Negen uit twaalf: This Situation (2007)
Drie mensen leunen nonchalant tegen de wand van een lege museumzaal, vijf anderen zitten op de grond – de meesten aan de zijkant, enkelen in het midden. Van de drie doorgangen zijn er twee dicht. Het is moeilijk om de zaal te betreden; de deuropening wordt versperd door zo’n tien bezoekers die letterlijk de drempel niet over durven. Op de bovenverdieping van het Stedelijk vindt in de, op de mensen na, lege museumzaal een gesprek plaats. De voertaal is Engels. Hoewel het even duurt, is het niet moeilijk uit te maken wie bezoeker is en wie vertolker. Laatstgenoemde onderscheidt zich door constant in beweging te zijn; een aaneenschakeling van alledaagse houdingen in slowmotion uitgevoerd. Waar de een vanuit hurkzit langzaam tot een staande positie komt, wrijft de ander bedenkelijk met de hand over zijn kin en mond. Een derde ligt nonchalant met de rug op de grond, het hoofd met één hand ondersteunend terwijl afwisselend het linker- en rechterbeen de lucht in gaan. Het zijn in totaal zes vertolkers, waarvan drie man en drie vrouw.
Diverse constellaties ontstaan wanneer nieuwe bezoekers de ruimte betreden. Dat is aanleiding voor (een van) de vertolkers om een opzwepend ‘oeeeeeh’ in te zetten. Gevolgd door “welcome to this situation” (of, “welcome to This Situation”, aangezien schrijfwijze wegvalt bij werken waarin alleen gesproken wordt). Na elk woord valt er een kleine stilte. Op ‘situation’ volgt er een ‘haaaaa’ dat het midden houdt tussen uitademen en zuchten. Deze ‘haaaaa’ is de cue voor de vertolkers om van plek te wisselen, dit doen ze met de wijzers van de klok mee. Een nieuwe compositie is gemaakt.
Er lijkt geen regel te zijn voor de in te nemen posities – soms blijven alle vertolkers staan, dan weer zitten er drie, staan er twee en ligt er een. De momenten waarop ze allen dezelfde houding aannemen, bijvoorbeeld met hun gezicht naar de wand, een hand als een oké-teken en de andere hand opgehouden alsof ze willen voelen of het regent, maken nieuwsgierig naar hoe deze gelijke positie zonder zichtbaar overleg plaats kan vinden. Vervolgens begint elke vertolker op zijn tijdelijke plek weer met het eerder beschreven continue bewegen. In de twee uur dat ik getuige ben van This Situation valt op dat de vertolkers zich altijd dicht bij de muren ophouden en nooit een positie midden in de ruimte innemen.
Compositie van het ik
Het is een bizarre vergelijking, maar ik kan hem niet onderdrukken. Ik zit op de vloer, mijn rug tegen de muur en heb het idee te kijken naar een vergadering op de godenberg. Alsof op de Olympus gesproken wordt over hoe de mensen ‘daar beneden’ vorm geven aan hun leven. Dit heeft te maken met de aard van het gesprek, dat zich lijkt te centreren rondom de vraag: how to compose an I?
Hoewel de vertolkers geregeld persoonlijke – of wat ze doen voorkomen als persoonlijk – anekdotes met het publiek delen, heeft het gesprek een beschouwende toon. Alsof de uitspraken die betrekking hebben op hun eigen ervaring beschouwingen zijn van een ander. Gezien vanaf grote hoogte. Dit wordt versterkt doordat alle vertolkers heel ontspannen ogen. Uitdagende stellingen van de een worden door de ander enthousiast ontvangen met “Woohoo, discuss!”. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat ze hier met zijn zessen niets anders doen dan elkaars ideeën bevragen en gemakkelijke posities innemen. Alsof het hun taak is om wat gecreëerd is en wordt, te bevragen. Geenszins een bekritiseren, veeleer een stilstaan bij hoe dingen op elkaar inwerken. Geen antwoord. Geen oplossing. Uitwisseling.
“Is finding yourself the same as finding a job you want to do?”
Met het innemen van een nieuwe plek begint steeds een andere vertolker met spreken. Aan dit spreken gaat een inleidende zin vooraf, zoals: “This is a quote from the 18th century…” of “In 1955 someone wrote…” Elk nieuw gesprek wordt dus, zo lijkt het, ingeleid door een bestaande quote die iets te maken heeft met de ontwikkeling van ‘het zelf’. Lange tijd wordt er gesproken over het ‘educational system’, hoe de digitalisering ook daarin een steeds grotere rol gaat spelen (iPads op scholen), wat er verstaan kan worden onder een school en wanneer de school is ontstaan. In het gesprek wisselen grote, ethische vragen en meer lichte overpeinzingen elkaar af. De vertolkers lijken op zoek naar een balans tussen de samenleving, het gecreëerde geheel van bijeengekomen of -gebrachte individuen, en het zelf, het ik. Op welke manier vallen die met elkaar samen? Of werken ze elkaar juist tegen?
Daarin klinken ook de gemeenplaatsen en valkuilen van de hedendaagse maatschappij door. Neem de vraag “Is finding yourself the same as finding a job you want to do?” In zekere zin herkenbaar voor de generatie waartoe ik ook mijzelf moet rekenen: een goed onderwijssysteem, ouders die je aanmoedigen te studeren wat je wilt. “The sky is the limit”; doen wat je leuk vindt. Maar wat als je kiest voor iets en je blijkt het toch niet zo leuk te vinden? Wat als dat wat je leuk vindt niet per definitie is wat je goed kan? Of wat als je je werk maakt van hetgene wat je leuk vindt en je daarin succesvol bent, maar een soort leegte ervaart? Kan je in elk onderdeel van je zijn volledig jezelf zijn? Is jezelf, of een zelf, überhaupt iets dat je kunt vinden? Een vrouwelijke vertolker haakt hier op in door te vertellen over een meisje dat bij haar op de middelbare school zat en als beroepskeuze ‘script girl’ geadviseerd kreeg. “Script girl is the job for you”, werd er tegen haar gezegd. “In that time we didn’t even know what that was and even now I only have a vague idea of what the profession of a script girl may look like”.
“Only touch with your eyes”
Een quote uit de achttiende eeuw over opvoeding stelt dat de ‘gulzigheid’ van kinderen om alles aan te willen raken, ingeperkt moet worden. Bijvoorbeeld door te zeggen: only touch with your eyes. Een van de vrouwelijke vertolkers, gezeten in hurkzit, waarbij ze haar gewicht verplaatst van het ene naar het andere been, herkent zich in de quote. Toen ze jong was zei haar moeder geregeld “do touch this, but only with your eyes” tegen haar, in een poging om niet elke keer ‘nee’ te hoeven verkopen op haar dochters vraag of ze iets aan mocht raken.
“I was thinking”, begint een van de mannelijke vertolkers, “of a magic trick. And how the trick, if you don’t know how it works, makes you wonder.” De frictie tussen het verlangen iets aan te raken en het niet mogen aanraken, creëert een heel andere wereld. Een wereld waarin verbeelding een grotere rol toebedeeld krijgt, zoals het voorbeeld van de goocheltruc benadrukt. Een van de vrouwelijke vertolkers trekt een vergelijking met de periodes dat zij aan het diëten was. In plaats van daadwerkelijk te eten en dus ook het eten aan te raken, ging ze naar een winkel en zocht daar de koekjes op waar ze zo’n trek in had. Voor het schap voerde ze het hele ritueel van eten – dat wil zeggen het pak openmaken, de koekjes uit hun individuele verpakking halen en deze een voor een naar de mond brengen – geheel denkbeeldig uit. Dit ‘aanraken met de ogen’, het verbeelden, gaf haar een voller gevoel en leidde af van het daadwerkelijke verlangen om te eten.
“I really love touching things”, onthult een ander terwijl hij in slowmotion handgebaren maakt waarmee hij ‘aanraken’ lijkt uit te beelden. Hij benoemt dit verlangen als iets dat voortkomt uit een onbedaarlijke drang grip te krijgen en de wereld beter te begrijpen. Een ander legt de link met het eten met je handen en nog geen seconde later gaat het gesprek over etiquette. Hoe leg je een vork op de juiste manier op tafel? Horen de ‘tanden’ naar boven te liggen of juist naar beneden? Een meisje vertelt dat haar nog niet zo lang geleden verteld is dat er een Franse en Engelse manier is. Waarbij in het geval van de laatste de tanden van de vork naar beneden liggen, in contact met het tafellinnen. Geen van de andere vertolkers kent dit fenomeen. “Are you allowed to cut your salad with a knife in The Netherlands?”, vraagt weer een ander aan wat, naar ik aanneem, het enige Nederlandse meisje in de groep is. Antwoordend dat etiquette niet haar forte is, wordt het vraagstuk bij het publiek in de zaal neergelegd waar een aantal bezoekers voorzichtig bevestigt dat het niet ongebruikelijk of gek is wanneer je je salade snijdt. “Thinking is an alternative for touching, surely”, merkt een ander op en het gesprek is wederom van richting veranderd.
Autonome verhoudingen
This Situation ontkent het publiek niet, er worden regelmatig blikken uitgewisseld. Ook komen enkele vertolkers net te dicht naast je staan of zitten, op zo’n manier dat het iets ongemakkelijks heeft. Je bent je nooit niet bewust van hun aanwezigheid. Enkele bezoekers zoeken naar het titelbordje in de hoop zich te kunnen vergewissen van wat er hier aan de hand is. Degenen die vertrouwd zijn met het werk van Sehgal weten dat dit ijdele hoop is. Geen titelbordje, geen houvast anders dan de wetenschap dat je je moet overgeven aan de situatie.
Het gesprek vindt grotendeels plaats tussen de vertolkers. Bezoekers worden, zo lijkt het tijdens mijn bezoek, slechts incidenteel bij het gesprek betrokken. Wanneer een bezoeker die net de zaal binnenkomt spontaan reageert op een van de vragen van de vertolkers, antwoordt hij: “It wasn’t a question”, overigens zonder de dialoog met haar te beëindigen. Een andere keer kijkt een van de vertolkers mij recht aan en vraagt me: “What do you think?” Mijn antwoord – dat ik zelf ook in hoge mate onbevredigend vind – luidt: “I have no idea.” Ik ben overrompeld door haar bevestiging van mijn aanwezigheid, waarvan ik me bewust word door haar vraag. “You seem to react a lot”, zegt ze ook nog.
This Situation roept de vraag op wat gechoreografeerd is en waar er, of er, binnen de choreografie ruimte is voor improvisatie – een vraag die eerder een grote rol speelde bij werken als This Variation (2012) en Yet Untitled (2013), respectievelijk opgevoerd in juni en juli. De quotes waarmee de vertolkers een nieuw gesprek inleiden zouden een vast gegeven kunnen zijn. Een verzameling uitspraken waaruit ze kunnen putten en die vervolgens leidt tot een oneindig aantal mogelijke gesprekken. Gevoelsmatig is er veel vrijheid – er wordt gelachen, oogcontact gemaakt, het voelt heel menselijk. Het komt zelfs voor dat de vertolkers midden in een gesprek zitten, er nieuwe bezoekers binnenkomen, deze verwelkomd worden met “oeeeeeeh, welcome to this situation, haaaaa”, een van de vertolkers een quote opnoemt en vervolgens aangeeft graag nog even terug te willen gaan naar het gesprek van voor de plaatsverandering. Het uitgangspunt is letterlijk veranderd – ze hebben een nieuwe plek ingenomen – maar de katalysator voor een nieuw hoofdstuk – de quote – wordt terzijde geschoven.
“Am I really happy? Am I really fulfilled? And who is it that says I here?”, vraagt een van de mannelijke vertolkers. Who is it that says I here: het uitspreken van deze vraag maakt je ervan bewust dat het hier gebruikte ‘I’ – ‘ik’ – niet per definitie samenvalt met degene die het uitspreekt. Wie is het die ik zegt als ik zeg: “ik zeg”? ‘I’ is maakbaar, kneedbaar en meer dan alleen een woord dat verwijst naar degene die het bezigt. Het ik, individu, is een concept. Een concept dat vraagt om invulling en ernaar verlangt zichzelf invulling te geven. Betekenis.
Prooi én jager
La prochaine fois je viserai le coeur is een serial killer film, maar wel een bijzondere. Het perspectief van politie en dader vallen in deze grimmige Franse film samen.
De Oise, een streek in Noord-Frankrijk, 1978. Een moordenaar heeft het voorzien op jonge vrouwen. Ogenschijnlijk willekeurig slaat hij toe. Om de politie te tergen, stuurt hij hen brieven. Een achtergelaten vluchtauto blijkt een bom te bevatten die een gendarme ernstig verwondt.
De dader kijkt daarbij onbewogen toe. Want al snel leren we als kijker dat de moordenaar in kwestie een gendarme uit eigen gelederen is. Hij is betrokken bij het onderzoek. Lastige collega’s worden door hem uitgeschakeld door middel van explosieven of door opzettelijk het onderzoek te saboteren.
Memorabel geval
La prochaine fois je viserai le coeur – De volgende keer mik ik op het hart – is losjes gebaseerd op een waargebeurde zaak waarbij een gendarme tien maanden lang er lustig op los moordde. De dader heet hier Franck en wordt gespeeld door de Franse filmster Guillaume Canet. Die maakt er een memorabel psychopatisch geval van. Ogenschijnlijk emotieloos pleegt hij zijn daden. Wanneer hij als politieman jacht moet maken op zichzelf gaat hij onderkoeld langs de deuren en toont mogelijke getuigen onbewogen een compositietekening van zijn eigen gezicht.
Wat de moordenaar precies drijft, laat regisseur Cédric Anger in het midden. Wel geeft hij ons diverse hints die we denken te kennen uit andere serial killer-films. We zien een David Hamilton-poster met een dromerig halfnaakt kindvrouwtje in het appartement van Franck hangen. Na een moord doet hij zichzelf opzettelijk pijn door zich te geselen of een bad te nemen in ijskoud water. Wanneer hij een relatie krijgt met zijn jonge huishoudster vernedert hij haar. Ook gluurt hij vanuit zijn auto bij homo-ontmoetingsplaatsen.
Taxi driver
Auto wordt er sowieso veel gereden in deze film. Canet vertoont in uiterlijk en gedrag opvallende overeenkomsten met een andere beroemde filmgek: Travis Bickle uit Taxi Driver. Regisseur Anger was voordat hij actief films ging maken jarenlang een vooraanstaand filmcriticus en speelt graag spelletjes met de verwachtingspatronen van de kijker en verwijzingen naar de filmgeschiedenis.
Dat we uiteindelijk geen bevredigende verklaring voor de misdaden krijgen opgediend geeft La prochaine fois je viserai le coeur juist een beklemmende spanning. Regisseur Anger toont gortdroog de moorden tot in de kleinste details. Canet maakt van de onderkoelde Franck, wiens gezicht slechts een uitdrukking kent, een angstaanjagend raadsel. Alleen de volstrekt incompetente agenten zorgen af en toe voor enige komische ontspanning in deze verder zo grimmige film.
La prochaine fois je viserai le coeur
Regie: Cédric AngerDistributeur: Lumière
imdb: http://www.imdb.com/title/tt3324494/
Misschien ook iets voor u
Beroemd tegen wil en dank
Kijken naar de documentaire over het leven van Amy Winehouse, doet ergens denken aan films als Apollo 13 en Titanic — je weet al hoe het af zal lopen. Amy komt alleen heel wat harder aan: de ijsberg is duidelijk zichtbaar, en de betrokkenen stevenen er met volle koers vooruit op af.
“Het leven leert je hoe het geleefd moet worden, als je lang genoeg leeft,” zegt Tony Bennett aan het einde van de documentaire. Het zijn wijze en rake woorden. Muziekgenie Winehouse stierf helaas lang voordat ze voldaan terug kon kijken op een geslaagde carrière, maar tegelijkertijd suggereren de teksten die ze naliet een levenservaring en gevoelsleven die haar 27 jaar ver ontstijgen. Behalve een chronologische vertelling over haar leven biedt Amy met veel beeldmateriaal en weinig commentaar vooral een vrij neutrale, maar toch indringende, kijk op de complexiteit van roem, verslaving en het eigenlijk gewoon liedjes willen schrijven.
Identiteit en de massa
Niet ieder creatief talent is een podiumbeest. Beroemdheden als Heath Ledger, River Phoenix, Kurt Cobain en Michael Jackson hadden allemaal moeite met de keerzijde van bekend zijn: de rioolpers, gillende fans en andere poespas die je er ongevraagd bij krijgt. In een recent interview zei Julia Roberts dat ze blij is dat ze in de jaren ’90 beroemd werd en niet nu. Ze suggereert, net als Bennett met zijn uitspraak, dat je beter eerst je jeugdige onzekerheid van je af kunt schudden en een ‘zelf’ moet hebben opgebouwd voordat een anonieme massa je die opdringt. En dan nog kan het altijd in de publieke belangstelling staan erg confronterend zijn — vooral in Groot-Brittannië, waar de roddelpers gehakt maakt van iedere stapje dat je volgens hen verkeerd zet.
Voordat het bij Winehouse zover was, kon ze haar talent en stem gelukkig in
relatieve rust ontwikkelen. De eerste helft van Amy bevat veel beelden uit die tijd, vanaf haar 14e tot het verschijnen van Frank, haar eerste album, toen ze net 20 was. Regisseur Asif Kapadia heeft veel bekenden van de zangeres uit die tijd geïnterviewd en daarmee veel materiaal verkregen dat nog niet eerder te zien was. Optredens voor een klein publiek en geginnegap met vrienden geven een totaal ander beeld van haar dan de pers. We zien een goedlachse, gezellige meid met een sterk Londens accent die zich prima vermaakt en graag haar stem gebruikt, maar zich totaal niet lijkt te realiseren dat die heel bijzonder is.
Eigen invulling
En eigenlijk blijft vooral dat beeld hangen. Anderen — haar managers, vader, geliefde(n) — zien haar graag op grote podia staan en beroemd zijn, terwijl het duidelijk is dat zij vooral graag schrijft en de studio in wil. Toch laat ze zich meeslepen, maar lijkt zichzelf gaandeweg steeds meer te verliezen in de publieke poppenkast. Het blijft allemaal interpretatie uiteraard, maar juist daarom is Amy heel sterk: regisseur Asif Kapadia ervoor heeft gekozen de beelden voor zichzelf te laten spreken, waardoor iedere kijker een eigen invulling kan geven aan het verhaal. Hij deed dat ook in de voortreffelijke documentaire Senna (2010) en deze aanpak maakt dat je ‘het’ voor je ogen ziet gebeuren, zonder toegevoegde mening of dramatisering.
Het enige commentaar is van geïnterviewde vrienden (nooit in beeld) en van Winehouse zelf, soms met woorden maar vaak vooral met lichaamstaal. Dit alles maakt een nabespreking met anderen ook des te interessanter, want medekijkers zien weer andere aspecten van het verhaal en samen kom je tot een completer plaatje. Wel is het uiteraard zo dat Kapadia een keuze heeft gemaakt uit beeldmateriaal en sommige aspecten daardoor meer aandacht krijgen dan anderen. Het valt bijvoorbeeld op dat de mannen in haar leven — vooral haar vader en haar (ex)man Blake Fielder-Civil — erg veel invloed op haar hadden, vooral in negatieve zin.
De drugs en alcohol komen ook uitgebreid aan bod en het is prettig dat Kapadia ook hier het materiaal, begeleidt door Winehouse’s muziek, voor zichzelf laat spreken. Het beeld dat ondanks haar zichtbare teloorgang blijft beklijven, is dat van een verlegen jonge meid met twee talenten die groter werden dan zijzelf, waardoor haar identiteit, haar ‘ik’, vergeten werd. Wat overblijft is een wondermooie erfenis van muziek en deze voor zichzelf sprekende documentaire.
Amy
Regie: Asif KapadiaDistributeur: Cineart
imdb: tt2870648
Misschien ook iets voor u
In een Donker Woud
Er zijn momenten waarop je vermoedt dat de moderne stad een reservoir is voor zoveel gestoorden dat het misschien wel makkelijker zou zijn om gewoon de hele stad in een gekkenhuis te veranderen.
Dat lijkt precies wat Wunderbaum gedaan heeft: hier, snap je al snel, is niemand normaal. En niemand is normaal, omdat iedereen is verdwaald – verdwaald in zijn leven. “Op ’t midden van ons levenspad gekomen/,” zo luiden de openingswoorden van Dantes Goddelijke Komedie, “kwam ik bij zinnen in een donker woud/ want ik had niet de rechte weg genomen.”
Nee, de rechte weg (wat misschien een mooie metafoor kan zijn voor het leven zoals we het verwachten als we nog jong zijn) is niet waar deze voorstelling over gaat.
Headset
De opzet is als volgt: op de vrijwel lege 31ste kantoorverdieping van Rem Koolhaas’ hoekige constructie “De Rotterdam” spreekt een vrouw via een headset en een onzichtbaar touchscreen met een arsenaal aan hulpbehoevenden. Mannen, vrouwen, Duitsers, Amerikanen, yuppen, asocialen, moeders, bejaarden – allemaal bellen ze naar “Caren’s Company”, op zoek naar hulp, begrip, zelfs erotisch vermaak. Ook het publiek heeft een headset op en luistert daarmee (stiekem?) de gesprekken af. Op het toneel staat de actrice die Karen speelt (Wine Dierickx); de andere stemmen worden gespeeld door acteurs die je niet ziet. Al luisterend, al adviserend, al organiserend, lost ze de problemen op. Maar het goede aan de voorstelling is dat je geen moment het idee krijgt dat er daarmee ook iets overwonnen is. De problemen zijn als de geluiden van het verkeer, beneden, in een drukke straat: een constante opborreling van nieuwe geluiden. Stil wordt het nooit. Er komt altijd meer.
Een vertrouwd thema
Daarmee heeft Wunderbaum een thema (vervreemding, vereenzaming, techniek) in handen dat zo vertrouwd voelt dat je eigenlijk de hele tijd exact weet waar ze het over hebben, ook al is de uitwerking zo realistisch als een vliegend varken in een tutu. Dit stuk gaat over de eenzame moeder met de twee lieve kindjes, de stille volksjongen, de hippe yup zonder thuisbasis. Het zijn archetypes die we allemaal herkennen. Net als in het echt zie je ze niet, je krijgt alleen flarden van ze mee. Maar waar de flarden in de werkelijke wereld niet meer voorstellen dan een vernislaag waarmee we onze diepste angsten afschermen van de buitenwereld – de vriendelijke knikjes in de supermarkt, een beleefd gesprek langs het hockeyveld – zie je in dit toneelstuk juist de flarden van de schaduwzijde: de neuroses, de perversies, de hopeloosheid.
(Zou je bij zo’n omschrijving nog denken dat het grappig is? Dat is het wel.)
Miss Lonelyhearts
Een paar keer tijdens deze voorstelling gleden mijn gedachten langs het duizelingwekkende uitzicht over nachtelijk Rotterdam en moest ik denken aan Nathanael Wests Miss Lonelyhearts, een schrijnende, superieure novelle over een cynische (mannelijke) dagbladjournalist die vermomt als nette juffrouw de eindeloze stroom brieven beantwoordt die wanhopige, gestoorde lezers afvuren op de zelfhulpcolumn van een louche tabloid. Even later moest ik juist weer denken aan het korte verhaal “The Depressed Person” van David Foster Wallace, over het zompige, zeurderige effect van klagende mensen op hun omgeving.
Het is knap dat Wunderbaum iets heeft gemaakt dat dezelfde urbane leegte vormgeeft zonder dat het predikt of politiseert. Ja, soms gaat het gepruttel te lang door, meanderen de gesprekken wat doelloos rond, verliest het zich in het vage – dat moet je als toeschouwer maar voor lief nemen. Er zitten talloze slimme vondsten in deze voorstellingen (bijvoorbeeld een fuga van verschillende telefoongesprekken). Ik sluit af met deze: omdat Karen eerder in het stuk op internet heeft gezocht naar een crème tegen puisten wordt ze een tijd later opeens door een vrouwenstem gebeld die haar een crème probeert te verkopen. Nadat het gesprek al een tijdje bezig is vraagt ze aan de stem waarmee ze praat of het een mens of een robot is. Geen antwoord. Ze vraagt het nog een keer. Geen antwoord. Verontrust hangt ze op. Is een verkopende computer theatrale fantasie? Misschien niet; we kennen allemaal wel die chatboxen bij telefoonbedrijven waarin je een vraag kan stellen en dan antwoord krijgt alsof de computer een echte persoon is. (“Goedemiddag, waarmee kan ik u van dienst zijn?” Maar wie is dan die “ik”?) Het geeft een inkijkje in een treurige toekomst waarin kleuters naast aap-noot-mies straks ook de turingtest aangeleerd moeten krijgen.
Wunderbaum - Helpdesk
Artiest: WunderbaumGezien op woensdag 23 september 2015 in De Rotterdam, Rotterdam
Nog te zien tot vrijdag 18 december 2015
Misschien ook iets voor u
Magische show van Sufjan Stevens
Een gewaardeerd artiest op een gewaardeerde plek: Een prima combinatie. Op 23 en 24 september staat Sufjan Stevens met band in het prachtige Carré in Amsterdam, het ideale podium voor de luistermuziek van de Amerikaan. Na de duistere release Carrie & Lowell is het maar afwachten wat de normaal vaak uitbundige Stevens in petto heeft tijdens het eerste concert van de twee.
Wat volgt is een gevarieerde set van hoog niveau. Het publiek wordt meegenomen in de magische wereld van Stevens: langs zijn jeugd met tracks van de laatste plaat zoals ‘Should Have Known Better’ en ‘Carrie & Lowell’ en visuals van beelden uit het verleden, naar galmende vocals die bijna kerks aan doen, inclusief dito gekleurde lichten bij het meeslepende ‘Fourth of July’. Daarnaast blijkt Stevens niet vies te zijn van ietwat kitscherige jaren 80 synths en speelt hij enkele nummers erg ingetogen. Kortom, een bijzondere set met veel variatie.
Volle aandacht
Het is bizar hoe een dergelijke diverse show tegelijkertijd erg sterk kan zijn. Waar andere artiesten live vaak in de knoop komen te zitten wanneer ze nummers verschillend ten gehore willen laten brengen, gaat het Sufjan en zijn muzikanten prima af. Ook wanneer de vocals van Stevens lang niet altijd zuiver zijn. Bij de eerste tracks, het intrigrerende ‘Redford (for Yia-Yia and Pappou)’ en het dromerige ‘Death With Dignity’, lijkt hij er nog even in te moeten komen. Ook ‘Drawn To The Blood’ is net niet zo zuiver als op de plaat. Toch heeft dit wel iets breekbaars en tegelijkertijd menselijks. Het is niet erg vals, maar net even anders dan op Carrie & Lowell. De aanwezigen maakt dit niets uit, zij zijn vanaf de eerste tot de laatste noot compleet stil.
Het eerste deel van de set bestaat voornamelijk uit nieuwe songs. ‘Eugene’ is op de plaat al een ‘klein’ nummer, maar live weten de muzikanten uit Detroit het nog minimaler te brengen. De vertrouwde fragiele stem van Stevens komt hier voor het eerst echt goed naar voren en de lyrics komen keihard binnen: “Now I’m drunk and afraid, wishing the world would go away”. ‘Eugene’ is een mega intense track, waar je wel kippenvel van móet krijgen. Ook wordt het prachtige ‘No Shade In The Shadow Of The Cross’ nog mooier en intiemer gebracht dan via de boxen thuis. Alle ogen en oren (in hoeverre dat kan) zijn gericht op het podium en dat is meer dan logisch en verdiend.
Gedurfde stap
Naast magische, intieme tracks is er ook ruimte voor nieuwe nummers die wat experimenteler worden gebracht. Zo is ‘All Of Me Wants All Of You’ behoorlijk dweperig op de release, live gooit Stevens er een exotisch sausje over met een lekkere eighties outro. Moet je van houden, maar eerlijk is eerlijk: het past wel bij de interessante persoon Sufjan Stevens. Dat hij een typetje is, zien we ook wanneer hij bij het oudere ‘Versuvius’ allerlei handgebaren maakt om diverse lyrics uit te beelden. In combinatie met de spacey visuals op de achtergrond wordt dit een nogal hypnotiserend geheel. Dit geldt ook voor het bombastische einde van het meeslepende ‘Fourth of July’, dat veel magischer wordt uitgevoerd dan het origineel. De echo en de effectjes, de samenzang en de opzwepende outro is bijzonder en ontzettend mooi.
Vanavond is ‘Blue Bucket Of Gold’ het laatste nummer, althans voor de toegift. De uitgebreide en vooral lange instrumentale outro doet wenkbrauwen fronsen. Aan de ene kant omdat het muzikale geweld gewaardeerd wordt en aan de andere kant omdat de chaos van geluid wellicht rommelig overkomt. Één ding is in ieder geval zeker: omdat het niet zo toegankelijk is, is het zeker gedurfd om dit tijdens een concert te doen. Het duurt echter net iets te lang om de interesse en aandacht volledig vast te houden.
Adembenemende toegift
Dit weet Sufjan Stevens met oudere nummers in de encore meer dan goed te maken. ‘To Be Alone With You’ is een pareltje dat niet mag ontbreken aan deze diverse maar bijzondere setlist. De uitvoering ervan is nog beter dan gehoopt: het is intiem, er zit emotie in en belangrijker nog: het komt over tot boven in de zaal. Ook ‘John Wayne Gacy Jr.’ is adembenemend. De songteksten zijn steengoed en van de live-uitvoering word je stil. De avond wordt afgesloten met een langzamere versie van het bekende ‘Chicago’, de perfecte song om deze hele gevarieerde maar onvergetelijke avond in Carré te beëindigen.
Misschien ook iets voor u
Foto’s die raken
Het is het ‘beslissende moment’ dat een foto tot een iconisch beeld en symbool voor een bepaalde gebeurtenis in de geschiedenis maakt. Een tentoonstelling in Foam laat zien hoe dit in zijn werk gaat.
Prague Invasion, Czeschoslovakia, August 1968. Contact Sheet. C Josef Koudelka / Magnum Photo’s
Welke stappen zetten journalistieke fotografen van het beroemde agentschap Magnum Photos, wanneer ze juist die ene foto uit een reeks van opnamen kiezen? Volgens Stuart Franklin, één van de Magnumfotografen die ook een World Press Photo Award won (1989, 1991), en in Beijing de iconische foto van de eenzame demonstrant voor een reeks tanks maakte (1989), gaat het om de context van ruimte en tijd, samengebald in dat ene moment.
De circa honderd contactvellen die in chronologische volgorde worden getoond, van de jaren dertig uit de vorige eeuw tot 2010, laten ook nog een andere context zien: die van vóór en ná die ene iconische foto. Op die manier wordt de bezoeker geleid naar ‘het’ moment en weer terug. Op de contactvellen zijn markeringen van de fotograaf aangebracht, die zijn keuze of afkeuring aangeven. De uiteindelijke keuze is soms in een scharnierlijst opgehangen, zodat aantekeningen op de achterkant van de afdruk, die je anders nooit ziet, nu ook vallen te bekijken.
Op uitvoerige bijschriften wordt de visie van de fotograaf uiteen gezet. Bij andere exposities zou je ze als bezoeker misschien te lang vinden, maar hier voldoen ze, omdat ze de visie van de fotograaf in het algemeen en zijn keuze in het bijzonder duidelijk verwoorden.
Soorten foto’s
Er zijn foto’s te zien die op ons netvlies staan, zoals Henri Cartier-Bresson ze bijvoorbeeld maakte in de jaren dertig van de vorige eeuw in het Spanje van de burgeroorlog. Of van Robert Capa die D-day vastlegde, en Philip Jones Griffiths die het door napalm getroffen Vietnamese meisje dat wegrent fotografeerde. Deze laatste foto beïnvloedde de politiek, zoals recent de foto van het Syrische jongetje Aylan Kurdi dat dood was aangespoeld op het strand van Turkije.
Ernesto ‘Che’ Guevara . Havana, Cuba, 1963. C Rene Burri / Magnum Photo’s
Ook de kwaliteit van veel portretfoto’s valt op. Al dan niet geënsceneerd, zoals Philippe Halsman in 1948 Dali fotografeerde. Soms gemanipuleerd, zoals Malcolm X ‘speelde’ met fotografe Eve Arnold. Of ongemerkt, zoals bij Che Guevara, die de aanwezigheid van René Burri niet meer in de gaten leek te hebben.
Op verschillende manieren, maar allemaal raak getroffen op een wijze die ook de toeschouwer wat doet, zoals Guy Le Querrec over zijn foto van Miles Davis (Parijs, 1969) zei: ‘De diepte van zijn blik is van dezelfde kwaliteit die ook zijn muziek kenmerkt’.
Artistieke status
Margaret Thatcher. Blackpool, England. 1981 Contact Sheet C Peter Parlow / Magnum Photos
Naast oorlogsfoto’s, reportages en portretten is er nog een ander punt dat in de loop der jaren steeds meer aandacht lijkt te krijgen: de artistieke status van het materiaal. Werner Bischof hecht eraan te vermelden dat zijn foto in een tempel in Tokio refereert aan het werk van de Japanse schilder Hasewaga Tōhaku. Paolo Pellegrin verwijst ernaar dat zijn opname in Kosovo herinnert aan Bruegel. Hiermee boren zij een extra, intertekstuele laag aan, waarmee journalistieke foto’s meer de richting van kunstfotografie uitgaan.
Al met al is het een indrukwekkende, veel publiek trekkende tentoonstelling geworden van materiaal dat eigenlijk helemaal niet is bedoeld om tentoon te stellen; voor Jim Goldberg waren de vellen bijvoorbeeld slechts letterlijk een geheugensteuntje om mensen met wie hij contact heeft gehad te kunnen onthouden.
Af en toe roept een foto een glimlach op, zoals de lama in auto op Times Square van Inge Morath. Een spaarzaam moment dat tussen alle ernst mooi is meegenomen. Ernst van foto’s die er in zowel de wereldgeschiedenis als de geschiedenis van Magnum toe doen: iconische beelden van ‘een’ uitgelicht moment dat door de contactsheets van foto’s die er even voor en pal erna zijn gemaakt en de ook neergelegde boeken of tijdschriften waarin ze uiteindelijk terecht kwamen in een context worden geplaatst.
Recensie: Magnum Contact Sheets
Gezien in: Foam, AmsterdamNog te zien tot: woensdag 09 december 2015
Misschien ook iets voor u
Een liefdevolle kruisbestuiving
De auteurs Eric de Kuyper en Emile Poppe willen er in hun inleiding geen misverstand over laten bestaan: hun boek Theatraliteit is géén geschiedenis van het theater. Het is een studie naar de ‘geschiedenis van de kunst en de vorm van het vergankelijke, het theatrale’.
Vergankelijkheid en theater. Twee begrippen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Met het sluiten van het doek is de voorstelling gedaan, zal de illusie (het theatrale) nooit in dezelfde vorm terugkeren. De vertolkers kunnen onmogelijk een exacte kopie van de vorige avond opvoeren, alleen al door het simpele gegeven dat er iedere avond een ander publiek in de zaal zit en omdat dat de vertolkers zelf ook samen met hun rol een deel van zichzelf mee het toneel opnemen dat, zoals iedereen weet, fluctueert. Alle soorten opvoeringskunsten die De Kuyper en Poppe in hun werk behandelen, bezitten dit weemoedige gegeven. Maar het is juist deze eigenschap die het theater zijn magie verleent. Van de elitaire balletuitvoering tot de commerciële musical.
Rode draad
De twee schrijvers, oud-docenten en bovenal liefhebbers van theater, behandelen hun onderwerp in chronologische volgorde, te beginnen bij de barok. Als er een periode is die wordt geassocieerd met theatraliteit, dan is het deze wel. De behoefte om het natuurlijke in beheersbare vormen te persen is groot en vinden we overal terug. Bovendien ontwikkelt er zich tijdens deze jaren een theatraliteit die leidt tot vormen als opera en ballet. De Kuyper en Poppe behandelen de barok niet als stijlkenmerk, maar als een mentaliteit. Hierdoor kan de term barok ook van toepassing zijn op de theatraliteit die strikt genomen buiten de afgebakende grenzen van de stijlperiode valt.
Op dezelfde manier bespreken zij de overige perioden en kunstvormen. Als rode draad door het boek loopt de notie van interactie tussen de verschillende disciplines. Alles staat met elkaar in verbinding en de auteurs weten deze helder bloot te leggen. Theater, de kunst van de illusie, is een domein waar herhaling en recycling geen vervuilde termen zijn. Een kunst waar liefdevolle kruisbestuiving plaatsvindt. Zoals Denis Bablet, onder andere theaterhistoricus, het verwoordt:
Geen onderscheid
Theatraliteit ten tijde van de Verlichting en de Franse Revolutie, de opkomst van het regietheater, de – hem soms tot wanhoop drijvende – zoektocht van Wagner naar het Gesamtkunstwerk, het politiek theater en de theatrale politiek: stromingen waar reeds boeken over volgeschreven zijn en waar De Kuyper en Poppe de essentie uit weten te destilleren. Waar ‘serieuze’ studies de commerciëlere vormen als de musical, het circus of poppenspel nog wel eens links laten liggen, doen zij dit niet. Met evenveel liefde schrijven ze over de opera of hoe de musical in de vorige eeuw zeer grote hoogten wist te bereiken. Ook bij laatstgenoemde werd de invloed van een andere kunstvorm zichtbaar, namelijk de dans.
Het laatste hoofdstuk dragen de auteurs op aan de eerdergenoemde vertolkers, zonder wie de illusie niet mogelijk of in elk geval niet volledig is. Dat de acteur niet altijd de verering ten deel viel als tegenwoordig, blijkt wel uit de wijze waarop in vroeger tijden tegen het acteursvolk werd aangekeken: als zwervers, hoeren, onbetrouwbare en zedeloze figuren. Pas in de achttiende eeuw worden actrices op toneel toegelaten. Voor die tijd werden vrouwelijke rollen door mannen ofwel castraten gespeeld. Daar acteren altijd met lichamelijkheid, met een vorm van exhibitionisme van doen heeft, blijft het theater tot op de dag van vandaag aanschurken tegen de grenzen van sensualiteit en seksualiteit.
Enthousiasme
Het lichamelijke, het mystieke, het onzegbare (waaruit sensualiteit ontstaat), is in elk tijdperk aanwezig. Door het hele boek prijken prachtige illustraties die dit versterken en waardoor Theatraliteit enkel en alleen als bladerboek al de moeite waard is. Daarnaast zorgen kaders voor verdieping van de hoofdtekst en wordt de lezer die thematisch echt de diepte in wil, voorzien van suggesties. Het enthousiasme voor het theatrale en het theater spat van de pagina’s af. Dit alles bij elkaar maakt het tot een genot voor de geest en het oog. Een werk, minder vluchtig dan hun thema, maar even magisch.
Theatraliteit. Van barok tot Brecht en verder
Schrijver: Eric de Kuyper en Emile PoppeUitgever: Terra
Prijs: 49,50
Bladzijden: 352
ISBN: 9789089893376
Misschien ook iets voor u
Twaalf keer Sehgal – september
/ 0 Reactiesdoor: Laure van den Hout0 SterrenEen retrospectief van een jaar. Twaalf werken in de vorm van geconstrueerde situaties, elke maand één. Dagelijks opgevoerd vanaf het moment dat het Stedelijk opengaat totdat het sluit. Tino Sehgal choreografeert met zijn werken, die elke maand in een andere zaal van het museum te vinden zullen zijn, niet alleen hen die zijn werken vertolken, maar ook het gedrag van het museumpubliek.
Negen uit twaalf: This Situation (2007)
Drie mensen leunen nonchalant tegen de wand van een lege museumzaal, vijf anderen zitten op de grond – de meesten aan de zijkant, enkelen in het midden. Van de drie doorgangen zijn er twee dicht. Het is moeilijk om de zaal te betreden; de deuropening wordt versperd door zo’n tien bezoekers die letterlijk de drempel niet over durven. Op de bovenverdieping van het Stedelijk vindt in de, op de mensen na, lege museumzaal een gesprek plaats. De voertaal is Engels. Hoewel het even duurt, is het niet moeilijk uit te maken wie bezoeker is en wie vertolker. Laatstgenoemde onderscheidt zich door constant in beweging te zijn; een aaneenschakeling van alledaagse houdingen in slowmotion uitgevoerd. Waar de een vanuit hurkzit langzaam tot een staande positie komt, wrijft de ander bedenkelijk met de hand over zijn kin en mond. Een derde ligt nonchalant met de rug op de grond, het hoofd met één hand ondersteunend terwijl afwisselend het linker- en rechterbeen de lucht in gaan. Het zijn in totaal zes vertolkers, waarvan drie man en drie vrouw.
Diverse constellaties ontstaan wanneer nieuwe bezoekers de ruimte betreden. Dat is aanleiding voor (een van) de vertolkers om een opzwepend ‘oeeeeeh’ in te zetten. Gevolgd door “welcome to this situation” (of, “welcome to This Situation”, aangezien schrijfwijze wegvalt bij werken waarin alleen gesproken wordt). Na elk woord valt er een kleine stilte. Op ‘situation’ volgt er een ‘haaaaa’ dat het midden houdt tussen uitademen en zuchten. Deze ‘haaaaa’ is de cue voor de vertolkers om van plek te wisselen, dit doen ze met de wijzers van de klok mee. Een nieuwe compositie is gemaakt.
Er lijkt geen regel te zijn voor de in te nemen posities – soms blijven alle vertolkers staan, dan weer zitten er drie, staan er twee en ligt er een. De momenten waarop ze allen dezelfde houding aannemen, bijvoorbeeld met hun gezicht naar de wand, een hand als een oké-teken en de andere hand opgehouden alsof ze willen voelen of het regent, maken nieuwsgierig naar hoe deze gelijke positie zonder zichtbaar overleg plaats kan vinden. Vervolgens begint elke vertolker op zijn tijdelijke plek weer met het eerder beschreven continue bewegen. In de twee uur dat ik getuige ben van This Situation valt op dat de vertolkers zich altijd dicht bij de muren ophouden en nooit een positie midden in de ruimte innemen.
Compositie van het ik
Het is een bizarre vergelijking, maar ik kan hem niet onderdrukken. Ik zit op de vloer, mijn rug tegen de muur en heb het idee te kijken naar een vergadering op de godenberg. Alsof op de Olympus gesproken wordt over hoe de mensen ‘daar beneden’ vorm geven aan hun leven. Dit heeft te maken met de aard van het gesprek, dat zich lijkt te centreren rondom de vraag: how to compose an I?
Hoewel de vertolkers geregeld persoonlijke – of wat ze doen voorkomen als persoonlijk – anekdotes met het publiek delen, heeft het gesprek een beschouwende toon. Alsof de uitspraken die betrekking hebben op hun eigen ervaring beschouwingen zijn van een ander. Gezien vanaf grote hoogte. Dit wordt versterkt doordat alle vertolkers heel ontspannen ogen. Uitdagende stellingen van de een worden door de ander enthousiast ontvangen met “Woohoo, discuss!”. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat ze hier met zijn zessen niets anders doen dan elkaars ideeën bevragen en gemakkelijke posities innemen. Alsof het hun taak is om wat gecreëerd is en wordt, te bevragen. Geenszins een bekritiseren, veeleer een stilstaan bij hoe dingen op elkaar inwerken. Geen antwoord. Geen oplossing. Uitwisseling.
“Is finding yourself the same as finding a job you want to do?”
Met het innemen van een nieuwe plek begint steeds een andere vertolker met spreken. Aan dit spreken gaat een inleidende zin vooraf, zoals: “This is a quote from the 18th century…” of “In 1955 someone wrote…” Elk nieuw gesprek wordt dus, zo lijkt het, ingeleid door een bestaande quote die iets te maken heeft met de ontwikkeling van ‘het zelf’. Lange tijd wordt er gesproken over het ‘educational system’, hoe de digitalisering ook daarin een steeds grotere rol gaat spelen (iPads op scholen), wat er verstaan kan worden onder een school en wanneer de school is ontstaan. In het gesprek wisselen grote, ethische vragen en meer lichte overpeinzingen elkaar af. De vertolkers lijken op zoek naar een balans tussen de samenleving, het gecreëerde geheel van bijeengekomen of -gebrachte individuen, en het zelf, het ik. Op welke manier vallen die met elkaar samen? Of werken ze elkaar juist tegen?
Daarin klinken ook de gemeenplaatsen en valkuilen van de hedendaagse maatschappij door. Neem de vraag “Is finding yourself the same as finding a job you want to do?” In zekere zin herkenbaar voor de generatie waartoe ik ook mijzelf moet rekenen: een goed onderwijssysteem, ouders die je aanmoedigen te studeren wat je wilt. “The sky is the limit”; doen wat je leuk vindt. Maar wat als je kiest voor iets en je blijkt het toch niet zo leuk te vinden? Wat als dat wat je leuk vindt niet per definitie is wat je goed kan? Of wat als je je werk maakt van hetgene wat je leuk vindt en je daarin succesvol bent, maar een soort leegte ervaart? Kan je in elk onderdeel van je zijn volledig jezelf zijn? Is jezelf, of een zelf, überhaupt iets dat je kunt vinden? Een vrouwelijke vertolker haakt hier op in door te vertellen over een meisje dat bij haar op de middelbare school zat en als beroepskeuze ‘script girl’ geadviseerd kreeg. “Script girl is the job for you”, werd er tegen haar gezegd. “In that time we didn’t even know what that was and even now I only have a vague idea of what the profession of a script girl may look like”.
“Only touch with your eyes”
Een quote uit de achttiende eeuw over opvoeding stelt dat de ‘gulzigheid’ van kinderen om alles aan te willen raken, ingeperkt moet worden. Bijvoorbeeld door te zeggen: only touch with your eyes. Een van de vrouwelijke vertolkers, gezeten in hurkzit, waarbij ze haar gewicht verplaatst van het ene naar het andere been, herkent zich in de quote. Toen ze jong was zei haar moeder geregeld “do touch this, but only with your eyes” tegen haar, in een poging om niet elke keer ‘nee’ te hoeven verkopen op haar dochters vraag of ze iets aan mocht raken.
“I was thinking”, begint een van de mannelijke vertolkers, “of a magic trick. And how the trick, if you don’t know how it works, makes you wonder.” De frictie tussen het verlangen iets aan te raken en het niet mogen aanraken, creëert een heel andere wereld. Een wereld waarin verbeelding een grotere rol toebedeeld krijgt, zoals het voorbeeld van de goocheltruc benadrukt. Een van de vrouwelijke vertolkers trekt een vergelijking met de periodes dat zij aan het diëten was. In plaats van daadwerkelijk te eten en dus ook het eten aan te raken, ging ze naar een winkel en zocht daar de koekjes op waar ze zo’n trek in had. Voor het schap voerde ze het hele ritueel van eten – dat wil zeggen het pak openmaken, de koekjes uit hun individuele verpakking halen en deze een voor een naar de mond brengen – geheel denkbeeldig uit. Dit ‘aanraken met de ogen’, het verbeelden, gaf haar een voller gevoel en leidde af van het daadwerkelijke verlangen om te eten.
“I really love touching things”, onthult een ander terwijl hij in slowmotion handgebaren maakt waarmee hij ‘aanraken’ lijkt uit te beelden. Hij benoemt dit verlangen als iets dat voortkomt uit een onbedaarlijke drang grip te krijgen en de wereld beter te begrijpen. Een ander legt de link met het eten met je handen en nog geen seconde later gaat het gesprek over etiquette. Hoe leg je een vork op de juiste manier op tafel? Horen de ‘tanden’ naar boven te liggen of juist naar beneden? Een meisje vertelt dat haar nog niet zo lang geleden verteld is dat er een Franse en Engelse manier is. Waarbij in het geval van de laatste de tanden van de vork naar beneden liggen, in contact met het tafellinnen. Geen van de andere vertolkers kent dit fenomeen. “Are you allowed to cut your salad with a knife in The Netherlands?”, vraagt weer een ander aan wat, naar ik aanneem, het enige Nederlandse meisje in de groep is. Antwoordend dat etiquette niet haar forte is, wordt het vraagstuk bij het publiek in de zaal neergelegd waar een aantal bezoekers voorzichtig bevestigt dat het niet ongebruikelijk of gek is wanneer je je salade snijdt. “Thinking is an alternative for touching, surely”, merkt een ander op en het gesprek is wederom van richting veranderd.
Autonome verhoudingen
This Situation ontkent het publiek niet, er worden regelmatig blikken uitgewisseld. Ook komen enkele vertolkers net te dicht naast je staan of zitten, op zo’n manier dat het iets ongemakkelijks heeft. Je bent je nooit niet bewust van hun aanwezigheid. Enkele bezoekers zoeken naar het titelbordje in de hoop zich te kunnen vergewissen van wat er hier aan de hand is. Degenen die vertrouwd zijn met het werk van Sehgal weten dat dit ijdele hoop is. Geen titelbordje, geen houvast anders dan de wetenschap dat je je moet overgeven aan de situatie.
Het gesprek vindt grotendeels plaats tussen de vertolkers. Bezoekers worden, zo lijkt het tijdens mijn bezoek, slechts incidenteel bij het gesprek betrokken. Wanneer een bezoeker die net de zaal binnenkomt spontaan reageert op een van de vragen van de vertolkers, antwoordt hij: “It wasn’t a question”, overigens zonder de dialoog met haar te beëindigen. Een andere keer kijkt een van de vertolkers mij recht aan en vraagt me: “What do you think?” Mijn antwoord – dat ik zelf ook in hoge mate onbevredigend vind – luidt: “I have no idea.” Ik ben overrompeld door haar bevestiging van mijn aanwezigheid, waarvan ik me bewust word door haar vraag. “You seem to react a lot”, zegt ze ook nog.
This Situation roept de vraag op wat gechoreografeerd is en waar er, of er, binnen de choreografie ruimte is voor improvisatie – een vraag die eerder een grote rol speelde bij werken als This Variation (2012) en Yet Untitled (2013), respectievelijk opgevoerd in juni en juli. De quotes waarmee de vertolkers een nieuw gesprek inleiden zouden een vast gegeven kunnen zijn. Een verzameling uitspraken waaruit ze kunnen putten en die vervolgens leidt tot een oneindig aantal mogelijke gesprekken. Gevoelsmatig is er veel vrijheid – er wordt gelachen, oogcontact gemaakt, het voelt heel menselijk. Het komt zelfs voor dat de vertolkers midden in een gesprek zitten, er nieuwe bezoekers binnenkomen, deze verwelkomd worden met “oeeeeeeh, welcome to this situation, haaaaa”, een van de vertolkers een quote opnoemt en vervolgens aangeeft graag nog even terug te willen gaan naar het gesprek van voor de plaatsverandering. Het uitgangspunt is letterlijk veranderd – ze hebben een nieuwe plek ingenomen – maar de katalysator voor een nieuw hoofdstuk – de quote – wordt terzijde geschoven.
“Am I really happy? Am I really fulfilled? And who is it that says I here?”, vraagt een van de mannelijke vertolkers. Who is it that says I here: het uitspreken van deze vraag maakt je ervan bewust dat het hier gebruikte ‘I’ – ‘ik’ – niet per definitie samenvalt met degene die het uitspreekt. Wie is het die ik zegt als ik zeg: “ik zeg”? ‘I’ is maakbaar, kneedbaar en meer dan alleen een woord dat verwijst naar degene die het bezigt. Het ik, individu, is een concept. Een concept dat vraagt om invulling en ernaar verlangt zichzelf invulling te geven. Betekenis.
A year at the Stedelijk: Tino Sehgal
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Meer dan muziek
/ 0 Reactiesdoor: Ellen op de Weegh0 SterrenFestival Incubate is vooral bekend vanwege het vernieuwende muziekprogramma, maar dit jaar was er ook veel theater te zien. Eigenlijk zijn het veelal performances waarin muziek een belangrijke rol blijft spelen en die het karakter van het festival onderstrepen: cutting edge, hybride en internationaal. Spannend! De sfeer past prima bij het verrassend cultuurvriendelijke klimaat van Tilburg. In de door de redacteur bezochte performances kwam de tijdgeest vooral naar voren in het vervagen van grenzen, in het hergebruik van beeld- en geluidsfragmenten en in een verlangen naar lijfelijke aanwezigheid in het hier en nu.
Yann Marussich – Bleu Remix (CH)
De Zwitserse Marussich zit doodstil in een nauwe perspex box, terwijl hij langzaam blauw wordt. Eerst zie je blauw snot uit zijn neus lopen, dan blauw zweet onder zijn oksels verschijnen, blauw spuug uit zijn mond druipen en aan het eind van de performance – na ongeveer een uur – is zijn hele lichaam bedekt met minuscule blauwe zweetdruppels.
De performance verraadt een grote lichaamsbeheersing, als die van een yogi of danser, en roept intense concentratie op. Het toont de beweging in de schijnbare onbeweeglijkheid. Het diepe blauw heeft hier een minder abstract effect dan bijvoorbeeld bij kunstschilder Yves Klein of beeldhouwer Anish Kapoor. Je kan de kunstenaar van heel dichtbij bekijken, je ziet zijn huid, zijn ademhaling: dit beeld leeft.
Een gitarist draagt met geluid bij aan het indrukwekkende spel. Voor elke ‘Bleu Remix’ samplet een lokale muzikant, live en naar eigen inzicht, fragmenten uit een eerdere voorstelling en dit past precies bij de mysterieuze, levende aanwezigheid waar het werk van vertelt. Het echte geheim is niet de naam van het chemische goedje dat de performer vooraf slikt. Het echte geheim is: hoe kan een man die enkel stilzit, en waarvan je vooraf al weet dat hij blauw gaat worden, zo spannend zijn?
Liquid Loft – Shiny, Shiny (AT)
‘Shiny, shiny, shiny boots of leather…’ begon de donkere stem van Lou Reeds ‘Venus in Furs’. ‘As if you opened a door to a decadent S&M/opium den…’ werd over dit nummer geschreven. Het wordt weer gezongen in deze voorstelling – en de geest van Andy Warhol waart nog op veel meer manieren rond.
De zes dansers lijken met tientallen te zijn. Ze bedienen twee camera’s en een aantal spotlights om hun eigen bewegingen te vermenigvuldigen tot felgekleurde patronen en hun portretten larger than life te maken. Ook pruiken worden ingezet om steeds andere personages te creëren. Je ogen kiezen zo haast ongemerkt voor de verslavende (‘shiny shiny’) projecties en vergeten de lichamen waaruit ze voortkomen.
Er is iets ongemakkelijks aan deze beeldschone, zichzelf herhalende image-fabriek; de dansers krabben zich veelvuldig. En hoewel er ook tekst voorbij komt, bestaan de woorden enkel uit geplaybackte oude filmfragmenten. Ook de betoverende muziek wordt gemaakt door samplen. Dat kan toch iedereen? Liquid Loft sleepte een aantal jaar geleden een prijs op de Biënnale van Venetië in de wacht. ‘Vloeibaar’ is het aangename bewegen tussen verschillende disciplines, de performance zelf is scherp en eigentijds.
Lampekap/Villanella – Fresco (BE)
Hoe bezie je de zaken als je op je rug ligt, in dit geval samen met medebezoekers op een roodfluwelen cirkel (zonder schoenen)? Toch anders, het roept haast vanzelf openheid en overgave op.
Na een tekst door filosoof Alan Watts, over de onmogelijkheid om het natuurlijke leven te vangen in door mensen bedachte constructies, beginnen de muziek en de beelden te spelen. We zien wolken. De wolken, ja, die zijn inderdaad nooit hetzelfde en ze zijn moeilijk te vangen in een grid. Ze gaan gewoon hun gang. Evenals mensen, die we, langzaam bewegend en naakt, boven ons zien verschijnen als keken we naar het plafond van een kapel. Slechts een oude man kijkt stil op ons neer. De geometrische patronen tussendoor, lijnen en cirkels, vestigen de aandacht meer op de muziek – ook ooit door een mens bedacht (door de gitarist van dEUS in dit geval). Na afloop blijken we, weer haast vanzelf, te zijn bewogen, zoals de wereld ongemerkt draait.
Incubate Festival
Misschien ook iets voor u
Poppenliefde: een realistisch sprookje
Theatermaker Ulrike Quade nodigt met haar nieuwe voorstelling MANIACS haar publiek uit om een kijkje te nemen in het leven van een man die verliefd is op een levensechte pop. Het stuk roept vragen op over het ervaren van menselijk geluk en eenzaamheid.
Wanneer het publiek binnenkomt, is acteur Phi Nguyen reeds verwikkeld in een dans met zijn sekspop, Renée. Beide zijn naakt. Ze bevinden zich op een verhoogd wit podium, wat dient als een klinisch witte huiskamer. De dans is echter liefkozend en bijna intiem, alsof Renée een echt mens zou zijn. Phi behandelt haar met veel zorg en respect en het lijkt daardoor alsof hij oprecht van haar houdt. Hij praat zelfs tegen haar en legt aan het publiek uit waarom zij zijn beste ‘relatie’ tot nu toe is – hij kan altijd op haar rekenen en ze spreekt hem nooit tegen. Zijn liefde voor haar en haar liefde voor hem zijn beide deel van zijn fantasie, wat eigenlijk erg sneu is voor hem. Toch is hij gelukkig. Maar was hij dan als vrijgezel in een individualistische samenleving ongelukkig en kon hij zijn bestaan als eenling niet meer aan? De vraag over hoeveel mensen er in de stad chronisch eenzaam zijn, blijkt prangend.
Het paradijs
Tussen de live-scènes van Phi en Renée door wordt er een aantal keer een videoprojectie getoond van de twee ‘geliefden’ in een wonderschone groene omgeving, wat natuurlijk doet denken aan Adam en Eva in het paradijs. De levensechte Renée staart met een levensloze blik de camera in. Phi acteert op een Amerikaanse voice-over, die telkens zijn zinnen begint met ‘I know what you’re thinking…’ Het is een eng realistisch sprookje, welk door Phi (gelukkig) met humor gespeeld wordt.
Subject-object
In haar oudere stukken (zoals The Wall of Munch en Van Gogh) gebruikt Quade haar poppen als personages en verhalenvertellers en speelde zij vaak zelf, maar nu heeft zij meer afstand genomen: ze speelt zelf niet. Aan de andere kant, staat zij juist dichter bij haar eigen materiaal door hedendaagse onderwerpen aan te halen, in plaats van scènes uit de geschiedenis te vertalen naar het heden. De aanwezigheid van de sekspop, die subject en object is in deze voorstelling, creëert transparant en voyeuristisch theater: het publiek mag kijken naar het leven van een geloofwaardige gek.
Randprogramma
Naast de voorstelling is een fotoserie te bekijken van mannen die werkelijk met een pop leven. Samen worden ze geportretteerd op de bank, met andere familieleden – alsof het normaal zou zijn. Samen met een pop een boswandeling maken is al evenmin normaal. Natuurlijk zoekt eenieder zijn of haar geluk op een eigen manier en dat is prima, zolang die anderen niet schaadt, maar dat er zulke schrijnende gevallen van eenzaamheid en obsessie in onze wereld bestaan, is wel degelijk zorgelijk en dat is in deze voorstelling mooi in beeld gebracht.
Ulrike Quade Company – MANIACS
Regie: Ulrike QuadeArtiest: Phi Nguyen
Gezien op donderdag 17 september 2015 in Theater Bellevue, Amsterdam
Nog te zien tot vrijdag 13 november 2015
Misschien ook iets voor u
Dit jaar niet drie maar één echte winnaar: La Isla Bonita
Jaarlijks selecteert de jury van Rudolphi Producties de drie beste voorstellingen tijdens het International Theatre School Festival. Dit jaar staken vijf meiden van de Toneelacademie Maastricht, opleiding Theatraal Performer, zo boven hun eigen generatie theatermakers uit dat het onvermijdelijk was: Het Debuut presenteert dit jaar één voorstelling van honderd minuten.
Het vijftal vormt in La Isla Bonita een clubje van de ritmisch-gymnastiekvereniging Sirenes 08 die ‘na elke training nog wel even een biertje drinken met de jongens van de rugby’. Aan het einde van de grootse glittershow leggen de typetjes Madelon, Donna, Shanna, Joy en Saskia pas uit dat het evenement is bedoeld als benefietactie voor de bootvluchtelingen op de Middellandse Zee. Binnen de vorm van de voorstelling zijn gymnastiek en de bootvluchtelingenproblematiek ingenieus met elkaar verbonden. In de volle honderd minuten wordt het onderwerp vanuit verschillende perspectieven belicht, beginnend met een humoristisch maar overtuigend lesje ‘empathie’.
Kippenvel
Het is gewaagd om je als jonge maker gelijk vast te klampen aan een problematiek die zo groot, ingewikkeld, maar bovenal emotioneel is. De actrices Milou van Duijnhoven, Luit Bakker, Mirthe Labree, Lisa Schamlé en Aukje Schaafsma doen er dan ook goed aan om de problematiek zo breed mogelijk te benaderen. Luit kruipt in de huid van een getraumatiseerde kapitein van een boot vol vluchtelingen, terwijl Milou de rol inneemt van een koude, emotieloze onderhandelaar.
Door de diversiteit aan perspectieven en meningen zijn de scènes in de performance goed van elkaar te onderscheiden. Hierdoor is de structuur helder, maar niet minder verrassend. De spanning en emotie worden afgewisseld met hysterie en lompe choreografieën. Juist deze choreografieën visualiseren de problematiek het sterkst. In een visueel heftige dans transformeren de vijf en hun schaduwleger van Spaanse grensbewakers tot wilde en ‘mensvreemde’ Afrikanen. Als dan onverwachts de vlag wordt uitgehangen op het nummer Conquest of Paradise van Vangelis, heb ik kippenvel.
Fysieke overgave
De jonge makers hebben duidelijk alles op alles hebben gezet om de trucs en bewegingen van het ritmisch gymnastiek goed onder de knie te krijgen. Met name de linten – die ook €12,50 duur zijn! – vragen om een ongelofelijke behendigheid en zijn een absoluut onmisbaar aspect van de prachtige vormgeving. De performers putten zichzelf uit tot de allerlaatste minuut: van het hoelahoepen om de nek tijdens het uitvoeren van een minuten durende monoloog tot het gekrijs in een te vroeg beëindigde benefietavond.
De jury, die dit jaar bestond uit Marie-Anne Rudolphi, Maarten van der Cammen en actrice Ariane Schluter, had het makkelijk. Van de ontworpen pakjes, het lichtontwerp, de structuur en muziek tot de grof en volmondig geschreven teksten is La Isla Bonita een inhoudelijk sterke voorstelling. De avond lijkt een never ending story, met adembenemende beelden. Het is overigens wél een extreem moralistische bedoening. Maar oké, wat wil je met een onderwerp als dit.
Rudolphi Producties - Het Debuut
Regie: Jeroen De ManArtiest: Milou van Duijnhoven, Luit Bakker, Mirthe Labree, Lisa Schamlé, Aukje Schaafsma
Gezien op vrijdag 18 september 2015 in Toneelschuur, Haarlem
Nog te zien tot vrijdag 30 oktober 2015
Misschien ook iets voor u