Boeken / Fictie

En nu dan echt de laatste Bernlef

recensie: Bernlef - Een onschuldig meisje

Op het moment van zijn overlijden in 2012 had schrijver Bernlef vier boeken op de plank liggen. Na Onbewaakt ogenblik volgden De ruïnebouwer en Wit geld. Met Een onschuldig meisje heeft de oude meester werkelijk zijn laatste pennenstreek geplaatst.

Na je dood nog drie jaar lang nieuwe boeken lanceren, dat is wat Bernlef door zijn literaire productie is overkomen. Maar nu is het klaar. De roman Een onschuldig meisje is met recht een sluitstuk te noemen, waarmee we ook afscheid nemen van Bernlefs ontroerende schrijfstijl. Het is alsof hij met dit boek zijn laatste ademstoot geeft: de schrijver is nog steeds aanwezig maar het echte vuur is er al uit.

Gordijnen
Onderwijzer Jos Swinkels krijgt een aanstelling op een basisschool in een dorp dat veel weg heeft van het Noord-Hollandse Schagen. Zijn voorgangster is met een burn-out buitenspel gezet, iets wat voor Jos een eerste waarschuwing zou moeten betekenen. In groep acht krijgt hij te maken met het nogal voorlijke meisje Lucille dat haar puberale vermogens bewust inzet om het de meester zo moeilijk mogelijk te maken. In zijn ambitieuze docentschap – inzichtelijk lesgeven en eigen verantwoordelijkheid – geeft Jos zijn pupillen veel ruimte, maar merkt hij niet hoe hem de maat genomen wordt en delft hij daardoor uiteindelijk het onderspit.

Bernlef schetst een mooi beeld van het bekrompen dorpsleven. Loeren vanachter de gordijnen, roddelen bij de bakker, vreemden die buitengesloten worden, het is allemaal gesneden koek voor de gemiddelde dorpeling maar Jos heeft daar geen boodschap aan. Hij gaat er als onderwijzer, iemand met een zekere positie en een moderne opvatting, vanuit dat als je er geen aandacht aan schenkt, je er ook geen last van hebt. Zijn personage wordt door de schrijver tegelijkertijd aangevuld met de moeizame verwerking van een verbroken liefdesrelatie.

Tampons
Langzaam wordt het web rond meester Jos gesponnen. Als hij op de proef wordt gesteld door Lucille en haar vriendinnen – ze faken ziek te zijn vanwege hun eerste menstruatie – zegt de eigentijdse onderwijzer doodleuk dat hij ervoor zal zorgen dat er voldoende tampons beschikbaar zijn. Dat levert hem een waarschuwing op omdat hij op grove wijze de juf seksuele voorlichting zou hebben gepasseerd. Lucille is vervolgens niet meer te stoppen en verspreidt het gerucht dat ze op een afgelegen plek seks heeft gehad met Jos.

De krachten die dan worden ontketend zijn niet meer in bedwang te houden. Jos hoeft zich niet zozeer te verweren, zijn onschuld wordt niet in twijfel getrokken, maar de stemming in het dorp is definitief tegen hem. Als Lucille, door spijt overmand, de verdachtmakingen alsnog probeert te ontzenuwen, blijkt dat er geen vat meer is te krijgen op de afwijzende houding van de dorpsbewoners. Bernlef weet mooi de vinger te leggen op de machteloze rol van beide hoofdrolspelers, ze zijn dader en slachtoffer en tot elkaar veroordeeld in het onstuitbare verloop van de affaire.

Kopje koffie

Een onschuldig meisje is een voorspelbare roman. De schrijver toont zijn onnavolgbare stijl, die vooral in de kleine subtiele beschrijvingen ligt, in een verhaal dat geen verrassing oplevert maar kalm naar een lichtelijk teleurstellend einde toe beweegt. Er is hier geen wending in de strekking, geen opvallende gezichtspunten die de boeken van Bernlef altijd hebben gekarakteriseerd, er is hier slechts een welgevormde punt achter een respectabel schrijversoeuvre gezet.

Nog iets over dat respect. Een bepaalde vorm van slordigheid begint de laatste maanden op te vallen in veel uitgegeven boeken. En dat juist in een periode waarin uitgeverijen naarstig op zoek zijn naar meer inkomsten inzake hun levensvatbaarheid. In Een onschuldig meisje wordt – ongeveer op de helft – door de hoofdpersoon op een terras een pilsje besteld, waarna hij anderhalve pagina later ‘het geld voor het kopje koffie op tafel legt’. Een uitgeversredactie zou zich moeten schamen voor zo’n faux pas, waardoor de lezer ruw en onomkeerbaar het verhaal wordt uitgeduwd en die bovendien getuigt van een achteloze behandeling van een fenomenaal auteur.

Muziek / Album

Tweede debuut

recensie: Loes Swinkels - Nothing As I Know

De heilige grond van Maria Roepaen in Ottersum is het toneel van de albumpresentatie van Loes Swinkels. Nothing As I Know wordt ten doop gehouden in de Nightclub van dit cultureel podium.

In 2014 werden de opnames al afgerond voor het tweede album van Loes Swinkels. Het mag een tweede debuut genoemd worden, omdat Swinkels zich na een stilte van zes jaar hervond. Ze maakt een stevige rentree met Nothing As I Know. Met een nieuwe stijl – die een mix is van blues, soul en Americana – weet Swinkels wat ze doet en laat ze dat ook voelen. Iedere vezel in haar is verbonden met de muziek die ze nu maakt.

Hecht geluid

Het album Nothing As I Know nam Swinkels samen met Richard van Bergen, Rob Geboers, BJ Baartmans en Gabriël Peeters op. De productie was in handen van Gabriël Peeters in de Uncle Gabe’s Soundstudio te Eindhoven. Compositorisch heeft Swinkels het heft stevig in handen, want ze heeft de muziek voor vrijwel alle nummers zelf geschreven. Slechts ‘Misty Feelings’ werd door Ruben Klabbers voorzien van een melodie met een tekst van de hand van Swinkels.

Het album ademt de sterke overtuiging dat dit de nieuwe Loes-Swinkels-stijl is, waarbij omkijken geen optie is. Swinkels klinkt zelfverzekerd en speelt de sterren van de hemel. Dat haar muziek sterk geworteld is in de genoemde muziekstijlen van blues, soul en Americana, doet de warmte van de sound heel erg goed. De muzikanten die ze in de studio om zich heen heeft verzameld, hebben een hecht geluid vastgelegd.

Bijzonder momentje

Op de avond van de albumpresentatie in De Roepaen is het na een bijzondere opwarming door fraaie liedjes van Marcel Verbeek – die, zoals Swinkels zegt, een stem heeft als een warm bad – uiteindelijk de beurt aan Loes Swinkels met haar band. Dit is niet de band die we op het album horen, maar de band waarmee ze het land doortrekt. En dat die band er staat zullen we weten! De uitgebreide voorbereiding heeft haar vruchten afgeworpen. Samen met Fabian Kraal op drums, Kai Liebrand op bas, Aldo Spadaro weergaloos op gitaar en Remco van Zandvoort op Hammond, speelt Loes Swinkels haar nieuwste album plus een kort intermezzo met enkele bijzondere liedjes.

Swinkels heeft de touwtjes stevig in handen en speelt haar album integraal en in de volgorde zoals we de songs ook op het album terug vinden. ‘Nothing As I Know’ is dan ook het eerste nummer dat we horen en de afsluiter is ‘Welcome Home’.  In een viertal nummers tussen ‘Forbidden’ en ‘Cape Rainy Days’ laat Swinkels het publiek kennismaken met andere nummers dan dan de nummers die terug zijn te vind en op het album. Een nummer schreef Swinkels ooit in het Nederlands: ‘Voor altijd’ en dat is een bijzonder momentje in het optreden. Hier zingt de breekbare Swinkels die verder als een onverwoestbare frontvrouw van haar band speelt.

Definitieve draai

Het siert Swinkels dat ze het hechte geluid op het album ook met een compleet andere band op het podium weet waar te maken. Daarmee bewijst ze dat ze de echte leider van de band is. Wat meer dan helder is, is dat Swinkels de rootsstijl stevig heeft omarmd. Dit is topmuziek van een zangeres die haar draai definitief gevonden lijkt te hebben.

Live in Nederland: 12 April 2015, 17.00u, De Bosuil, Weert

Muziek / Album

Jesse Malin stijgt alweer niet boven zichzelf uit

recensie: Jesse Malin - New York Before the War

Jesse Malin (1968) is de vleesgeworden degelijkheid. Van zo iemand weet je wat je kunt verwachten; bijvoorbeeld dat de kans heel klein is dat hij boven zichzelf uit gaat stijgen. Voor het zesde soloalbum New York Before the War gaat die vlieger wederom op.

Malin laveert ergens tussen een klassieke singer-songwriter en een rockartiest, een beetje zoals Bruce Springsteen. Daarnaast doet hij, vooral qua stem, denken aan zijn ‘BFF’ Ryan Adams, maar dan zonder de country. Verder referentiekader: snufje Lou Reed (maar dan minder spannend), mespuntje Mink DeVille (minus de latin-invloeden). Malin mist een eigen smoel, en dat mag iemand die al 35 (!) jaar muziek maakt zeker aangerekend worden.

Geen verrassingen

Ongeveer alles komt langs wat je kunt verwachten van iemand die tussen singer-songwriter- en rockmuziek in wil zitten: een paar pianoballads, een aantal gitaarnummers met een lichte punkinjectie, en ergens tussen die twee polen nummers die in de verte iets bluesachtigs hebben. Soms komt er een barpiano langs, soms een mondharmonica, er zijn scheurende gitaarsolo’s, en af en toe wordt er een strijkers- of blazersarrangement tegenaan gegooid. Verassingen blijven uit, maar alles ligt wel uitstekend in het gehoor.

New York Before the War herbergt helaas nauwelijks memorabele liedjes, melodieën of refreinen, zeker vergeleken met een eerder album als Glitter in the Gutter (2007). Uw recensent heeft die plaat al jaren niet meer gehoord en zingt soms opeens delen van nummers van die plaat. Malins nieuwe worp klinkt als een klok, maar probeer maar eens de helft van de liedjes na te zingen als het album is afgelopen.

Barleven

Malin is bovendien geen heel sterke tekstschrijver. Hij omschrijft bijvoorbeeld zijn gehechtheid aan New York als een verslaving. Hij hangt rond in de bar en beschrijft die activiteiten als ‘bar life’. Over een vrouw zingt hij ‘she’s so dangerous’, en over een andere ‘Oh Sheena, we can’t make it together / Oh Sheena, we can’t make it alone’; dat soort werk. Het klinkt allemaal net te bekend en te makkelijk. Als hij tekstueel wat verder de diepte in was gegaan, had dat het verschil kunnen maken tussen een aardige en een gewoon prima plaat.

Malin heeft geen slecht of zelfs vervelend album gemaakt, maar hij blijft te veel binnen de lijntjes. Urgentie ontbreekt op New York Before the War. De muziek roept al even hard als de albumtitel de vraag op of deze plaat wel van deze tijd is, en niet vijftien of twintig jaar geleden gemaakt had kunnen worden. Daaruit moet toch de vervelende conclusie getrokken worden dat Malin stil is blijven staan.

Muziek / Album

Racoon maakt pas op de plaats

recensie: Racoon - All in Good Time

.

Album na album maken, hits produceren, en meedraaien in de muzikale Nederlandse eredivisie: het gaat niet vanzelf. De mannen van Racoon bleven puzzelen, namen ruim de tijd, maar overtuigen slechts deels met All in Good Time.
De opener van de plaat is een oude bekende. ‘Shoes of Lightning’ werd eind december 2013 bekend doordat het als anthem van 3FM Serious Request fungeerde. Dat het een zeer mooi nummer is, staat buiten kijf. Een weemoedige melodielijn waarover zanger Bart van der Weide ingetogen en voorzichtig zijn melancholie op je laat neerdalen. Het refrein geeft juist hoop door de volle overtuiging waarmee het gezongen wordt. Waarom het nog op dit album moet staan, na ruim een jaar, blijft echter een vraagteken.

Rust

Het semi-akoestische ‘Tommy’ bezingt een jongen die altijd gepest wordt. Doordat de ditmaal dunne zang zijn kenmerkende drive mist, past dit juist bij het thema. Ook het hoog gezongen refrein springt eruit. Mooi.
‘The Little One Falls’ is eveneens rustig. Getokkel, zachte zang en akoestische gitaar geven gevoel aan verdriet. Datzelfde doet het met piano begeleide ‘Spit Your Heart Out ‘. Het zijn alle drie tracks die relatief onopgetuigd blijven, in tegenstelling tot de rest van het album.

Te volle sound


Liverpool Rain, met hits als ‘No Mercy’, ‘Don’t Give Up the Fight’ en ‘ Liverpool Rain’, was de eerste samenwerking met de Belgische producer van Belle. Hierop was al te horen dat de band wat afstand nam van de cleane, eenvoudige sound van Before You Leave (2008) en vooral Another Day (2005), door meer instrumenten in te zetten. Die lijn is doorgezet, want het onderscheid met het vorige is dat op All in Good Time volheid overheerst. Nummers met slechts zang, gitaar en drum — voorheen toch het kenmerk van de band — zijn amper te ontdekken.

In ‘Heaven Holds a Place’ wordt de familie bezongen. De mondharmonicasolo en de swingende pianosolo lijken respectievelijk moeder en vader te verbeelden, wat een prima muzikale vondst is. Een onverwachte outro met blazers dissoneert echter.

Strijkers

Een strijkersensemble is bij veel tracks behoorlijk aanwezig. Blijven ze bij ‘Boy Breaks Heart’nog redelijk op de achtergrond, het door een lome intro ingeluide en met stevige, dansende stem gezongen ‘Brick by Brick’ wordt hier fors ondersteund.

In ‘Good to See You’ wordt de keyboard vergezeld met trompetten, wat eveneens zorgt voor een compact geluid. Slotnummer ‘Fun We Had’ biedt een terugblik op “het plezier dat we hadden en het leven dat we leefden”. Wederom de strijkers en een groot koor gevende de plaat een (te) opgewekt einde, al geeft het ook aan dat het leven volgens de band de moeite waard is.

Spanning ontbreekt

Doordat de songs op All in Good Time vrijwel allemaal hetzelfde tempo hebben, wordt de plaat vrij gezapig. De liedjes zijn stuk voor stuk prima, maar zoals eerder gezegd zijn ze soms te vol gestopt. De band heeft de veelvoud aan violen bijvoorbeeld niet nodig. Het wordt nergens echt spannend, en rocksongs van vroeger zijn ver te zoeken. Alleen het broeierige ‘Guilty‘, waarbij de spanning wordt opgebouwd en vastgehouden door hi-hat en drums, is wat dat betreft een uitschieter. Racoon vindt zichzelf wel, maar weet niet te overtuigen.

Muziek / Album

Subtiele spanning, spannende subtiliteit

recensie: Mevrouw Tamara - Zo Lang Mogelijk

Toen in 2012 de ep Ik Ben Spiritus verscheen, was het een kwestie van tijd voordat Mevrouw Tamara met een sterk debuutalbum aan zou komen zetten. Dat heeft drie jaar geduurd, maar het wachten wordt beloond.

Aan Zo Lang Mogelijk, het debuutalbum van Mevrouw Tamara, gingen meerdere (digitale) ep’s vooraf. Alle nummers samen, inclusief opnieuw opgenomen versies van de meeste liedjes op Ik Ben Spiritus, zouden samen de eerste full-length worden. Geïnteresseerden konden zich op de ep’s abonneren, en uiteindelijk zouden ze Zo Lang Mogelijk in de brievenbus krijgen. De cd is verpakt in een fraai boekwerk, met illustraties en toelichtingen over het ontstaansproces van het album.

Op de ep’s die aan het album voorafgingen was al te horen dat Mevrouw Tamara echt een band is geworden. De muzikanten zijn duidelijk op elkaar ingespeeld, wisselen bijna onopvallend van tempo, en zorgen voor fraaie muzikale accenten. Op zekere hoogte maakt die subtiliteit de muziek spannend. De band klinkt hecht, maar biedt tegelijkertijd ook ruimte aan gastmuzikanten: onder meer een orkest en gitarist Anne Soldaat spelen op verschillende nummers mee.

Internationaal aandoende indiepop

Mevrouw Tamara kiest niet voor geijkte structuren à la drie coupletten, en om het couplet een refrein. Daardoor duurt het soms even voordat de liedjes landen. Vooral bij de eerste paar luisterbeurten is aandachtig luisteren min of meer vereist. De muziek zou best iets directer de aandacht op mogen eisen, zonder haar subtiliteit te verliezen. Zanger/tekstschrijver Tamara van Esch klinkt soms ook een beetje verlegen. Op ‘Prooi’ heeft ze bijvoorbeeld weer een heel orkest achter zich, maar haar zang klinkt een beetje onwennig. De muziek klinkt op zulke momenten zelfverzekerder dan de zang.

Het diverse Zo Lang Mogelijk klinkt afwisselend orkestraal, dromerig, een beetje psychedelisch, en strak en berekend. Blazers-uit-een-doosje of een slidegitaar zorgen voor opvallende muzikale accenten. Op de plaat staat eigenlijk internationaal aandoende indiepop met Nederlandstalige teksten. Iemand als Eefje de Visser liet al horen dat die combinatie heel goed mogelijk is, maar de vergelijking tussen Eefje en Mevrouw Tamara gaat eigenlijk vooral qua houding en aanpak op.

Licht-orkestrale tik

Hoewel het orkest op slechts vier van de veertien nummers meespeelt, hebben veel liedjes een licht-orkestrale of pseudo-klassieke tik meegekregen. ‘Zit Ik Vast I’ klinkt bijvoorbeeld als een dromerig bad strijkers. In ‘Zit Ik Vast II’ is een klassiek aandoende piano dan weer het prominentste instrument. Muzikaal valt er sowieso veel aan Zo Lang Mogelijk te genieten, zoals de mooie lange uitloop van ‘Yvette’.

Ook tekstueel is Zo Lang Mogelijk sterk: de vervreemdende teksten van Van Esch maken het plaatje af. Meestal komen die over als sfeerschetsen met fraaie zinnen als ‘Nu kleedde jij je uit, / baarde een kind, at beschuit’. Soms vertelt Van Esch op fragmentarische wijze een verhaal, zoals in ‘We Mogen Er Niet Uit’, dat over een treinaanrijding gaat. Zo’n nummer doet evenwel toch wel vermoeden dat de teksten nog wat aan concreetheid kunnen winnen.

Hoewel Mevrouw Tamara soms wat zelfverzekerder de aandacht op mag eisen, is Zo Lang Mogelijk een geslaagde, eigenzinnige debuutplaat geworden. Muziek en teksten zijn van niveau, en de band laat horen vol ideeën te zitten. Dat zorgt voor een tegelijkertijd subtiel en spannend debuut.

Boeken / Non-fictie

De teloorgang van een ‘Heldenleben’

recensie: Frederik Heemskerk - Dossier Willem Mengelberg

Nadat Willem Mengelberg (1871 – 1951) op 24-jarige leeftijd ‘orchest-directeur’ van het Concertgebouworkest wordt, ontwikkelt het orkest zich tot een van de besten ter wereld. Daarmee is een held geboren. Tot de Duitsers in mei 1940 Nederland binnenvallen en alles verandert.

Joseph Wilhelm Mengelberg wordt geboren in Utrecht en blijkt al snel muzikaal hoogbegaafd te zijn. Zijn jeugd en adolescentie lopen langs een weg met slechts een mogelijke eindbestemming: het muzikantschap. En dat lukt. Vriend en vijand zijn het erover eens dat Mengelberg een uitzonderlijk dirigent is. Niet enkel het Concertgebouworkest, ook tal van andere orkesten willen Mengelberg op de bok. Hij reist de hele wereld over, wordt aanbeden door vrouwen, is bevriend met Gustav Mahler en ontvangt belangrijke eerbewijzen. Naast Mahler mag Mengelberg ook Richard Strauss tot zijn vriendenkring rekenen, de componist die het symfonische gedicht Ein Heldenleben schreef. Volgens critici een schaamteloos zelfportret. Toch had het evengoed een muzikale weergave van Mengelbergs succesjaren kunnen zijn: de jaren tot aan de oorlog.

Kritiek
Niettemin zijn er in de jaren voor 1940 al kritische geluiden te horen. Met name over zijn politieke houding. Zo langzamerhand begint men aan zijn loyaliteit te twijfelen. Mengelberg heeft openlijk contact met hooggeplaatste Duitsers en NSB’ers. Opvallend twijfelt men in Duitsland evengoed. Aan wiens kant staat de dirigent nu eigenlijk? Vol overgave dirigeert hij de werken van Joodse componisten. Op een door nazi’s opgestelde lijst wordt Mengelberg aangeduid als Freund des Juden Gustav Mahler. Ook tijdens de bezettingsjaren houdt de dirigent er op zijn zachtst gezegd een ambivalente houding op na. Zo zou hij champagne klinken op Duitse overwinningen, geeft hij concerten in Berlijn, is hij lid van de Kultuurraad en ontglipt hem regelmatig een onhandige opmerking. Daartegenover staat zijn hulp aan Joodse orkestleden, het weigeren van concerten voor dubieuze organisaties en zijn genegenheid voor de in Londen verkerende koningin Wilhelmina.

Een kind
Na de bevrijding wordt de Nederlandse samenleving van zijn collaborateurs gezuiverd.  Mengelbergs imago is te zeer besmeurd. Door een speciaal opgerichte ereraad wordt hij voor het leven uitgesloten van dirigeren in Nederland. In 1946 is er de mogelijkheid in hoger beroep te gaan en de inmiddels in Zwitserland wonende Mengelberg doet dat. Zijn advocaat, Sam Bottenheim, zoekt de oude musicus op en treft een man ‘die zich van geen kwaad bewust voelt, maar zich overigens diep getroffen acht door hetgeen men hem heeft aangedaan’.

Bovenstaande uitspraak legt een totaal gebrek aan zelfkritiek aan de dag. Oud-politicus Henri Marchant, een van de getuigen, typeert Mengelberg als volgt:

Mengelberg was een kind en dus ook kinderlijk in zijn opvattingen. Alles draaide om de muziek en het orkest. Mengelberg wist niets af van politiek.

Het beeld ontstaat van een wereldvreemde naïeveling. Op zichzelf geen probleem, maar voeg daar een portie ijdelheid, egoïsme, grootheidswaanzin en een gemakkelijk te beïnvloeden karakter aan toe en zie de precaire cocktail ontstaan. De raad besluit Mengelbergs uitsluiting voor het leven terug te brengen naar zes jaar. Een aantal maanden voor de straf afloopt sterft hij. Zijn geliefde orkest heeft hij na de oorlog nooit meer gedirigeerd.

Noodzaak
Dat het zuiveringscollege juridisch gesproken niet altijd de schoonheidsprijs verdient, weet Frederik Heemskerk (1939) helder uit te leggen. Zijn verleden als advocaat, officier van justitie en raadsheer helpt hem daarbij. Of hadden wij dit zelf ook wel kunnen concluderen? De vraag die na het lezen van Dossier Willem Mengelberg blijft hangen is: wat is de noodzaak van dit boekje? Hoeveel nieuwe feiten komen nu werkelijk boven tafel ten opzichte van de lijvige, door Frits Zwart geschreven Mengelberg biografie? Ontstijgt het het niveau van een ijverig werkstuk?

Nee. De getuigenverslagen zijn interessant maar overlappen elkaar veelvuldig, de toon is vaak te schools en de zaak mist de grandeur om er een boek aan te wijden. Dat Mengelberg fouten heeft gemaakt maar niet ‘fout’ was, kan de lezer al snel opmaken. Ook het feit dat Mengelberg zich nooit openlijk heeft verantwoord voor zijn daden, maakt het er niet gemakkelijker op. Vragen die de raad stelde konden de facto alleen door de hoofdpersoon beantwoord worden. Zoals Heemskerk zelf concludeert: ‘Voor zijn rechters – en voor ons – blijft hij nu de grote onbekende.’

Boeken / Fictie

Tegen rechtlijnigheid

recensie: Arthur De Pins - De Krabbenmars

Er bestaat een krabbensoort die zich slechts in een lijn kan voortbewegen: zijwaarts. Tot een paar krabbetjes hiertegen in opstand komen, wat grote gevolgen heeft. Niet alleen voor henzelf, maar ook voor hun hele soort en de Franse kustplaats waar ze zich bevinden.

De Krabbenmars speelt zich af in de jaren ’70/’80, in het Franse plaatsje Royan, in de Gironde. Terwijl de toeristen aan het strand liggen te zonnen, lopen kleine krabbetjes heen en weer. Door de vierkante vorm van hun schild zijn ze niet in staan om bochten te maken, zodat ze voor altijd veroordeeld zijn om in een rechte lijn te lopen, zijwaarts. Hun leven is een eindeloze herhaling van dezelfde wandeling, waarbij ze bijna nooit andere krabben tegenkomen. Ze kennen geen liefde, hebben geen vrienden en leven een naamloos bestaan.

Gedwongen versus gekozen

Als twee krabben elkaar tegenkomen op een gitaar ontstaat er een vriendschap. En als ze dan ook nog eens samen ontsnappen uit een hachelijke situatie door elkaar te dragen – en dus van de lijn af te wijken – ontstaat een vriendschap. Ze geven elkaar namen, Zon en Gitaar, en besluiten elkaar te helpen om ook eens wat afwisseling te krijgen. Die afspraak zorgt echter voor veel onrust. Er ontstaat een tweedeling in de krabbenmaatschappij: de Rechtlijnigen staan tegenover de Draaiers. De spanningen groeien als Zon wegvlucht van een zinkend (Greenpeace)schip door in een bochtje te lopen.

Arthur de Pins kwam in 2003 op het idee om een film over deze krabben te maken. Het korte filmpje dat hij maakte (Krabbenrevolutie), won veel prijzen en effende de weg voor een groter project: een lange film. Eigenlijk zouden het twee delen moeten worden. Een deel over de strijd tussen ‘rechtlijnigen’ en ‘draaiers’, het andere over de evolutie. Het stripboek is een aangepaste versie van het storyboard van die film. De stijl van de tekeningen is aangepast aan de strips die in de jaren ’70 en ’80 van de 20e eeuw uitkwamen. Het kleurgebruik en de lijnvoering komen ook overeen met in die periode gebruikte technieken. Zo maakt De Pins geen gebruik van contourlijnen voor zijn personages.

Om iets van te leren

Het tragische verhaal van de krabben is niet het enige verhaal dat in het boek verteld wordt. Op de achtergrond wordt een documentaire gemaakt over de krabben, probeert Greenpeace de aanleg van een oliepijpleiding tegen te houden, en probeert het bestuur van Royan zo goed en zo kwaad als het kan het imago van badplaats te behouden. Al die verschillende belangen en verhalen komen samen in de climax van De Krabbenmars. Alles werkt samen naar het einde van het verhaal toe.

De Krabbenmars kan ook als een kritiek op de maatschappij worden gezien. Een maatschappij die gericht is op vooruitgang. De voortdurende noodzaak van (economische) groei, van uitbreiding en verspreiding is te vergelijken met de houding van de Rechtlijnigen. Wie van de lijn afwijkt is verdacht. De Draaiers staan verandering voor – een houding die overigens niet vol te houden is. Verandering om de verandering is even erg als het blijven voortploeteren zoals het altijd al is geweest. Soms, zoals ook Zon concludeert, hoef je niet te veranderen. Soms is hetzelfde blijven het beste om te doen.

Boeken / Non-fictie

W.F. Hermans’ machteloze woede

recensie: Willem Otterspeer - De zanger van de wrok

Na vijftien jaar onderzoek en tweeduizend gepubliceerde pagina’s is Willem Otterspeers biografie van Willem Frederik Hermans voltooid. Over Hermans zal nog lang bij tijd en wijle gediscussieerd worden, maar wat een werk is dit.

Het is een van de sterkste beelden uit het tweede deel van Willem Otterspeers biografie van Willem Frederik Hermans, De zanger van de wrok: de eenzame schrijver op leeftijd, gezeten in een stoel in een matig verlichte kamer in zijn Parijse appartement, die zijn leven overpeinst. Zijn vrouw, de enige persoon die van de ene tot de andere kaft in leven bij de schrijver blijft, slaapt. Alles is mislukt, alles is altijd mislukt.

Als buitenstaander zie je wat niet mislukt lijkt te zijn: op een zeker moment ontving Hermans bijna twee ton per jaar aan royalty’s van zijn uitgeverij De Bezige Bij alleen al – daarbij kwam nog geld van de kranten en tijdschriften waarvoor hij schreef, royalty’s van uitgeverij Van Oorschot (De donkere kamer van Damokles) en dividend van aandelen Shell. Het ging Hermans en zijn vrouw Emmy materieel en financieel voor de wind: hun Parijse appartement was duur, maar daarvoor betaalde in feite NRC Handelsblad, ze dronken goede wijn, champagne en andere drank, en maakten vaak tripjes.

Toch is er een leegte, die zich ook vertaalt naar het laatste deel van Otterspeers boek: Hermans was eenzaam, en die eenzaamheid herhaalde zich elke dag een beetje steviger. Steeds weer raakte hij vrienden en kennissen kwijt doordat ze hem in zijn ogen verraden hadden. Zijn gezondheid takelde langzaam af, als gevolg van de vele sigaretten en grote hoeveelheden drank. Daar zit de schrijver, alleen in een nachtelijke kamer.

Centraal staat de herrie

Maar dat betreft alleen het laatste deel van De zanger van de wrok. Aan het begin vinden we Hermans in Groningen: hij heeft een baan aan de universiteit gevonden, na een miskraam wordt zoon Ruprecht geboren en hij schrijft een aantal van zijn beste boeken. Toch was Hermans ook in het noorden van het land niet gelukkig, waarschuwt Otterspeer: amper twee jaar na er neergestreken te zijn, wilde Hermans weer weg. Dat zou tot 1973 duren, tot hij met veel herrie de universiteit verliet.

Herrie is het kernwoord in Hermans’ leven. (En zijn naleven, waar Otterspeer al genoeg ervaring mee heeft.) Er is continu gedoe: begin jaren vijftig het proces rondom Ik heb altijd gelijk, de Weinreb-affaire in de jaren zeventig, en in de jaren tachtig sleepte het niet-conformeren aan de culturele boycot van Zuid-Afrika zich voort. Toen een psychisch instabiele man zich toegang verschafte tot Hermans’ appartement in Parijs en hem 31 steekwonden toebracht, bleef de schade van al die herrie niet langer mentaal, maar werd zij ook fysiek.

Tussen dat alles door, zou je bijna zeggen, bleef Hermans schrijven: grote romans als De donkere kamer van Damokles (1958) en Nooit meer slapen (1966), universiteitssatires als Onder professoren (1975) en Uit talloos veel miljoenen (1981) en een laat meesterwerk als Au pair (1989). Otterspeer is opvallend veroordelend over veel van Hermans’ werk: vooral zijn Parijse werk wordt stevig aangevallen; pas in 1987, met De heilige van de horlogerie, hervindt Hermans zijn vorm weer. Misschien is dat zo. Deze evaluaties zijn vooral niet de meest interessante stukken uit de biografie. Jammer is ook dat er weinig ruimte is voor een ruimere interpretatie van de ontvangst van zijn boeken.

Machteloze woede

Otterspeer besteedt veel tijd aan het op de huid zitten van Hermans’ persoonlijkheid en zijn drijfveren. Wat motiveerde de grootmeester? Waarom was hij zijn hele leven zo wrokkig? De oorzaken daarvoor vinden we veelal in het eerste deel van deze biografie, het in 2013 verschenen De mislukkingskunstenaar. In dit deel staan de brokstukken van Hermans’ levensinstelling centraal. Zelfs zijn vrouw en zoon moeten eronder hebben geleden. Een citaat:

Waarom was hij naar Brussel gegaan? Om dichter bij Ruprecht te zijn. Maar Ruprecht zag hij minder dan ooit, althans niet op de momenten waarop híj er behoefte aan had. Hij had geen begrip voor het feit dat zijn zoon inmiddels een drukke baan had, een vrouw en kinderen. Ruprecht diende er voor hém te zijn, op bezoek te komen, reisjes met hem te maken. Gebeurde dat niet, dan kon dat aanleiding vormen tot uitbarstingen van machteloze woede.

Die ‘machteloze woede’ is cruciaal. Dat is een soort oergevoel, dat door de in zijn ogen laffe dood van zijn zus in 1940 een allesoverheersende invloed in zijn leven was geworden. Al die boosheid kwam voort uit het gevoel niets aan de situatie te kunnen doen, overgeleverd te zijn aan het lot – een kwetsbaarheid waar Hermans zich door zijn barse schil van hoopte af te weren. Het vormt de kern van zijn werken: de harde wereld en de slappeling, het anders voordoen, de verwoestende kracht van een wereld waar je geen vat op kan hebben.

Kolossale arbeid

Er bestaat een foto, genomen door Pieter van Acker, van Hermans en Cees Nooteboom in Parijs: Hermans rent met de armen gespreid in een Parijs’ park op een groep duiven af, die haastig opvliegen; Nooteboom loopt er glimlachend achter. Deze foto is in De zanger van de wrok terug te vinden. Er is iets intens triests aan dit portret: de te grote, vierkante jas, het kinderlijke plezier van een oudere man. Het is niet de schrijver van de grote romans die we hier zien, maar de man van de private drama’s en innerlijke demonen. Het is wél het onderwerp van Otterspeers kolossale arbeid, van wie we na lezing weer meer begrijpen, en wiens werk we nog beter kunnen waarderen.

Muziek / Album

Ex-jazzband doet tegenwoordig aan electropop

recensie: Portico - Living Fields

Portico is de band die voorheen bekend stond als Portico Quartet. Volgens de leden zelf is Living Fields, het eerste album onder de naam Portico, een debuut.

Eerlijk is eerlijk, het gaat hier om een nogal twijfelachtige doorstart: enerzijds dat ‘dit is een debuut’-verhaal, en anderzijds wordt er niet voor een heel andere naam gekozen. Bovendien gebruikt de band op bijvoorbeeld Facebook nog altijd dezelfde pagina als Portico Quartet, al is ook de bandnaam daar aangepast.

Het probleem met zo’n bandnaam die duidelijk naar de formatie verwijst waar ze uit voortkomt, is dat je als luisteraar automatisch gaat vergelijken. Living Fields blijkt niet erg veel met Portico Quartet te maken te hebben, en dat is jammer. Waar het kwartet op spannende wijze een grensgebied tussen jazz en electronica opzocht, is dat laatste duidelijk de hoofdmoot van Portico. Sterker nog: de hang en de saxofoon, die karakteristiek waren voor het geluid van het kwartet, lijken te ontbreken. Het kan best zijn dat die ergens onder een flinke laag elektronische vervorming zitten, waardoor ze gewoon als synthesizers klinken. De ambient-achtige synths en ratelende drumcomputers klinken soms bovendien net te eenvoudig om echt te imponeren.

Joe Newman

Portico heeft aan creativiteit ingeboet ten opzichte van het Quartet. De nummers met Jono McCleery bijvoorbeeld klinken veel te sterk als James Blake-nummers. Als je McCleerly’s al erg Blake-achtige stem ondersteunt met Blake-achtige elektronica, dan verzand je uiteraard snel in epigonisme. Op afsluiter ‘Memory of Newness’ gaat Jamie Woon (wordt het trouwens niet eens tijd voor een nieuwe plaat van hem?) bovendien ook nog eens in de Blake-modus, in plaats van de Timberlake-modus die je van hem zou verwachten. Dat is een beetje jammer, terwijl het nummer toch best fraai is.

De derde prominente gast op Living Things is Joe Newman. Newmans karakteristieke stem is tegelijkertijd een van de karakteristieken van zijn band alt-J. Newman klinkt op zijn gastbijdrages bij Portico echt als Newman, zonder dat de muziek gelijk alt-J-achtig wordt. Hij neemt zelfs zijn hiphop-achtige neiging tot woorden spellen mee. ‘101’ lijkt bovendien ook echt op een Portico Quartet-achtig nummer met vocalen van Newman. Hij tekent voor de vocalen op nog twee nummers, en die behoren tot het beste op Living Things.

Te weinig liedjes

‘101’ klinkt bovendien echt als een liedje, of een muziekstuk nota bene. Sommige andere nummers op Living Things pruttelen door, zonder dat er sprake is van een sterke opbouw. ‘Where Are You Now’ bijvoorbeeld begint gewoon ergens en houdt ergens op. Ook de korte ambient-instrumental ‘Dissolution’ blijft onder de twee minuten. Twee van zulke weinig imponerende intermezzo’s op een album met negen nummers in 36 minuten doen de plaat ook kwantitatief een beetje mager uitvallen.

Living Fields is een heel aardige electropopplaat-met-bescheiden-pretenties geworden, waarop vooral de samenwerkingen met Joe Newman toch best sterk uitpakken. Maar het blijft jammer dat een groep die ooit het heerlijk creatieve Portico Quartet was, soms net te sterk in het James Blakeje spelen blijft hangen.

Film / Films

Nieuw begin in de snackwagen

recensie: Chef

Nu ook voor mannen. De culinaire speelfilm werd tot voor kort vooral gemaakt voor vrouwen. Denk aan flink gezoete melodrama’s als The Hundred Foot Journey en The Lunchbox. Films die oogstrelend lekker eten combineren met soapachtige verwikkelingen, op smaak gebracht met een klein beetje Indiase kruiden.

~

In de Amerikaanse komedie Chef  giert er wat meer testosteron door de keuken. Regisseur en acteur Jon Favreau is de grootstedelijke topkok Carl die na een vernietigende recensie via twitter wraak neemt om vervolgens ook nog de restaurantcriticus live aan te vallen. Probleempje: de hele wereld kijkt via de sociale media mee.

Wijze lessen

Weg reputatie en weg carrière. Voor Carl zit er maar een ding op: uithuilen en overnieuw beginnen. En dit keer graag een baan zonder stress en ingewikkeld eten. De kok knapt een vervallen snackwagen op en al snel vliegen de warme broodjes in het gelijknamige tempo over de toonbank.

~

Chef blijft natuurlijk een Amerikaanse film en dus worden er onderweg wijze lessen geleerd. Carl heeft ineens weer tijd voor zijn zoontje en ook de gebroken relatie bloeit weer op. Geluk zit in simpele dingen is hier de moraal. En familie en vrienden zijn belangrijker dan financieel succes. De Amerikaanse droom is ook niet meer wat ie geweest is.

Vult lekker

Maar ondanks die open deuren valt er in Chef genoeg te genieten. Met dank aan de vele leuke bijrollen van John Leguizamo, Scarlett Johansson, Dustin Hoffman, Robert Downey Jr. en Oliver Platt. Heel diep gaat het allemaal niet, maar de cast dient het smakelijk op en het vult lekker. Dat levert Chef de hoogst haalbare restaurantbeoordeling op: drie sterren.