Boeken / Non-fictie

Not a good Reed/Read

recensie: Boeken: Victor Bockris - Transformer: Het verhaal van Lou Reed

Vanaf de eerste pagina’s voel je dat het niet goed zit met deze biografie. En helaas zijn de volgende pagina’s daar alleen maar de bevestiging van. Niet alleen is Victor Bockris een abominabele schrijver, hij bezondigt zich ook meteen aan enkele basiswetten van non-fictie schrijven.

In 2013 verloor de wereld één van de iconen van de rockmuziek: Lou Reed. Hij liet een meer dan indrukwekkende muzikale erfenis achter, die in de jaren zestig begon en tot op het einde voor verrassingen zou zorgen, zoals toen hij een plaat opnam met de mannen van Metallica. Zijn privéleven was bewogen, mede door zijn norse en opvliegende karakter. Zo had hij relaties met vrouwen en transgenders, maakte hij pijnlijke scheidingen mee, en vernederde hij meer dan eens journalisten wanneer de vragen niet naar zijn zin waren.

Speculatief

Stof genoeg voor een boeiend boek, zou je denken, maar dat is buiten Victor Bockris gerekend. Zijn Transformer: The Lou Reed Story, is ten eerste heel slecht geschreven, ten tweede meer dan eens speculerend (zo wil hij de lezer er per se van overtuigen dat Reed in zijn jeugd een asociale weirdo was, maar zijn voorbeelden die dat moeten staven wegen wel heel licht), en ten derde onvoorzichtig in zijn bronvermelding. Hoewel het een grondige herziening is van de eerste editie, die in 1994 verscheen, is het geen verbetering.

Zo veronderstelt Bockris dat Reed een problematische relatie met zijn moeder was, omdat het joden waren en joodse mannen altijd een problematische relatie met hun moeder hebben. Zijn bewering kan hij voor de rest niet staven. En verder barst het boek van citaten en herinneringen, maar altijd door ‘een jeugdvriend’, ‘een klasgenoot’, ‘iemand uit de dichte omgeving van Reed’. Anders gezegd: hij kan schrijven wat hij wil, het kan toch niet gecontroleerd worden. Het geeft het boek ook het aura van een roddelblaadje, waardoor we ook geen enkel nieuw inzicht in zijn werk(wijze) krijgen.

En die slechte zinnen? Wat dacht je hiervan:

In januari, tijdens zijn eerste solo-optreden in de Alice Tully Hall in New York, droeg hij een zwartleren broek en jack en was hij volgens de aanwezigen uiterst opwindend. Diezelfde maand trouwde de seksueel ambivalente Reed, die zichzelf als een ridder vond en in knappe prinsessen geloofde, met de vrouw die hij als een volgzaam vrouwtje beschouwde.

Wispelturig

En hoewel over smaken en kleuren niet valt te twisten, gaat Bockris ook nog eens zwaar uit de bocht door te beweren dat Lulu, het album dat Reed in 2011 met Metallica maakte en door critici wereldwijd werd afgebroken, te beschrijven als het beste dat Reed ooit maakte. Een afwijkende mening hebben mag natuurlijk, maar dit is gewoon tegendraads zijn, of iets beweren omdat het past als positieve noot om mee af te sluiten. Des te meer hypocriet, omdat de eerste editie uit 1994 heel negatief eindigde, met Reed als emotioneel wrak. Nu hij gestorven is, wil Bockris er opeens een halve heilige van maken – de periode van 1994 tot 2013 kon hij blijkbaar niets verkeerd doen. Nee, dit is geen goede, laat staan betrouwbare biografie.

Theater / Voorstelling

Nieuw Utrechts Toneel maakt een geschiedenis

recensie: Nieuw Utrechts Toneel - Geheim

Wanneer Floor Leene op een dag in de boekenkast van haar grootmoeder neust, valt haar oog op een kistje dat ze nooit eerder gezien heeft.

In het kistje blijken tien brieven in te zitten. Ze zijn geschreven door vijf verschillende schrijvers en bespreken allemaal dezelfde gebeurtenis uit 1923. In een rustig decor dat de indruk van vergeelde foto’s wekt onthult Floor samen met haar medespeler Greg Nottrot een geheim dat 92 jaar lang goed bewaard leek te zijn. Greg haalt de vader van de geschiedschrijving Herodotus aan, die al begreep dat echte objectiviteit niet bestaat, en stelt dat geschiedenis voor de ene helft wordt bepaald door de feiten en voor de andere helft door de geschiedschrijvers. Bovendien zou je een bron pas op waarde kunnen inschatten wanneer je deze goed kent. Dit laatste blijkt een legitiem excuus om tijdens de voorstelling ook Floor en Greg beter te leren kennen om zo de objectiviteit van hun verhaal zoveel mogelijk te kunnen waarborgen.

Floor raakt na haar vondst verwikkeld in het verhaal van Mies: een ongetrouwde vrouw van 31 jaar die op vroege leeftijd haar moeder heeft verloren en nu bij haar vader woont om hem te verzorgen. Mies’ leven neemt een onverwachte wending wanneer zij op slag verliefd wordt op de aantrekkelijke autoverkoper Cornelis en zij, zonder dat iemand het ook maar doorheeft, zwanger wordt van zijn bastaarddochter Marie. Onwetendheid en naïviteit lijken hand in hand te gaan wanneer uit de brieven blijkt dat zelfs zij zich pas bewust werd van haar zwangerschap ten tijde van de verschrikkelijke nacht waarin zij moest bevallen. Bestraft worden moeder en kind naar de St. Magdalena Stichting in Breda gebracht om deze schandalige geschiedenis zo goed als kan te verhuizen.

geheim1‘Dan nu de geschiedenis.’

De verhalende geschiedenis van Floor en Greg baseert zich zeker op feiten. Ze putten niet enkel uit de brieven, maar schetsen ook een beeld van de geschiedenis door middel van foto’s die zij uiteen stallen op schildersezels. Wanneer de ingewikkelde stamboom van de tandartsenfamilie van Floor en Mies wordt gepresenteerd, doet dit haast denken aan een lesje Griekse mythologie. Daarnaast doet het duo ook een beroep op verschillende literaire bronnen om een beeld te schetsen van dat wat wellicht Mies’ grootste vijand was: haar tijdsgeest. Mies leefde in een tijd van grote vernieuwingen en uitvindingen waarin de rol van de vrouw een ware metamorfose onderging. De korsetten werden aan de kant gegooid en de vrouw ontpopte zich tot een jongensmeisje en een hard werkende femme fatale. Tegelijkertijd werd aan diezelfde vrouw het begrip ‘hysterie’ gekoppeld en ontstond er een grote angst en weerstand voor deze anarchistische vrouwen met korte haren die ineens van alles wilden en broeken gingen dragen.

Scherp spel

De verschillende interpretaties en het gemak waarmee Floor en Greg in de verschillende personages lijken te schieten, houden de toeschouwer scherp en laten de geschiedenis tot leven komen. Feit en fictie lopen naadloos in elkaar over en worden aangevuld met persoonlijke verhalen. Dit levert soms treffende overeenkomsten op: zo kregen Floor en Mies op dezelfde leeftijd hun dochtertje, hebben zij beide een zwak voor autoverkopers en schelen ze precies 90 jaar en één dag. Daarnaast wordt juist een schrijnend contrast voelbaar wanneer Floor vertelt over hoe liefdevol zij werd ontvangen na haar bevalling en hoe gezellig haar ziekenhuiservaring was. Haar positieve herinnering staat haaks op de bijna fatale bevalling van Mies en haar verstoting.

geheim2Schitterende archeologische vondsten

Geheim speelt in Castellum Hoge Woerd, een historische plek waar de restanten van een Romeins fort in de grond zijn aangetroffen. Hierop wordt momenteel het fort opnieuw gebouwd. Dit element van verder bouwen op de geschiedenis maakt de locatie natuurlijk uitermate geschikt voor deze voorstelling. Ook het aansluitende driegangendiner blijkt een voltreffer: volgens recept van over-over-over-overgrootmoeder krijgt het publiek heerlijke smaken uit het verleden voorgeschoteld terwijl eenieder op verzoek geheime briefjes schrijft die over precies 90 jaar en één dag gelezen mogen worden. Tijdens de epiloog wordt de toeschouwer zelf overgeleverd aan speculatie: waar was Cornelis al die tijd en hoe liep het af met Mies en Marie? Voordat Floor en Greg de antwoorden hierop met ons delen, wordt iedereen uitgenodigd om eerst hardop mee te denken. Er heerst een broederlijke sfeer en onze fantasie wordt uitgeschreven en getekend op de ondervloer van het theater. Ons geheim zal hierop worden bewaard wanneer de uiteindelijke vloer zal worden gelegd. Onze geheime briefjes in het kistje worden begraven in de historische grond van het Castellum om daar bewaard te blijven tot ze worden opgegraven door het stadsarchief. Deze poëtische versmelting van verleden, heden en toekomst maakt de voorstelling tot een unieke ervaring.

Film / Films

Arthousethriller met synthesizerpop en Don Johnson

recensie: Cold in July

Ooit was de genrefilm synoniem voor verwerpelijk. Want: commercieel, een knieval naar je publiek, artistiek volledig oninteressant. Geen onafhankelijke cineast die zich aan een thriller of actiefilm waagde.

Maar zie nu eens: Ook regisseurs met een tikje meer pretentie willen graag een publiek voor hun film. En dus worden we de laatste jaren overspoeld door de ene na de andere arthousethriller. Denk aan fijne titels als Prisoners, Killer Joe, Blue Ruin, Mud, Joe en Drive. Aan dat rijtje mag nu Cold in July worden toegevoegd, een broeierig Texaans misdaadverhaal dat de kijker steeds weer weet te verrassen zonder te vervallen in goedkope plottwists of schrikeffecten.

Cold in July begint met een scène die uit een campagnespotje van de Tea Party zou kunnen komen. Richard Dane (Michael C. Hall – met matje) betrapt een indringer in zijn huis en knalt hem af. Dat de man ongewapend was, vindt de politie en de publieke opinie verder geen probleem. Opgeruimd staat netjes.

Suburbia

Na dit explosieve begin, schakelt regisseur Jim Mickle in Suburbia-modus. We zien hoe de geschrokken Dane de schade repareert en zijn huis en gezin probeert te beschermen. Dus wordt er uitgebreid gesopt, gesausd en geplamuurd. Er wordt een nieuw bankstel aangeschaft. Voor de ramen komen dikke tralies.

Toch blijft er, ook wanneer alle visuele herinneringen aan het incident zijn weggepoetst, iets knagen aan Dane. Hij bezoekt de begrafenis van het slachtoffer en krijgt de vader van de man achter zich aan. Deze ex-bajesklant (Sam Shepard als een soort Halloween-engerd) schuwt geen middel om hem uit de weg te ruimen. Dan ontdekt Dane op het politiebureau een opsporingsposter met de naam van de man die hij neerschoot. Het portret is niet hetzelfde als van zijn slachtoffer.

Jaren tachtig

Cold in July slaat na dit slasher-intermezzo vrolijk weer nieuwe zijwegen in. Dane tekent de vrede met zijn achtervolger. Samen gaan ze op zoek naar zijn zoon. Bij de opsporing krijgen ze hulp van privé-detective annex varkensfokker Jim Bob, een nogal relaxte Texaan die zich verplaatst in een knalrode buitenmodelslee (glansrol Don Johnson).

Zo valt er nauwelijks een etiket op Cold in July te plakken. Net wanneer we denken naar een thriller, horror, sociale satire of een familietragedie te kijken, zet de film je op het verkeerde been met een nieuwe geweldsuitbarsting of droogkomische scène. En aan goedbedoelde boodschappen of een alles oplossende finale doet regisseur Mickle ook niet. Wel aan vederlichte synthesizerpop. Dankzij de jaren tachtig setting en de aanwezigheid van Don Johnson kregen we zowaar visioenen van roze flamingo’s en snelle Ferrari ’s. Zou dat oversized colbert met T-shirt nog passen?

Film / Films

Zwijgen is goud?

recensie: Im Labyrinth Des Schweigens

Terwijl de meeste Duitsers eind vijftiger jaren de oorlog achter zich willen laten, begint openbaar aanklager Radmann de gebeurtenissen in Auschwitz te onderzoeken. Hij is vastberaden de waarheid boven water te krijgen, maar wordt uit elke mogelijke hoek tegengewerkt.

Journalist Thomas Gnielka (André Szymanski) werkt aan een verhaal over een SS-er die na zijn gruweldaden in Auschwitz als leraar op een school is gaan werken. Het blijkt geen uitzondering. Vele nazi’s zijn na de oorlog niet berecht voor hun oorlogsmisdaden en leiden anno 1958 weer normale levens. Gnielka veroorzaakt stampij op het OM, maar wordt niet gehoord. Bijna niemand is geïnteresseerd in dit soort gevoelige zaken.

Verkeersdelicten en Auschwitz

De enige openbaar aanklager die interesse toont is Johann Radmann (Alexander Fehling), een fictief personage gebaseerd op de drie openbare aanklagers (Joachim Kügler, Georg Friedrich Vogel en Gerhard Wiese) die het Tweede Auschwitz-proces hebben voorbereid. Radmann is een jonge, gedreven jurist die maar al te graag de verkeersdelicten inruilt voor een schijnbaar onmogelijke missie: het opsporen en berechten van achtduizend Auschwitzbewakers.

De film weet mooi de ambiance te vangen van de vijftiger jaren, inclusief de economische bloei. De sets, locaties en kostuums ademen sfeer en de openbaar aanklager tuft met zijn oude Volkswagen Kever van hot naar her om arrestaties uit te voeren. Iedereen buiten de muren van het OM is schijnbaar gelukkig en zit niet te wachten op nog meer verhalen over oorlogsmisdaden. Dit gevoel wordt sterk verwoord door Radmanns collega Walter Friedberg (Robert Hunger-Bühler) die Radmann cynisch vraagt: ‘moeten alle zonen hun vaders vragen of ze een moordenaar zijn?’

Im Labyrinth des Schweigens is vooral een serieuze film, maar het is gelukkig niet allemaal dramatisch en zwaar op de hand. Met name de chemie tussen Radmann en zijn vriendin Marlene (Friederike Becht) en de mooie scènes in het huis van Gnielka zijn een welkome afwisseling op de vele verschrikkelijke ontdekkingen die Radmann overdag doet.

Grijs gebied

Im Labyrinth des Schweigens belicht een periode uit de Duitse geschiedenis waarin al dan niet welwillende onwetendheid een grote rol speelt. Wanneer Gnielka voor het eerst spreekt over Auschwitz weet Radmann niet eens dat het ooit bestaan heeft. Nu wellicht ondenkbaar, maar toen wilden veel Duitsers het verleden liever achter zich laten en werd over de WO II gezwegen. Radmann gaat echter voor zilver, laat getuigen spreken en dreigt te verdwalen in een labyrint waarvan niemand wil weten hoe het in elkaar zit.

Het onderscheid tussen nazi en burger, schuldig en onschuldig, overtuiging of onderdrukking blijkt niet eenduidig. Radmann bevindt zich steeds vaker in grijs gebied. Het innerlijke conflict laait daarbij op. Radmann wil het juiste doen, maar het is steeds moeilijk te zien wat het juiste is. Was iedereen die bij ‘De Partij’ zat een nazi? Hadden mensen überhaupt een keuze? Deze vragen maken deze prachtige, historische film bijzonder interessant.

Boeken / Fictie

Quirkiness van de bovenste plank

recensie: Miranda July - De eerste foute man

In haar films The future en Me, you and everyone we know liet Miranda July al zien de kunst van het blootleggen van ongemakkelijke situaties goed te beheersen. Ook in haar debuutroman De eerste foute man slaagt ze hierin perfect.

Cheryl Gickmanl is een frêle, eigenzinnige vrouw van middelbare leeftijd. Een die haar oren als snoezige schelpjes omschrijft en drukke ruimtes altijd met een oor ‘voorop’ binnen probeert te komen, zijwaards lopend. Ze werkt voor een non-profitorganisatie die instructievideos voor vrouwen uitgeeft waarin zelfverdediging wordt gecombineerd met fitness. Daar werkt ook de meer dan twintig jaar oudere Philip, op wie ze heimelijk verliefd is maar die op zijn beurt enkel uit is op Cheryls zegen. Die heeft hij naar eigen zeggen nodig om zijn liefde voor een zestienjarig meisje te consumeren.

Merkwaardig stel

Cheryl leeft veelal in een fantasiewereld. Daarin zijn Philip en zij in vele voorgaande levens samen geweest en daardoor is het onontkoombaar dat dit ook in dit leven gaat gebeuren. Daarnaast heeft ze een telepatische band met een jongetje genaamd Kubelko Bondy. Ze herkent hem in verschillende babies en in zwangere buiken, als een eindeloze reïncarnatie.

Haar leven neemt een andere wending wanneer haar werkgevers haar opzadelen met hun 21-jarige dochter Clee. In de eerste instantie zou het tijdelijk zijn, maar al snel groeit Cheryl naar haar toe. Bovendien ziet Clee ook geen reden om iets voor zichzelf te zoeken: ze heeft het comfortabel in de groezelige slaapzak waarin ze op de bank voor de televisie bivakkeert. Er ontstaat een bijzondere relatie tussen de twee, een zoals alleen July die weet te definiëren.

Unieke stem

Humor en droefheid gaan hand in hand in het werk van July. In een podcast van The New Yorker waarin auteur David Sedaris een verhaal van haar voorleest, roemt Sedaris July om dit vermogen. Hij merkt op hoe je gedurende het verhaal blijft lachen tot het allerlaatst, tot je op het eind plotseling een intens droevig gevoel bekruipt. Ook in De eerste foute man weet July dit gevoel te bewerkstelligen bij haar lezers.

July heeft een unieke, quirky stem en dat maakt haar werk meer dan de moeite waard. Wel verlangt ze van de lezer een zekere meegaandheid in de belevingswereld van haar personages. Want hoewel je zeker kunt lachen om de karakterestieke Cheryl, Clee en Philip, blijven ze tegelijkertijd wat vlak. Dat Cheryl passief en een beetje sneu is, blijft een gegeven en heeft geen duidelijke oorzaak. Dat voor lief genomen, is De eerste foute man een heerlijk vreemd boek met cultstatus-potentie.

Boeken / Non-fictie

Nooit meer witte lakens

recensie: Nico Rost - Goethe in Dachau. Dagboek 1944-1945

Vitamine L (literatuur) en vitamine T (toekomst), dat is volgens Nico Rost wat hem op de been houdt in concentratiekamp Dachau. Veel lezen en nadenken over de toekomst, terwijl om hem heen de situatie steeds gruwelijker wordt en de doden niet meer te tellen zijn.

Het dagboek dat communist en verzetsman Nico Rost in Dachau bijhield is een indringend verslag van een periode vol verschrikkingen, geschreven door een man die opmerkelijk genoeg het goede gescheiden wist te houden van het kwade. Zijn onwrikbare liefde voor de Duitse cultuur bleef overeind in een wereld waar alles wat Duits was werd vervloekt en verafschuwd. De standvastigheid waarmee hij Luther, Goethe en Hölderlin wist te isoleren van zijn dagelijkse werkelijkheid sterkte zijn geloof in de mensheid, in het leven na de oorlog en buiten het kamp.

Verzuiling

Als doorgewinterd communist viel er ook veel te verwachten als de nazi’s eenmaal zouden zijn verslagen. In de nasleep van de Russische revolutie was het internationale communisme bepalend geworden in de strijd tegen het fascisme, met de Spaanse Burgeroorlog in 1936 als legitieme proeftuin. Rost woonde in Berlijn en maakte de opkomst van de bruinhemden aan den lijve mee. Zijn werk bestond uit het vertalen van Duitse literatuur, onder anderen Döblin, Roth, Fallada, en hij was steeds meer actief in de, inmiddels ondergrondse, communistische beweging. Dat leidde in 1943 tot zijn arrestatie en deportatie naar concentratiekamp Dachau.

Wat als eerste opvalt in de beschreven dagen van Rost is de diepgewortelde verzuiling tussen de gevangenen. Naast de verschillende nationaliteiten zijn de mensen in het kamp ook georganiseerd rondom ideologie en religie. De communisten praten met de sociaaldemocraten maar het wantrouwen om na de oorlog samen de ideale heilstaat op te bouwen is te groot. Ook tussen protestanten en katholieken is het moeizaam communiceren. Er is een intellectuele uitwisseling, die mede door de slechte omstandigheden wordt gestimuleerd, maar men blijft verankerd in de eigen zuil.

Humanistisch ideaal

Rost wekt de indruk daar aan voorbij te willen gaan. Door een langdurige verblijf in de ziekenbarak weet hij de hand te leggen op de meest uiteenlopende boeken waarmee hij zijn leeshonger kan stillen en de barre omstandigheden even kan vergeten. ­Vooral de Duitse romantici als Goethe en Schiller krijgen voor hem een nieuwe betekenis als hij de ‘verwerkelijking van het humanistische ideaal’ in hun werken herontdekt. ‘Kan ik me in deze gevaarlijke uren – die misschien onze laatste zijn – waardiger en intensiever met het Leven bezighouden?’

Het hoogdravende in zijn teksten neigt soms naar een overdreven moraliteit, vooral als hij tussen neus en lippen door noteert dat een Duitse medegevangene meer had kunnen doen om tegenwicht te bieden door, mede om te bewijzen dat hij geen nazi was, in Nederland de antifascisten te helpen. Dat uitgekristalliseerde goed/fout-denken is begrijpelijk in die tijd en onder dergelijke omstandigheden, maar het is opvallend dat juist de ‘humanistische’ Rost dit in zijn dagboek benadrukt.

Witte lakens

In die vergeestelijkte wereld is het contrast met de dagelijkse wreedheid erg groot. Er vinden executies plaats, er zijn transporten naar de vernietigingskampen in Polen en iedereen is op de hoogte van de medische experimenten die op de gevangenen uitgevoerd worden. Als in de laatste maanden voor de bevrijding vlektyfus uitbreekt, is het dodental niet meer bij te houden en stapelen de lijken onder witte lakens zich op tussen de barakken. ‘Me voorgenomen later thuis nooit meer witte lakens te gebruiken. Ik ga geruite lakens kopen (…)’ noteert Rost gedecideerd.

In deze hel op aarde weet hij zich moeizaam staande te houden en besluit, als hij overleeft, met dit dagboek een monument voor zijn overleden medegevangenen op te richten. ‘Ik wil blijven leven – om hen te laten herleven’. Dat monument is er gekomen in deze indrukwekkende beschrijving, om te blijven herinneren.

Boeken / Kunst / Boeken / Kunstboek / Non-fictie

Vogelvrije kunst in oorlogstijd

recensie: Kunstboek: Het Stedelijk in de oorlog

De tentoonstelling Het Stedelijk in de oorlog in het Stedelijk Museum Amsterdam gaat samen met een bijzonder boek, onder dezelfde titel, waarin het functioneren van het museum in de oorlog wordt opgetekend. Een boeiend zelfonderzoek dat nog steeds niet is afgerond.

Eigenlijk moet deze verzorgde uitgave gezien worden als een ode aan de man die het Stedelijk Museum op de kaart heeft gezet. Willem Sandberg – aanvankelijk hoofdconservator en na de oorlog museumdirecteur – heeft in alle facetten van het museumbedrijf zijn invloed laten gelden en is vooral in de oorlogsjaren uitgegroeid tot nationale kunst- en volksheld. Mede door zijn inbreng is het museum ongeschonden de oorlogstijd doorgekomen en is de koers van het instituut voortvarend uitgestippeld.

Sandberg in de bunker. Still uit de film 'Rembrandt in de schuilkelder' 1940-1946

Sandberg in de bunker. Still uit de film ‘Rembrandt in de schuilkelder’ 1940-1946

Bunker in de duinen

In een aantal heldere artikelen wordt beschreven hoe het museum zich voorbereidde op de inval van de Duitsers. De belangrijkste kunstwerken werden opgeslagen op een aantal schepen in de haven om later, bij het gereedkomen van de bij Castricum gebouwde bunker, ondergebracht te worden in een beveiligde ruimte in de duinen. Ook de Nachtwacht uit het Rijksmuseum is daar enige tijd, in opgerolde toestand, in bewaring geweest. Als in een spannend avontuur werd de bunker afwisselend ‘bewaakt’ door medewerkers van het museum waarbij ook Sandberg en directeur Roëll ingeroosterd werden.

De tekst wekt nergens de indruk dat de bunker als geheime bergplaats onbekend moest blijven. Er zijn films over gemaakt, er werd over gepubliceerd, zelfs de Duitse bezetter wist van het bestaan af en controleerde zo nu en dan de inhoud van de kunstkluis. Het lijkt alsof de situatie werd gedoogd, terwijl nergens wordt beschreven hoe de relatie met de bezetter op dat moment werd vormgegeven. In een tijd dat in bezette gebieden volop kunstwerken werden geroofd om een toekomstig ‘Führermuseum’ op te tuigen, is het verwonderlijk dat de toestand in de Noord-Hollandse duinen zo ogenschijnlijk vreedzaam kon bestaan. Daar hadden de auteurs van Het Stedelijk in de oorlog wat meer aandacht aan mogen besteden.

Willy Kock, Victory Boogie Woogie (naar Piet Mondriaan) 1946

Willy Kock, Victory Boogie Woogie (naar Piet Mondriaan) 1946

Victory Boogie Woogie

Het museum in Amsterdam bleef het grootste deel van de oorlogstijd geopend en organiseerde met regelmaat nieuwe tentoonstellingen. Doordat de Amsterdamse kunstenaarsverenigingen het voorrecht hadden in het museum te exposeren, konden de door de bezetter opgelegde propagandatentoonstellingen zoveel mogelijk geweerd worden. Na de oorlog weet directeur Sandberg dit feit uit te buiten door te stellen dat de verenigingen – die vrijwel allemaal lid waren van de door de Duitsers gecontroleerde Kultuurkamer – door hun collaboratieve houding geen expositieruimte meer gegund worden. Zo wordt de weg geplaveid om het al jaren door Sandberg gedroomde museum voor moderne kunst te kunnen realiseren.

In dit kader is de ambitie van Sandberg karakteristiek als hij al in 1946 een overzichtstentoonstelling van het werk van Piet Mondriaan organiseert. Mondriaan is voor hem de kunstenaar van de bevrijding, de verbeelder van de overwinning, met het werk Victory Boogie Woogie (1944) als hoogaltaar. Tegelijkertijd is Mondriaan de ultieme vertegenwoordiger van de moderne kunst in de jonge twintigste eeuw, zodanig dat Sandberg – als aankoop onmogelijk blijkt te zijn – door een medewerker van het museum een kopie van de Victory laat maken. Niet om tentoon te stellen maar om boven het bureau van de vooruitstrevende museumdirecteur te hangen.

Henri Matisse, Staand naakt, 1900-1902 (herkomst onbekend)

Henri Matisse, Staand naakt, 1900-1902 (herkomst onbekend)

Herkomstonderzoek

In de aanloop naar de Duitse bezetting wordt het Stedelijk Museum steeds meer een veilige haven voor diverse kunstcollecties. Veel kunstverzamelaars en -handelaars slaan op de vlucht voor de dreiging en geven hun bezit in bewaring bij het museum. Dat dit vaak in vertrouwen gebeurde en er nauwelijks iets over op papier werd gezet, zorgde later regelmatig voor problemen bij de teruggave van de werken. In sommige gevallen kwamen de oorspronkelijke eigenaren niet meer terug en waren eventuele nabestaanden onvindbaar of niet op de hoogte van het kunstbezit. Dat is de reden dat het museum deelneemt aan het nationale onderzoek Museale Verwervingen vanaf 1933, een onderzoek dat duidelijkheid moet geven over de omstandigheden waaronder kunstwerken zijn aangekocht of op andere manier verworven.

Het Stedelijk in de oorlog geeft in een wat gefragmenteerde samenstelling, waarin Willem Sandberg de verbindende factor vormt, een leesbaar overzicht van de wederwaardigheden van het museum in oorlogstijd. Niet alles is even relevant voor deze periode: het hoofdstuk over de totstandkoming van oorlogsmonumenten in de naoorlogse tijd is nogal een vreemde eend in de bijt. Maar dat de geschiedenis actueel is, blijkt uit het feit dat tot op de dag van vandaag de herkomst van een aantal kunstwerken nog wordt onderzocht en de zoektocht naar mogelijke rechthebbenden blijft doorgaan.

 

Het Stedelijk in de oorlog / Uitgeverij Bas Lubberhuizen & Stedelijk Museum Amsterdam / 192 pagina’s / prijs: 24,95

Boeken / Non-fictie

Wat hebben de schrijver en de psychoanalyticus gemeen?

recensie: J.M. Coetzee & Arabella Kurtz - Het goede verhaal. Over fictie, waarheid en psychotherapie.

Verhalen lezen of schrijven is leuk. In fictie kan veel, zo niet alles. De narratieve structuren waar een schrijver gebruik van maakt, komen ook van pas in een andere beroepstak: die van de psychotherapie. In Het goede verhaal gaan schrijver J.M. Coetzee en psychoanalytisch psychotherapeut Arabella Kurtz met elkaar in dialoog. Ze onderzoeken de grenzen van fictie en waarheid binnen én buiten de therapeutische setting.

Uitgangspunt van Het goede verhaal is dat de auteur en de therapeut nogal wat gemeen hebben. Ze maken beiden gebruik van taal als instrument om de menselijke ervaring te beschrijven en te analyseren. Door elkaar te bevragen en uit te dagen tot kraakheldere definities van begrippen als ‘fictie’ en ‘waarheid’ vanuit beroepsmatig oogpunt blijken er echter ook interessante verschillen te zijn tussen de opvattingen van Coetzee en Kurtz.

Beleving van waarheid

De beleving van een verhaal is heel persoonlijk, zeker wanneer dit – zoals in de therapeutische setting – over jezelf gaat. Coetzee en Kurtz stellen zich de vraag uit welke bron van waarheid degene die in therapie is nu eigenlijk put. Is dat een bedachte of een ‘echte’? En wat maakt die waarheid dan ‘echt’? Wie bepaalt dat? Welk verhaal leidt uiteindelijk naar de verlossing of de vrijheid die de cliënt zoekt? Zou je in therapie niet gewoon kunnen streven naar een mooi, functioneel verhaal dat hem of haar laat functioneren in de maatschappij, ook al is dat een leugen?

Deze vragen zijn op zichzelf al buitengewoon interessant, maar het wordt nog beter. Deze vragen leiden de twee gesprekspartners naar een nieuw gebied om over na te denken: het ethische vlak. In dat verband wordt het thema ‘fictie en waarheid’ ook in een breder maatschappelijk perspectief geplaatst, bijvoorbeeld in het denken over een koloniaal verleden door de bevolking van een land. Voorouders worden vaak voorgesteld als ‘onwetend’ en de huidige generatie als volwassen. Samen gaan ze in op het groepsproces dat aan deze voorstelling ten grondslag ligt en wat het nut van dit mechanisme is.

Fascinerende dialoog

In Het goede verhaal reageren Coetzee en Kurtz voortdurend op elkaar en worden meningsverschillen allerminst opgelost. Coetzee permitteert zich veel meer vrijheden als het gaat om de inzet van fictie als medicijn’ dan Kurtz. De waarheid is voor hem een problematisch begrip. Kurtz blijft juist vasthouden aan een (inter-)subjectieve waarheid waarmee in de therapie gewerkt wordt, een waarheid die boven tafel móét komen, omdat er anders geen genezing kan plaatsvinden. Als lezer is het interessant mee te kijken vanuit beide gezichtspunten en je eigen gedachten over het thema vorm te laten krijgen.

Film / Films

Tegendraadse filmmusical met en voor hopeloze romantici

recensie: DVD: God Help the Girl

De Schotse indieband Belle and Sebastian heeft al een aardig oeuvre opgebouwd met poëtische liedjes over stukgelopen relaties en hopeloze romantici die hopen op betere tijden. Dat je van deze gezongen miniatuurgootsteendrama’s ook een hele aardige film kunt maken, bewijst frontman Stuart Murdoch in zijn speelfilmdebuut God Help the Girl.

De aanstormende Australische ster Emily Browning laat zien dat ze niet uit is op het Hollywoodgeld en schittert in deze prettig tegendraadse filmmusical. Browning speelt Eve, een meisje dat uit een psychiatrische inrichting ontsnapt om een zangcarrière te beginnen. Bij een tumultueus concert ontmoet ze James (Olly Alexander), een badmeester met gitaarambities.

Aangenaam kronkelen

De nuffige Engelse Cassy (Hannah Murray), gitaarleerling van James, blijkt een redelijke zangstem te hebben en sluit zich bij het tweetal aan. Wanneer ze een kanotochtje maken, constateren ze samen dat vooral bands dit soort uitjes maken. En dus gaan de drie voortaan door het leven als band.

Van een plot moet God Help the Girl het niet hebben. Goed, James valt voor Eve. Zij ziet hem meer als een broer/vriend en valt op foute mannen. Eve worstelt nog met haar wankele psyche. De band maakt met vallen en opstaan carrière. Maar net als de meanderende liedjes en licht vervreemdende klanken van Belle and Sebastian kronkelt de film aangenaam van niks naar nergens.

Houtje-touwtje-cinema

Murdoch is het niet te doen om groots en meeslepend drama. Liever zet hij een breekbare en dromerige sfeer neer, waarin de personages in een slaperig Glasgow wat heen en weer slenteren tussen obscure poppodia, vintage shops en partijtjes voetbal in het park. Je zou toch tekenen voor zo’n levensinvulling. Stralend middelpunt is Browning die in elke scène weer een andere retro-outfit draagt. Bij het veertigste setje raakten we de tel kwijt. De camera kwijlt zowat bij haar fotogenieke lichaamsdelen.

Er is van alles af te dingen op God Help the Girl. De film duurt te lang, de houtje-touwtje-cinema van Murdoch is wel erg zelfbewust en de finale neigt naar melodrama. Maar de bottom line is dat je een onverwoestbaar goed humeur krijgt van al die gezongen scènes, en dat is wat telt. Ideaal kijkvoer voor een lome lentedag samen in bed.

 

Muziek / Album

Drietalig

recensie: Sophie Hunger – Supermoon

Bijzonder talent uit Zwitserland begint langzaam maar zeker door te breken. Met Supermoon maakt Sophie Hunger het zoveelste kwaliteitsalbum, deels gezongen in het Engels, het Duits en het Frans.

In november van 2008 ontdekte uw recensent bij een bezoek aan Zwitserland – en zoals altijd hongerig naar nieuwe muziek die we in ons land nog niet kennen – het tweede album van Sophie Hunger. Monday’s Ghost maakte direct indruk en dat is toen niet onder stoelen of banken gestoken. Of de oproep aan een platenbaas om het uit te geven in Nederland de oorzaak was van de release die later ook in ons land plaatsvond, zal altijd een raadsel blijven.

Aangrijpende schoonheid

Het album Supermoon is in twee edities beschikbaar: een reguliere uitgave met twaalf composities en een zogenaamde “deluxe boekeditie” met naast veel foto’s, teksten en kunst een tweede schijfje met nog zes aanvullende liedjes. Ik kan gerust stellen dat het een niet te versmaden aanvulling is.

Titelnummer ‘Supermoon’ is de start van het eerste album van dit tweeluik. Het meest prachtige moment ontstaat bij het inzetten van het lied ‘Die Ganze Welt’, zo ongeveer halverwege de eerste cd. Dit liedje bewijst dat de Duitse taal niet alleen schlagers voort kan brengen. Het daaropvolgende ‘Fathr’ is weer van een heel andere, aangrijpende schoonheid.

Het echte “Franse chanson”-idee ontstaat als Éric Cantona meezingt in ‘La Chanson D’Hélène’: heerlijk warm met een retrogevoel. Precies het tegenovergestelde bereikt Hunger met het daaropvolgende ‘We Are The Living’, dat heel erg uit deze tijd klinkt: staccato zang, elektronische klanken en vervormde gitaar, maar wel alles binnen de ruimte van de ingehouden schoonheid en niet schreeuwerig.

De afsluiter van het hoofdalbum, ‘Queen Drifter’, is van een fraaie, gedragen schoonheid. Misschien dat dit zou kunnen uitgroeien tot een hit? Het heeft een meeslepend refrein, waarmee het de luisteraar naar zich toe weet te trekken.

Achilleshiel

Wie de muziek van Hunger wil duiden heeft het lastig: het ene moment klinkt ze als Nynke Laverman, het andere als onze eigen Wende of Ilse de Lange, om het maar even heel dicht bij huis te zoeken. Van verder weg komt bijvoorbeeld een vergelijking met de Kate Bush.

Sophie Hunger springt net zo makkelijk van de ene op de andere taal, als vogeltjes op de takken in een boom. Of de luisteraars buiten haar regio dat net zo makkelijk mee zullen doen, is natuurlijk wel een heel belangrijke vraag. In Nederland zijn we al gemakkelijk meertalig, maar dat geldt niet voor andere delen van Europa. De achilleshiel van de muziek van Hunger, die haar zal verhinderen groot internationaal succes te boeken, is daarom juist deze drietaligheid. Wie daar geen probleem mee heeft, zal van elke noot genieten van Supermoon, want Sophie Hunger heeft opnieuw een kwaliteitsalbum gemaakt, dat in de luxe uitvoering extra lang genieten is!

Live in Nederland:

8 mei Patronaat, Haarlem
9 mei Rotown, Rotterdam