Kunst / Expo binnenland

De macht van de hype

recensie: Planet Hype in MOTI

Bij het betreden van de tentoonstelling Planet Hype in het Bredase Museum Of The Image wordt de argeloze bezoeker overstelpt met een overdaad aan beelden en indrukken. Gelukkig wordt de ogenschijnlijk oppervlakkige verzameling hypes gered door de kritische interventies van een aantal hedendaagse kunstenaars.

37330 De macht van de hypeEen zestig meter lang behang waarop meer dan zeventig hypes figureren slingert zich door de verschillende zalen van de expositie. Het is één grote aaneenschakeling van herkenning en daarmee gepaard gaande uitroepen van verrukking of gezucht van irritatie. Werkelijk alles komt voorbij aan internet-hypes van de afgelopen jaren: van onzinnigheid als de Harlem Shake en Grumpy Cat, tot de meer politiek correcte Ice Bucket Challenge en ‘Je suis Charlie’. Deze laatstgenoemde hype is het onderwerp van de installatie die fotoredacteur Frank Schallmaier voor de tentoonstelling ontwierp. Op de binnen- en buitenzijden van het hokje is een selectie te zien van de maar liefst 20.762 commerciële producten met ‘Je suis Charlie’ erop. De uiting van solidariteit met de vermoorde journalisten groeide ongekend snel uit tot een heuse hype en verloor daarmee veel aan zeggenschap. Het eens krachtige statement was al snel verworden tot een lege tekst op een string of thee-mok. Als je midden in de installatie staat en je wordt aangestaard door honderden Je suis Charlie’s is het moeilijk om te ontkomen aan de triestheid van deze ontwikkeling. Schallmaier laat hiermee treffend zien dat een ‘verhyping’ niet zelden een verlies aan betekenis inhoudt.

37330 De macht van de hypeKritische perspectieven

Toch zijn hypes niet per definitie nietszeggend of uiteindelijk gedoemd tot oppervlakkigheid. Constant Dullaart laat vrijwel het tegenovergestelde van Schallmaier zien met zijn project getiteld High retention, slow delivery. Door doelbewust jonge internetkunstenaars te hypen probeert hij deze net zo bekend te maken als de meer gevestigde kunstenaars. Op deze manier zet Dullaart de werking van de hype naar zijn eigen hand om betekenisvolle content te genereren op het internet, als tegenhanger van de verzameling onzin die daar circuleert. Een nog kritischer perspectief biedt de Duitse kunstenaar Benedikt Wöppel, die letterlijk een altaar voor de hype bouwde. Bij binnenkomst van de expositieruimte ziet men zichzelf getransformeerd tot devote aanbidder van alle nonsens die het internet ons biedt. Met dit werk onderzoekt Wöppel hoe fictieve narratieven ontstaan en bovenal hoe deze macht uitoefenen op onze verbeelding en daarmee op de samenleving. De kleurrijke, ogenschijnlijk nietsbetekenende installatie verbeeldt zo een kritische houding ten aanzien van de invloed van het internet. Een thema dat bij nader inzien het daadwerkelijke onderwerp van de tentoonstelling lijkt.

37330 De macht van de hypeDe macht van het beeld

De ondertitel ‘Welke hypes beheersen jouw leven?’ past uitermate goed bij de expositie, en niet alleen vanwege het voor de hand liggende feit dat het beheersen van vele levens inherent is aan het fenomeen hype. De titel haakt in op een diepere, onderliggende gedachte die te koppelen is aan het verschijnsel van de hype: de macht van het beeld. De verslavende werking die een internethype op iemand kan hebben lijkt relatief onschuldig. De invloed die deze beelden op het leven van velen hebben kan echter veel verder gaan dan het opslokken van wat extra tijd. De manier waarop hypes de publieke opinie beïnvloeden en de snelheid waarmee ze zich kunnen verspreiden over miljoenen mensen is ronduit beangstigend. Een hype kan in korte tijd het internet overnemen en heeft zo een ongekende reikwijdte, die twee decennia geleden nog onvoorstelbaar was. Gaandeweg de tentoonstelling wordt duidelijk dat ze meer van onze huidige ideologieën en ideeën reflecteren dan we ons realiseren. Sterker nog, de hype is niet alleen een weerspiegeling van ons gedachtegoed, maar creëert ook nieuw gedachtegoed. Het onheilspellende aan de hype is dat velen geen besef hebben van de macht die een beeld dat ontelbare keren wordt herhaald kan uitoefenen. De manier waarop collectief gedrag door hypes wordt beïnvloed illustreert dat propaganda volgens dezelfde principes werkt. Een openbaring die de gehele tentoonstelling plots in een griezelig nieuw daglicht plaatst. De bezoeker onderwerpt zicht net zo slaafs aan de getoonde hypes als de in het zwart geklede modellen zich aan de mode-Mekka-installatie van Aziz Bekkaoui.

Planet Hype ademt de sfeer van het internet en ons huidige mediatijdperk: het is overdadig, kleurrijk en schreeuwt van alle kanten tegelijk om aandacht. Het gevaar van oppervlakkigheid en vluchtigheid ligt dan ook op de loer bij de tentoonstelling. Toch weet het MOTI het geheel door een goede selectie van hedendaagse kunstwerken scherp en kritisch te houden. Het publiek wordt in de duizelingwekkende diepten van het hype-universum meegesleurd, maar vervolgens wakker geschud door de kunstenaars die vraagtekens zetten bij het proces van betekenisgeving en de macht van het beeld inzichtelijk maken. De bezoeker verlaat de tentoonstelling dan ook met een scherper bewustzijn van de manier waarop kunst en media de maatschappij injecteren met ideeën en zo veranderingen in gang kunnen zetten.

Theater

Hypnotiserende dans met wetenschappelijk tintje

recensie: Arno Schuitemaker - While we strive

Kunst en wetenschap, twee totaal verschillende werelden? Arno Schuitemaker denkt daar anders over. Hij gebruikt juist zijn wetenschappelijke achtergrond (afgestudeerd aan de TU Delft) voor het creëren van choreografieën. Zo ook met While we Strive, wat een uitzonderlijke en intense voorstelling oplevert.

Het begint met een onbezonnen spel van drie performers met drie kleine speakers die een constant zoemgeluid produceren. De bewegingen van de performers in combinatie met het geluid van de speakertjes creëert herkenbare ‘bewegingsmuziek’: de richting van de bewegingen bepaalt of het geluid het publiek bereikt, zoals iedereen weleens heeft geëxperimenteerd met de positie en richting van de muziekboxen thuis. Dit ietwat lang durende, ontspannende begin groeit uit tot een overweldigende combinatie van geluid, kleur en beweging. Mijn oren en ogen worden optimaal geprikkeld door het telkens minimaal veranderen van de bewegingen van de performers, geluiden van de muziek en kleuren van het licht.

Hypnotiserend

Van de voorspelbaarheid en het simpele van het begin is niets over in de rest van het werk. Het toneelbeeld blijft veranderen. De op elkaar ingespeelde dansers, de muziek en het licht lijken compleet synchroon te gaan in hun veranderingen. Dit, samen met de intensiteit van de bewegingen en muziek, heeft een hypnotiserend effect. In de zaal zie ik vele hoofden of benen, inclusief die van mijzelf, heen en weer gaan op het ritme van de bewegingen. Een verslavend ritme waar je compleet in op gaat, met als effect dat je (onbewust) letterlijk meebeweegt. Deze zintuiglijke ervaring heeft gedeeltelijke inspiratie vanuit de wetenschappen. Arno’s voorbereiding bestaat naast de tijd in de studio namelijk ook in het verdiepen in neurowetenschappen: de kennis over het zenuwstelsel. Wat dit en zijn andere werk uitzonderlijk maakt is dat hij hierdoor verschillende lagen raakt: zowel het wetenschappelijke/rationele als het zintuiglijke/emotionele vlak.

Meer dan zintuigelijk

Richting het einde is er één opvallende scène waarin de drie dansers stoppen met de herhalende bewegingen met hun armen en bovenlijf, en elkaar opzoeken door op elkaar leunend als één geheel over de vloer te bewegen. Dit geeft niet alleen een moment van rust, maar ook een moment voor reflectie op het werk, wat door de (on)uitputtende bewegingen en doordringende muziek een welkome afleiding is. De volgende vraag komt in mij op: is dit hoe wij leven? Gehypnotiseerd door de constante herhaling van rituelen en informatie wat op ons afkomt, terwijl we eigenlijk de behoefte hebben aan contact? While we strive is geen goede keuze voor degene die op zoek is naar een avond vermaak of om rustig in een stoel te zitten kijken. Het is een gecalculeerde belevenis die je in een trance brengt en tegelijkertijd (letterlijk) beweegt, als je er voor open staat.

Theater / Voorstelling

Wisselvallige collage over illegaliteit

recensie: Het Nationale Toneel - De gouden draak

In 48 scènes geven vijf acteurs een kijkje in het bestaan van zeventien mensen die leven in en rondom Thais-Chinees-Vietnamees restaurant De gouden draak. De personages blijven in Vanderputtes regie te vaak vertellers in plaats van echte mensen, waardoor Schimmelpfennigs actuele thematiek soms beneveld raakt.

Der goldener Drache van Ronald Schimmelpfennig, in Duitstalig Europa een veel gespeelde en vaak gelauwerde theaterauteur, draait om illegaliteit en hoe illegaliteit zich op verschillende manieren manifesteert in de Europese samenleving. Dit thema is alleen nog maar prangender en zichtbaarder geworden sinds het stuk in 2009 in première ging. Daarmee is Vanderputtes keuze voor dit stuk als basis voor hoogwaardig theater dat thuishoort in een actueel maatschappelijk kader, gerechtvaardigd.

Vergevorderde vervreemding

Schimmelpfennig heeft verfrissende middelen gehanteerd om het moeilijke thema tastbaarder te maken en Vandeputte volgt deze op. Ten eerste vertolken de acteurs personages die ver van henzelf af liggen. Zo spelen vrouwen mannenrollen, jongeren ouderenrollen en vice versa. Ten tweede zijn de spelers naast personage soms verteller. Ze zeggen bijvoorbeeld soms regie-aanwijzingen hardop. Deze keuzes zorgen voor een constant bewustzijn van dat er een toneelstuk gaande is. Dit is enerzijds prettig, omdat er zo ruimte ontstaat voor kritische reflectie op de verwikkelingen en zo uiteindelijk op het thema. Anderzijds ontstaat het risico dat de personages eendimensionale demonstraties worden van de verschillende subthema´s, in plaats van echte mensen.

Onscherpe scènebegrenzing

Het probleem met De gouden draak van het Nationale Toneel is dat die tweede zijde op veel fronten inderdaad het meeste gewicht heeft gekregen. De vijf verhaallijnen zijn soms lastig te volgen en van elkaar te onderscheiden, wat komt doordat het regelmatig onduidelijk is wanneer zich een scènewisseling heeft voorgedaan. Dit heeft te maken met de willekeurige plaatsing van de scènes op het toneel. Ook het decor, bestaande uit een mix tussen een kringloopwinkel, keuken, wasserette en magazijn, biedt weinig houvast. Tevens is er geen lijn te trekken in de audio en wordt er schaars gebruikgemaakt van lichteffecten. Als laatste is er te weinig variatie in hoe de verschillende personages worden neergezet. Hun toon en houding geven slechts spaarzaam inzicht in welk personage er op dat moment wordt vertolkt. Dat moet voornamelijk worden afgeleid uit de teksten.

Abstracte presentatie

de gouden draak, casper vandeputte

Vanderputte lijkt de personages expres in elkaar te laten overvloeien. Deze vloeibaarheid zorgt ervoor dat scherp duidelijk wordt dat alle personages in een door illegaliteit veroorzaakte ellende verzeild zijn geraakt. De vlakheid van de personages verhindert echter gevoelens van mededogen en sympathie voor de slachtoffers van die ellende. De personages blijven zo hoofdzakelijk anonieme vertellers. Al met al is De gouden draak meer een abstracte presentatie dan een theatervoorstelling. Dat is zonde, want het thema heeft meer dan genoeg volume om heftige indrukken achter te laten.

Theater / Voorstelling

Dissonante bewegingsinnovatie

recensie: Scapino Ballet Rotterdam – Henry

Na de wegkaping van Marco Goecke als huischoreograaf bij Scapino Ballet Rotterdam, zocht artistiek leider Ed Wubbe naar nieuw talent en vond dit in de Israëliër Itamar Serussi. Met het avondvullende dansstuk Henry laat het gezelschap, dat dit jaar zijn zeventigste jubileum viert, zien dat het nog steeds bij de top behoort.

In een compleet witte kijkdoos heeft danser Jean Gabriel Maury zijn rug naar de zaal gekeerd. Als het enige decor accentueert warm licht van bovenaf zijn spieren. Hij rolt zijn schouder rechts, draait zijn hoofd naar links en zakt door zijn knie. Indrukwekkend hoe soepel hij de haast onlogisch op elkaar volgende bewegingen met precisie uitvoert en zich door de ruimte verplaatst met grootste beheersing. De openingsscène van Henry doet denken Marco Goeckes Affi (2006), in zoverre dat de nadruk ligt op spierspanning en zo ook de persoonlijkheid van de danser.

In Henry verwijst Serussi naar onder andere zijn eigen jeugd en het leven met zijn twee kinderen. Zo vliegen momenten met fictief touwtje springen, hand-in-hand lopen, huppen als een konijn en handjeklap spelen in een flits voorbij. Daarna brokkelt het tableau vivant weer af om plaats te maken voor iets compleet anders. Dit assembleren aan de hand van vaak scherpe en banale beelden, dit spelen met suggestie, zien we ook terug in het werk van filmregisseurs Lars von Trier en Quentin Tarantino, welke eveneens fungeren als inspiratiebronnen voor Serussi’s werk. Fijn voor het oog van de toeschouwer is dat de choreograaf de dansers af en toe in duetten, in trio’s en met het ensemble van zestien synchroon laat dansen. Dit breekt de visuele chaos en brengt net dat beetje harmonie in het dansstuk dat de ongetrainde danskijker nodig heeft, want Henry is voor die groep ongetwijfeld een uitdaging.

When the beat drops

Serussi werkt voor deze productie samen met componist Richard van Krysdijk. Zijn soundscape hoor je niet, die voel je. Heerlijk als die beat drops; het is alsof je hart een kickstart krijgt en meteen zit je rechtop. Of het de choreografie daadwerkelijk goed doet en naar een hoger niveau tilt, is de vraag. Zeker, de techno intensiveert het chaotische in het ensemble en de lange tonen sieren expressieve solo’s. Maar Serussi heeft er goed aan gedaan om ook momenten van complete stilte en dansante stillness in het stuk aan te brengen. Hiermee trekt hij zich los onder het juk van muzikale begeleiding en toont hij de kracht van pure beweging.

Herkenbaar maar ongrijpbaar

Serussi geeft je geen tijd om je blik te laten rusten, verbindingen te maken en betekenis te vinden. Zijn stijl is innovatief, absurd en hoekig maar breekbaar, subtiel en vloeiend tegelijkertijd. En daar zit het ‘m ook in: alles gebeurt tegelijkertijd. De afbraak van flow en momentum en het zien van de opgekropte energie in het dansers lichaam, brengt je als kijker continu uit evenwicht. Achteraf denk je misschien dat je iets hebt herkend, iets dat te maken kan hebben met dat wat je hebt gelezen over jeugdangsten, verloren liefdes en enge huisdieren. Maar uiteindelijk laat je alle vluchtigheid op je af komen, kies je een danser of duet uit om je blik op de laten rusten en geniet je van de oneindig lijkende mogelijkheden van het dansende lichaam.

 

tino sehgal, a year at the stedelijk
Kunst / Achtergrond
special: A year at the Stedelijk: Tino Sehgal
tino sehgal, a year at the stedelijk

Twaalf keer Sehgal – oktober

Een retrospectief van een jaar. Twaalf werken in de vorm van geconstrueerde situaties, elke maand één. Dagelijks opgevoerd vanaf het moment dat het Stedelijk opengaat totdat het sluit. Tino Sehgal choreografeert met zijn werken, die elke maand in een andere zaal van het museum te vinden zullen zijn, niet alleen hen die zijn werken vertolken, maar ook het gedrag van het museumpubliek.

Tien uit twaalf: This is progress

Mijn voortgang bestaat uit Dagmar, Annelot, Annelore en Beppie. Een kwartier lang nemen zij me op sleeptouw door de lege zalen van de bovenbouw, wandelend, pratend, doorvertellend, interpreterend. Wat is vooruitgang?

Ik loop de trap af richting het ondergrondse gedeelte van de ‘badkuip’ en neem vervolgens de roltrap naar boven. Daar, tegenover het auditorium, zitten bovenaan de trap enkele ogenschijnlijke bezoekers, waarvan opvallend veel van jonge leeftijd. Voordat ik de tijd heb om me af te vragen wat er staat te gebeuren komt er een meisje naar me toe, ik schat een jaar of zeven. Ze geeft me een hand – “Dagmar” – en vraagt me of ik met haar mee wil lopen. Zwierig opent ze de zwaar ogende witte deur om vervolgens achter mij de lege witte museumzaal te betreden. “Wat is vooruitgang voor jou?”

Om mezelf meer bedenktijd te geven, herhaal ik haar vraag. Voor me loopt een ander tweetal. Er is iets vreemds aan de hand, ik probeer niet alleen een idee te vormen van wat vooruitgang voor mij is, ik sta tevens stil bij het feit hoe ik dit zodanig kan verwoorden dat het te bevatten is voor de leeftijd die ik denk dat Dagmar heeft. “Dat iets verandert ten opzichte van hoe het eerst was”, antwoord ik tenslotte. “Kun je daar een voorbeeld van geven?” Dagmar dwingt me tot specificeren. Ik raak verstrikt in mijn te abstracte eerste antwoord wanneer ik probeer duidelijk te maken dat het mijns inziens veeleer om een nieuwe blik gaat, dan om daadwerkelijke verbetering. Want aan verbetering zijn onlosmakelijk de vragen ‘Wat is beter?’ en dus ook ‘Wat is goed? en ‘Wat is slecht?’ verbonden. Waarop een antwoord – indien al mogelijk – afhankelijk is van de context.

Tussengebied, tussenleeftijd

“Is dat positief of negatief, als iets verandert?”, vraagt Dagmar. We komen bij twee deuropeningen. Één biedt zicht op een grote ruimte waar meerdere duo’s, vertolker en bezoeker, een pad afleggen, de andere leidt naar een lege ruimte van waaruit een ander meisje zich bij ons voegt. “Dit is Annelies”, zegt Dagmar, “en zij”, hierbij wijst ze naar mij, “denkt dat vooruitgang betekent dat er iets verandert. Dat hoeft niet positief, maar ook niet altijd slecht te zijn.” Annelies dwingt me met haar mee te lopen door me voor te gaan. “Dankjewel Dagmar”, zeg ik, maar ze is alweer ver van ons verwijderd.

Adolescentie heb ik altijd een vreemd begrip gevonden; het klinkt volwassener dan de groep die ermee aangeduid wordt, toch is het gevoelsmatig van toepassing op Annelies. Ik schat haar zestien. Ze is voortvarend, recht voor zijn raap. Ze vraagt me of ik iets dat niet ten positieve verandert toch als vooruitgang zie. “Ik maak bijvoorbeeld muziek en als een leraar me dan vertelt dat het niet goed is, dan heb ik zoiets van, ik weet toch wat ik wil maken en ík vind het goed”, hierbij steekt ze beide armen recht voor zich uit, de handen naar voren alsof ze ‘stop’ wil zeggen. “Ik ben heel eigenwijs, ik denk altijd dat ik gelijk heb”, antwoordt ze als ik haar vraag of ze denkt iets te leren van het in overweging nemen van een andere mening. Gevolgd door: “misschien”. Het onderwerp van ons gesprek, dat zich voltrekt terwijl we meanderend door de lege zaal lopen, lijkt ‘het hebben van een mening’ te zijn. Ergens iets van vinden om een plek in te nemen in de wereld. Zou dit exemplarisch zijn voor Annelies’ leeftijd? Of voor mijn idee van de leeftijd waartoe ik denk dat Annelies behoort?

Ze vertelt honderduit over hoe haar vriend Hendrik – “eigenwijs, politiek correct, maar vooral héél intelligent” – het altijd van haar wint in discussies. Laatst discussieerden ze over of iets nuttelozer dan nutteloos kon zijn. Hoe nutteloos iets is ligt aan de situatie, aan de context, probeer ik. “Volgens Hendrik kan dat niet”, zegt Annelies. Mijn advies om de volgende keer niet meteen te reageren op Hendriks stelling, om zo zijn verwachtingspatroon te doorbreken en de discussie een andere dynamiek te geven, besluit ze met: “Ik had u naast me moeten hebben”.

Stelling nemen

“Soms denk ik dat we alle spiegels moeten verbannen”, zegt Annelore die we ontmoeten in de zaal waar Matisse’s zeemeermin nog niet zo lang geleden hing. Ik zie het afscheid met Annelies als een gelegenheid om te vragen of ze wel echt zo heet, toen Dagmar haar voorstelde verried haar gezicht naar mijn idee van niet. “Bijna”, zegt ze, “Annelot”.

Annelore vraagt mij, terwijl we teruglopen en de zaal ingaan die Dagmar eerder links liet liggen, of ook ik denk dat alle spiegels verbannen moeten worden. “Is geen spiegels niet hetzelfde als wel spiegels?”, vraag ik haar. Het terugkaatsen van deze vraag in het bijzonder doet ons beiden lachen, een ander soort spiegel is in het spel. Wellicht zouden we intiemer zijn, oppert Annelore, omdat we meer afhankelijk zouden zijn van de ander. “Zouden we elkaar opmaken?” “Zouden we elkaar meer vertrouwen?”

Naar schatting is Annelore ongeveer even oud als ik ben, dat wil zeggen nog net geen, of begin, dertig. Onze filosofische overdenking vindt plaats terwijl we keurig langs de muren van twee aangrenzende zalen lopen – ongeveer een meter uit de kant. Hoewel we bevragen, raakt het gesprek clichés van de gesprekken die vrouwen onderling hebben. Het downgraden van complimenten – “Leuk jurkje!” “O, ja? Was maar vijf euro.” Annelore geeft mij mee aan een oudere dame die haar opwachting maakt in de deuropening. Terwijl zij zich aan me voorstelt als Beppie, blijven in mijn hoofd gedachten als ‘de ogen van de ander als enige spiegel’ nog rondspoken.

Van spiegelen naar reflecteren

Na geverifieerd te hebben of ik Engels of Nederlands spreek, vraagt Beppie me of ze me een verhaal mag vertellen uit haar eigen repertoire. Dat mag. Ze vertelt over hoe het vertrek van haar kleinzoon van zeventien naar Granada om Spaans te leren haar inspireerde om hetzelfde te doen, zij het hier in Nederland. “Binnen no time zat ik op het hoogste niveau. Ik sprak al goed Frans dus dan heb je een basis.” Beppie leidt me vanuit de lege zaal naar de hal waar de monumentale trap op uitkomt. Terwijl ze verder vertelt, lopen we er in een traag tempo eromheen.

De strekking van Beppies verhaal is dat haar kleinzoon ontzettend trots op haar is, hetgeen bij Beppie de vraag doet rijzen of dat niet de omgekeerde wereld is. “Ik hoor toch trots te zijn op hém?” In het gesprek met Beppie heb ik duidelijk de rol van toehoorder, maar nu kan ik het toch niet laten: “Is het niet zo dat, naarmate je ouder wordt, de jongere generatie (meer) gaat zorgen voor de oudere? Bovendien, het een sluit het ander toch niet uit?” Beppie stemt in, geeft me een hand en bedankt me voor het leuke gesprek. We staan weer aan dezelfde kant van de trap als waarvandaan we vertrokken. Alle wegen zijn een mogelijkheid, behalve die terug de zaal in: een spanband voorkomt de binnenkomst van bezoekers.

Verbindingen en knooppunten

‘Spaziergang’, is het woord dat gedurende de eerste minuten van This is progress in me opkomt en me niet meer loslaat. Het omschrijft de situatie op de een of andere manier beter dan dat ‘wandeling’ dat doet. Misschien vanwege ‘gang’ dat in het woord aanwezig is, wat in het Nederlands zowel refereert aan ‘gaan’ als aan ‘tempo’ en ‘verbindende ruimte’. Een gang is bovendien een vrij ongedefinieerde ruimte, één die je naar een andere plek brengt; je weet dat er zich achter de deuren die erop uitkomen iets bevindt.

Nadat Beppie me heeft achtergelaten bij de monumentale trap begin ik mijn ervaring te noteren – het marmer van de trapomheining dient als ondergrond voor mijn a4’tje. Ondertussen maken andere tweetallen hun Spaziergang. Met mijn vinger in de lucht probeer ik de route te reconstrueren die ik afgelegd heb door de verschillende zalen. Naast mij staat een echtpaar. “Hoort zij er ook bij?”, hoor ik de man aan de vrouw vragen.

De vraag naar wat vooruitgang is en de letterlijke vooruitgang die This is progress is, geven inzicht in de gelaagdheid van het werk. Je bent aan het eind van het werk letterlijk ergens anders dan aan het begin en dit is ook op metaforisch niveau van toepassing. Daarnaast representeren de verschillende vertolkers de levensloop; van jong naar oud. Wanneer je daar de vraag wat vooruitgang is op loslaat, is er geen eenduidig antwoord. Volwassen worden komt met ervaring, inzicht en groei – zo wordt algemeen verondersteld – maar op een gegeven moment ook met gebreken en aftakeling.

Elk gesprek lijkt in de manier waarop het geïnitieerd wordt – de manier waarop de vertolker de bezoeker benadert – symbool te staan voor het clichébeeld van de levensfase waarin de vertolker zich bevindt. Het vragen stellen in het begin, zonder zelf antwoord te geven; kinderen. Gelijk aan de waarom-vragen die ze vaak stellen. Het hebben van een mening, je afzetten, alles stom vinden wat een ander vindt; de pubertijd (‘Waarom?’ ‘Daarom!’). De wetenschap dat je iets mag vinden, dit kan poneren als een stelling en je jezelf beter leert kennen door de mening van een ander daarover te vragen en in overweging te nemen; (jong) volwassenen. En tot slot, het verhalende aspect, reflecteren op, ervaringen delen; senioren.

Keurige rondjes en slingerende paden

De vraag is met welke vertolker je het meest op één lijn zit; het is niet per definitie zo dat je het beste, meest gemakkelijke gesprek hebt met degene die het dichtst bij jouw eigen leeftijd in de buurt komt. Zaken die exemplarisch lijken voor een bepaalde levensfase kunnen zich eerder of later ook gerust nog aandienen. Beppies vertwijfeling is daar een voorbeeld van. Hier schemert tevens de meerduidigheid van ‘vooruitgang’ door, juist omdat Beppies opmerking duidelijk maakt dat vooruitgang in de westerse wereld veelal gezien wordt als iets lineairs en verticaals: een opeenvolging. Wat This is progress eindeloos fascinerend maakt, is dat je wordt meegenomen van het een naar het ander, van de een naar de ander, maar dat je aan het eind zelf voor de keuze staat en je je af moet vragen ‘Waar ga ik nu heen?’ Enerzijds basaal – ‘Welk kunstwerk ga ik nu bekijken?’ of ‘Ga ik eerst koffie drinken? – anderzijds symbolisch – ‘Welke verbanden leg ik? en ‘Waar sta ik?’ Vooruitgang als reflexieve beweging.

Eerder, wanneer Annelore Annelot/Annelies afwisselt, vraag ik Annelot of ze bij ons blijft. “Misschien kom je me nog tegen”, luidt haar antwoord terwijl ze wegloopt. Ze geeft me een metafoor voor vooruitgang; een metafoor voor This is progress. Wie is de ‘je’ die je tegenkomt, waarnaar je op zoek bent? Annelore zou misschien zeggen: “Wie is de ik die je weerspiegeld ziet?” Samenkomst, kruisende wegen, keurige rondjes rond de trap, slingerende paden en voor even een antwoord op wat vooruitgang voor mij is: je een voorstelling kunnen maken.

Eva
Boeken / Kunst / Boeken / Kunstboek / Non-fictie

Bijbelvrouwen in een ander perspectief

recensie: Paul Sterk en Lilith - Over hoeren en madonna's. Bijbelvrouwen in een ander perspectief.
Eva

‘Over hoeren en madonna’s’, zo luidt de titel van de dichtbundel/het fotoboek van Paul Sterk en Lilith. De ondertitel, ‘Bijbelvrouwen in een ander perspectief’, klinkt al iets subtieler. Ook de inhoud van dit boekwerk laveert tussen fijnzinnigheid en grover geschut.

“Het zijn niet de omstandigheden die ons dwarszitten, maar onze vooroordelen hierover.” Met dit citaat van Marcel Aurelius (vroegere keizer van het Romeinse Rijk) opent het boek Over Hoeren en Madonna’s van dichter Paul Sterk en kunstfotografe Lilith. Beide kunstenaars slaan met deze uitspraak een brug naar de clichématige denkbeelden over vrouwen. Om die te bestrijden zetten ze een twaalftal Bijbelse vrouwen centraal. Sterk: “Het is onze bedoeling om Bijbelse vrouwen vanuit een ander, eigentijds perspectief te benaderen.”

Onafhankelijk

De Bijbelse thematiek is beiden niet vreemd. Sterk: “Verwijzingen naar de Bijbel zie je vaker terug in mijn werk, o.a. in de roman ‘Apostel van Tricht’.” Twaalf sonnetten schreef hij over Bijbelse vrouwen, voor de foto’s benaderde hij kunstfotografe Lilith (pseudoniem voor Henriette van Gasteren), die eerder verantwoordelijk was voor de fotoserie ‘I Could’ve Had Religion’. Onafhankelijk van elkaar gingen dichter en fotografe — beiden afkomstig uit Noord-Limburg — te werk. Sterk: “We hebben elkaar de foto’s en sonnetten pas laten zien toen ze klaar waren. Van beïnvloeding is dus geen sprake; de gedichten zijn niet gebaseerd op de foto’s of omgekeerd.”

Tragisch

De sonnetten van Pauk Sterk betreffen o.a. de Bijbelvrouwen Eva, Izebel, Delila, de Samaritaanse vrouw, en Maria Magdalena. Ze zijn vaak verrassend van invalshoek en met een fijne pen geschreven. Sterk dicht in een transparante en verhalende stijl, waarbij hij soms een loopje neemt met de werkelijkheid — als daarvan al sprake is, natuurlijk. In een interview met de Limburger zegt hij hierover: “Soms heb ik de rollen met opzet omgedraaid. Dan wordt Eva niet de lieflijke vrouw onder de appelboom naast Adam, maar de meest tragische vrouw van deze wereld die voor eeuwig de last draagt dat wij mensen uit het paradijs zijn verjaagd en sterfelijk zijn geworden.”

Scheidslijn

Liliths fotografie is op zijn minst opvallend te noemen. Het valt te prijzen dat ze niet kiest voor de makkelijkste weg. Ze figureert zelf — vaak naakt of halfnaakt — op de twaalf afbeeldingen die variëren van subtiel, provocatief, tot choquerend. Erotiek en humor spelen een belangrijke rol. Op de afbeelding van Eva hangt ze miniem gekleed in het struikgewas, met een hand in haar slipje. Bij het sonnet over Rachab staat ze in haar blote bibs voor het raam, met een rood koord dat ze vanuit haar bilspleet uit het venster laat hangen “zodra Jericho was overwonnen”, en op de afbeelding bij Izebel wordt ze “verslonden” door een hond. Om zichzelf aantrekkelijker te maken voor het dier smeerde ze zich van tevoren in met leverworst, zo zegt ze in een interview met de Limburgse tv-zender L1. Het moge duidelijk zijn: Lilith houdt er een geheel eigen wijze van werken op na. Haar beeldtaal is sterk, maar sommige prenten roepen ook enige weerzin op.

Aan het eind van het boek prijkt een groepsfoto van vijftien Nederlandse vrouwen, waaronder een prostituee, een non, een transgender, een moslima en een lesbienne — allemaal in hun alledaags kloffie, dus het is aan de toeschouwer om te ontwaren wie wie is. “Waar ligt de scheidslijn bij deze vrouwen?” vragen de auteurs zich af. Sommige vrouwen op de foto wisten zelf na afloop niet wie de ander was, dus voor hen is dit intrigerende fotoboek alvast geslaagd.

Over hoeren en madonna’s (2015)
Lilith, zelfportretten & Paul Sterk, sonnetten
Formaat: 17 x 24 cm, hardcover
48 pagina’s, 15 illustraties in kleur
ISBN 978-90-6216-963-4

Muziek / Album

Kopje onder

recensie: King Midas Sound & Fennesz – Edition 1

Kevin Martin is een drukke muzikant, met vele alter ego’s. Recentelijk kondigde hij een serie samenwerkingen aan met andere artiesten, en een van zijn eigen dekmantels, King Midas Sound. Op Edition 1, inderdaad de eerste worp, werkt hij samen met de Oostenrijkse gitarist/laptopmuzikant Fennesz. Een heel spannende plaat levert dat niet op.

Vorig jaar maakte Kevin Martin als The Bug nog het wisselvallige Angels & Devils. De razende UK-hiphop en grime op de tweede helft maakte (soms erg grote) indruk, maar het atmosferische eerste deel miste spanning. Edition 1 heeft echter meer te maken met die eerste helft: het tempo blijft laag, en de nummers hebben iets weg van een redelijk tot behoorlijk wazige variant van triphop. De postdubstep-esthetiek van iemand als James Blake, of recentelijk Portico, zit er ook wel in. De eerste paar nummers pakken goed uit; ze klinken diep en bedwelmend. Door de fraaie zanglijnen zijn ze bovendien onopvallend melodieus, maar aanwezig genoeg om de aandacht erbij te houden.

Maar na een tijdje komt het wisselvalligheidsduiveltje weer om de hoek. Derde nummer ‘Waves’ eindigt in een minutenlange ambientuitloop; best fraai, maar spanningsloos. In elk geval is daar nog geen sprake van een onoverkomelijk probleem. Dat wordt anders met nummer zeven, ‘Above Water’, dat bijna veertien minuten lang door blijft zweven; bijna een kwart van de plaat lang. In dat krappe kwartier gebeurt er weinig. Ja, het nummer heeft wel iets hypnotiserends, maar je zou ook gewoon een dutje kunnen doen tijdens dat nummer.

Tijdens ‘Above Water’ zakt de plaat gewoon in, waarna ze maar moeilijk weer boven water komt (excusez le jeu de mots). Dat kost het duo punten. Er volgen nog twee langgerekte nummers waarin weer vocalen opduiken, maar het kwaad is geschied en de aandacht verslapt. Hulp van Fennesz of niet, Edition 1 heeft weer de wisselvalligheid die Martins vorige plaat teisterde. Hier had een heel sterke plaat in kunnen zitten, getuige de eerste nummers. Hopelijk wordt voor Edition 2 een medeplichtige gestrikt die Martin een trap onder zijn achterwerk geeft, voor een overtuigender en spannender eindresultaat.

 

 

Theater / Voorstelling

Daniël Arends in topvorm: “Alles wat ik hier sta te doen, is nep”

recensie: Daniël Arends - Carte Blanche

Wie ben je en wie wil je zijn? Wat is nep en wat is echt? Dat zijn de grote vragen in de show Carte Blanche van Daniël Arends. Door een imago aan te nemen, doe je zoals je wilt zijn. Maar dat is nep. De stoere motorchicks zijn ‘om te janken’, de backpackers komen er ook niet best vanaf. De toon is gezet. Al grappend en filosoferend vertelt hij over artistieke ontwikkeling, hypocrisie en verwachtingen.

Arends is slechts ‘een gast met een grote bek die niets zegt’, meent hij. Halverwege de voorstelling vertelt hij met een verhaal over zijn jeugd, waarmee hij halverwege kapt omdat hij er geen zin meer in heeft. Hij kijkt geërgerd op zijn horloge, omdat hij nóg een uur moet. Hij is door zijn stof heen, zegt hij, en besluit te kletsen met de toeschouwers.

Haat-liefdeverhouding met publiek

Met zijn harde en directe grappen maakt hij het publiek vaker belachelijk. ‘Je heet Joni? Wat leuk, dat betekent kutje in het Indisch!’ En terwijl Arends uitlegt hoe hij een meisje van veertien vingerde, zegt hij tegen een jongen: ‘Leuk hè, om hier met je moeder te zijn?’ Door te improviseren op reacties vanuit het publiek, is de grappenmaker op zijn best.

Ook zegt de artiest van zijn publiek te houden, maar de toeschouwer is telkens een geliefd mikpunt van zijn grappen. De cabaretier meent dat hij kan vertellen wat hij wil, het publiek lacht toch wel. En terwijl hij dit letterlijk zegt, lacht het publiek inderdaad. Daarmee houdt hij ons een confronterende spiegel voor.

Tweespalt en paradox

Aan het begin van de show zegt Arends dat hij er zin in heeft, halverwege vraagt de cabaretier zich af of hij niet moet stoppen. De artistieke ontwikkeling is op, want ‘dat adoptieverhaal is nu ook wel uitgemolken’.

Daarmee kijkt hij kritisch naar zichzelf: Arends was altijd de grote belofte, nu is hij een gevestigde naam die volle zalen trekt. Moet hij zo doorgaan? ‘Jullie denken een unieke show te beleven? Dat denken ze morgenavond ook. Het is allemaal nep!’. Ook in Carte Blanche is Arends weer de harde grappenmaker, maar hij laat ook zijn serieuze aard zien.

Fantasieën worden realiteit                                                                 

Want er zit een duidelijke moraal in de show. Aan het begin zeikt hij op kinderen, die fantaseren over wie ze later willen zijn. De jongen die later piloot wil worden, heeft gewoon een gebrek aan fantasie. Het wordt later toch niet wat je ervan verwachtte.
Aan het eind van de show concludeert Arends echter dat die jongen echt piloot is geworden, omdat dat is ‘wat de fantasie wou’. Je groeit naar wie je echt bent, besluit de cabaretier.

De boodschap die Arends in Carte Blanche wil meegeven, zit door de gehele show vervlochten. Toch overheerst die moraal niet. Door zichzelf ineens tegen te spreken, creëert het ‘kleine, bruine negertje’ een gordijn van verwarring. De toeschouwer krijgt de ruimte om zijn eigen conclusies te trekken. Dat houdt het luchtig.

Kunst / Expo binnenland

De schrijver verbeeldt

recensie: Bit Rot - Douglas Coupland

Er is veel aan te merken op de wereld waarin we leven – dat wordt met felle commentaren, hemelbestormende ideeën en bruut geweld dagelijks over ons uitgestrooid. Douglas Coupland heeft een andere manier gevonden: signaleren en naar je hand zetten. Zoals een schrijver hoort te doen.

Douglas Coupland (1961) is wereldberoemd geworden met zijn in 1991 gepubliceerde debuutroman Generation X. Een indringend portret van een groep jonge mensen, geboren in de jaren zestig, die gedesillusioneerd de consumptiemaatschappij ontvluchten en op zoek gaan naar zichzelf. Met de tijdgeest continue voor ogen heeft Coupland een substantieel literair oeuvre opgebouwd en zich tegelijkertijd aan de beeldende kunsten gewijd. In de tentoonstelling Bit Rot (benaming voor de spontane ontbinding van digitale data) toont hij zijn betrokkenheid bij de actualiteit in een uitgekiende reeks naar zijn hand gezette observaties.

Crime scene

Tropical birds (Columbine Cafeteria), 2003, courtesy of the Daniel Faria Gallery, Toronto

Tropical birds (Columbine Cafeteria), 2003, courtesy of the Daniel Faria Gallery, Toronto

Naast schrijver en beeldend kunstenaar is Coupland ook verzamelaar. Hij vult de expositie in Witte de With aan met stukken uit eigen collectie (van o.a. James Rosenquist en Jenny Holzer) die in kleur, vorm en betekenis naadloos passen in zijn persoonlijke vocabulaire. Dat roept direct de vraag op hoe het met de oorspronkelijkheid van deze kunstenaar zit. Een aantal werken van zijn hand vormen een directe verbinding met zijn verzameling, maar maken tegelijkertijd ook duidelijk dat inspiratie niet hetzelfde is als eenvoudige na-aperij. Het terrein waarop Coupland zich begeeft is van een popart-achtige dimensie, waarbij het citeren van anderen en het weergeven van doodgewone bijzonderheden tot opmerkelijke beelden leidt.

Die beelden beheersen vooral de wereld van globalisering, terreur, digitalisering, internet, sociale media en de daaruit ontwikkelde iconische adapties. Het geënsceneerde werk Tropical Birds (Columbine Cafetaria) toont een verlaten high school-kantine na een plotselinge schietpartij; een met regelmaat terugkerende geweldsuitbarsting in de VS die als een doodstille crime scene aan de muur hangt. De vervreemding die Coupland hier bijna aanraakbaar maakt, is tekenend voor zijn positie: de verbeelde werkelijkheid als gevolg van een nieuwsfeit, waarmee hij de kijker telkens meesleept in zijn terugblik.

Kinderlijke onschuld

Vietnam Swamp Soldier, 2000, foto Cassander Eeftinck-Schattenkerk

Vietnam Swamp Soldier, 2000, foto Cassander Eeftinck-Schattenkerk

Op die manier worden diverse onderwerpen aangepakt: een vechtpartij in het parlement van Kiev, de rechtszaak tegen drie volgelingen van sekteleider Charles Manson, de aanslag op het World Trade Center in New York, enzovoort. Midden in de zaal staat een manshoge speelgoedversie van een soldaat – Vietnam Swamp Soldier – die met het geweer boven zijn hoofd een virtueel moeras doorwaadt. Oorlogsgeweld uit een ver verleden dat hier op ontwapenende wijze wordt uitgedrukt: een duistere herinnering van volwassenen als kinderlijke onschuld gepresenteerd.

The Living Internet, 2015, foto Cassander Eeftinck-Schattenkerk

The Living Internet, 2015, foto Cassander Eeftinck-Schattenkerk

Tijdens zijn verblijf als artist in residence bij het Google Cultural Institute in Parijs werkt Coupland aan een grote installatie genaamd The Living Internet. In een bescheiden arena plaatst hij een grote hoeveelheid witgepleisterde voorwerpen en figuren die, zelfstandig over de vloer bewegend op een robotstofzuiger, elkaar benaderen, aanraken en afstoten om vervolgens weer een nieuwe richting te kiezen. Het is confronterend en amusant tegelijk om de onverstoorbare voortgang van ruimtelijk gemaakte informatie te observeren, waarmee de kunstenaar ons surfgedrag op internet aan de kaak stelt.

Coupland legt op een heldere en kleurrijke manier verbanden tussen hedendaagse fenomenen en zijn eigen visie daarop. In al zijn werken, verzameld of zelf gemaakt, is vooral ook de hand van de schrijver aanwezig. Sterk tekstgeörienteerd weet hij op directe wijze de kijker te boeien met een eenvoudige signalering die ook een achterliggend verhaal onthult. Dat is een opvallende combinatie die Bit Rot tot een aantrekkelijke tentoonstelling maakt.

 

De Kift
Muziek / Interview
special: 'Wee mij' - de meest droevige liedjes van De Kift
De Kift

Droefheid troef in theater Rood Noot

Aanstaande vrijdag vindt in het Utrechtse theater Rood Noot de try-out plaats van de meest droevige liedjes van De Kift, de Nederlandse band die al ruim twintig jaar een volstrekt eigenzinnig geluid laat horen.’Wee mij’, heet de voorstelling.

De muziek van de Kift valt te typeren als een aanstekelijke, soms kolderieke maar immer bezielde mix van polderpunk, theater en fanfare. Vrolijkheid wordt afgewisseld met diepe treurnis. Nostalgie is nooit ver weg. Eigen teksten schrijven doet de band uit Koog aan de Zaan niet: ze put rijkelijk uit de wereldliteratuur en -poëzie. Frontman Ferry Heijne: “Er zijn al zoveel mooie teksten om me heen, ik zou niet weten hoe ik daar een aanvulling aan moet geven. Ik kan wel heel goed bestaande teksten tot leven wekken.” Een grote en vaste schare bewonderaars van De Kift is daar al jarenlang getuige van.

Zondagmiddagsfeer

Onmiskenbaar kleeft er een flinke vleug weemoed aan De Kift, maar hoe is het idee ontstaan om een avond te vullen met alleen droevige liedjes? Heijne: “Op een zondagmiddag speelden we akoestisch in de Rode Bioscoop, een oud pluche theatertje in Amsterdam, met de bedoeling om een zogenaamde zondagmiddagsfeer te creëren. Dat beviel zo goed dat we besloten om vaker onze ingetogen kant ten gehore te brengen.” De Kift vroeg vervolgens aan mensen in hun omgeving naar de meest droevige plekken van Nederland. Uit de reacties stelde de band een top tien samen, en op die locaties spelen ze hun meest droevige liedjes.

Opgeslokt

De try-out van deze treurnis vindt plaats in theater Rood Noot, een voormalige paardenfokkerij nabij Leidsche Rijn. Waarom kreeg deze plek het stempel ‘droevig’? Heijne: “Het is een oude boerderij uit eind 19e eeuw, die er nog net zo uitziet als vroeger. Er lopen paden rond, het ruikt er naar boerderij en alles is nog in de oude stijl. Maar eromheen zie je alleen maar asfalt, industrieterreinen en Leidsche Rijn. Het is droevig om te zien dat de oude tijden worden opgeslokt door de beschaving.” De Kift speelde eerder in Rood Noot: de cd ‘Brik’ kende er zijn vuurdoop. Heijne: “Het is een inspirerende en sfeervolle plek. Vrijdag spelen we er in de oude stal die niks is veranderd sindsdien.”

Geeft Heijne de voorkeur aan het droevige repertoire van De Kift of juist aan de meer vrolijke liedjes? “Ik vind het mooi om feestelijkheid af te wisselen met verstilling. Het zit allebei in onze muziek. Het is maar net waar je op dat moment zin in hebt.”

De try-out van de meest droevige liedjes van De Kift in Rood Noot is al uitverkocht, maar niet getreurd: er verschijnt een compilatie op cd, of wordt ter download aangeboden op hun website.

Meer uitvoeringen van ‘Wee Mij’:
14 nov. 2015 Doopsgezinde Kerk in Haarlem (via het Patronaat)
20 nov. 2015 OCCII in Amsterdam
29 nov. 2015 Point Ephémère, Parijs