lichaam had en krijgen we het recept van het favoriete gerecht van The King: een caloriebom getiteld Fools gold. En aangezien Chantry animator is, verbeelden speelse tekenfilmpjes haar geestesgesteldheid.

Radcliffe rekent in deze film maar weer eens af met zijn Harry Potter-imago en laat zien dat hij, ondanks zijn enigszins ongepolijste uiterlijk, verrassend charmant en geestig kan zijn. Zoe Kazan is sterk als het ideale filmmeisje, het archetype dat vaak opduikt in Amerikaanse indy-comedies: een beetje vreemd – en ook slim, lief, grappig, enz. – maar wel lekker. Kortom, What if is uitstekend vermaak voor een avondje op de bank met je platonische liefde.

Boeken / Fictie

De dronkelap, het meisje en de schuldige

recensie: Tove Alsterdal (vert. Wendy Prins) - Geef me je hand

Charlie springt – of valt? – van haar balkon in een voorstad van Stockholm. De politie concludeert al gauw dat het om zelfmoord gaat, maar haar zus Helene weigert dat te geloven. Haar speurtocht naar de toedracht gaat verder dan ze ooit had kunnen denken.

Charlie en Helene komen, net als zovelen, uit een gebroken familie. Maar wel een met een ongebruikelijk verhaal. Hun moeder, Ing-Marie, laat hen achter als ze nog maar vijf en drie jaar oud zijn. Om samen met de charmante Rámon naar Argentinië te vertrekken en daar te strijden tegen de junta, het militaire bewind van de overheid. Ing-Marie neemt nooit meer contact op met haar dochters en het is onduidelijk wat er met haar is gebeurd. Is ze überhaupt nog wel in leven? De zusjes worden opgevoed door de nieuwe vrouw van hun vader, die door zijn alcoholisme ook al snel geen rol meer in hun leven speelt. Hij komt op straat terecht en leeft daar in een schimmige wereld vol waanideeën en complottheorieën.

Schijnwereld

Vlak voor haar dood blijkt Charlie op reis te zijn geweest naar Argentinië. Wat deed ze daar, was ze misschien op zoek naar haar moeder? Helene besluit haar zusje achterna te reizen in de hoop in Argentinië iemand te vinden die haar verder kan helpen in haar zoektocht. Ze komt echter in een steeds dieper moeras van politieke intriges terecht: oude strijders die getraumatiseerd zijn, jonge advocaten die gerechtigheid willen en oud-militairen die bang zijn om dertig jaar na dato alsnog te worden gestraft voor hun daden.

Helene brengt, zonder het door te hebben, zichzelf in gevaar, wordt gekidnapt en een paar dagen vastgehouden. ‘U bent hem,’ zei ze, ‘jij bent Rámon. En ik dacht nog wel…’ Het wordt haar duidelijk dat haar moeder in de val van een man is gelopen die heel iemand anders is dan hij claimde te zijn. Rámon blijkt als geheim agent naar Zweden te zijn gestuurd om daar tegenstanders van het militaire regime op te sporen, die als vluchtelingen over de wereld zijn uitgewaaierd. Ook komt ze erachter dat haar zus, net als zij nu, bij Rámon is geweest, en dat dat uiteindelijk tot haar dood heeft geleid.

Complexe verhoudingen

Naast Helenes onderzoek naar Charlie wordt ook het verhaal van Ing-Marie verteld. Ze blijkt met hulp van Rámon in contact te zijn gekomen met een groepje opstandelingen tegen het regime en een vertrouwensband met hen te hebben opgebouwd. Rámon geeft haar de opdracht voor hem een afspraak met de groep te regelen. Het zou te gevaarlijk zijn als hij dat zelf zou doen. Precies op de dag van de afspraak wordt de hele groep opgepakt. Ook Ing-Marie wordt lange tijd vastgehouden, geblinddoekt en gemarteld. Ze weet niet meer wat echt, of wat onderdeel van een hallucinatie, is. Ze hoort ‘merkwaardige, alledaagse uitspraken midden in deze nachtmerrie, deze non-wereld’ en dan ineens, ‘midden in dat alles: Rámons stem.’ Ze komt langzaam tot het besef dat Rámon niet tégen het militaire bewind is, maar er juist onderdeel van uitmaakt.

Met de precisie van een architect schetst de Zweedse Tove Alsterdal het complexe plot van Geef me je hand. Dit is geen simpele thriller met één misdaad en één oplossing, maar een ingewikkeld geheel van onderlinge relaties en dwarsverbanden die bijzonder knap met elkaar verweven zijn. Alsterdal zet duidelijk de lijn door van haar vorige boek Het stille graf, dat door Vrij Nederland geroemd werd om het gelaagde plot en vijf sterren kreeg in de Detective & Thrillergids van 2013.

Doordat er eigenlijk drie verhalen verteld worden – de zoektocht van Helene in het heden, het verhaal van haar moeder nadat ze in de jaren zeventig naar Buenos Aires is vertrokken en tot slot het leven van haar moeder nu – weet je als lezer meer dan elk van de karakters. Hierdoor weet Alsterdal op bijzonder realistische wijze de complexiteit van de wereld aan te tonen, waar inderdaad niet iedereen alles weet. Waar de waarheid toch niet de hele waarheid blijkt te zijn. En waar iemand die complottheorieën verkondigt niet per se in de war is maar het bij het juiste eind kan hebben. Een intelligente, boeiende thriller.

 

Kunst / Expo binnenland

10 goden, geen idealisme

recensie: Charles Avery - What's the matter with idealism?

Het GEM in Den Haag start het voorjaar met een gloednieuwe tentoonstelling van de Schotse kunstenaar Charles Avery (Oban, Schotland, 1973). In What’s the matter with idealism? zijn niet alleen veel oude werken te zien, om de bezoeker te helpen in de wereld van The Island toe te treden, maar ook nieuwe werken die verrassende details onthullen.

In What’s the matter with idealism? zijn niet alleen veel oude werken te zien, om de bezoeker te helpen in de wereld van The Island toe te treden, maar ook nieuwe werken die verrassende details onthullen.

Het werk van Charles Avery draait om een fantasie-eiland. Het eiland (The Island) is verre van utopisch en kent gelijkende problemen met de echte wereld. De bevolking gelooft in verscheidene goden die er elk eigen idealen op na houden, is verslaafd aan ingelegde eieren en kent eigen symbolen en tradities.

Met de bezoekers die niet bekend zijn met de tekeningen van Avery, heeft het GEM rekening gehouden door de eerste pagina’s aan tekst uit het boek The Islanders: An Introduction (2008, Koenig Books, Londen) af te laten drukken op groot formaat. Verder komt het werk tot leven door een aantal hoofddeksels die de verschillende bevolkingsgroepen van het eiland introduceren en grote objecten in de vorm van gebruiksvoorwerpen of dieren (goden) die in de tekeningen te zien zijn.

Charles Avery, Untitled (It Means It Means; Beuys’ Square Gasket), 2014-2015, courtesy of the artist and Pilar Corrias Gallery, London & Untitled (Desk), 2014, courtesy of the artist and Grimm, Amsterdam

Charles Avery, Untitled (It Means It Means; Beuys’ Square Gasket), 2014-2015, courtesy of the artist and Pilar Corrias Gallery, London & Untitled (Desk), 2014, courtesy of the artist and Grimm, Amsterdam

Ceci ne pas une reference

Nieuw in What’s the matter with idealism? is de focus op de kunst zelf. Op het eiland is één groep geïnteresseerd in de westerse kunst, de bezoekers van het restaurant L’escargots Quajrato. In het werk Untitled (It Means It Means; Beuys’ Square Gasket) is Joseph Beuys op het eiland uitgenodigd om een lezing te geven over het overgewaardeerde zwijgen van Duchamp. De studenten luisteren veelal aandachtig, of geven commentaar. Een van de studenten laat zelfs middels een flyer weten dat ‘All art is meant but all that is meant is not art‘.

Duchamp komt ook voor in Untitled (Place de la Revolution) uit 2011, waarbij een inwoner rondfietst met Duchamp-merchandise. De fiets is opgebouwd uit de werken Fountain (1917), L.H.O.O.Q. (1919), Bicycle Wheel (1913) en Bottle Rack (1914). In tegenstelling tot Duchamps ‘zwijgen’, het ontdoen van de functie van objecten, lijkt op de fiets elk object goed benut te worden. Zelfs L.H.O.O.Q. dient als pamflet om enthousiast te maken voor de verkoopwaar.

Charles Avery, Untitled (Place de la Revolution), 2011, David Roberts Collection, London (detail)

Charles Avery, Untitled (Place de la Revolution), 2011, David Roberts Collection, London (detail)

Idealisme?

In het werk van Avery zitten veel verwijzingen naar de wiskunde, filosofie en andere disciplines. Alle kennis die de toeschouwer bezit wordt in een imaginaire wereld weerspiegeld en zo bevraagd. Ondanks de verschillende disciplines lijkt er sprake te zijn van een overkoepelend thema.

De titel van de tentoonstelling verraadt een onderliggende laag in het werk van Avery: de kritiek op het idealisme (en het ontbreken ervan). De verschillende bevolkingsgroepen hebben verschillende goden en op het eiland is het mode een shirt te dragen met daarop vermeld hoeveel goden de drager reeds heeft geteld. De goden, en idealen van de mensen die in hen geloven, vinden hun uiting in hoofddeksels en T-shirts. Niet alleen lijkt dit de annexatietheorie van Gilles Deleuze tot spot door te voeren, het is ook een serieuze bevraging: What’s the matter with idealism?

Charles Avery, Untitled (Smoking Idealist), 2012, Gemeente museum Den Haag

Charles Avery, Untitled (Smoking Idealist), 2012, Gemeente museum Den Haag

De toeschouwer is de idealist


What’s the matter with idealism?
komt eveneens terug in het shirt van een dame in het werk Untitled (Smoking Idealist) uit 2012. De idealist kijkt de bezoeker doordringend aan vanonder een rode bos haar. Naast de dame zit een graatmagere god. De mogelijkheden lijken eindeloos, maar het is te betwijfelen of de dame werkelijk in het wezen naast haar gelooft.

Charles Avery stelt de bezoeker niet alleen in staat te reflecteren op de maatschappij, maar ook op de verschillende aspecten ervan. Het reflecteren gaat niet zonder humor. Het vaak bizarre eiland kent geestige referenties met een kritische ondertoon. Deze tentoonstelling is een absolute aanrader voor iedereen die van maatschappelijke kritiek houdt.

Boeken / Non-fictie

Het menselijk tekort

recensie: Brenda van Osch - Het onvoltooide kind. Op zoek naar de grenzen van pril leven

Brenda van Osch geeft in Het onvoltooide kind. Op zoek naar de grenzen van pril leven niet alleen een kijkje in haar privéleven, maar probeert de lezer ook te confronteren met morele vraagstukken. Hoe ver moeten we gaan om een kind in leven te houden?

Docenten ethiek hebben een geliefd, ongepolijst gedachte-experiment om eerstejaars studenten te prikkelen na te denken over hoe hun keuzes tot stand komen. Het is oorlog. Er worden vier patiënten naar de spoedoperatiekamer gebracht. Het zijn een generaal van het geallieerde leger, een zwaar gehandicapt meisje, een zwangere vrouw en een journalist. De chirurg van dienst roept verschrikt dat hij met het materiaal voorhanden maar één persoon kan redden. Wie moet hij kiezen?

Details kunnen naar hartenlust worden aangereikt, maar hoe er ook gepuzzeld wordt, tot hun eigen schaamte zullen vrijwel alle studenten geen motief vinden om het gehandicapt meisje te verkiezen boven de andere drie. Zelfs als er drie mensen gered kunnen worden, dat nog is het haast ondoenlijk kiezen voor het meisje. Hoe komt dat? Is dat omdat wij gewend zijn teleologisch te denken in termen van nut, waarde en betekenis? Hoe dat ook zij, het legt iets bloot. Iets dat op dit moment bedekt wordt door een dun laagje beschavingsvernis en de onstuitbare wetenschap die met alle middelen het leven in leven lijkt te willen houden. De centrale vraag nu die Het onvoltooide kind ons stelt is: moeten we dat eigenlijk wel willen?

Kiezen
Van Osch heeft haar boek gebaseerd op dagboekaantekeningen, herinneringen, mails en dossiers. Het boek beslaat drie delen die allemaal bestaan uit puntige, leesbare hoofdstukken. Het eerste deel verhaalt over de geboorte van haar Eva, met 680 gram veel te licht en nauwelijks tot leven in staat. Het tweede deel werpt een blik op de moeizame ontwikkeling van Eva van baby tot negenjarige die gekenmerkt wordt door de ene na de andere tegenvaller en medische schimmigheid. Het laatste deel handelt concreter over de ethische en geneeskundige vraagstukken die samenhangen met vroeggeboorten. Van Osch is daarin niet meer lijdend voorwerp, maar kritisch journalist. Het maakt dat dit derde deel op zichzelf leesbaar is en als uitgangspunt van gefundeerde discussie kan dienen.

Want wat zijn de feiten? Allereerst dat de medische wetenschap geen exacte wetenschap is: grenzen die worden getrokken zijn akelig arbitrair en uiterst rekbaar. Het pleidooi om kinderen van 24-weken te behandelen is feitelijk gebaseerd op zo’n arbitraire grens. Immers, wat als 62% van de kinderen die dan ter wereld komt sterft en van de 38% die het wel redt een op de drie te kampen krijgt met zware handicaps en een derde met minder zware handicaps (p. 159)? Wie zou op basis van deze cijfers beslissen zijn kind te behandelen? Dat is een ongemakkelijk idee. De voorstelling dat je kindje, als het al overleeft, een grote kans heeft (zwaar) gehandicapt door het leven te gaan, is iets wat weinigen goed kunnen verdragen. ‘Je wilde een mens op de wereld zetten, maar je hebt een diertje gebaard’, zei een psychiater tegen haar.

Wat als
Wie de aangrijpend beschreven worstelingen van Van Osch de eerste twee delen heeft meegevoeld, zal in zijn diepste zelf moeten luisteren naar het stemmetje dat hij daar waarneemt. Wil ik de kans lopen op een leven lang zorgen? De kans dat mijn kind nooit van me zal houden? Dat ik niets terugkrijg voor al mijn inspanningen omdat het me niets terug kan geven? Want het is een taboe: niemand wil een ouder zijn die geen gehandicapt kind wil. En tegelijkertijd is er ook niemand die vooraf werkelijk rekening houdt met een zwaar gehandicapt kind. Een kind dat niet wil eten, doof is, de ontwikkeling van een tweejarige nooit zal ontstijgen, autisme heeft en spastisch is. Is dat kind eigenlijk wel gelukkig?

Leven en lijden zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, maar wat nu als dit lijden vroeg in de kiem gesmoord kan worden? Wanneer stop je een behandeling? Wanneer is het nog verantwoord om een kind agressief te behandelen? Ja, het blijft leven, maar tegen welke prijs? Ook dan stuiten we weer op een ongemakkelijke vraag: dit kost handenvol geld. Miljoenen per kind. Hoezeer Van Osch alles ook aansnijdt, dit laat ze toch wijselijk rusten. Want als we dan toch iets moeten koesteren dan is dat juist onze beschaving, die zich over vele vragen mag buigen, maar deze gelukkig nooit hoeft te stellen.

Wie het weet
Van Osch heeft een bijzonder boek geschreven, waarin ze recht uit het hart en zonder filosofische omhaal een eerlijk en toegankelijk verhaal vertelt voor een groot publiek. Toegegeven, de eerste twee gedeelten zijn vaak topzwaar om te lezen. De lezer wordt soms zelfs murw geslagen door de ontberingen die Van Osch en haar man ondergaan in hun relatie tot Eva. Maar dat is niet erg: dit is zoals het is. De vragen die ze opwerpt zijn niet eenvoudig te beantwoorden, en sommige zijn misschien wel alleen te beantwoorden als men zelf werkelijk keuzen moet maken.

Een boek als dit kan geen lijvig handboek ethiek vervangen, maar tegelijkertijd tref je in geen enkel ethisch werk een zo’n levendige beschrijving aan van hoe dilemma’s wekelijkheid worden. Daar moeten medici, medici in spé en iedereen die zich bekommerd om pril leven hun voordeel mee doen.