Ode aan de mode
Kunst / Expo binnenland

Modespektakel in Den Haag

recensie: Ode aan de Nederlandse Mode

Waar een klein land groot in kan zijn! Dat bewijst maar weer de tentoonstelling Ode aan de Nederlandse Mode in het gemeentemuseum in Den Haag. De kleurrijk ingerichte zalen geven het gevoel van een feestje, dus zijn het bezoeken zeker waard.

Nog nooit eerder is er in Nederland zo’n groot overzicht van de Nederlandse modegeschiedenis gepresenteerd. Het is een ‘Ode’ bedoeld om de creativiteit en de eigen signatuur van de Nederlandse ontwerpers een welverdiende pluim te geven. De tentoonstelling laat de Nederlandse mode zien van 1900 tot 2015. De mode wordt niet chronologisch getoond, maar is gebaseerd op stijl en kleur. Het Hollandse landschap vol lijnen, vlakken, wind, wolken, molens, tulpen en klompen vormen het decor voor de vele prachtige creaties.

Ontwerp 'Gateau', 1974, Fong Leng. Foto: Marianne Vermeer

Ontwerp ‘Gateau’, 1974, Fong Leng. Foto: Marianne Vermeer

Het thema blauw

Blauw is al sinds de 18de eeuw een geliefde kleur in Nederland. Er is dan ook een zaal ingericht waarbij dit thema de boventoon voert. Naast allerlei jurken waarin de kleur blauw domineert, zijn er twee creaties die wel heel opvallend zijn. De eerste is de lange jurk ontworpen door Fong Leng met de naam Phoenix. Dit unieke exemplaar werd gedragen door Mathilde Willink, ooit de muze van de kunstschilder Carel Willink. Mathilde vertoonde zich graag als ‘levend kunstwerk’ om zo de stad Amsterdam extra kleur te geven. Verderop in de tentoonstelling zijn nog meer unica van Fong Leng te zien, met als hoogtepunten de mantel Velasquez en de creatie de Rups. Beide werden ook gedragen door stijlicoon Mathilde. De tweede opvallende creatie vormt het ensemble, de koningsblauwe japon en mantel gemaakt door Jan Taminiau, die Maxima droeg bij de inhuldiging van Koning Willem Alexander in 2013. Speciaal voor deze tentoonstelling gaf ze deze aan het museum in bruikleen.

Ensemble, 2015, Bas Kosters Foto: Marianne Vermeer

Ensemble, 2015, Bas Kosters Foto: Marianne Vermeer

Feest

Een zaal waar de mode gepresenteerd wordt in een spel van lijnen en vlakken in bonte kleuren, toont talloze creaties. We zien ontwerpen van onder andere Max Heymans, Frans Molenaar, Frank Govers. Edgar Vos en Viktor & Rolf. Strakke kleurige kledingontwerpen worden afgewisseld door uitbundige creaties met bloemen, strikken, zwierige ruches en borduurwerk. Een feest voor het oog!

In een ruimte ingericht als discotheek is het donker. Het licht komt van de glitter en glamour van de outfits, gemaakt van glanzende zijden stoffen versierd met glaskralen, pailletten en applicaties. Onder andere een prachtige zwarte spiegeljurk uit kunststof (1976) van Jan Aarntzen en flitsende ontwerpen van Bas Kosters uit zijn collectie Clowns are people too.

Ontwerpen van Frans Molenaar en Mart Visser. Foto: Marianne Vermeer

Ontwerpen van Frans Molenaar en Mart Visser. Foto: Marianne Vermeer

Rust

Na het donker komt het licht. De wanden geven de zee en lucht op een zomerse dag weer in een strakke compositie. De kleur van de mode die daar wordt getoond bestaat uit voor een deel uit zwart-wit, waarbij het gaat om contrast en lijnenspel. Het zijn ontwerpen van Frans Molenaar en Mart Visser. Daarnaast zien we kleurrijke outfits gebaseerd op de stijl van Mondriaan en het Constructivisme.

Ook een vleugje humor ontbreekt niet, te zien in My emoticon Family van Bas Kosters. Maar ook in een jurk van Winde Rienstra waarvan de rok is gemaakt van schoudervullingen (in zwang in de jaren 80) en een kort jasje van Niels Klaver met vier mouwen in plaats van twee.
De toekomst van de mode wordt getoond in een jurk gemaakt met een 3D-printer van Iris van Herpen uit haar collectie Escapism.

Dit is een zeer overzichtelijke en complete tentoonstelling van de Nederlandse mode. Overal zijn aan de wand bordjes geplaatst, met afbeeldingen van de creaties. Deze geven informatie over het gebruikte materiaal, wanneer en door wie het ontwerp is gemaakt. Het bijzondere is dat de kleuren van de omgeving zijn afgestemd op de getoonde trend. Al met al is deze modepresentie er een met een groot ‘wauw-effect’!

Theater / Voorstelling

Een uitdagende vriendschap

recensie: TENT - 3

Drie mannen gaan in een speeltuin voor waaghalzen op zoek naar hun fysieke grenzen. Competitiedrang, strijd en plezier gaan hand in hand en zorgen voor een bijzondere vriendschap. Met drie klimpalen op verschillende hoogtes, een spinnenweb aan spanbanden, enkele sets kleding en een lading motorhelmen is 3 van circustheatergezelschap TENT een toegankelijke en vermakelijke circustheatervoorstelling.

Op wat kleine objectmanipulaties met helmen en kleding vouwen na, worden de eerste circusvaardigheden getoond in de klimpaal (chinese paal). De mannen hangen, zwaaien en draaien alle kanten op en klimmen met het grootste gemak naar boven. Hoewel ze zelfstandig de speelruimte ontdekken, houden ze elkaar goed in de gaten. Constant wordt bevestiging bij elkaar gezocht om zo dichter tot elkaar te komen. De eerste fysieke krachtmeting gaat door totdat de mannen een moment nodig hebben om uit te hijgen.

Spelelementen

Terugkerend in de voorstelling zijn de verschillende spelelementen. Het eerste element dat langskomt is het badmintonspel, dat al snel evolueert naar een meer absurdistische vorm waarbij rackets heen en weer vliegen, shuttles in de mond worden gevangen en het badmintonspel op metershoge hoogte wordt afgerond. Ook met de andere spelelementen, waaronder armpje trekken, zonder handen een broek aantrekken en balanceren op een helm, krijgen de mannen de lachers op hun hand. Ze gaan zo op in hun spel dat ze elkaar af en toe even vergeten en buitensluiten. De derde man komt hierdoor met lege handen te staan en gaat maar wat anders doen, zoals met een voetbal spelen. Deze situaties zijn expres zo getimed en vormen zo uitstekende momenten voor logische overgangen naar volgende scènes in de voorstelling.

Objectmanipulatie

Naast badmintonrackets en –shuttles, zijn motorhelmen, jongleerballen en voetballen veelgebruikte rekwisieten voor objectmanipulaties. Een technisch hoogstandje is het moment waarop een vijfde voetbal van bovenaf in een al lopend 4-voetbal-patroon wordt gegooid, waarna vloeiend verder wordt gejongleerd met vijf voetballen. Dit is ook een van de weinige momenten in de voorstelling waar ruimte is om te applaudisseren. Naast het welbekende jongleren worden er ballen, rackets en een knuppel gebalanceerd. Ook in de objectmanipulaties dagen de mannen elkaar uit en overtreffen ze elkaar. Als de een een bal op zijn vinger ronddraait, dan kan de ander dat uiteraard met twee ballen bovenop elkaar.

Gevoel van gevaar compenseren

Hoewel een enkele circustruc de bij circus welbekende ‘oh’ en ‘ah’ klanken bij het publiek los weet te maken, valt het gemiddelde technische niveau mee. Dit heeft er waarschijnlijk mee te maken dat de drie mannen fysiek gezien aan elkaar gewaagd zijn en zich hebben gespecialiseerd in uiteenlopende discplines. De mannen kunnen elkaar geen meters omhoog gooien en maken geen gebruik van luchtwerkinstallaties, trampolines of andere risicoverhogende circusdisciplines. Dat het gevoel van gevaar wat ontbreekt, maakt echter dat een creatieve en onderzoekende voorstelling tot stand is gekomen, waarin objectmanipulaties net zoveel of misschien zelfs wel meer waardering krijgen als de andere circusvaardigheden, zoals acrobatiek en chinese paal. Door de speelse inrichting van de ruimte ontstaan tevens veel mooie, poëtische en grappige podiumbeelden. Een voorbeeld hiervan is de scène waarbij twee mannen opgaan in hun eigen circusdiscipline en tegelijkertijd een duet creëren. De man in de chinese paal maakt gelijksoortige bewegingen als de man die de knuppel manipuleert. Doordat de bewegingen synchroon worden uitgevoerd ontstaat een samenspel met een hypnotiserende werking. Het abrupte einde waarbij met de knuppel tegen de helm van de derde man wordt geslagen werkt dan ook zeker verfrissend.

Beginbeeld = eindbeeld

Tijdens het laatste gedeelte van de voorstelling wordt het podiumbeeld van het begin weer opgebouwd. Er wordt nog een spel gespeeld waarbij een man, die door het dragen van een dichte moterhelm niets kan zien, met behulp van de anderen een parcours over het podium moet afleggen. Een grappig element, maar door het lage tempo met een behoorlijk ander energieniveau dan de rest van de voorstelling maakt het de afsluiting te kalm.

Dichtbij het publiek

Al met al is TENT er met in geslaagd een originele voorstelling neer te zetten, waarbij de keuze voor de spelers voor nieuwe denkrichtingen heeft gezorgd. Hoewel de voorstelling op het technische niveau van circusvaardigheden niet aan kan sluiten bij het internationale circustheaterniveau, staat de voorstelling wel dichtbij het publiek.

Theater / Voorstelling

Een ondergraven Othello

recensie: ZEP Theaterproducties - Othello

Voor de moderne bewerking van Shakespeares Othello van ZEP Theaterproducties heeft regisseur Peter Pluymaekers de inzet van radicale middelen duidelijk niet geschuwd; zo ligt de tekstbewerking in handen van niemand minder dan Brainpower himself. Het resultaat is zeer toegankelijk voor jongeren, maar laat kwalitatief te wensen over.

De introductie van moderne straattaal in Othello maakt de voorstelling weliswaar zeer toegankelijk, maar het overdreven taalgebruik leidt vooral tot meligheid, waardoor de voorstelling te veel aan de oppervlakte blijft. Het is een nobel streven om Shakespeare naar het jonge publiek te brengen, maar op deze manier moet daarvoor een te hoge prijs worden betaald. De overvloed aan platte woordkeuzes staat bijna elke vorm van subtiliteit en poëzie in de weg en bovendien werkt de klaarblijkelijk onoverkomelijke dwangrijm onbedoeld op de lachspieren.

Veel effect, te weinig intentie

De spanningsopbouw komt de eerste helft moeizaam op gang. De tekstbewerking is vooral afleidend in plaats van verrijkend en het spel blijft lange tijd oppervlakkig. De noodzaak van de acteurs blijft op de achtergrond, waardoor er te weinig gelaagdheid kan ontstaan. Dit wordt gecompenseerd door flitsende overgangen, dansjes (met en zonder het publiek), vechtpartijen en het zingen van bekende popliedjes, maar een gevoel van leegte blijft overheersen. Er gebeurt ontzettend veel, maar tegelijkertijd te weinig. Het verhaal lijkt ons jammerlijk genoeg slechts te worden verteld en niet daadwerkelijk getoond.

Toch begint de spanning voor de toeschouwer toe nemen vanaf het moment dat de manipulaties van Jago (Kenneth Herdigein) steeds meer hun uitwerking gaan hebben op de nietsvermoedende Othello (Thomas de Bres). De dramatische ironie haalt je weer bij de les: hier gebeurt iets. De Bres’ tekstbehandeling is, voor zover de bewerking het toelaat, een noemenswaardige verademing. De toegenomen spanning draagt bij aan de geloofwaardigheid van alle acteurs. Daarbij zorgt hun fysieke spel voor een aangename energie en dynamiek in de voorstelling, al wordt dit vervolgens weer grotendeels teniet gedaan door de talloze hippe zinsneden.

Doorgeschoten vernieuwing

Het is onnodig om je in zoveel bochten te wringen om een moderne Shakespeare te maken. De charme van zijn werk schuilt voor een belangrijk deel in de geweldige thema’s die op zichzelf al zo tijdloos zijn dat ze actueel blijven. Straattaal kan daaraan een interessante dimensie toevoegen, maar in deze vorm belemmert het de acteurs om tot geloofwaardig en interessant spel te kunnen komen. Theatergroep ZEP werkt volgens het concept ‘Low Culture, High Level Theatre’ en richt zich in de eerste plaats op jongeren. Hopelijk weet het gezelschap met Othello deze doelgroep wel te enthousiasmeren, maar voor de ervaren kijker is het weinig prikkelend.

Theater / Voorstelling

Race Horse Company – Super Sunday

recensie: Letterlijk en figuurlijk alle kanten op

Open coulissen vol circusmateriaal, aan elkaar geducttapete gele vloerdelen en een provisorisch opgehangen vlekkerig wit achterdoek: dit is het openingsbeeld van de voorstelling Super Sunday  van de Race Horse Company. Ook in deze voorstelling heeft dit gezelschap zijn innovatiedrang weer bewezen, al pakt dat helaas niet altijd even goed uit.

Met de openingsact met de menselijke paarden wordt een goede spanningsboog opgebouwd naar een innovatieve act in een zelfgebouwde draaimolen. Ook de objectmanipulatie met een zware hamer wordt bijzonder goed door het publiek ontvangen. De hamer wordt metershoog de lucht in gegooid, hard rondgedraaid en keer op keer opgevangen alsof het niets weegt. Tot aan de beer die wordt gewonnen  bij de kop van Jut klopt het geheel waarin innovatie, techniek, klassiek circus en kermis goed met elkaar verweven zijn.

Spelen met de aandachtsboog

Vanaf dit punt krijgt de lijn van de voorstelling, waarin het publiek wordt meegenomen in een avondje kermis, steeds minder samenhang en vervalt tot een serie losstaande acts. Hierbij valt met name het controversiële plaatje van Jezus aan het kruis buiten de context van kermisattracties en gevaarlijke cirusacts. Ombouwmomenten duren iedere keer langer, wat tot een ‘hoogtepunt’ komt in een ombouw die langer duurt dan de finaletruc. De artiesten hebben duidelijk geprobeerd te spelen met de aandachtsboog van het publiek, maar zijn er niet in geslaagd de publiekswaardering hiermee voor zich te winnen.

Het spektakel van het klassieke circus

De Race Horse Company mee gaat mee in de huidige trend in het circustheater: het teruggrijpen naar elementen uit het klassieke circus. Hiermee doen ze af aan het zijn van een creatief en vernieuwend gezelschap en gaan ze mee met de bestaande ontwikkelingen. Aan de andere kant is merkbaar dat een groot deel van het publiek deze ontwikkelingen niet kent en de voorstelling zeer origineel vindt. Daarbij is er zeker wat voor te zeggen dat wat werkt te koesteren: het spektakel uit het klassieke circus. Spektakel is belangrijk: hoe hoger, verder en sneller, hoe beter. In Super Sunday wordt dankbaar gebruik gemaakt van deze kennis. De artiesten vliegen metershoog door de lucht wanneer ze zich uit de meest uiteenlopende installaties laten lanceren. Zo nemen de zelf plaats op de kop van Jut, laten ze zich afschieten uit een schommelconstructie wat een raket moet voorstellen en maken ze gebruik van een soort wipwap voor volwassen, een teeterboard. Aan de andere kant wordt het klassieke circus ook geregeld op de hak genomen. De voorstelling wordt geopend met een knipoog naar de paardendressuur en ook de klassieke manier van waardering vragen aan het publiek na een truc wordt opzettelijk overdreven.

Schommelende techniek

Circustechnisch gezien is duidelijk dat de zes artiesten professionele acrobaten zijn met bovengemiddeld ruimtelijk begrip. De hoeveelheden en combinaties van de salto’s en pirouettes zijn te vergelijken met die van professionele turners. Het technisch niveau in de voorstelling schommelt van matig (rondslingeren tussen een paar palen) tot hoogstaand (drievoudige salto’s). De draaimolen is, hoewel innovatief, technisch vrij beperkt. Echter, het niveau van het Rad des Doods, een metershoge staaf met aan beide uiteinde een levensgroot hamsterwiel, is matig. Dit komt vooral tot uiting wanneer blijkt dat er slechts eenmaal aan de buitenkant van het rad gelopen wordt en de sprongen vrij laag blijven. Aan de balansverstoringen en voorzichtigheid van de acrobaten is te zien dat deze act gevaarlijk dichtbij de grens van hun kunnen ligt.

Er worden gedurende de voorstelling onnodig grote risico’s genomen die weinig toevoegen aan de beleving van de vertoonde kunsten. De act op de reuzentrampoline daarentegen is van een hoog niveau met een goede balans tussen vaardigheid en gevaar. Het publiek zit op het puntje van haar stoel wanneer de acrobaat meervoudige pirouettes in zijn salto weet te draaien op een klein springvlak. Een verkeerde inzet bij zijn trucs is genoeg om metersver de trampoline uit gelanceerd te worden en op de harde vloer te vallen. Een mooie link tussen techniek en creativiteit wordt gemaakt door in het slot van de teeterboardact van en naar de draaimolen te springen. Op het niveau van dit gezelschap, dat wereldwijd in de grote theaterzalen speelt en hoog aangeschreven staat in het cirusveld, mag alleen wel verwacht worden dat deze link vaker gemaakt wordt.

Ondanks het feit dat niet overal raak werd geschoten, zijn de artiesten er wel in geslaagd een aantal bijzondere plaatjes te creëren, zoals een artiest die met huishoudfolie aan het Rad des Doods werd geketend en de trampoline die veranderde in een dansende ballenbak. Hoewel het een vermakelijke voorstelling is, liet de kop van Jut de bel niet vaak luiden.

Theater / Voorstelling

Educatief verantwoorde nostalgie

recensie: Krisztina de Châtel – Waltz & Infinite

Krisztina de Châtel (Boedapest, 1943) laat twee van haar choreografieën, Waltz (2010) en Infinite (2011), nogmaals opvoeren. Gedanst door vier ervaren dansers en negen dansacademiestudenten, kan het publiek aanstormend talent bewonderen.

Waltz - Krisztina de Châtel, foto Robert Benschop, 327Met het thema oorlog als rode draad begint de avond met Waltz; een ritmisch, theatraal en donker stuk uit 2010. Destijds werd het gedanst door Dansgroep Amsterdam, een ervaren en zeer talentvolle dansgroep, die helaas is opgeheven in 2013, als gevolg van de economische crisis. Zoals aangekondigd toont Waltz een groep mensen die schone schijn hoog probeert te houden; zelfs in tijden van crisis, oorlog en verdriet walsen zij door. Het toneelbeeld is een zwarte doos, waarin dansers in zwarte uniformen bewegen op traditionele muziek. Het beeld is mooi en dramatisch; de dans is ritmisch en overtuigend, totdat er dansers ontsnappen aan het collectieve ritme en zij gaan acteren dat zij ontsnapt zijn. Het lijkt alsof het publiek iets zou moeten opmaken uit de expressieve gezichtsuitdrukkingen van de dansers, alleen wordt niet helemaal duidelijk wat.

Oneindigheid

Na de pauze wordt het stuk Infinite uit 2011 opnieuw gedanst, een rauw stuk met een sterk toneelbeeld. Alle gordijnen zijn verwijderd, waardoor de dansers bewegen voor een kale stenen muur en onder een centraal TL-licht. De dansers zijn gekleed in simpele lichtblauwe kostuums, met ook een lichtblauwe stof over hun hoofd, waardoor de gezichtsuitdrukkingen van de dansers in dit stuk (gelukkig) verborgen blijven. De vorm dient in dit stuk als inhoud: door de bewegingen die de dansers uitvoeren lijken zij zich als slaven op te stellen. Ze dansen vaak synchroon en op de knieën en bewegen in een schijnbare oneindige herhaling. Het is een indrukwekkend stuk en het is met overtuiging gedanst. De vraag blijft echter waarom deze twee stukken nogmaals in première zijn gegaan, dit keer samen in de Stadsschouwburg Amsterdam. Het zijn mooie stukken, maar zouden zij in dit geval niet thuishoren in de theaterzaal van een dansacademie? Infinite-Krisztina de Châtel, foto Robert Benschop, 316De noodzaak tot het heropvoeren van de stukken blijft onduidelijk.

De Châtel sur place

Sinds Dansgroep Amsterdam niet meer bestaat, is Krisztina de Châtel verder gegaan als ‘De Châtel sur place’ – waarmee zij vernieuwende locatievoorstellingen maakt als ÚT/OET (2014), tezamen met stratenmakers en professionele dansers. Daarnaast gaat zij educatief verantwoorde projecten aan zoals deze voorstelling. Deze projecten zijn zeker interessant en vooral belangrijk in het kader van talentontwikkeling, maar er moet voor deze voorstelling ook een gepaste locatie gevonden worden, zodat het op het danspubliek niet zou kunnen overkomen als ijdele nostalgie.

Theater / Voorstelling

Hans van Manen Live bouwt met kracht op naar ontroering

recensie: Het Nationale Ballet - Hans van Manen Live

Met 150 bekende en minder bekende balletten op zijn naam is Hans van Manen terecht een meester in moderne dans te noemen. Het Nationale Ballet koos vier pre-millenniumchoreografieën, stuk voor stuk krachtig maar slechts een fenomenaal.

Met de handen elegant achter de rug gevouwen betreedt de meesterchoreograaf het toneel om zijn applaus in ontvangst te nemen. Een wollen vest met heldere kleuren hangt vanavond gemoedelijk over zijn schouders. Het al luide geklap is plots oorverdovend. Het icoon, zo statig en trots op Erwin Olafs foto’s, is in het hier en nu fragiel en nederig. Maar achter het kleine ronde brilletje schuilt een mastermind met een innovatieve kijk op de academische dans. Het programma toont vier stukken die erg van elkaar verschillen, maar toch de lijn in Van Manens oeuvre goed weergeven.

Kalme start

Het Nationale Ballet - Metaforen - foto Angela Sterling 0139Van het donkere ballet Metaforen uit 1965, waar de avond mee opent, gaat mijn dansante hart helaas niet sneller kloppen. De choreografie staat als een huis, is abstract, kalm en gecalculeerd. De symmetrie met lange lijnen en choreografische spiegelingen zorgt voor een mathematische elegantie, waar je blik helemaal in opgaat. De hypnose laat tegelijkertijd je focus tegelijkertijd verdwalen in de donkerte. Het ensemble en de paren zelf voelen daarnaast instabiel en pril. Het mannenduet mist volwassenheid, waardoor de befaamde schouderlift – wat onbedoeld een statement van homo-emancipatie werd – ietwat klungelig uitpakt.

Chemie in duetten

Tijdens Twilight uit 1972 heeft Anna Tsygankova de broek aan, dat is zeker. Op haar pumps trekt en stoot ze de gewillige Artur Shesterikov aan en af. De off beat muziek van John Cage, gespeeld door de op het toneel geplaatste pianist Robert Greuter, geeft de choreografie een vervreemdende laag. Het klassieke achterdoek hint juist weer naar klassiek ballet. Hoewel de intentie van het temperamentvolle duet wel degelijk naar voren komt, maakt de scheve verhouding tussen de gereserveerde Shersterikov en overdreven Tsygankova te veel kapot.

Waar de chemie tussen deze twee mist, is het tussen Igone de Jongh en Jozef Varga in Two Gold Variations niet te missen. Fascinerend is het spel tussen hen wanneer De Jongh zich in hoekige lijnen vurig tussen de armen van Varga beweegt. Two Gold Variations ging in 1999 in première bij het Nederlands Dans Theater I, maar wordt nu voor het eerst gedanst door het Nationale Ballet. Het duet wordt afgewisseld met een groepschoreografie. Deze geeft een overkill aan kleurrijk geklede dansers en bombastische muziek, die allemaal tegelijkertijd de aandacht opeisen. Vanuit de makers kant bekeken is dit weer fantastisch in elkaar gezet, inclusief vele kenmerkende Van Manenfrases, maar in de uitvoering mist het ensemble eenheid. Spijtig dat ik de uitvoering van het NDT I niet heb ervaren: een vergelijking in uitvoering was interessant geweest.

Ontroerende close-up

Tijdens Live begeleidt Van Manen de blik van de toeschouwer op een geraffineerde manier via videoprojectie van het ‘hier en nu’ naar het ‘daar en nu’ en het ‘daar en toen’. Het Nationale Ballet - Live - foto Angela Sterling 0586Waar de prima ballerina doorgaans op afstand van het publiek de illusie van magische wereld binnen het raamwerk van het toneelbeeld hoog houdt, wordt ze hier onder de loep genomen en door de lens van de camera in realtime menselijk gemaakt. De originele versie uit 1979 met Coleen Davis en Henny Jurriens maakte tijdens mijn studie op video al indruk. Ik kon er alleen maar van dromen dit destijds baanbrekende dansstuk ooit in het theater te mogen aanschouwen. Igone de Jongh, gezien als een van de muzen van Van Manen, is veruit de meest geschikte danseres voor een karakteristieke rol als dit. Onder begeleiding van muziek van Franz Liszt toont de camera de spierspanning en het zweet, die haar prachtig geaccentueerde bewegingen nog intenser en ontroerender maken. Marijn Rademaker, als de hunk die haar tracht te verleiden, houdt zich goed staande. Tijdens hun emotionele duet in de foyer houdt de zaal haar adem in. Alle elementen kloppen. Live is ontroerend en gewoonweg fenomenaal. Maar laten we niet vergeten dat de aanwezigheid van Henk van Dijk, die sinds de première in 1979 de rol van de cameraman vervult, minstens even indrukwekkend is. Met hem op het toneel brengt Hans van Manen ons tijdens Live ook even naar ‘hier en toen’.

Kunst / Expo binnenland

Niemand hoorde de oorlogsverklaring

recensie: Art In The Age Of... Asymmetrical Warfare

In het laatste deel van de reeks Art In The Age Of… Asymmetrical Warfare van het Witte de With te Rotterdam, wordt de relatie tussen kunst en oorlogsvoering blootgelegd. Oorlog wordt echter niet meer gevoerd met geweren en zwaarden.

Het nieuws bericht regelmatig van nieuwe oorlogen en conflicten. Naast het fysieke geweld wordt de verspreiding van informatie over de oorlog als essentieel element in de strijd gezien. De partij die de meeste mensen via de media kan overtuigen van zijn gelijk en die de meest effectieve propaganda kan produceren, wint een oorlog zonder een geweer in de hand te nemen. De kunstenaars die deelnemen aan Art In The Age Of… Asymmetrical Warfare beseffen goed dat kunst ook (visuele) informatie is.

Trevor Paglen, Autonomy Cube, 2014

Trevor Paglen, Autonomy Cube, 2014

Data sneller dan kogels

In A Short Film About War (2009-2010, Thomson & Craighead) zijn teksten te horen uit de blogs van mensen in oorlogsgebied. De aangrijpende teksten worden ondersteund door een wereldkaart die de herkomst van de teksten volgt. De kaart wordt bij elk nieuw bericht afgewisseld met foto’s die in dezelfde periode op dezelfde locatie zijn gemaakt. Rechts van het scherm speelt een tweede film, die de informatie over de herkomst, tijd en locatie van de teksten en foto’s weergeeft. Hoewel de verhalen verontrustend zijn, is het beangstigender te zien hoe snel de informatie erover beschikbaar is.
De angst voor informatie wordt bevestigd door het werk Autonomy Cube (2014) van Trevor Paglen en Jacob Appelbaum. Het apparaat dient als hotspot voor het anonieme netwerk Tor. Het netwerk is zowel een autonoom alternatief voor het gebruikelijke internet, om privacy gevoelige gegevens te beschermen, als een medium waarlangs illegale onderhandelingen plaatsvinden en cyberaanvallen afgesproken worden. Het verspreiden van dit netwerk als kunstwerk lijkt onpartijdig, maar blijkt de dreiging ervan te onderstrepen door de intimiderende verschijning van de hotspot als fysiek object.

Broomberg & Chanarin, The Day Nobody Died IV, june 10, 2008. Lisson Gallery, London

Broomberg & Chanarin, The Day Nobody Died IV, june 10, 2008. Lisson Gallery, London

Voorbij de linie

In het werk The Day Nobody Died IV, june 10 (2008) van Broomberg & Chanarin wordt de rol van informatie op een directere manier zichtbaar gemaakt. Het bestaat uit een ingelijste filmrol en een video die de reis van de filmrol naar de gevaarlijke kern van een oorlogsgebied documenteert. De rol stuit onderweg op veel saaie bureaucratische en militaire procedures, maar geen heftig geschiet of huilende moeders en kinderen. Het is oorlogsjournalistiek die niet in scene is gezet.
In Art In The Age Of… Asymmetrical Warfare is het niet alleen de subjectiviteit van het kunstwerk waar de betekenis in schuilt, ook de informatie is subjectief. De tentoonstelling kijkt kritisch naar alle clichés van kunst over oorlog en neemt een stap terug om met een koele blik naar de processen te kijken die oorlogen bepalen. Juist vanwege deze zeldzame scherpheid is het jammer dat de tentoonstelling aanzienlijk minder groot is dan haar voorgangers.

Boeken / Reportage
special: 33ste Nacht van de Poëzie

Met een lach en een traan de Nacht in

Het was te verwachten: de 33ste Nacht van de Poëzie in TivoliVredenburg wordt deels een dodenherdenking. Niet zo vreemd dat de programmering juist ook uit een stevige delegatie light verse-dichters bestaat. Een afgewogen mix van ernst en kolder, zo komen we de Nacht wel door.

Na een gedegen aftrap van Maarten van der Graaff, de debutant die de Nacht vorig jaar afsloot, arriveren we via de immer met-de-lach-aan-de-broek optredende Ivo de Wijs bij de eerste dode: cabaretier/muzikant Mike Boddé zingt als eerbetoon een aantal liedjes van de dit jaar overleden troubadour Drs. P. Dat doet hij goed, met veel respect voor de tekstkwaliteit van de oude doctorandus, maar niet zonder enig effectbejag – de dictie, het timbre – waardoor het geheel al snel op een koefnoense persiflage begint te lijken.

K. Schippers brengt ons weer bij de levende realiteit met zijn kleine readymades die het gewone ongewoon maken. In Zwart reduceert hij zijn eigen woorden: ‘Zie van deze letters,/ die u hier leest,/ heel even alleen maar/ het zwart of elke/ betekenis is weggeglipt./ Staketsels en rondingen,/ meer niet’. Na deze weerslag van nuchtere essentie neemt hij afscheid met zijn armen triomfantelijk in de lucht gestoken: ‘Zoek je de leegte? Je arm ging er net doorheen!’

De namen

K. Schippers (foto: Annemarie Sint Jago)

K. Schippers (foto: Annemarie Sint Jago)

Dichter en columnist Johanna Geels is de eerste die de namen noemt: haar gedicht Woelgeest draagt ze op aan Rogi Wieg en Joost Zwagerman (‘mijn vader stond in de tuin/ te schreeuwen naar de wolken/ ik tikte op het raam en riep/ dat god verdomme niet thuis was). Spreekstalmeester Ester Naomi Perquin pakt die draad op en deelt mee dat zowel Zwagerman als Wieg genodigden voor deze Nacht waren. Joost Zwagerman wilde liever volgend jaar meedoen, als zijn nieuwe bundel zou verschijnen. Inmiddels weten we dat hij die afspraak niet zal nakomen.

Rogi Wieg is aanwezig met een opgenomen video waarop hij, vanaf de huiselijke bank, een aantal gedichten voordraagt. We kijken en luisteren in stilte naar een man die dood gaat en tegelijkertijd dood is. Wieg declameert ingetogen zijn Roll it waarin hij min of meer zijn afscheid toelicht: ‘Ik schreef en dacht vaak: dit zijn/ laatste regels van de ik die/ in mijn sterrenstof woonachtig is’. Hij schiet vol bij de laatste woorden van het vers dat gericht is aan zijn geliefde die achtergelaten zal worden: ‘Niets dan jij’.

Opluchting

Jules Deelder (foto: Annemarie Sint Jago)

Jules Deelder (foto: Annemarie Sint Jago)

Om het momentum wat kracht bij te zetten, kiezen de programmeurs ervoor om nu de 88-jarige chansonnière Juliette Grèco op te laten komen. De wereldberoemde diva heeft nog een stem als een scheepshoorn maar gebruikt beide handen om zich tussen de liedjes door aan de microfoonstandaard staande te houden. Terwijl het voornamelijk oudere publiek in katzwijm valt bij zoveel nostalgie, trekken de jonge poëzieliefhebbers na twee nummers naar de bar. La Grèco is een icoon, dat is zeker, maar haar breekbare verschijning kan inmiddels niet anders gezien worden dan met weemoed en compassie.

Opgelucht lacht het publiek de beklemming van zich af als Jules Deelder zijn gedichten de zaal in spuwt. Met zijn vampierachtige voorkomen mitrailleert hij De hardnekkige Samaritaan – geheel uit het hoofd – tegen de ademloze tribunes. Bedoeld of niet, de nijpende actualiteit van vluchtelingenstromen in Europa wordt zonder terughoudendheid weergegeven door Deelders grove overrompeling: ‘Ik zeg pleurt op met je halleve jas’. Deelder is een fenomeen, onder geen enkele noemer te vangen: een luchtige wervelwind en snoeiharde mokerslag tegelijk.

Wisselende emoties

Hanneke van Eijken (foto: Michael Kooren)

Hanneke van Eijken (foto: Michael Kooren)

Via de koning van de light verse Lévi Weemoedt, die ook beschouwd kan worden als lichtzinnige entr’acte, belanden we bij Pieter Boskma die zijn Zelfportret als vieze oude man op een haast reviaanse wijze ten gehore brengt. Weer een glimp van dood en verlies, verborgen in een van cynisme druipende voorstelling van de dichter die een jong meisje observeert in de supermarkt. Ook Vrouwkje Tuinman weet van wanten als het om de ironie van ziekte en dood gaat. Haar tragikomische bundel Sanatorium is vergeven van de sterfelijkheid van het lichaam, gecombineerd met de scherpzinnigheid van haar geest.

Dan volgt een rijtje dichters die de Nacht in een laatste versnelling brengen. Sasja Janssen weet de zinnelijkheid van haar dichtregels een voelbaar lijf te geven (‘kleine kleinere aanminnigste allerbinnenste’) met een intiem fragment uit de cyclus Ik ben mijn geslacht. Direct daarna dendert Ilja Leonard Pfeijffer zijn rondborstige alexandrijnen de zaal in. Pfeijffer is een dichter van de zelfvernieuwing, zijn verzen lijken telkens opnieuw geschreven te worden als hij ze op zijn indrukwekkende wijze voordraagt.

We schuifelen met nog een halfvolle zaal naar het einde van de Nacht waar ter afsluiting een optreden van Typhoon gepland staat. Maar eerst nog een welkome verrassing: Hanneke van Eijken weet met haar subtiele eenvoud de wisselende emoties van deze Nacht terug te brengen tot een nuchtere vaststelling:

(…) in alle mensen schuilen tralies, huist een dier
niet alleen de apen, maar vossen en antilopen
bergen zich hier achter steen

de stad hult zich in zwijgende daken
ik ben wakker en beesten ontwaken

forest law, BAK Utrecht
Kunst / Expo binnenland

Voorbije aanmerkingen

recensie: Usula Biemann & Paulo Tavares – Forest Law
forest law, BAK Utrecht

Met Forest Law onderzoekt het Utrechtse BAK (Basis voor Actuele Kunst) voor de serie Future Vocabularies een nieuwe mogelijke toekomst voor de mensheid. In de serie laten ze antwoorden zien op de vragen of er later nog wel mensen zijn, en zo ja, hoe ze leven. Dit keer echter lijkt het onderzoek zich eerder op oude overtuigingen te richten dan op nieuwe theorieën.

De gehele benedenverdieping van BAK is gewijd aan het videoproject Forest Law van Ursula Biemann en Paulo Tavares. Om de achtergrond van de uit twee schermen samengestelde documentaire te begrijpen, is er informatie beschikbaar gesteld over de Sarayahu-zaak. In dit juridische conflict in Ecuador verdedigden inheemse stammen hun woongebied, evenals de bossen eromheen, tegen de grote oliemaatschappijen. In Forest Law horen we verschillende deskundigen uit de inheemse stammen vertellen waarom het bos belangrijk is, niet alleen in Ecuador maar overal ter wereld.

De documentaire zet in met een Philip Glass-achtige muziek. De toon wordt daarmee direct gezet: deze tentoonstelling betreft ernst. Hoewel beide schermen beelden van dezelfde interviews met de stamhoofden laten zien, doen ze dat beide vanuit een andere hoek. De interviews worden regelmatig onderbroken door tekst tegen een zwarte achtergrond. De tekst verklaard met krachtig taalgebruik dat de wereld gerespecteerd en verzorgd moet worden, dat de mens de wereld dreigt te vernietigen.

forest law, BAK Utrecht

Ursula Biemann, Subatlantic, 2015 (still).

Een groter geheel

Zoals een van de geïnterviewde deskundigen van de inheemse stammen verklaart, ziet de westerse beschaving van oorsprong de mens als dier. De stammen in Ecuador beschouwen juist alle organismes als van oorsprong menselijk. Daarom mag er geen natuur vernietigd worden. De westerse beschaving moet een stap vooruit zetten en leren dat natuur behouden moet blijven.

Het is algemeen bekend dat er grote problemen ontstaan met het verder opwarmen en ontbossen van de aarde. De waarschuwing die de stamleden ons geven is daarmee niet geheel onterecht. Toch staan de meeste discussies omtrent ecologie in het teken van de efficiëntie waarmee de snel tekortkomende productie van eten en leefruimte voor een alsmaar groeiende wereldbevolking kan worden opgelost. De standpunten van de sprekers uit de documentaire lijken voorbij te gaan aan het feit dat de wereldbevolking té groot is en té veel grondstoffen nodig heeft om alle natuur te kunnen behouden.

forest law, BAK Utrecht

Ursula Biemann, Deep Weather, 2013 (still).

Een klein gebaar

Met het negeren van al deze omgevingsfactoren komt het project wat naïef over. Dit gevoel wordt versterkt door oudere videowerken van Biemann op de bovenverdieping. Ze laten de oorzaken en gevolgen van het smelten van de ijskappen zien in een poëtisch narratief, dat niet terugkomt in het werk op de benedenverdieping.

De stamleden uit de gebieden in Ecuador hebben hun eigen kijk op de wereld. Het zou kunnen dat die kijk later de overheersende wordt, al is de kans klein. Wat wellicht een belangrijkere boodschap is van dit project, is dat diezelfde stamleden hun gelijk hebben gekregen in de rechtszaal en de media. Het is mogelijk dat stukken natuurgebied worden beschermd door de ideeën van kleine bevolkingsgroepen, en daar mogen de ecologische discussies in de toekomst zeker rekening mee houden.

Kunst / Kunstboek / Non-fictie

Publiek is bijzaak

recensie: Mitch Nemmers – Suppoosten van het dagelijks leven

De Drempelprijs die de Willem de Kooning Academie ieder jaar uitreikt aan veelbelovende kunstprojecten is dit jaar gewonnen door een werk dat niet beeldend is. Suppoosten van het dagelijks leven is een boek over de kunststudent.

In zijn autobiografische werk Suppoosten van het dagelijks leven omschrijft Mitch Nemmers het leven aan de academie en de manieren en denkwijzen die daarbij komen kijken. Vanuit het kunstonderwijs leerde Nemmers de situaties in zijn omgeving te meten aan verfijnde institutionele kritiek. Dit zorgt op veel momenten in het boek voor verbazing over de algemene normen in de museum- en galeriewereld.

Tegen het object

Een van de voornaamste problemen waar de hoofdpersoon mee te maken krijgt zijn de vernieuwde criteria waaraan kunst moet voldoen. Beeldende werken mogen niet meer het narratief van het conceptuele dragen, maar ook mogen ze niet zuiver esthetisch zijn. In de tentoonstellingsruimtes staat kunst die de toeschouwer enkel visueel lijkt te amuseren. Kunst lijkt geen zin te hebben – buiten het verkopen en bekritiseren ervan om.

Om de botsing met de museale wereld te beantwoorden is al het beeldende werk dat de hoofdpersoon maakt vluchtig. Het zijn kleine interventies op straat of gesprekken met personen. De lezer kan ze niet te zien krijgen en omstanders hebben de werken niet als zodanig kunnen herkennen. Zo is de lezer enkel getuige van een houding tegenover de kunst, een persoonlijke legende.

Voor jonge kunstenaars

Het gevoel dat de lezer onderdeel had kunnen zijn van de kunstwerken uit het boek komt in alle gebeurtenissen die de hoofdpersoon veroorzaakt terug. Illustratief hiervoor is de marktplaatsadvertentie die de hoofdpersoon in het begin van het boek online zet om zijn kunstenaarschap te verkopen. Naast de categorie, specialisaties en een aanhef, omschrijft hij zijn bezigheden met de woorden: ‘MULTI INZETBAAR EN MEEDENKEND EN BOVEN ALLES RUIMTEVULLEND.‘

Suppoosten van het dagelijks leven documenteert geen beeldende projecten maar een artistiek leven. De kunstzinnige uitingen die in het boek ter sprake komen worden vernield of tegengesproken. Het laat een mogelijke uitweg zien voor jonge kunstenaars die het niet eens zijn met de kunst: wees alles dat niet het kunstwerk is.

 

Suppoosten van het dagelijks leven is te bestellen (lenen of kopen) via de site.