Theater
special:

Londen, schreeuwerig West End en een blokkendoos aan de Theems

Nu de herfst iedereen guur wakker heeft geschud, is ook het laatste restje zomergevoel verdwenen. Exit t-shirts, exit terrasjes – en waar heb je je sjaal ook alweer gelaten? Theaterbezoekers zijn opgeschrikt uit hun zomersluimer na biertjes op festivalterreinen van Noorderzon in Groningen tot Boulevard in Den Bosch. De theaters zijn weer open, het seizoen is volop begonnen.

Opdat we met z’n allen niet al te diep weg te zakken in het rode pluche, kijkt 8WEEKLY over de grens, zo halverwege de herfst van dit nieuwe theaterseizoen. Gastredacteur Elisabeth Oosterling pakte de trein naar Londen en struinde door de Engelse hoofdstad. Daar bezocht ze twee voorstellingen van het grootste gesubsidieerde gezelschap van Engeland, het National Theatre: The curious incident of the dog in the night-time en The red lion. Wat doen al die toeristen toch in het theater?

Hoeveel theaters we in Nederland ook hebben, zoiets als West End kennen we hier niet. Zelfs Amsterdam kent geen stadsdeel waar de voorstellingstitels je zij aan zij tegemoet glimmen en – het moet gezegd – het pretparkgevoel nooit ver weg is. Maar of je er nou van houdt of niet: in Londen kun je onmogelijk heen om dit musicalwalhalla waar Les misérables al dertig jaar speelt en Agatha Christie’s The Mousetrap zelfs ruim zestig jaar op de planken staat. Dit is het Broadway van Groot-Brittannië met bijna veertig theaters die permanent bespeeld worden. Is de keus voor het Nederlands musicalpubliek toch vooral beperkt tot het Beatrix Theater in Utrecht of het Circustheater in Scheveningen; in Londen spelen ruim twintig musicaltitels tegelijkertijd. Klassiekers (naast ‘Les mis’ bijvoorbeeld Miss Saigon), maar ook nieuwe producties als The book of Mormon uit 2011 of Kinky boots uit 2012.

Musicals en toegankelijkheid?

Bij een bezoekje aan West End struikel je over de toeristen die rustig een paar tientjes neertellen voor een Britse musical. West End is hypercommercieel – je voelt de handel vibreren als je door de straten rond Leicester Square struint. Titels op felgekleurde affiches vechten om voorrang in je blikveld, op praktisch iedere straathoek prijkt een schreeuwerig ‘tickets’ je tegemoet. Maar ook gesubsidieerd theater vecht om een plekje in de schijnwerpers tussen al dat commerciële geweld. Zo speelt in het Gielgud Theatre, het theater naast de schouwburg waar Les Misérables te zien is: The curious incident with the dog in the night-time. Deze theaterbewerking van het succesvolle boek van Mark Haddon ging in 2012 in première en won in 2013 maar liefst zeven Laurence Olivier Awards – de Engelse equivalent van de Musicalawards. Nog steeds zijn de zalen goed gevuld en speelt de voorstelling, na een tournee door het Koninkrijk, nog bijna iedere avond (soms zelfs meerdere keren per dag). The curious incident doet wat betreft publieksbereik misschien denken aan een musical, maar liedjes kent de voorstelling niet. Oftewel: dit is ‘gewoon’ toneel voor een groot publiek. Onder de vleugels van het National Theatre hebben bewerker Simon Stephens en regisseur Marianne Elliott een productie gemaakt die zeer toegankelijk is, maar zeker eer doet aan Haddons roman. In een wiskundig-futuristisch decor ontvouwt zich het verhaal van de autistische Christopher (Siôn Daniel Young) die een zoektocht begint naar de ‘moordenaar’ van zijn buurvrouws hond. Doordat de voorstelling permanent in het Gielgud staat, is er ruimte voor een decor met allerlei indrukwekkende foefjes. Als Christopher naar Londen reist, verkleint het ruimtelijke toneelbeeld tot een smal metrostation, Christopher rent over wanden, in een andere scène duiken van alle kanten treintjes op. Het decor blijft verrassen en waarborgt de vaart in de voorstelling. Gecombineerd met het strakke spel van de acteurs (de indrukwekkende Young aan kop) en de heldere tekst, is The curious incident geschikt voor een breed publiek. Het verhaal verveelt nergens, maar als het toch wat tekstueel wordt, schuift er weer iets tevoorschijn (of opzij) in het toneelbeeld en is gapen nog steeds geen optie. The curious incident is eenduidig, maar verliest – knap genoeg – nergens haar poëtische klank.

Toneel van eigen bodem?

Adopteren we in Nederland veel musicals uit het buitenland: in Londen spelen opvallend veel voorstellingen zich af op eigen bodem. Het recente (en door de pers bejubelde) Bend it like Beckham bijvoorbeeld, gebaseerd op de Britse romcom uit 2002. Of musicalhit Billy Elliot en klassieker Mary Poppins – allemaal spelen zich ze af in het Verenigd Koninkrijk. Hoewel Nederland de afgelopen jaren aan een nationalistische inhaalslag lijkt begonnen (met musicals als Ciske de Rat, Petticoat, Zij gelooft in mij en Moeder, ik wil bij de revue) is dit verschijnsel in Engeland nog prominenter. Zo’n typisch Britse voorstelling is ook The red lion, een productie die niet op West End speelt, maar in de indrukwekkende blokkendoos van het National Theatre aan de Theems.

Hoewel The red lion, net als The curious incident, uit de portefeuille van het National Theatre komt, verschillen de voorstellingen als dag en nacht. The red lion van Patrick Marber vertelt het verhaal van voetbaltalent Jordan (Calvin Demba) die heen en weer wordt geslingerd tussen loyaliteit aan zijn (teloorgaande) club en het grote geld bij andere clubs. Het toneelstuk speelt in de kleedkamer van de armoedige voetbalclub. In een reeks opeenvolgende scènes gaan drie acteurs de confrontatie met elkaar aan. Naast Jordan verschijnen coach Kidd (Daniel Mays) en het club-manusje-van-alles Yates (Peter Wright) ten tonele. In vergelijking met The curious incident doet The red lion een stuk ‘naturalistischer’ aan. De kleedkamer is zo waarheidsgetrouw mogelijk nagebouwd. Gedurende het stuk rolt het verhaal zich keurig chronologisch uit. Er wordt nauwelijks geabstraheerd of gespeeld met de theatrale ruimte. Een beetje volgens het principe: wat er is, is er; wat je niet ziet, is er niet. (Of nou ja, achter die kleedkamer zijn de douchejes en buiten het clubhuis is een grasveld, maar dat wordt allemaal netjes gesuggereerd.) De personages leven in dat decor, proberen – al spelend – de realiteit te benaderen. Binnen de muren van die kleedkamer botsen ondertussen belangen en ego’s op elkaar, tot het beklemmende slotakkoord van de voorstelling. (Een slotakkoord dat trouwens zo volledig wordt uitgespeeld dat iedere misinterpretatie onmogelijk is.)

Niet op West End, geen musical en toch blijkt ook The red lion toegankelijk voor een onverwacht publiek. Door het ‘volkse’ onderwerp zitten er een paar jongens in de zaal, die je – op het eerste gezicht – eerder langs de lijn van een voetbalveld zou verwachten dan in dit moderne Dorfman Theatre. In Londen blijkt de drempel voor theaterbezoek soms verrassend laag. Lager dan in Nederland? Maar dan hebben wij natuurlijk ook niet zoiets als West End en geen blokkendoos aan een rivier die onze hoofdstad doorklieft.

Then again, in Londen weten ze niet dat er op een Amstel na de voorstelling toch echt een schuimkraag hoort.

Muziek / Album

Via eigen problemen naar maatschappijkritiek

recensie: Fresku - Nooit Meer Terug

Fresku maakte eerder al een sterk (en gelijknamig) debuutalbum in 2010, waarmee hij zichzelf op de kaart zette bij hiphopliefhebbers. Daarna volgde Maskerade (2012), dat wat wisselvallig was, maar uiteindelijk ook gewoon overtuigde. Nu is plaat nummer drie gearriveerd, die Fresku’s status consolideert.

Aan Nooit Meer Terug ging een aantal singles vooraf. De eerste, ‘Ik Wil’, viel niet erg op; het was een nummer over Fresku’s twijfels en onzekerheden, eigenlijk zoals hij er al veel meer had gemaakt. ‘Kreeft’ was een gewoonweg fijn nummer waarop Fresku zijn humoristische kant weer liet zien. Maar met de derde single was het écht raak: ‘Zo Doe Je Dat’ zorgde voor opschudding. Het nummer was een aanklacht aan het adres van radiostations, en dan vooral aan 3FM, omdat er te weinig hiphop op de radio zou komen.

‘Zo Doe Je Dat’ is een soort korte hiphopopera geworden. Producer Teemong kruipt in zijn briljante couplet in de huid van een radioprogrammeur: ‘Het heeft niks te maken met huidskleur / We weten wat ons publiek het liefst luistert / Doe je rapjes met een melodietje / Gebruik geen slang, dat klinkt te negroïde’. Verderop zingt Fresku een Engelstalig refreintje met een warrige tekst, eigenlijk zoals je ze zoveel op de radio hoort: een geslaagde pastiche op de vage, nietszeggende teksten van veel rockbands en singer-songwriters.

Angstcultuur

Fresku heeft, net zoals op zijn vorige platen, weer veel te vertellen. Soms valt hij wat in de herhaling of is hij wat moralistisch met teksten over de losse seksuele moraal van velen. Daar staat het ijzersterke slotnummer ‘Angst’ tegenover, waarin de hedendaagse angstcultuur en de behandeling van islamieten behandeld wordt. Ook de media krijgen ervan langs: ‘Waar is het nieuws als moslims levens redden / Of als neonazi’s moskeeën tergen?’ Maar hij betrekt zijn eigen situatie er ook bij (hij is immers zelf ook moslim en niet-blank): ‘Is dit nou veiligheid? Ik voel me minder safe / Want jouw beveiliger mishandelt en fouilleert me steeds / En niet op basis van m’n daden, maar m’n kenmerken’.

Producer Teemong leverde al eerder uitstekende beats voor Fresku, maar zet zichzelf met Nooit Meer Terug echt op de kaart. Hij heeft alles geproduceerd, en laat een fraai geluid horen. Veel nummers hebben een snufje jaren tachtig-pop meegekregen (die beat van ‘Trots’!), of een flinke scheut van de atmosferische r&b van bijvoorbeeld Drake. De nadruk op synthesizers zorgt ervoor dat album als geheel ook een duidelijk geluid heeft, in tegenstelling tot Maskerade, dat soms alle kanten op schoot.

Maatschappijkritiek

Eerlijk is eerlijk, net als Maskerade is Nooit Meer Terug weer tien tot vijftien minuten te lang en hadden er makkelijk wat nummers weggelaten kunnen worden. Het eerste deel van de plaat is gewoon heel sterk, en ook ‘Ik Wil’ komt op het album echt tot bloei. Daarna gaat het tempo wat omlaag en zijn de nummers wat minder overtuigend, op het fantastische ‘Alzheimer’ na. Daarin ontmoeten de serieuze en melige kant van Fresku elkaar; de tekst heeft afgezaagde passages in het Duits, flauwe grappen, en een pijlsnelle verse over ‘rappers zien nog steeds m’n penis als ze mediteren’, maar het gaat eigenlijk over de angst om vergeten te worden. Die extra laag komt hard aan.

Fresku’s onzekerheden zijn ook deze keer weer een belangrijk thema. Maar de grootste kracht van Nooit Meer Terug is uiteindelijk dat hij om zich heen kijkt en hij niet in zijn eigen problemen blijft steken, maar die vaak aangrijpt voor scherpe maatschappijkritiek. Dat maakt het eenvoudig om die paar mindere momenten en te lange speelduur door de vingers te zien.

 

 

Boeken / Non-fictie

Stop met afdwingen!

recensie: Michel Dijkstra (red.), René Ransdorp, Jan de Meyer en Woei-Lien Chong - Inleiding taoïstische filosofie

Inleiding taoïstische filosofie is een boek van een aantal sinologen en kenners van de oosterse filosofie dat tracht de vaak lastig te begrijpen gedachten uit het verre Oosten in moderne, toegankelijke taal te vangen. Dat is verrassend goed gelukt.

Vandaag de dag worden we geconfronteerd met talloze zaken die ons bestaan bedreigen. Er heerst een economische crisis, die ons in onzekerheid dompelt. Er is sprake van een klimaatverandering waarvan de gevolgen niet te overzien zijn, doch niet in ons voordeel zullen uitvallen en overal in Europa is er sprake van politieke crises en onrust. Sociologen, historici, politicologen en filosofen zijn druk doende te duiden wat er aan de hand is.

Ook op individueel vlak kennen we ondanks onze enorme welvaart (we leven als vorsten) een heel scala aan ongemak. Vage lichamelijke klachten zijn aan de orde van de dag. Een zeurende psyche en een onvermoeibare zoektocht naar geluk – zonder dat we precies weten wat geluk nou is – putten ons fysiek en psychisch uit. We laten ons leven, we voelen ons gevangen door onze agenda’s en verplichtingen. Wat dat betreft zijn we als vorsten, al is het lastig genoeg om ons eigen leven te besturen, laat staan een hele staat.

Te midden van deze chaos, wat nou te doen?

Herbronnen

Het antwoord op veel, zo niet alle hedendaagse problemen is terug te vinden in de oude Chinese filosofie, het taoïsme in het bijzonder. Een belangrijk filosofisch concept in met name het taoïsme is het wu wei. Simpel vertaald betekent dat: niet-doen. En dan is er een belangrijke zegswijze uit deze zelfde filosofie: wu wei er wu bu wei: wanneer niet-doen wordt gedaan blijft niets ongedaan. Ga er maar aan staan. De kern van het taoïsme gehuld in nevelen.

Toch is de Daodejing van Laozi tot het op een na meest gelezen boek ter wereld (de Bijbel staat op nummer 1). Blijkbaar zoeken (en vinden) veel mensen een houvast in de Daodejing, hetgeen ‘boek van de weg en de deugd’ betekent, ondanks dat het zo’n lastig te begrijpen boek is. Een begrijpelijke inleiding in dit geschrift en de hieruit voortgesproten filosofie is dan ook zeer wenselijk. De vier auteurs van Inleiding taoïstische filosofie zijn hier alleszins in geslaagd.

De opbouw van dit boek zit goed in elkaar. Als een zacht kabbelend beekje vaar je op je vlotje langzaamaan nieuwsgierig dieper de taoïstische filosofie in, aan de oevers van ondertiteling voorzien door de auteurs. Eerst wordt door Michel Dijkstra een historische context geschapen: vanuit welke achtergrond ontstond het taoïsme? Dan voert René Ransdorp ons mee naar het hart van de Daodejing. Niet alleen het wu wei, ook het ziran (vanuit zichzelf zo zijn) komt aan de orde. Woei-Lien Chong gaat op verhelderende wijze in op de karakters van Wu en Wei. Haar uiteenzetting van deze karakters is buitengewoon verrijkend, zelfs voor degenen die zich al een tijd interesseren voor het taoïsme. Jan de Meyer vertelt over de leegte en het concept hiervan in de bredere taoïstische literatuur en weet, evenals de taoïsten zelf, soms zeer grappig uit de hoek te komen. Hij prikt de illusie door dat filosofie en religie in het oude China gescheiden zouden zijn. Tot slot legt Michel Dijkstra een brug tussen het taoïstische denken en het zenboeddhisme, met name in de poëzie van Dogen, een Japanse zenmeester uit de dertiende eeuw. In het nawoord volgt een taoïstische visie op ecologie. Ondanks de vele jaren die deze ecologische visie oud is, is ze verrassend actueel.

Verdwaald

De taoïsten zagen in de tijd dat ze opkwamen (ten tijde van de Periode van de Strijdende Staten van 475 tot 221 voor Christus), wat een te veel doen, een te dwangmatig ingrijpen en een te groot belang aan zogenaamd nuttige zaken voor kwalijke gevolgen had. Allerlei waarden als onderwijs, zorg en kunst worden onderworpen aan de vraag of het economisch wat oplevert. Omgezet in cijfers waarmee tegelijkertijd de creativiteit van de kinderlijke natuur gesmoord wordt. Ondanks alle technologische vooruitgang, alle vergaarde kennis over een gezonde samenleving en psyche zijn we nog dagelijks verdwaald in oorlogen, financiële crises en een voor onze ogen stervende natuur.

Er is een andere weg.

Theater / Voorstelling

Achter de schermen bij acht jongens

recensie: Dox/Maas Theater en Dans - 100% Selfmade

“Do it! Just do it!” Deze zinnen uit het vele malen geïmiteerde motivatiefilmpje van Shia LaBeouf geven de kern van de voorstelling 100% Selfmade aan. Acht jongens geven een kijkje achter de schermen bij hun repetitieproces voor het maken van de voorstelling.

We zien hoe de jongens zich opwarmen, bewegingen aanleren vanaf een filmpje op de laptop, elkaar helpen bij stukken choreografie en improviseren. Ook zien we via een projectie hoe het er achter de schermen uit ziet: de kleding, stoelen, spullen (en soms dansers) die er liggen. De projectiewand wordt omgedraaid, waardoor het toneelbeeld een complete repetitieruimte wordt, inclusief kleding en spiegels. Het leuke aan dit veelzijdige beginbeeld is dat we de jongens een beetje leren kennen: wie het buitenbeentje is, wie beter is in welke dansstijl en wie de leiding neemt. Hierdoor is het een leuke introductie, maar ook een scène die  lang aanvoelt. Er worden namelijk niet veel hints gegeven over de rest van de voorstelling, mijn blik wordt te weinig gestuurd, waardoor het onduidelijk blijft welke kant de voorstelling op zal gaan.

Hilarisch maar gemiste kansen tot diepgang

Na de kennismaking met de acht jongens, allen met een achtergrond in breakdance/b-boying en sommigen ook met een modernedansopleiding, zien we in de opvolgende scènes hoe ze de voorstelling zelf maken. Om beurten tonen ze elkaar ideeën voor scènes die in de voorstelling zouden moeten komen, inclusief het aanvragen van het licht, veranderen van de achtergrondfilmpjes en het commentaar van de anderen achteraf. De volgorde van deze scènes lijkt onwillekeurig en is chaotisch. Toch komen de jongens ermee weg door hun oneindige charme en humor. Wat wel een gemis is, is dat de momenten waarin de jongens hun talent laten zien ook worden overschaduwd door humor.  Zo worden we bijvoorbeeld tijdens de indrukwekkende moves à la James Brown afgeleid door de grote bos haar die de danser los gooit. De bewegingen krijgen niet de aandacht die ze verdienen. Daardoor laten de dansers kansen lopen om (ook andere kanten van) zichzelf echt te laten zien en vooral ook meer diepgang in het werk toe te laten.

Een luchtige conclusie

Aan de hand van een lijstje “wat moet er in de voorstelling komen?”, dat via een projector te zien is, wordt de nadruk gelegd op de vraag hoe je eigenlijk een voorstelling maakt? Hoe zorg je dat datgene wat je bedacht hebt, ook daadwerkelijk op de goede manier erin komt? Dit, in combinatie met een flinke dosis zelfspot, zorgt voor meerdere uiteenlopende momenten waarop er hardop wordt gelachen. Na alle ‘repetitiescènes’ is de nieuwsgierigheid naar het moment van de waarheid flink opgebouwd: gaat het de jongens lukken om een voorstelling te maken en wat komt erin? Het antwoord: just do it! En zo doen de jongens ook. Als je een serieus en gevat einde verwacht, is het een teleurstelling. Maar wat is er belangrijker, het doel of de weg ernaartoe? Wat zeker is, is dat je met een lach op je gezicht de zaal uit loopt. De combinatie van zelfspot en een heleboel charme en theatraliteit maakt 100% Selfmade een luchtige voorstelling voor iedereen, maar met gemiste kansen tot meer dan dat.

Boeken / Non-fictie

Pleidooi voor diepgang

recensie: José Ortega y Gasset - De opstand van de massamens

De klassieker La rebellion de las masas werd dit jaar opnieuw vertaald door Spanje-kenner en filosoof Diederik Boomsma. Het boekt stamt uit 1930: is het pleidooi 85 jaar na dato nog altijd relevant?

Voor iedereen die geïnteresseerd is in het karakter van de moderne mens, is dit boek een aanrader. Sterker nog: het is wellicht interessanter voor iemand uit 2015 dan voor iemand uit de tijd van Ortega y Gasset. Daarover straks meer. Allereerst: waar gaat over?

Massamens

Het onderwerp van het boek is de massamens. Wat is dat? Het moet niet verward worden met een bepaalde sociaal-economische klasse. De massamens vindt men overal, zowel onder rijken als armen en zowel onder hoger- als lager-opgeleiden. De opkomst van dit type mens is het gevolg van de enorme vooruitgang die sinds de negentiende eeuw is geboekt. Door de Industriële Revolutie zijn de mogelijkheden van de burger toegenomen, door de Franse Revolutie zijn rechten. Ortega y Gasset prijst deze verworvenheden, maar wijst in dit boek op de negatieve kanten. Die bedreigen al deze verworvenheden, zo meent hij.

Door de toegenomen mogelijkheden en rechten is de massamens niet meer gewend beperkingen en grenzen aan zichzelf op te leggen. Alles kan en ik heb overal recht op, zo lijkt de massamens te denken. En daarom is hij zo ondankbaar. “Geen mens is dankbaar voor de lucht die hij ademt, omdat niemand de lucht heeft gemaakt,” schrijft Ortega y Gasset. “De materiële en sociale verworvenheden van de samenleving lijken tegenwoordig volmaakt en natuurlijk. Deze verwende massamens is dom genoeg om te geloven dat zij even spontaan zijn ontstaan als de lucht en hem op dezelfde manier gratis ter beschikking staan.”

Diepgang

Men zou moeten weten waar alles vandaan komt, zo luidt Ortega y Gassets pleidooi. We nemen het gemak van een auto voor lief zonder dat we beseffen dat een eeuwenlange beschaving die onderzoek en wetenschap mogelijk maakte, daar een voorwaarde voor is. Dit geldt niet alleen voor technische verworvenheden maar ook – en dat is wellicht nog belangrijker – voor sociale verworvenheden. Onze liberale democratie en onze rechtsstaat zijn eveneens het gevolg van een beschaving die bepaalde deugden cultiveert en van mensen die zich hiervoor hebben ingespannen. We moeten daar volgens hem dankbaar voor zijn. Die dankbaarheid is geen doel op zich: pas als we weten hoe fragiel de democratie is, zijn we in staat haar te verdedigen en weerbaar te maken. “De beschaving is er niet spontaan en vanzelf, en houdt zichzelf niet in stand. Onze wereld is kunstmatig en heeft dus ‘kunstenaars’ nodig.”

Ortega y Gassets boek is in wezen een pleidooi voor diepgang. De sociale verworvenheden zijn slechts van oppervlakkige waarde: we moeten onder de motorkap kijken willen we verborgen anatomie van de democratische rechtsstaat begrijpen. En dit pleidooi zouden ook wij 21ste-eeuwers niet in de wind moeten slaan. Ortega y Gasset is zo visionair dat zijn analyse zelfs meer op deze tijd van toepassing lijkt dan op de tijd waarin hij het schreef. Bovendien komt het boek nu intellectueel gezien beter tot zijn recht. Ortega’s pleidooi werd in zijn tijd vooral gezien als waarschuwing voor de dreiging van het fascisme en communisme. Die dreiging van die totalitaire ideologieën is vandaag de dag afwezig en dat maakt de huidige lezer ontvankelijker voor Ortega’s diepere (opbouwende) kritiek op de liberale democratie. Behalve over de dreiging van het fascisme en communisme schrijft hij namelijk over de zelfondermijnende factoren van de liberale democratie die, als we niet uitkijken, het hele systeem van binnenuit aanvreten. Zo’n waarschuwing, die ook nog eens heel bloemrijk is opgeschreven, zouden we in een tijd dat de liberale democratie weer onder druk staat, niet naast ons neer moeten leggen.

 

Song Dong
Expo binnenland

Verstilde ervaringen die ontroeren

recensie: Song Dong – Life is art, art is life in het Groninger Museum
Song Dong

Leven is kunst, kunst is leven, is de toepasselijke titel van een overzichtstentoonstelling van een oeuvre dat de Chinese gangbare politieke statement-kunst naast zich neerlegt. Song Dong heeft een eigen, oprechte en menselijke stem.

Song Dong

Original Fake, Cream Grass
© Song Dong courtesy of Pace Beijing

‘Je mag hier met water tekenen’, fluistert een meisje tegen haar vriend. Interactieve kunst”, lacht ze ongemakkelijk. De kunstwerken van de Chinees staan symbool voor iets – hij vangt ervaringen. Zijn wereld is rustig en helder en elk kunstwerk lijkt een residu van een beweging.

In de eerste grote zaal aan de rechterhand komt de bezoeker het concept van The Waterdiary tegen; de zelf uitgevonden praktische uitvoering van een misschien wel Westerse behoefte in combinatie met een Oosterse leer van vluchtigheid- de Tao. Zijn emoties en gevoelens besloot de kunstenaar op een blok steen in water te kalligraferen. Zo raakte hij ze kwijt, zonder dat hij iets vastlegde. Het is een zeer prettige ervaring, zo zegt hij in een van de zaalteksten. Een paar zalen verder heeft hij dan ook een verrassing: de bezoeker mag het zelf ook doen.

Water roerbakken

Nadat de bezoeker de grote openingstekst gelezen heeft komt hij in een klein zaaltje terecht waar aan de muren video’s hangen. Het zijn voorbeelden van geëvolueerde  ‘Apartment art’, zo leert de zaaltekst – kunst die eerst alleen voor vrienden en familie werd gemaakt.
Alle video’s laten handelingen zien waarbij alleen de video overblijft- een vaak voorkomend gegeven in de Westerse videokunst. Bijvoorbeeld de film Frying Water. Het water verdampt, op hoog vuur, er wordt rustig in geroerd. In de video’s waarin zijn vader een rol speelt wordt al duidelijk waar Song Dong eigenlijk groot in is: zijn voornaamste thematiek is hoe iedereen familiebanden en persoonlijke ervaringen beleeft. Daarbij zet hij zijn kunst in om familieproblemen op te lossen.

Song Dong

Waste Not, 2005
Courtesy Song Dong en Tokyo Gallery en BTAP

Nuttige bewaardrang

Een van die dingen waarvoor Song Dong de kunst bijvoorbeeld toepaste was het heftige rouwproces van zijn moeder na de dood van zijn vader – ze kon niet stoppen met dingen verzamelen, maar ze verzoop daarin. In de installatie Waste Not laat hij haar de kunstenaar zijn. ‘Dit maakte mijn moeder erg gelukkig. “Het was dus toch nuttig die dingen te bewaren!’” riep ze uit’,  vertelt hij hierover.
Het Coop Himmelblau paviljoen is er met zijn grove uitstraling perfect voor: het lijkt of er een soort garage sale gaande is. Geuren overheersen: hout, stof, slaapkamer-mens-geur. Esthetisch is het zeer prettig om de orde die er in de chaos is aangebracht te zien. Bezoekers slaan hand voor hun mond als ze de hoek om slaan. ‘Je zal maar zo’n moeder hebben’, zegt er één.

Touching

‘Toen kon ik de kracht van de kunst echt voelen, daar ben ik de kunst echt dankbaar voor.’ De zaaltekst van Touching my father is bedoeld om getuigenis te doen van een ander belangrijk moment in Song Dongs leven. Het kunstwerk: een (video van) een virtuele hand die op een beeld van zijn vader wordt geprojecteerd. Vader werd live gefilmd en deed op dat moment zijn bovenkleding uit. Zo leek het of hij hem huid op huid aanraken kon. De kunstenaar was zeer ontroerd, zo dicht was hij nog niet bij zijn vader geweest.

In het gastenboek is ‘ontroering’  het woord dat het vaakst voorkomt. Song Dong wil communiceren, hij wil dat de bezoeker zijn ervaringen begrijpt en omdat die zo universeel en menselijk zijn is dat wat deze tentoonstelling je als bezoeker oplevert: ontroering.

 

Kunst / Expo binnenland

Inspirerend, verrassend en betaalbaar

recensie: Terugblik Haagse Kunstbeurs Art the Hague

Van 6 oktober tot en met 10 oktober konden we genieten van de derde editie van Art The Hague in de Fokker Terminal in Den Haag. Dit jaar deden er 45 galeries mee, waar werk van ruim 200 kunstenaars werd getoond. Er is echter een vraag die aan het denken zet. Wordt de beurs nog wel gedomineerd door het Haagse?

 

De beurs werd geopend door Rudi Fuchs in aanwezigheid van zo’n 1.500 bezoekers. Fuchs is kunsthistoricus en voormalig directeur van diverse musea voor moderne kunst. Op de ruim opgezette beurs in de prachtige industriële ruimte van de Fokker Terminal kwam de kunst goed tot zijn recht. Bovendien werd er bij binnenkomst direct een heldere plattegrond uitgereikt.

Behalve gerenommeerde galeries als Nouvelles Images en Galerie Ramakers uit Den Haag, namen ook jonge galeries, zoals Kers Gallery uit Amsterdam, deel aan de beurs. De beurs verraste ons met werk van een aantal internationale topkunstenaars zoals: Helen Sears (Wales), Heri Dono (Indonesië) en Emily Kame Kngwarreye (Australië). Zij presenteren hun werk ook op de Biënnale van Venetië. Zo toonde Galerie Wit werk van herman de vries (“geen hoofdletters graag!”), de Nederlandse inzending voor de Biënnale. Zijn werk is daar nog tot 22 november 2015 te zien.

Er was op de beurs voor iedereen wel iets van zijn of haar gading te zien. Fotografie, teken-, schilder-, beeldhouwkunst, figuratief en abstract, wisselden elkaar af. Het streven naar een beurs met betaalbare kunstwerken pakt goed uit. De prijzen variëren van 300 euro tot duizenden euro’s. Maar ben je echt verliefd geworden op een werk, dan kun je bij veel galeries gebruik maken van de kunstkoopregeling, zodat je een werk kunt kopen met een aanbetaling en renteloze lening.

Lisa Carletta, Art the Hague

Lisa Carletta, Just a few clouds between us…, 2015.

Highlights

Veel standhouders waren enthousiast om over het werk van hun protegées te vertellen. Dat maakte het des te interessanter. Een mooi voorbeeld hiervan was Just a few clouds between us… (2015), het meest recente werk van de Belgische fotografe Lisa Carletta. Door de standhoudster van Sophie Maree Gallery uit Den Haag werd op het achterliggende verhaal gewezen. Carletta ensceneert haar foto’s tot in detail. De serie vertelt over haar ervaringen toen ze verhuisde naar Londen. Je ziet een jong meisje, in prachtige, fel gekleurde en gedetailleerde kleding, die dromend voor zich uit staart. Aan haar voeten staan een paar koffers. Wat zal de toekomst haar brengen? Het beeld vermengt herkenbaarheid met nostalgie. Carletta creëert een herkenbare, maar toch ook nieuwe wereld waarin ze haar verhaal vertelt. Dat werkt vervreemdend en uit zich in alle werken van deze serie.

Justine Tjallinks, Art the Hague

Justine Tjallinks, Hurt, uit de serie Silk

Bij dezelfde galerie was ook het werk te zien van de Nederlandse fotografe Justine Tjallinks. Imperfecte meisjes uit Aziatische landen worden verborgen gehouden en hebben geen stem. Ze worden gedwongen een geïsoleerd leven te leiden. Haar portretten laten prachtige jonge Aziatische meisjes zien in hun eenzaamheid en verdriet. Een statement dat je aan het denken zet.

Een bontjas zo gedetailleerd en op ware grootte getekend, gaf het gevoel dat je hem zo kon aantrekken. Een van de tekeningen van Ingrid Berger getoond door Galerie Adorable Art & Design uit Den Haag.

Nieuw

Een aanwinst voor de beurs was de aanwezigheid van Aboriginal Art Gallery uit Rotterdam, met prachtig werk van hedendaagse inheemse Australische kunst. Deze kunst komt voort uit traditioneel gebruik van symbolen, afbeeldingen en tekens. Heel terecht dat deze kunst meer onder de aandacht komt.

Matthieu Klomp, Art the Hague

Matthieu Klomp, Muur van de Waarheid, 2014

Er was ook ruimte voor jong talent. Zeer opvallend was het werk van Matthieu Klomp, gepresenteerd door Kers Gallery uit Amsterdam. Klomp maakt sculpturen van plastic folie. In zijn werk zet hij het historische, heroïsche af tegen het alledaagse. Dat doet hij door in plaats van marmer, plastic te gebruiken. Terwijl het plastic refereert aan marmer is het tegelijkertijd een goedkoop alledaags wegwerpproduct met een eeuwigheidswaarde. Marmer erodeert, plastic vergaat niet.

Hoewel de beurs Art The Hague heet, sluiten ook steeds meer galeries uit andere steden aan. Het verschil met de KunstRai, oorspronkelijk ontstaan uit Amsterdamse galeries, is eigenlijk niet zo groot. Dezelfde galeries presenteren zich daar ook. Naast liefde voor de kunst blijft het hoogste streven… kunst verkopen!

Kunst / Expo binnenland

Bezemsteel, haardvuur, ketel en kat

recensie: De heksen van Bruegel

Curator Dunja Hak vraagt op de multimediatour bij de tentoonstelling in Museum Catharijneconvent aan de bezoeker bij het laatst getoonde schilderij, Heksensabbat van Leonaert Bramer, wat er op dit schilderij ontbreekt. Het antwoord luidt: een haard.

Een haardvuur is één van de attributen die je op zo’n heksensabbat aantreft. Naast een bezemsteel, een ketel en een, meestal zwarte, kat. Dat het haardvuur bij de Delftse schilder Bramer ontbreekt, heeft volgens Hak tot gevolg dat de voorstelling minder leesbaar wordt: gaat het hier wel om een heksensabbat?
De consequentie die zij hieraan verbindt, lijkt ook het uitgangspunt van de expositie: close reading van de kunstwerken uit de tijd van heksenvervolgingen in de Nederlanden (1450-1700). Weinig meer en niets minder. Van voornamelijk kunstenaars die, in de voetsporen van Pieter Bruegel, heksen verbeeldden.

Heksenfluit-versierd-met-doodshoofd-en-rattenpoot-ca.-1850-Collectie-MAS-Museum-aan-de-Stroom-Antwerpen-foto-Louis-de-Peuter

Heksenfluit-versierd-met-doodshoofd-en-rattenpoot-ca.-1850-Collectie-MAS-Museum-aan-de-Stroom-Antwerpen-foto-Louis-de-Peuter

Bruegel

Bruegel ontwierp in 1565 twee heksenprenten: Jacobus bij de tovenaar en Jacobus en de val van de tovenaar (Rijksmuseum Amsterdam); voorstellingen van het verhaal van Jacobus en Hermogenes. Laatstgenoemde is de verpersoonlijking van het kwaad. Op die prenten vinden we de vier standaardattributen (bezemsteel, haardvuur, ketel en kat) voor het eerst terug.
De tentoonstelling laat zien hoe dit iconische beeld zich ontwikkelde, tot aan fragmenten uit griezelfilms voor kinderen uit onze tijd aan toe. Al zal een doorgewinterde volwassen toneelliefhebber bijvoorbeeld de drie heksen uit Shakespeares Macbeth of Het temmen van de feeks, missen.
Het overzicht wordt in de eerste zaal aangevuld met een onheilspellende wind als achtergrondgeluid. Voor kinderen is dit een leuke toevoeging, net als de virtuele heksenvlucht over Utrecht halverwege de expositie en de Hexpert-tour. Het magische rattenfluitje (Museum aan de Stroom, Antwerpen) zal voor kleintjes echter best eng overkomen: een fluitje uit ca. 1850, versierd met een doodshoofd en een rattenpootje.

Heksen toveren tijdens heksensabbat, Hans Baldung Grien (ontwerper), 1510, Staatliche Museen zu Berlin – Kupferstichkabinett, Berlijn

Heksen toveren tijdens heksensabbat, Hans Baldung Grien (ontwerper), 1510, Staatliche Museen zu Berlin – Kupferstichkabinett, Berlijn

Schatten

De wind is niet alleen sfeerverhogend, maar slaat ook op de rampspoed die West-Europa in de 16e en 17e eeuw trof in de vorm van noodweer, oorlogen en mislukte oogsten. Het waren immers heksen, in zeven van de tien gevallen vrouwen, die hiervan de schuld kregen en als zondebok dienden. Al was niet iedereen het hiermee eens, zoals ds. Balthasar Bekker, van wie een druk van De betoverde wereld (1691) wordt getoond.
Dit is één van de schatten uit de collectie van het museum zelf. Twee andere voorbeelden, prenten van Hans Baldung Grien (1510), komen uit respectievelijk het Rijksmuseum in Amsterdam en de Staatliche Museen zu Berlin.

Close reading

Het concept van de tentoonstelling is gebaseerd op het proefschrift Vrouwen op den besem en derghelijck ghespoock (2011) van gastconservator Renilde Vervoort. Dit verklaart de louter kunsthistorische insteek, waarbij je je als bezoeker betrapt op het, naast Shakespeare en dergelijke, missen van uitstapjes als het verschijnsel Walpurgisnacht. Tot je je beseft dat dit niet binnen het kunsthistorische accent van de tentoonstelling past. Gelijktijdig met de expositie verschijnen enkele boeken over het fenomeen heksen, waarin – meer dan je in het museum in Utrecht zou verwachten – de nadruk op de theologiegeschiedenis valt, zoals De duivel van Philip C. Almond en Duivelskwartier van Johan Otten. De belangstelling voor heksen leeft nog steeds voort.
In de bus tref ik een meisje voor mij dat in haar mobieltje roept: ‘Meisjes zijn heksen! Jaloers tot en met’. Maar volgens het informatieve, begeleidende boekje bij de tentoonstelling zou althans de bezoeker van de tentoonstelling na afloop beter moeten weten: ‘De volgende keer dat u een afbeelding van een heks ziet met een ketel vol toverdrank, een bezem en een haard dan denkt ú aan een Vlaamse meester’.

Roald Dahl
Boeken
special: Het werk van Roald Dahl in samenwerking met uitgeverij de Fontein
Roald Dahl

Dikke wratten, zachtaardige helden en kippenvel

Volgend jaar vieren we Roald Dahl’s honderdste verjaardag. Hoewel hij er dan niet meer zelf bij zal zijn is de nagedachtenis aan deze wereldberoemde schrijver, bekend om zijn humoristische, onvoorspelbare -en soms een tikkeltje sadistische- schrijfstijl, nog springlevend.

“Ik heb nog nooit iemand ontmoet die zo hardnekkig woorden gebruikt die precies het tegenovergestelde betekenen dan waar ze voor gebruikt zijn” schreef de lerares Engels in het rapport van Roald Dahl (1916 -1990). Toen was dat niet als compliment bedoeld, maar nu zou het zomaar een citaat uit zijn eigen werk kunnen zijn.

Kromme neuzen en dikke wratten

Dahl was scenarioschrijver en een oorlogsheld, schreef macabere verhalen en gedichten, maar het meest bekend zal hij altijd zijn door zijn kinderboeken. Dahl nam kinderen serieus. Niet door ze een volwassenwereld voor te schotelen, maar juist door zich midden in hun wereld te nestelen. Hij durfde erin mee te gaan dat kinderen kunnen genieten van griezelige, vieze dingen, dat ze schaamteloos schateren om politiek incorrecte humor. Bij de beschrijving van moddervette personages die in chocoladefonteinen plonsen (Sjakie en de Chocoladefabriek) of spuuglelijke volwassen met kromme neuzen en dikke wratten, spat het plezier van de pagina’s.

De Britse schrijver vond ook veel genot in shockeren, zowel in zijn eigen leven als binnen de verhalen. Al op achtjarige leeftijd werd hij op het matje geroepen omdat hij samen met vier vrienden een dode muis in de snoeppot van de lokale snoepwinkel hadden gestopt. “Het Grote Muis Plot van 1924”, noemde de jongens het onderling. Zijn jeugd, en eigenlijk zijn hele leven, zou een onuitputtelijke bron blijken voor zijn verhalen. Zijn eigen avonturen beschreef hij in het autobiografische  Boy en Solo. De Cadbury chocoladefabriek vlakbij zijn kostschool diende als inspiratie voor Sjakie.

Assertieve powerchick

Maar zijn voorliefde voor schokeren ging verder dan kinderen laten lachen om muizen tussen de snoepjes. Dahl nam graag bekende liedjes en sprookjes en gaf er een humoristische, onverwachte draai aan. Roodkapje verandert onder zijn pen gemakkelijk van een timide, kleurloos meisje in een assertieve powerchick. Wanneer ze oog en oog staat met de wolf:

“’t Kind lacht en trekt in een wipje

een revolver uit haar slipje,

Ze richt hem op het grote beest

en beng, beng… die is er geweest”

Lezen moet leuk zijn, vindt Dahl. Een avontuur, niet een verplichting opgelegd door vervelende leraren of strenge ouders. De leergierige en fantasierijke Matilda uit het gelijknamige boek is hierin een ideaal voorbeeld van hoe hij kinderen graag zag. Geen geestdodende televisie, maar boeken als verrijking van en ontsnapping aan de werkelijkheid. Daarom vertelde hij zijn verhalen ook het liefst vanuit het perspectief van een kind.

Echte obstakels vragen om echte helden

Ondanks al het plezier, is Dahl ook eerlijk en oprecht wanneer het aankomt op de hardere kant van de realiteit. Onder het magische sausje verschuilen zich verhalen over eenzame kinderen die omringd worden door verwaarlozende ouders, strenge weeshuizen honger en armoede. Fantasie en magie (het laten vliegen van voorwerpen met je ogen! Omarmd worden door een excentrieke chocoladefabrikant!) fungeren als middel tegen als ontsnapping aan de obstakels die de Matildas, Sjakies, Sofies en Daantjes tegenkomen.

Maar naast de afzichtelijke slechteriken van Dahl, staat net zo goed een prachtige reeks zachtaardige, realistische helden, die met net zo veel plezier door Dahl zijn vormgegeven. De vriendelijke oma uit De Heksen (gebaseerd op zijn eigen moeder), de reddende Juf Engel uit Matilda en de handige vader van Daantje uit Daantje de wereldkampioen zijn hier slechts een paar voorbeelden van. Dahl is een meester in het schetsen van contrasten tussen volwassenen en kinderen, maar deze personages zijn juist weer stuk voor stuk bronnen van troost.

Deze troost daalde niet alleen neer op zijn personages en lezers, maar wellicht ook op Dahl zelf. Het leven van de schrijver was minstens net zo turbulent en ontsnappingswaardig als al zijn boeken bij elkaar. Op vierjarige leeftijd verloor Dahl zijn vader en zus. Later kwam hier een dochter van hemzelf bij, had zijn vrouw op jonge leeftijd een beroerte en zijn zoon een ernstig auto-ongeluk. Wellicht gaven de dappere kinderen, tovenaars en Willie Wonkas die hij creëerde hem ook daadwerkelijk het gevoel dat hij het verloop van het leven in handen had.

Verlangen, hebzucht en wraak

Het oeuvre van Dahl stopt echter niet bij zijn kinderboeken. Ook met zijn korte verhalen voor volwassenen, er verschenen er meer dan zestig in totaal, wist hij verschillende prijzen in de wacht te slepen. De bombastische humor maakt hierin plaats voor cynische, duistere verhalen. De onverwachte plotwendingen blijven, maar nu vooral om het thrillergevoel door de pagina’s te doen gieren. Hier zijn de belangrijkste thema’s verlangen, hebzucht en wraak. Juist het feit dat hij tot dit en tot juf Engel in staat is, maakt de rilling die over de rug loopt bij het lezen van deze verhalen heftiger.

De nalatenschap van Dahl vertaalt zich niet alleen in het continue succes van zijn boeken, inmiddels zijn er meer dan 100 miljoen exemplaren verkocht in bijna 50 talen, maar ook in de vele films, biografieën en toneelstukken die daar weer uit zijn gegroeid. De man zelf wordt door velen nog steeds als ongrijpbaar gezien. De veelgeprezen biografie van Jeremy Treglown laat zien dat Dahl wellicht net zoveel kanten had als er mensen waren die hem ooit beschreven. Uiteindelijk is de vraag misschien wel welke wereld fantasierijker was, die op papier of zijn eigen leven.

Eind oktober verschijnen drie titels uit zijn oeuvre in een nieuw jasje. In samenwerking met uitgeverij de Fontein geeft 8WEEKLY in totaal drie exemplaren weg. Laat ons weten wat jouw favoriet is en maak kans op een van de titels! Meedoen kan tot 22 oktober 2015. Bekijk de prijsvraag hier.

prijsvraag Roald Dahl

Boeken / Non-fictie

‘Voilà un homme’

recensie: Rüdiger Safranski - Goethe. Kunstwerk van het leven

‘Voilà un homme’, zo werd Goethe in 1808 door Napoleon ontvangen. Of het de werkelijke woorden zijn, valt niet meer te achterhalen, maar de strekking is veelzeggend: de Grote Keizer herkende een man van statuur. Een man die op en top mens was.

Dat is wat Rüdiger Safranski zich ten doel heeft gesteld met Goethe. Kunstwerk van het leven: het nauwgezet schrijven van de biografie van Johan Wolfgang von Goethe (1749-1832) om daarmee te verbeelden hoe der Mensch Goethe in het leven stond. Naast de tientallen meters boeken die al over de grote Duitse dichter zijn gepubliceerd, is dit kunststukje van Safranski een ware openbaring. Op een luchtige, zeer leesbare manier brengt hij de levensgeschiedenis van Goethe in beeld, gekoppeld aan fragmenten uit brieven, dagboeken, gedichten en proza uit diens omvangrijke oeuvre. Zo weet Safranski nog stelliger een complete Goethe neer te zetten, waarbij vele aannames gestaafd worden door originele teksten en talrijke gaten op overtuigende wijze gevuld worden.

Sterrenstatus

Eerst de bekende aanloop: Goethe wordt geboren in Frankfurt, groeit op in de gegoede middenklasse en begint, in de voetsporen van zijn vader, een rechtenstudie in Leipzig. Dat gaat niet al te best, mede door een onstuimige kalverliefde en verkeerde vrienden. Na een kort oponthoud vervolgt hij zijn studie in Straatsburg, waar hij met moeite promoveert, en terechtkomt in Wetzlar als assistent bij de rechtbank. In deze periode wordt de basis gelegd voor zijn brievenroman Die Leiden des jungen Werthers, die te maken heeft met een liefdesgeschiedenis maar ook met de zelfmoord van een goede vriend.

Safranski vergelijkt in zijn meeslepende beschouwing de Werther met Don Quichot, de klassieke roman over de macht van de literatuur. De persoon Werther is een romanfiguur en tegelijk een karakter dat door de literatuur is gevormd. Ook relativeert Safranski de in Goethes tijd ontstane geruchten dat de roman tot vele nabootsende zelfmoorden zou hebben geleid. Het hoorde allemaal bij de enorme hype die het boek veroorzaakte en die de schrijver in één klap een internationale sterrenstatus bezorgde.

Totalkünstler

Schrijver/kunstenaar Douglas Coupland (2015)

Schrijver/kunstenaar Douglas Coupland (2015)

Deze bekendheid markeert voor Goethe ‘het begin van de rest van zijn leven’. Hij wordt opgemerkt door de hertog van Weimar en sluit zich aan bij diens entourage. Het kleine hertogdom – en de jonge, enthousiaste hertog – bieden hem veel mogelijkheden zich te ontwikkelen op allerlei gebieden. In de jaren die volgen wordt pas goed zichtbaar waar de Totalkünstler Goethe toe in staat is: hij schrijft proza, poëzie en dramastukken en ontfermt zich over het hoftheater, hij legt zich toe op de anatomie, mineralogie, astronomie, plantkunde en kleurenleer. Na zijn benoeming tot Geheimrat krijgt Goethe – niet tot zijn vreugde – steeds meer bestuurlijke functies in het hertogdom en is hij verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de mijnbouw in Weimar.

De mens Goethe wordt in Goethe. Kunstwerk van het leven op een uitzonderlijke wijze gepresenteerd. Het is vooral de gepassioneerde eigenzinnigheid waarmee de dichter zijn levensweg weet te bekleden. Met een zekere afstandelijke ijdelheid omgeeft hij zijn positie, maar opvallend is hoe hij op vrijwel alle onderdelen van zijn leven en werk een eigen koers vaart. Al op jonge leeftijd is hij onderzoekend en kritisch over zijn van oudsher meegekregen geloofservaring. Het hele godsbeeld in de christelijke leer is voor hem een sprookjesverhaal dat haaks staat op zijn vaste overtuiging dat de mens én de natuur gezamenlijk dat allesbepalende beeld vormen. De stukgelezen werken van Spinoza vormen in die tijd de basis van zijn denken.

Zelfverworven vrijheid

Op een prachtige manier beschrijft Safranski hoe Goethe, die de wereld aan zijn voeten heeft liggen, zich nestelt in het onaanzienlijke staatje Saksen-Weimar-Eisenach. De wens om zo onzichtbaar mogelijk zijn eigen gedachten vorm te geven, kan hij hier in betrekkelijke rust ten uitvoer brengen. Reizen naar Zwitserland en Italië zijn voldoende om zijn gerichte nieuwsgierigheid te bevredigen en om zich op te laden voor weer een nieuw tijdperk van creatie en onderzoek.

Met dezelfde hartstocht begeeft hij zich op het liefdespad. Door de fragmenten die hij aanhaalt, weet Safranski een mooie verbinding te leggen tussen de vele affaires en verliefdheden die Goethe in zijn leven heeft meegemaakt. Van opgroeiende jongeling tot hoogbejaarde grijsaard: er is altijd een vrouw in beeld die zijn passie aanzwengelt. Het is juist deze menselijkheid, waardoor de omvang van Goethes importantie met een bijzondere uitstraling wordt omgeven, die door Safranski op een indrukwekkende manier naar boven wordt gehaald.

Beschouwd als misschien wel de laatste homo universalis – zoals Napoleon al wist – laat Goethe bij zijn dood een enorme hoeveelheid tekst achter. Alle studies, onderzoeken, ontdekkingen, proza en poëzie zijn volgens Safranski ontstaan omdat Goethe ‘zijn zelfverworven vrijheid creatief heeft gebruikt’. Dat wordt in dit prachtige boek bevestigt met de slotzin: ‘Hij toont hoever je kunt komen als je het als levenstaak opvat diegene te worden die je bent’.