Boeken / Fictie

Nonsens van goeie ouwe Toon

recensie: Toon Hermans - De nootmuskaatkolonel
nootmuskaat

Een grotere clown dan Toon Hermans heeft ons landje niet gekend. Waarschijnlijk was hij van wereldformaat. Onder de titel De nootmuskaatkolonel (nonsensico theatrale) zijn nu niet eerder gepubliceerde nonsensteksten en koldertekeningen van de grootmeester in druk verschenen. Die pastel ingekleurde koldertekeningen mogen er wezen, maar genoeg is dat niet.

Als podiumartiest was Hermans onovertrefbaar, en in zijn voordeel werkte zeker de pretkop die hij van nature had. Maar ook blonk hij uit in woord, mimiek en timing, en voor evergreens draaide hij zijn hand niet om, al was het maar de carnavalshit ‘Mien waar is mijn feestneus’. Met het naderen van de ouderdom zakte het niveau van zijn onemanshows wel ietsje, wat ook Wim Kan overkwam.

Zelf beschouwde Hermans zich als een multitalent, want ook schilderde hij, maakte de speelfilm Moutarde van Sonaansee (die flopte) en bezondigde zich aan het schrijven van versjes, zoals hij die vals bescheiden noemde. Met zo’n versje kwam hij soms in zijn show als een verwaarloosbaar tussendoortje op de proppen, het publiek ervan verzekerend dat het heus niks voorstelde. Het lokte steevast een zaalvolle schaterlach of een walm van vertedering uit.

In De nootmuskaatkolonel krijgen we een dertigtal van die versjes voorgeschoteld. Het moet gezegd dat ze niet meevallen, en de vraag rijst of Hermans met publicatie ingestemd zou hebben. Zaten zijn nazaten in de Toon Hermans B.V. om een grijpstuivertje verlegen?

Schijn van leuk

De titel al, met zijn schijn van leuk, doet geforceerd aan, ook al wordt die naderhand ‘toegelicht’: ‘Nootmuskaatkolonel Frikandeau is van Franse komaf en Duitse komop.’ Ongeveer zo gaan de meeste versjes mank aan woordspelingen (‘show kolaadje’) en andere flauwigheid. Veel loos diepzinnigs is er ook, zoals ‘liefde is alles’, alsof we dat nog aldoor maar niet willen begrijpen. ‘Is de zandkorrel kleiner dan het strand?’ Ach ja.

Overdreven vernuftig wilde Toon ook graag wezen, meteen al in het voorwoord: ‘Liever geen voorwoord vanwege het procuburaal verpermanteerd globisme. (’s Zondags gesloten).’ Daarmee parodieerde hij het opgeblazen intellectualisme. Veel beter deed hij dat in zijn shows dan in het gruwzaam ineffectieve prozastukje ‘Intellectuweel’.

Hermans werd weleens al te zoetig en blijmoedig gevonden, voorbijgaand aan de mindere kanten des levens, zeker naarmate het keiharde en snelle cabaret zijn intrede begon te doen. Een vers eindigt zomaar met een in de context zinloos ‘blijmoedig aprilbriesje’. Humorloze weerzin blijkt opeens wel uit ‘de onstuitbare wauwelmuil/ van de Verenigde Naties/ die met hun internationale vuurbek/ kazernes opblazen en ballonnetjes’. Opmerkelijk is het vergoelijkende ‘Koekerellen’ over raamprostitutie.

Klankrijmachtig

Heel wat tekstjes zijn rijmloos en daardoor letterlijk en figuurlijk prozaïsch. Juist het rijm kan voor iets onverwachts of grappigs zorgen. Laten we daarom maar met respect voor de grote clown eindigen met het klankrijmachtige ‘balladoria’, waarmee Hermans voor een zaal nog wel een (wat gemakkelijk) succesje zou hebben geoogst:

Victoria, Victoria
ik fluister in jouw oria
ga er met mij vandoria
wat dacht je van Pretoria?

Victoria, Victoria
‘k roep van de hoogste toria
jij bent voor mij geboria
ik heb mijn hart verloria

Victoria, Victoria
van achteren en van voria
in ’t gras of in ’t koria
op straat of op kantoria

Victoria, Victoria
in zonneschijn of kou
kom schuil onder mijn regencape
en lees in elke lettergreep
hoeveel ik van je hou.