Anna Enquist leest op 28 oktober 2015 in de Amstelkerk in Amsterdam voor uit haar werk Kwartet.
Boeken / Reportage
special: Anna Enquist en (Dudok) Kwartet live
Anna Enquist leest op 28 oktober 2015 in de Amstelkerk in Amsterdam voor uit haar werk Kwartet.

Hoe verstaan woord en muziek elkaar?

De behoorlijk gevulde Amstelkerk ziet Anna Enquist met de Dudok Kwartet-leden op het podium verschijnen. De schrijfster van de roman Kwartet legt uit dat om beurten het kwartet speelt en zijzelf samenhangende fragmenten uit de roman zal voorlezen. Zo gezegd, zo gedaan.

Psychoanalytica Anna Enquist verenigt in zich de woord- en toonkunstenaar (cello, piano). Muziek speelt een niet onbelangrijke rol in haar roman en omgekeerd bedeelt ze het woord een belangrijke rol toe aan de muziek. Op het podium speelt het kwartet en doet Enquist het woord. Enige spanning tussen beide polen zou het oogmerk moeten zijn. Waarom anders bijeengekomen?

Ervan afgezien dat zo’n opzet van anderhalf uur sowieso aan de lange kant is, raakt de concentratie van het publiek gaandeweg de avond versnipperd en verstrooid. De gekozen romanfragmenten vereisen voorkennis van de hele plot, zijn nogal plat verhalend van aard en missen daardoor een direct muzikaal verband. De gekozen muziekfragmenten zijn (grotendeels bekend in het gehoor liggende) delen uit kwartetten van Mozart, Schubert, Ligeti en anderen. De fragmenten van zowel de strijkers als de stem beginnen in feite lukraak en eindigen plompverloren, doordat ze de bedding van een geheel missen. Er zijn geen grote lijnen met daarin de door de componist beoogde spanningsbogen. Zo krijgt de avond enigszins een Radio 4-gehalte: te veel gebabbel van een BN’er en te weinig een integrale klankwereld.

Anna Enquist en het Dudok Kwartet op 28 oktober 2015 in de Amsterdamse Amstelkerk.Parallellie

Er zou aanmerkelijk meer parallellie zijn tussen muziek en poëzie dan tussen muziek en proza. Vandaar natuurlijk de grote genres van missen, opera’s en liedkunst. De dichters van de Vijftigers droegen weleer hun gedichten voor in ongetwijfeld uitgerookte zaaltjes, in afwisseling met live gespeelde jazzmuziek. Dat werkte uitstekend en zou ook beslist voor herhaling vatbaar zijn, al hebben we nu het genre van de rap. Poëzie vertoont bijna altijd min of meer muzikale trekken en muziek, ook zonder programmatisch te zijn, roept vaak het verlangen op om woorden te verbinden aan de losgemaakte emoties. Muziek is zogenaamd Lied ohne Worte, want die Worte gaan er vaak goed mee samen, kun je er als het ware bíj denken. Maar muziek en proza is een probleem.

Schrijven óver zoiets abstracts als muziek, afgezien van de strikt musicologische benadering, loopt meestal uit op subjectieve en vaak vreselijk wollige formuleringen, met name in concertrecensies. Wat het Dudok Kwartet betreft kan dan ook worden volstaan met de aantekening dat het geen uitgesproken voorkeur heeft voor trage tempi, streeft naar een hoge graad van helderheid, zowel in klank als opbouw, en de onderscheiden stemmen zo veel als mogelijk tot hun recht laat komen. Mooi is dat begonnen en geëindigd wordt met Bachs Die Kunst der Fuge, waaraan hij niet de laatste hand heeft kunnen leggen.

Omwille van de toenadering van muziek en woord had de dichteres die Anna Enquist ook is, beter ‘Strijkkwartet’ uit haar bundel Soldatenliederen kunnen voordragen: ‘Tegen de gouden instrumenten vouwt/ zich het avondlicht (…). Mozart als chirurgijn/ staat op en plaatst het mes. Snijdt/ de perfecte lijn.’ Dat was wat er in de Amstelkerk te zien en te horen was.

 

Gezien op 28 oktober 2015 in de Amstelkerk in Amsterdam.

Boeken / Fictie

Een ideeënroman

recensie: Meelis Friedenthal (vert. Frans van Nes) - De Bijen

Zoals de tijden veranderen, verandert onze kennis. Ideeën die vroeger gangbaar waren, zijn dat nu niet meer. Het merendeel van de middeleeuwse geneeskunde heet nu kwakzalverij te zijn. Behalve in Meelis Friedenthals De Bijen, daarin wordt de middeleeuwse geneeskunde zeer serieus genomen.

Al op de eerste pagina van deze roman, waarmee Friedenthal in 2013 de Estische winnaar van de Literatuurprijs van de Europese Unie was, is sprake van zwart gal dat zich heeft opgehoopt in hoofdpersonage Laurentius Hylas. Deze student is ‘uit vrije wil’ naar Estland gereisd, om in Tartu te studeren. Bij aankomst in een troosteloze haven hangen zeilen als zielloze lappen aan hun masten.

Het mag duidelijk zijn: De Bijen gaat over de ziel, specifiek over Laurentius’ zielenheil. Hij lijdt aan melancholie (zwaarmoedigheid) en zoekt daarvoor een oplossing. Helemaal duidelijk wordt het niet uit het verhaal, maar volgens de achterflap keert Laurentius met zijn aankomst in Estland terug naar zijn geboorteland. Hij heeft medicijnen gestudeerd in Leiden, in het verre Nederland, dan – rond 1690 – een bakermat van vooruitgang en progressieve wetenschap.

Ziek en zwak

Tot de middelen waarmee Laurentius zijn kwaal hoopt te bestrijden behoren een aderlating en een tinctuur van wilgenschors; stuk voor stuk ‘oplossingen’ die de hedendaagse lezer erger zullen lijken dan de kwaal. Ze werken dan ook niet, maken hem integendeel juist alleen maar zieker. Bij de aderlating verliest Laurentius zoveel bloed, dat hij bijna het loodje legt. Te midden van deze zwakte vat hij in het regenachtige Tartu ook nog eens kou.

De Bijen is duidelijk een ideeënroman, waarin Friedenthal het idee van de ziel onderzoekt. Laurentius houdt zich hiermee bezig, volgt aan de universiteit cursussen die verschillende denkrichtingen uiteenzetten. Daarnaast is er nog een vage subplot, waarin Laurentius door de bewoners van het als achterlijk neergezette Tartu voor de duivel wordt in menselijke vorm aangezien.

Het komt er niet uit

Overtuigen doet het allemaal niet. Het is mij onduidelijk wat de gedachte achter deze roman is, daarvoor geeft Friedenthal te weinig voorzetten. Moeten we deze laat-zeventiende-eeuwse gedachten over de ziel en melancholie serieus nemen, of is er hier sprake van superieure ironie? Of is De Bijen een pastiche op onze voorouders – maar op welke manier is dat dan nieuw? Door welke wetten wordt deze fictionele wereld geregeerd? Af en toe wordt er gehint op een bovennatuurlijke dimensie, onder meer door een wel-of-niet-, mogelijk-bestaand dienstmeisje bij de familie waar Laurentius onderdak vindt. Maar dit wordt dan weer niet constant volgehouden.

Daarmee blijft de lezer onbevredigd achter. Meelis Friedenthal lijkt in De Bijen iets te willen doen dat er niet uitkomt – misschien is het te diep verborgen, misschien is gewoon onduidelijk. (Veelzeggend, misschien, dat een juryrapport van de Europese Unie Literatuurprijs nergens te vinden is.) Zijn goede pen kan deze mislukte ideeënroman niet redden.

The Generating Company - No Sweat
Theater / Voorstelling

No Sweat is vrouwelijk, vrouwelijker, vrouwelijkst

recensie: The Generating Company - No Sweat
The Generating Company - No Sweat

Metershoog boven de speelvloer wordt de voorstelling No Sweat van The Generating Company geopend. Acht vrouwelijke acrobates hangen aan het truswerk om zich vervolgens een voor een in het luchtledige te laten vallen. Het publiek slaakt een kreet en merkt dan dat de acrobaten in een gordel met bungee-elastieken hangen en terug naar boven stuiteren. Het publiek zit op het puntje van haar stoel en komt hier gedurende de hele voorstelling niet meer vanaf.

Na de energetische openingsscène worden de internationale acrobates met behulp van een voice-over voorgesteld. De verbondenheid tussen de voorstelling en het Nijmeegse publiek groeit onmiddellijk nadat duidelijk wordt dat onder de acrobaten een stadsgenoot is. Als enige Nederlander van de cast spreekt ze halverwege de voorstelling het publiek aan in een monoloog over de bij haar ontbrekende grote borsten waar het publiek voor gekomen zou zijn. De verwarring is voelbaar: enerzijds is het een 180-gradenomkering van de rest van de voorstelling, anderzijds wordt het publiek aangesproken op iets ongemakkelijks waar ze helemaal niet mee bezig zijn. Wanneer de acrobate aan het eind van haar monoloog vraagt of het uitmaakt dat ze plat is, blijft het stil in het publiek. Bij herhaaldelijk vragen klinkt er uiteindelijk een wat onzeker ‘nee’. Hoe anders is de reactie van het enige jonge meisje in het publiek bij de vraag van een van de acrobates of het november is. De ‘ja’ van het meisje is heerlijk, des te meer omdat de vraag niet aan het publiek gericht was. Kinderlijke onschuld in een minder onschuldige voorstelling.

Liefde, werk, bar en respect

No Sweat draait om het leven van de vrouw en wordt in een vierluik gepresenteerd: liefde, werk, bar en respect. In een humoristische maar ook ietwat tragische setting tonen de acrobates dat ze zichzelf met alle liefde opofferen om toch het huis weer schoon te krijgen. In de lieflijke roze outfits gaat het doen van het huishouden gepaard met de nodige valpartijen en verstrikkingen in het snoer van het strijkijzer. Op het werk gaat het er vervolgens fordistisch aan toe: de acrobaten voeren als een automatische machine verschillende handelingen uit om bij te dragen aan de financiën. In de bar mag het allemaal wat losbandiger. Bij het vallen van de nacht wordt de zwarte werkkleding verruild voor sensuele rode jurkjes met pumps. Er wordt gezwijmeld over mannen, geplaybackt in de bar en gedronken op het leven. Erg knap is de acrobatiek die volgt wanneer de bar gesloten wordt en de beschonken barhangers in stijl de avond afsluiten.
Sensuele jurkjes en beschonken toestanden of niet, respect voor de vrouw staat hoog in het vaandel. Bij het begin van deze scène hebben alle acrobates een andere vorm van plastische chirurgie ondergaan. Dikke billen, vollere lippen en opgepompte spierballen worden overdreven neergezet in de vorm van kussens en spenen. Aan het eind van de scène worden ze rigoureus verwijderd: wees blij met jezelf, we zijn goed genoeg zoals we zijn.

Uitblinkers in luchtwerk

Het internationale gezelschap blinkt uit in luchtacrobatiek. Met behulp van touwen, doeken, lussen, elastieken en trapezes worden in verschillende formaties de meest poëtische plaatjes gecreëerd. De acrobate in de doeken slaagt erin de normaliter trage doekenact om te toveren tot een act met een onuitputtelijke energie. Haar armen en benen zwaaien alle kanten op en vinden het ene mooi plaatje naar de ander. Er wordt niet slechts functioneel bewogen: de acrobate maakt vele bewegingen meer dan dat het leggen van de juiste knop van haar vereist. Dit maakt deze act verrassend interessant om naar te kijken. Andere technische hoogstandjes zijn het duo trapezewerk en de handstandacrobate op de eettafel. Minder hoogstaand is de act in het cyr wheel. Voor het tempo van de voorstelling voegt deze act weinig toe.

Krachtig geheel

Circus, dans, theater en muziek vormen een eenheid bij No Sweat. Waar de sfeer van de muziek normaliter goed aansluit bij een circus- of dansvoorstelling door gebruik te maken van zelf gecomponeerde of onbekende muziek, is het The Generating Company gelukt gebruik te maken van veel bekende muziek waarbij zelfs grote delen van de songtekst passend bij de voorstelling zijn. De up-tempo muziekkeuze en daarmee de gehele voorstelling vergen conditioneel veel van de acrobaten. Het is flink werken, maar de acrobaten pakken het leven met twee handen aan en laten het lijken alsof het niets is: geen zweet bij No Sweat.

Boeken / Non-fictie

Lichte biografie van partijboegbeeld

recensie: Alies Pegtel - Haya van Someren-Downer. Liberaal activiste

Haya van Someren-Downer. Een naam die weinigen iets zal zeggen. Wie was deze vrouw, naar wie de ontvangstzaal van het Tweede-Kamergebouw is vernoemd? Wier naam aan het scholingsinstituut van haar partij, de VVD, verbonden is? Die, bovendien, Hans Wiegel de politiek in heeft gekregen? Alies Pegtel zocht naar antwoorden.

En antwoorden heeft ze gevonden. Dat niet iedereen dat leuk vindt, bleek enkele maanden terug, toen er commotie ontstond rondom waarschijnlijk het schokkendste feit uit Haya van Someren-Downer. Haya’s ouders en broers waren gedurende de Tweede Wereldoorlog namelijk enkele jaren lid van de NSB. Waarschijnlijk kwam dat niet voort uit ideologische, maar opportunistische redenen – vader George John Downer probeerde zijn tabaksonderneming en zijn Joodse contacten te beschermen. Zij waren dus passieve leden; alleen broer Edward leek het nationaalsocialisme serieus te omarmen. Maar in de naoorlogse chaos viel zowel dat als het tegenovergestelde niet meer te bewijzen; alle vier werden veroordeeld voor hun lidmaatschap. Dat de VVD anno 2015 dit geen fijne informatie vindt over één van hun meest prominente politici, valt te begrijpen.

Haya zelf heeft zich naar alle waarschijnlijk niet aangesloten bij de NSB, noch bij andere aan de nazi’s verbonden organisaties. Zij is dan ook nooit veroordeeld. Toch zijn haar leven en carrière voor een groot deel overschaduwd geweest door de handelingen van haar familie. Na 1945 was ook Haya ‘besmet’: zo af en toe sneerden politieke tegenstanders dat zij uit een NSB-familie kwam. Na haar dood in 1980 is deze geschiedenis in de vergetelheid geraakt, net als Haya zelf. En dat laatste is gek, want Haya van Someren heeft een belangrijke rol gespeeld in de Nederlandse politieke geschiedenis: zonder al te veel moeite kun je haar in een web plaatsen waarin ook Jo Cals, Marga Klompé en Hans Wiegel in voorkomen.

Tragiek

Eerder al schreef huidig burgemeester van Utrecht Jan van Zanen een boekje over Haya van Someren. Nieuw in Pegtels biografie is de these dat het NSB-verleden van Haya’s familie haar hele verdere (politieke) leven heeft bepaald: ze maakte de overstap van de Gemeentelijke Universiteit (nu de UvA) naar de Vrije Universiteit vanwege het zwart-witklimaat op de eerste, waarin zij automatisch aan de verkeerde kant stond; ze werd lid bij de VVD omdat ze in de Tweede Wereldoorlog had gezien waar onderdrukking toe leidt, en in het liberalisme daar het beste bestrijdingsmiddel in zag; en als mensen haar wilden raken, hoefden ze die oude wond maar te kietelen of ze hadden al succes.

Deze tragiek, van vooruit willen gaan in het leven, maar telkens terug worden getrokken door het verleden, toont Pegtel overtuigend aan. Extra tragisch was Haya’s beslissing om na de oorlog voor De Telegraaf te gaan werken, een krant die in die tijd vaak fascistisch werd genoemd. In zekere zin kon dat niet anders: in het sterk verzuilde Nederland kon je als liberaal niet zomaar bij elke krant aan de slag.

Maar daarna dienen er zich enkele problemen aan. Haya van Someren-Downer is, meldt Pegtel in het voorwoord, in korte tijd geschreven – en helaas wreekt zich dat op de tekst. Ten eerste is het boek slordig geredigeerd, alsof de hele productie gehaast was. Vaak lijkt Pegtel zich daarnaast door een vooraf bepaalde opzet te werken, zonder dat naar de leesbaarheid van het verhaal wordt gekeken. Dit leidt af en toe tot een willekeurige (en daarin soms pijnlijk, cru), niet uitgewerkte opsomming:

Op 14 februari 1963 stierf Haya’s vader George John Downer. Niet lang daarna presenteerde het kabinet-De Quay een omroepnota met daarin een voorstel voor de invoering van een tweede commercieel televisienet. In Elseviers Weekblad schreef de dertigjarige redacteur Ferry Hoogendijk, zelf gelieerd aan de VVD, jubelend over Haya’s Kameroptreden.

Frustrerend

Op zulk soort momenten wil je meer weten over, in dit geval, de dood van Haya’s vader. Het gebeurt vaker, te vaak helaas, dat elementen uit Haya’s leven onduidelijk blijven, ondergeschikt aan een politiek verhaal. Dit is frustrerend. Haya’s leven en idealen zijn het waard beschreven en herinnerd te worden: zij was zowel binnen de VVD belangrijk, als binnen de Nederlandse maatschappij. Haya van Someren-Downer is daarvoor niet het juiste boek.

Werkman The Next Call
Kunst / Expo binnenland

Een andere Werkman, die een nuttige toevoeging vormt

recensie: The Next Call. H. N. Werkman en de internationale avant-garde
Werkman The Next Call

In een gebouw dat een Escher-tekening als blauwdruk gebruikt lijkt te hebben opent het verhuisde grafisch museum in Groningen (GRID) met een bescheiden, maar nuttige toevoeging aan het Werkmanjaar: een tentoongesteld overzicht van zijn pamflettenreeks.

GRID; Grafusch Museum Groningen

GRID; Grafisch Museum Groningen

Is het GRID een museum? Die vraag ligt misschien niet voor de hand, maar het is geen vreemde mijmering als je door het gebouw dwaalt. Een medewerker legt een kind uit hoe een oude grafische machine werkt en moedigt haar aan zelf een druksel te maken. Ze aarzelt, maar werkt aangemoedigd zorgvuldig met roller en inkt aan haar Snuf de Hond. Overal in het gebouw is het geluid van bezigheden, van bezoekers die aan het werk worden gezet. Hier is de geur van drukinkt niet decoratief.
Dit is een museum zonder depot, als een stoomtreinmuseum: de collectie bestaat uit machines en staat al volledig op zaal. De bezoeker mag, moet ze gebruiken zelfs. Via een roterende trap, als in een kerktoren, komt de bezoeker op de bovenste verdieping. Daar staat verticaal aan de muur: The Next Call, H. N. Werkman en de internationale avant-garde. Een bordje naast nog een trap omhoog verwijst naar het ‘Werkman atelier’ en ‘Workshop’, een plateautje hoger, van waaruit bedrijvigheid klinkt die de serene tentoonstellingsruimte eronder overstemt.

H.N. Werkman, The Next Call 2, 1923

H.N. Werkman, The Next Call 2, 1923

Groningen Berlijn Moskou Parijs

Op het roze pamflet dat op posterformaat de tentoonstelling opent, staat bovenaan: Groningen Berlijn Moskou Parijs 1923. Het lijkt bijna ironisch, hoe Werkman Groningen tussen de andere steden zet. Na de poster komt de bezoeker bij een lange vitrinekast terecht die de hoofdmoot van de tentoonstelling vormt: de hele negentallige reeks van Werkmans ‘pamfletachtige geschrift’ The Next Call ligt er uitgestald.
Een minpuntje aan deze tentoonstelling zou kunnen zijn dat er veel minder ‘levensmateriaal’ beschikbaar was. Tenslotte – als de grote overzichtstentoonstelling in het Groninger Museum het materiaal gebruikte van de Stichting H N Werkman, wat was er dan nog over en wat valt er dus verder nog te vertellen? De oplossing lijkt te zijn geweest een aanvulling te geven vanuit de eigen expertise- de praktische kennis van het drukken, in combinatie met het nemen van ruimte voor het op een rijtje leggen van de negen pamfletten die Werkman destijds heeft uitgegeven. Ze worden in de bijbehorende vitrineteksten minutieus met elkaar vergeleken. Hier worden niet de vragen gesteld wie Werkman was en wat hij wilde, maar wordt vooral gewoon gekeken naar het werk. Het wordt met elkaar vergeleken en zo uitgelegd, naar aanleiding van vragen als: Hoe deed hij dat, hoe drukte hij het, wanneer, waarop, met welke techniek?

H.N. Werkman, The Next Call 9, 1926

H.N. Werkman, The Next Call 9, 1926

Gelatenheid en verslagenheid

De pamflettenreeks leverde Werkman niet de internationale erkenning die hij had gehoopt, maar Hendrik Werkman is een man die in Groningen gelukkig al wordt geëerd om het Proberen. Deze tentoonstelling, met zijn open inzage in de poging tot een internationale doorbraak, draagt daar wel degelijk een steentje aan bij. Er is geluid, video, vitrines, maar vooral geur. Gelatenheid en verslagenheid is wat in de teksten van The Next Call naar voren komt, en zo kan de toon van de tentoonstelling ook samengevat worden. Die gelaten stem, die vanuit de pamfletten uit Werkman zelf lijkt te komen, is interessant, want heel anders dan de glamoureuze toon die uit de tentoonstelling in het Groninger Museum naar voren komt. Kijk en vergelijk, is dus een idee: het Groninger Museum vertelt over het leven van Werkman, het Grafisch Museum laat ons stap voor stap zien wat hij misschien zelf wilde vertellen.

nootmuskaat
Boeken / Fictie

Nonsens van goeie ouwe Toon

recensie: Toon Hermans - De nootmuskaatkolonel
nootmuskaat

Een grotere clown dan Toon Hermans heeft ons landje niet gekend. Waarschijnlijk was hij van wereldformaat. Onder de titel De nootmuskaatkolonel (nonsensico theatrale) zijn nu niet eerder gepubliceerde nonsensteksten en koldertekeningen van de grootmeester in druk verschenen. Die pastel ingekleurde koldertekeningen mogen er wezen, maar genoeg is dat niet.

Als podiumartiest was Hermans onovertrefbaar, en in zijn voordeel werkte zeker de pretkop die hij van nature had. Maar ook blonk hij uit in woord, mimiek en timing, en voor evergreens draaide hij zijn hand niet om, al was het maar de carnavalshit ‘Mien waar is mijn feestneus’. Met het naderen van de ouderdom zakte het niveau van zijn onemanshows wel ietsje, wat ook Wim Kan overkwam.

Zelf beschouwde Hermans zich als een multitalent, want ook schilderde hij, maakte de speelfilm Moutarde van Sonaansee (die flopte) en bezondigde zich aan het schrijven van versjes, zoals hij die vals bescheiden noemde. Met zo’n versje kwam hij soms in zijn show als een verwaarloosbaar tussendoortje op de proppen, het publiek ervan verzekerend dat het heus niks voorstelde. Het lokte steevast een zaalvolle schaterlach of een walm van vertedering uit.

In De nootmuskaatkolonel krijgen we een dertigtal van die versjes voorgeschoteld. Het moet gezegd dat ze niet meevallen, en de vraag rijst of Hermans met publicatie ingestemd zou hebben. Zaten zijn nazaten in de Toon Hermans B.V. om een grijpstuivertje verlegen?

Schijn van leuk

De titel al, met zijn schijn van leuk, doet geforceerd aan, ook al wordt die naderhand ‘toegelicht’: ‘Nootmuskaatkolonel Frikandeau is van Franse komaf en Duitse komop.’ Ongeveer zo gaan de meeste versjes mank aan woordspelingen (‘show kolaadje’) en andere flauwigheid. Veel loos diepzinnigs is er ook, zoals ‘liefde is alles’, alsof we dat nog aldoor maar niet willen begrijpen. ‘Is de zandkorrel kleiner dan het strand?’ Ach ja.

Overdreven vernuftig wilde Toon ook graag wezen, meteen al in het voorwoord: ‘Liever geen voorwoord vanwege het procuburaal verpermanteerd globisme. (’s Zondags gesloten).’ Daarmee parodieerde hij het opgeblazen intellectualisme. Veel beter deed hij dat in zijn shows dan in het gruwzaam ineffectieve prozastukje ‘Intellectuweel’.

Hermans werd weleens al te zoetig en blijmoedig gevonden, voorbijgaand aan de mindere kanten des levens, zeker naarmate het keiharde en snelle cabaret zijn intrede begon te doen. Een vers eindigt zomaar met een in de context zinloos ‘blijmoedig aprilbriesje’. Humorloze weerzin blijkt opeens wel uit ‘de onstuitbare wauwelmuil/ van de Verenigde Naties/ die met hun internationale vuurbek/ kazernes opblazen en ballonnetjes’. Opmerkelijk is het vergoelijkende ‘Koekerellen’ over raamprostitutie.

Klankrijmachtig

Heel wat tekstjes zijn rijmloos en daardoor letterlijk en figuurlijk prozaïsch. Juist het rijm kan voor iets onverwachts of grappigs zorgen. Laten we daarom maar met respect voor de grote clown eindigen met het klankrijmachtige ‘balladoria’, waarmee Hermans voor een zaal nog wel een (wat gemakkelijk) succesje zou hebben geoogst:

Victoria, Victoria
ik fluister in jouw oria
ga er met mij vandoria
wat dacht je van Pretoria?

Victoria, Victoria
‘k roep van de hoogste toria
jij bent voor mij geboria
ik heb mijn hart verloria

Victoria, Victoria
van achteren en van voria
in ’t gras of in ’t koria
op straat of op kantoria

Victoria, Victoria
in zonneschijn of kou
kom schuil onder mijn regencape
en lees in elke lettergreep
hoeveel ik van je hou.

Maaike Ouboter - En Hoe Het Dan Ook Weer Dag Wordt
Muziek / Concert

Maaike Ouboter laveert tussen fantasie en werkelijkheid

recensie: Maaike Ouboter in de Oosterpoort, Groningen
Maaike Ouboter - En Hoe Het Dan Ook Weer Dag Wordt

Maaike Ouboter is meer dan het meisje met gitaar dat de jury van De Beste Singer-Songwriter aan het huilen kreeg met ‘Dat ik Je Mis’. In haar huidige theatershow, die rondom haar pas verschenen debuutalbum En hoe het dan ook weer dag wordt is opgebouwd, laat ze zien dat ze niet alleen tranentrekkers in huis heeft.

Het heeft twee jaar geduurd eer Maaikes debuutalbum verscheen. Er zijn inmiddels al twee seizoenen van De Beste Singer-Songwriter op de buis gekomen en toch leek Maaike geen haast te hebben. Dit siert haar eigenlijk alleen maar. Ze heeft zich niet gek laten maken door de commercie om zo snel mogelijk met een plaat op de proppen te komen, maar ze heeft met producer Joost Zweegers van Novastar aan een degelijk debuutalbum gewerkt. De recensies liegen er niet om, overal duiken beoordelingen van vier sterren op en de media zijn laaiend enthousiast. Wat kunnen we vanavond van haar eerste theatershow verwachten?

Ruimtevaarder

Het eerste wat opvalt vanavond, is dat Maaike met haar anekdotes veel geestiger uit de hoek kan komen dan je misschien zou verwachten, gezien haar melancholische nummers. In opzet kiest ze voor een echte theatervoorstelling met tussen de nummers door korte verhalen en gedichten. Met uitspraken als “Ik begin bij mijn jeugd, want daar is het voor mij ook begonnen” heeft ze de lachers op haar hand.

Ze geeft zelf toe nogal chaotisch te zijn, wat blijkt uit de soms wat onsamenhangende verhalen . Ze begint aan een nieuw verhaal voordat het vorige is afgerond, maar zodra een gitaar ter handen neemt, lijkt ze de focus en rust in haarzelf te hebben gevonden. Ze zingt alsof ze elk woord voelt en meent. Die overtuigingskracht en de dynamiek waarmee de nummers worden gebracht, geven je onmogelijk de kans om in te dutten in de rust die ze uitstraalt.

Een leidraad deze voorstelling vormt haar denkbeeldige vriendje dat vroeger in de wastafel van haar ouderlijk huis woonde. Na vele uren samen in de speeltuin te hebben doorgebracht, verdween haar verzonnen vriendje bij het ouder worden langzaam uit beeld. Pas jaren later met het horen van ‘Ruimtevaarder’ door Kommil Foo – dat gaat over een jongetje die in zijn fantasie een astronaut is – moet ze weer aan hem denken. Ze realiseert zich dat je in een lied elke fantasie werkelijkheid kunt laten worden en dit vormt haar inspiratiebron om zelf liedjes te schrijven. Haar eigen versie van ‘Ruimtevaarder’, waarbij ze voor het eerst deze avond achter de piano duikt, is betoverend mooi. Ze neemt een muisstille Oosterpoort aan haar hand mee op een gezamenlijke ruimtereis naar planeet Maaike. “Als kind was ik al goed in het door mekaar laten lopen van fantasie en werkelijkheid,” beaamt Maaike, en dat is ze gezien haar dromerig poëtische teksten nog steeds.

Lijmen

Met gitarist Bernard Gepken heeft Maaike precies de troef in handen die ze deze voorstelling nodig heeft. Hij weet bij elk nummer precies de details aan te brengen die een nummer smaakvol een aantrekkelijk maken, of het nu om de fijne arpeggio’s (akkoord waarvan de tonen niet tegelijk maar na elkaar worden gespeeld) in ‘Wat als we later’ of de speelse solo in ’23 april’ gaat. Absoluut een van de hoogtepunten is het moment waarop Maaike achter de piano plaatsneemt en haar nieuwste single ‘Lijmen’ ten gehore brengt. In een show zonder opsmuk zoals deze, is de overstap naar piano een welkome afwisseling. De klankleur van Maaikes kraakheldere stem past uitstekend bij de piano in dit gevoelige nummer. Met name de breekbare laatste zin van het refrein zingt ze rechtstreeks je hart binnen: “Wil je me lijmen als ik breek?”

De pauze haalt de spanningsboog enigszins uit de voorstelling. Om de tijd te doden speelt men maar wat met zijn smartphone of steekt een afleidend verhaal af tegen zijn of haar buurman. Desalniettemin pakt Maaike na de pauze snel de draad weer op. Ze weet nog niet wie ze zelf is, maar liedjesschrijven blijft ze voorlopig in ieder geval doen, deelt ze ons mee. Een enthousiast applaus van het publiek volgt. Als Maaike het getokkel van het onvermijdelijke ‘Dat ik je mis’ inzet, droomt eenieder weg alsof hij het voor het eerst hoort.

Maaike heeft vanavond in Groningen laten zien dat ze in het theater helemaal op haar plek is. Naast haar gevoelige luisterliedjes weet ze het publiek met haar geestige anekdotes goed te bespelen. Je gaat met een glimlach naar huis.

Theater / Voorstelling

Een schizofreen feest der herkenning: 15 jaar werk van Ann van den Broek

recensie: WArd/waRD - Pushing the Wheel

Ann van den Broek maakt 15 jaar choreografieën en dat viert ze met een minifestival in de Rotterdamse Schouwburg, waarbij verschillende werken van haar groep WArd/waRD te zien zijn. Onderdeel van dit programma is de première van Pushing the wheel, waarin ze terugkijkt op haar werk tot nu toe.

Het beginbeeld is wat normaal gesproken plaatsvindt voordat het doek opengaat: al het werklicht is aan en de dansers, muzikant, cameraman en Ann leggen alle rekwisieten op de juiste plaats. Op het podium verschijnen twee geluidsmatten, acht kledingrekken met kleding en veel schoenen. Wie eerder werk van Ann heeft gezien, herkent gelijk de verdeling: elk kledingrek staat voor één productie, zoals het rek met de rode en witte kleding van The Red Piece uit 2013.

photo_by_maarten_vanden_abeele-19Feest der herkenning

Hier begint het feest van herkenning van het oeuvre van Ann van den Broek, waar Pushing the Wheel om draait. Ook in de opvolgende scènes worden kleding, frases en opvallende beelden uit haar afgelopen choreografieën afwisselend getoond. Hiervoor gebruikt ze verschillende vormen op een magnifieke manier, zoals we ook eerder gezien hebben in The Black Piece uit 2014: live dans, live beeld via de cameraman, vooraf opgenomen beeld en het spel met licht en donker.  Er gebeurt veel tegelijkertijd, maar door bijvoorbeeld het licht van haar zaklampje of de beelden van de camera geeft ze je houvast waar je moet kijken.

Multimedia en soundscape zorgen voor spannende sfeer

Deze goede combinatie van live en niet live maakt dat je op het randje van je stoel zit en dat je wordt gedwongen om te multitasken tussen alles wat er te zien en te horen is. Bijvoorbeeld hoe de cameraman precies langs dezelfde kledingrekken loopt zoals in het voor opgenomen beeld: je ziet hem lopen, maar je ziet niet op het podium wat op het opgenomen beeld toont. Hierdoor is de connectie tussen het beeld en wat er live op het podium gebeurt sterk en blijft het interessant. De combinatie van live en niet live komt ook terug in de muziek. De rode draad door het werk is het nummer Jubilee street van Nick Cave and the Bad Seeds. Dit nummer wordt aangevuld door Nicolas Rombouts achter een mixtafel en het ritme van de bewegingen die de dansers maken op de geluidsmat. Deze soundscape past goed bij de spannende en donkere sfeer van de Pushing the wheel.

photo_by_maarten_vanden_abeele-37Schizofrene trip

Hoewel de samenwerking tussen de media erg krachtig en overtuigend is, ontbreekt in de eerste helft van het werk wat afwisseling in de energie van de dansers. We zijn lange spanningsbogen gewend in het werk van Ann, maar als je niet of slechts deels mee kan doen met het feest der herkenning, is de spanningsboog in het eerste deel te lang gerekt. Dit maakt ze goed door de energie flink op te bouwen richting het eind van het stuk. Dan wordt alles ten volle ingezet: de muziek, het geluid van het stampen, de herhalende bewegingen, live gezang door de microfoon en wisselende extreme expressies op de gezichten van de dansers. Een uitbarsting die het beste te omschrijven valt als een schizofrene trip waarin je helemaal mee kan gaan.

Meekijken met Ann

Het enige wat tegenhoudt om in de waterval van expressie mee te gaan is Ann zelf, die op het podium aantekeningen maakt op een geluidsmat annex krijtbord. Hiermee maakt ze de link tussen zichzelf en haar publiek compleet: we kijken met haar mee naar haar oeuvre tot nu toe. Met de woorden “I am glowing, I am transforming”, oude foto’s van haar werk en een blik langs de kledingrekken van haar vorige producties, sluit Ann Pushing the Wheel indrukwekkend en bevredigend af.

Curtis Harding in Düsseldorf
Muziek / Reportage
special: New Fall Festival 2015 in Düsseldorf (vrijdag)
Curtis Harding in Düsseldorf

Een hoofdschotel en nachtvoer

Het mooie van een festival is dat je weet dat er na een eerste mooie avond nog meer gaat volgen. Het is niet naar huis na een concert, maar uitzien naar meer moois op de volgende avond. De derde dag van het vijfdaagse New Fall Festival is aangebroken.

Niet alleen omdat het de middelste dag van het festival is, maar ook omdat het het begin van het weekend is, zullen we het niet bij één concert laten, maar sluiten we aan bij de enige plek van het festival, waar nog tot in de kleine uurtjes bijzonder van muziek is te genieten. Die bijzonderheid berust in de locatiekeuze: een speciale zaal van het Nikko Hotel. De Leonardo Da Vinci-zaal nodigt uit om op het weelderige tapijt te zitten of liggen. In de ronde zaal speelt ondertussen elektronische muziek de hoofdrol.

Strakke, korte set

Eerst gaan we naar de hoofdschotel van de avond van de New Fall Festival-vrijdag: deze wordt geserveerd in het Tanzhaus, dat gelegen is naast de grootste zaal van de stad, waar we ons morgen zullen vervoegen. Op het voormalige terrein voor de opslag van treinen en een garage is een prima uitgaanscentrum gebouwd met een bistro en verschillende zalen. Het Tanzhaus wijkt wat af van de andere locaties van het festival, horen we later tijdens de ontmoeting met de festivalleider. De zaal doet aan als een redelijk gewone clubzaal; een groot gedeelte van de bezoekers kan zitten, maar er is voor het podium ook gelegenheid tot staan. Het geluid in de zaal is prima, overigens! Hier ontmoeten we ook de jongste bezoeker van het festival. Gelukkig krijgt deze baby tijdig gehoorbescherming op als Curtis Harding en zijn band hun acte de présence geven. De rockende soulmuziek van Harding wordt – na een korte strubbeling met de techniek van Harding’s gitaar aan het begin van het optreden – strak en helder gespeeld. Met slechts een album op zijn conto is de setlist van deze rijzende ster natuurlijk niet al te groot. Harding en band worden ondersteund door belichting in een kleurpalet, dat past bij de herfst, maar vooral ook bij de psychedelische tijd waaraan deze jongeling zich verwant voelt.

Alle nummers van het debuut Soul Power passeren de revue. Veel van de songs tippen niet eens de drie minuten aan. Een cover van ‘Ain’t No Sunshine When She’s Gone’ wordt werkelijk fantastisch gespeeld. Het doet verlangen naar veel en veel meer covers om het beperkte oeuvre aan te vullen. Helaas laten Harding en band het bij die ene cover en is het na een uur voorbij. Het publiek heeft hem dan al tot toegiften gedwongen met het uitbundige applaus. Hongerig naar meer van dit soort wervelende soul-rock blijft het publiek achter. Curtis Harding heeft wat losgemaakt bij zijn publiek!

Malta OnstageNachtelijk elektronica

Als we na een stevige wandeling van het Tanzhaus arriveren bij hotel Nikko, vervoegen we ons snel op de eerste verdieping waar het eerste voorprogramma van de avond dan nog net speelt. De band Malta heeft het spits afgebeten en we pakken nog anderhalve compositie mee van dit elektronische duo.

Voordat de hoofdgast van de nacht zal spelen, krijgen we nog een tweede voorprogramma van de band Bergfilm. Deze band ondersteunt de show met een lichtreclame van de bandnaam, die steeds van kleur verandert. De vijfmansformatie laat een onderhoudende set horen. In de Engelse teksten schemert wat van het Duits door en de zanger zingt een tikje naast de noot, zoals we dat ook wel kennen van bands als Blur, The Smiths en Soft Cell. Charmant er net naast zingen, vinden wij; de een kan het hebben en de ander ergert zich eraan.

Mine op New Fall FestivalMINE is de hoofdschotel van de avond en laat zich voor deze gelegenheid begeleiden door een uitgebreide band, bestaande uit vier personen: een bassiste, gitarist, drummer en toetsenist/violist. Zelf speelt ze natuurlijk haar toetsen en een omnichord. De speciale verschijning die MINE is, trekt ook dergelijke types naar het optreden. MINE is licht slordig gekleed als een folky. De nonchalance straalt er vanaf, wat haaks staat op de Duitse elektronische muziek die MINE ons laat horen. Ze zet met haar band een strak en zeer doorleefd programma neer, waarbij ze veel van haar debuutalbum Mine laat horen, zoals bijvoorbeeld een prachtige vertolking van ‘Der Mond Lacht’. Ze zingt ook een nieuw liefdesliedje, dat op haar binnenkort te verschijnen tweede plaat zal terechtkomen. Tegen de klok van één uur stuurt MINE ons met een mooie herinnering de nacht in.

Muziek / Reportage
special: Let's Get Lost 2015

Op zoek naar muziek in de Zwolse binnenstad

Voor de vierde keer vond in Zwolle Let’s Get Lost plaats. In music and places was er ditmaal aan de festivalnaam toegevoegd. Hoewel verdwalen in de binnenstad zelf ietwat lastig mocht zijn, zouden de muziek en locaties daar ongetwijfeld wel voor zorgen.

Dat begint al vroeg: halverwege de middag starten er gratis sessies op verschillende plaatsen in de stad, bijvoorbeeld in museum De Fundatie. Met een afterparty tot diep in de nacht is het dan ook de gehele zaterdag mogelijk om in de Overijsselse hoofdstad aan je muzikale trekken te komen. Van de neoklassieke pianist Michael Price tot de noise-rockers van METZ en Paceshifters: ook dit jaar biedt Let’s Get Lost voor nagenoeg elke muziekliefhebber een optreden naar zijn gading.

Husky - foto Linda Wispels

Husky onstage

Tijd te kort en te veel

De Statenzaal zit helemaal volgepakt als Husky met ‘Ruckers Hill’ driestemmig aan hun optreden begint. Van tevoren tuurt het publiek nog massaal in zijn programmaboekje om de beste Let’s Get Lost-route te bepalen, maar vanaf de eerste noot van het viertal is het muisstil. De voormalige vergaderruimte van de Provinciale Staten blijkt de perfecte plaats voor de folkliedjes van de langharige mannen. De toch al sfeervolle nummers komen door de ambiance van de Statenzaal extra tot hun recht en bij de toeschouwers gaat het er terecht in als koek. Na drie kwartier zit de tijd er toch echt op. Het soebatten van de Australiërs om slechts één nummer extra maakt geen verschil. Tijd om maar eens een kijkje bij een andere locatie te nemen.

Stijlvol in het zwart stapt Todd Dorigo met zijn band het podium op. Bij aanvang is de ruimte nagenoeg leeg, maar langzaam druppelen er mensen binnen. Toch voelt de grote zaal van Hedon als een te ruime jas. De toeschouwers houden zich overal mee bezig, behalve met het optreden. Ook Todd en zijn begeleiding tonen zich niet bijzonder geïnspireerd. Pas op het einde komt het publiek een heel klein beetje los, maar dan houdt Dorigo het al voor gezien. De tien minuten die overblijven, zou Husky maar wat graag aan hun set hebben toegevoegd.

Holy Holy als hoogtepunt

Holy Holy 's middags in de Fundatie - foto Erik Delobel

Holy Holy ’s middags in de Fundatie.

De volgende act op de agenda is Holy Holy. Al een half uur voor aanvang staat er een rij bij stadscafé Blij, waar een bijzonder steile trap de wachtenden naar boven voert. De bovenzaal is warm en muf, maar bovenal vol met mensen die benieuwd zijn naar de nummers van de Australiërs. En met reden, want live klinkt de op plaat toch al aanstekelijke indierock nog veel beter. Holy Holy speelt strak en enthousiast: al bij het eerste nummer staat zanger Timothy Carroll te springen en krijgt hij de bijna onverdeelde aandacht van de aanwezigen. Absoluut een hoogtepunt van de avond, en zeker een band om in de gaten te blijven houden. “See you at the bar!” roept Carroll na afloop van de set. Een andere keer misschien, want nu wacht de Statenzaal weer.

Daar is Sales al aan de gang. Dat de zaal deze keer slechts half gevuld is verwondert niet, want het Amerikaanse duo komt met zijn lo-fi muziek en optreden niet helemaal uit de verf. In tegenstelling tot de show van Husky is de locatie in dit geval geen bonus die de performance extra kracht bijzet.

Prachtig pianissimo-optreden

De teleurstelling over Sales is snel vergeten, want de volgende act in de Statenzaal staat al op het punt van beginnen: Michael Price. Een naam die wellicht weinig bellen doet rinkelen, maar de Engelsman is zeker niet de minste. Zo is hij medecomponist van de soundtrack van BBC-hitserie Sherlock en maakt hij deel uit van het louter kwaliteit leverende label Erased Tapes. Met die kennis in het achterhoofd, kun je met een gerust hart zonder verdere voorbereiding naar zijn optreden uitkijken.

Helemaal vol is de ruimte bij Price evenmin, maar de aanwezigen hebben het geluk een intieme en ingetogen afsluiting van het Statenzaalprogramma mee te maken. Daarbij is werkelijk elk bijgeluid te horen, van het openen van een blikje tot de rammelende maag van de achterbuurman. Maar dat alles verbreekt de magie niet. Price zet een prachtig pianissimo-optreden neer – de beste man speelde behoorlijk zacht – dat eindigt met een crescendo van strijkers.

Al met al was ook deze editie van Let’s Get Lost weer een bijzonder prettige. Met de vele mooie locaties, het gevarieerde en uitgebreide programma en de vriendelijke sfeer heeft Zwolle een festivalformule in handen die zeker niet verloren moet gaan.