Theater / Voorstelling

Ingekorte Hamlet combineert zwaarte met humor

recensie: Hamlet – Theater Rotterdam
Hamlet Theater Rotterdam Erik Whien © Sanne Peper (7)Sanne Peper

Hoe zet je een klassieker die talloze malen is gespeeld, in een fris, ander licht? Regisseur Erik Whien doet dat bij Theater Rotterdam door de ellenlange tekst van Shakespeares Hamlet (1600) het stuk te laten spelen door slechts drie acteurs en het flink in te korten. Het blijkt een fraaie en zelfs geestige ingreep.

Prins Hamlet is zwaar in rouw. Zijn vader, de koning van Denemarken, is onlangs overleden. Zijn hele omgeving draagt de kleur van de rouw: de achterwand is zwart, de vloer is zwart. Hoezeer detoneert in deze sereniteit de jubelstemming van zijn oom Claudius. Die nestelde zich op de troon van zijn overleden broer en trouwde met Gertrude, de weduwe van de koning (zijn broer) en de moeder van Hamlet. En Hamlet heeft zich maar aan te passen aan deze nieuwe situatie. Totdat hij begrijpt dat zijn vader niet zomaar is overleden, maar dat hij is vermoord door zijn broer Claudius.

Geschrapt

Theater Rotterdam brengt dit vader&zoon-verhaal met Jacob Derwig (55) en zijn zoon Roman Derwig (21). Regisseur Erik Whien en Jacob Derwig hebben de Hamlet-vertaling van Bert Voeten ten behoeve van hun versie bewerkt.
Ze hebben veel geschrapt. Zo is Horatio, de beste vriend van Hamlet, verdwenen. Het stuk begint niet met de rondspokende geest van de vermoorde vader, waardoor de onheilspellende sfeer die daardoor oorspronkelijk direct ontstaat anders moet worden gecreëerd. De slotscène is gesneuveld, waarin de nieuwe leider Fortinbras een betere toekomst voorspelt.

Machtswellust

Alleen al vanwege de weglatingen moet deze Hamlet als een op zichzelf staand stuk worden bekeken. Deze voorstelling gaat over het gedwongen versneld volwassen worden van een jonge man. Over rouw om de overleden vader, over de verontwaardiging omdat gewoon het leven doorgaat alsof zo’n dood niet meer is dan een rimpeling in het water.
Over de machtswellust van een heerser die staat te liegen. Over het opportunisme van de weduwe die eieren voor haar geld kiest door te trouwen met de overwinnaar. Over gluiperige hielenlikkers die met de macht meekletsen. Over een verliefde vrouw die wordt verpletterd in een tijdgewricht waarin liefde wordt gezien als een overbodige luxe.
Dit alles ondersteund door een fraaie soundscape van elektronische monotone, maar ook melodieuze muziek (muziek: George Dhauw).

Het is – kortom – niet moeilijk deze voorstelling te interpreteren als een spiegel voor de tijd waarin we leven, met een wereldorde waarin integriteit, fatsoen en wederzijds respect op de helling zijn gegaan.

Dubbelrollen

Met alleen een colbertjasje als rekwisiet spelen Roman Derwig, Jacob Derwig en Hannah Hoekstra dit ingewikkelde stuk. Dat betekent veel dubbelrollen. Roman Derwig speelt Hamlet en jeugdvriend Laertes. Jacob Derwig speelt Claudius, maar ook Polonius, de raadsheer van Claudius, die tevens de vader is van Laërtes en van Ophelia, Hamlets vriendin. Plus nog wat kleinere rollen. Hannah Hoekstra neemt Gertrude en Ophelia voor haar rekening, en ook kleinere rollen.

Door het voortdurend wisselen van rol en het ontbreken van rekwisieten en van een realistisch decor, hangt alles in deze Hamlet af van het talent van de toneelspelers. Vooral Jacob Derwig schittert als Claudius en Polonius. Zo speelt hij een dialoog speelt met zichzelf door afwisselend de listige, arrogante Claudius te spelen én diens springende, slijmerige raadsheer Polonius. Derwig verandert zijn houding daartoe van stijf rechtop, gezicht strak in de plooi (Claudius), in een man met kromme schouders en een zangerige, hoge stem (Polonius). Klinkt simpel, maar is ongelooflijk knap. Daarbij maakt Derwig van Polonius een clowneske figuur, die zó grappig is dat hij humor vlecht door deze zwaarwichtige vertelling.

Wisselen van personage

Roman Derwig als Hamlet is met zijn 21 jaar erg jong voor deze rol, maar wel degelijk veelbelovend. Regisseur Whien laat hem veel statisch, bijna stilstaand spelen. Toch zijn er veel momenten waarop Roman Derwig een palet van emoties mag laten zien. Sterk is de scène waarin hij afwisselend zijn overleden vader en zichzelf speelt, met niets dan zijn gelaatsuitdrukking en zijn stem om het wisselen van personage aan te geven.

Hannah Hoekstra krijgt van Erik Whien wel erg weinig ruimte om haar grote en veelzijdige talent met het publiek te delen. Haar Gertrude is vooral beperkt tot stilstaan; ze is alleen echt aanwezig als ze liefdevol met haar kind bezig is. Haar Ophelia is erg beknot, teksten zijn geschrapt, het personage krijgt zo weinig kans op meer dan een oppervlaktelaag.

Heel effectief heeft Whien besloten een aantal handelingen gewoon niét te laten verrichten, scènes niet uit te spelen. Zo doodt Hamlet de luistervinkende raadsheer Polonius met woorden, in plaats van door hem aan zijn degen te rijgen. De schermscène tussen Hamlet en Laërtes (zoon van Polonius en broer van Ophelia) blijft beperkt tot het spreken van de teksten die – bij vertaler Bert Voeten – op papier staan; die worden niet gespeeld.

Oorspronkelijk

De vraag is of je deze Hamlet-versie, deze voorstelling daadwerkelijk snapt als je de plot van de oorspronkelijke Hamlet niet kent. Zoals de onaangekondigde teloorgang van Ophelia. Of de ‘toneelscène’, waarin passerende potsenmakers de moord op de vader van Hamlet verbeelden, om moordenaar Claudius uit zijn tent te lokken. Lastige momenten als je niet al weet wat er in de oerversie gebeurt.

Los daarvan. Dit is toptoneel. Hamlet van Erik Whien is niet zozeer de zoveelste Hamlet. Het is een belevenis, een ervaring die je over je heen moet laten golven. Zij zet je aan het denken in dit verwarrende tijdgewricht vol achterbakse machthebbers.

Tekst: William Shakespeare
Vertaling: Bert Voeten
Bewerking: Erik Whien en Jacob Derwig, met medewerking van Koen Tachelet
Scenografie: Studio Dennis Vandenbroeck
Muziek: George Dhauw
Lichtontwerp: Julian Maiwald
Kostuumontwerp: Rebekka Wörmann

Theater / Voorstelling

Jeroen Spitzenberger redt rommelige Cyrano

recensie: Cyrano – Bos Theaterproducties/Inge Bos
Cyrano 1Willem Walderveen

Iemand die lelijk is, legt het in de liefde altijd af tegen een Lekker Ding. Zelfs wanneer de lelijkerd intelligent is en het Lekkere Ding een sukkel, want de lelijkerd krijgt zijn liefde niet over het voetlicht. Eigenlijk is dat de boodschap van de onevenwichtige Cyrano van Bos Theaterproducties/Inge Bos.

Hoe kun je een intelligente mens, die met zijn scherpe tong iedereen op zijn nummer zet, niettemin buitenspel zetten? Door hem aan te vallen op een kwetsbare plek waarop hij zelf geen invloed heeft: zijn uiterlijk. Bij Cyrano de Bergerac is dat zijn gedrochtelijke, lange neus. Die neus ontneemt hem zelfs de liefde waarnaar hij snakt.

Franse garde

Cyrano de Bergerac (1897) is een beroemd stuk van Edmond Rostand (1868-1918), veel gespeeld en ook verfilmd. Het personage is gebaseerd op een Fransman die in de zeventiende eeuw echt heeft geleefd.
Cyrano maakt deel uit van de Franse garde. Het land is in oorlog, soldaten staan voortdurend op het punt naar het slagveld gestuurd te worden. Ondertussen vermaken ze zich in herbergen, met ruzie zoeken, met eten en drinken. Bos Theaterproducties/Inge Bos voegt daaraan muzikanten en gezang toe.

Oliedom

Cyrano is heimelijk al een half leven verliefd op zijn achternichtje, de keurige Roxanne. Maar omdat hij lelijk – en arm – is, ziet zij hem niet staan. Bij gebrek aan inkomsten dreigt Roxanne een huwelijk te moeten aangaan met de nare, opdringerige, kapitaalkrachtige Graaf De Guiche.
Maar dan wordt de knappe Christian toegevoegd aan de garde. Roxanne valt onmiddellijk als een blok voor hem. Christian is echter oliedom, hij weet niks, hij snapt niks, hij zegt niks. Cyrano stelt aan Christian voor in diens naam liefdesbrieven te schrijven aan Roxanne om haar aan het lijntje te houden. Onderliggend motief: dan kan Cyrano meteen zelf zijn gevoelens verwoorden. Christian weet niets van de geheime verliefdheid en stemt in. Maar dan moeten Christian, Cyrano én De Guiche opeens naar het slagveld, met alle gevolgen van dien.

Neus

Bij Rostand is Cyrano de Bergerac een zeer gelaagd en complex tragikomisch personage. Hij is intelligent, liefdevol, spitsvondig, moedig, geestig, kritisch, loyaal, verdrietig, verlegen. Dat hij een absurd lange neus heeft, maakt hem onzeker en het jaagt hem in de verdediging. Het verhaal wil dat hij lelijk is, en daar schreeuwt de man niet overheen, al probeert hij het wel. Zijn onzekerheid laat hem steeds op het verkeerde moment gas terugnemen.

Lelijk en luid

De Cyrano (Jeroen Spitzenberger) waarvoor regisseur Jasper Verheugd kiest is een stuk vlakker dan de versie van Rostand. Zijn Cyrano is weliswaar rad van tong, maar hij moet vooral lelijk en nogal luid zijn, en hij heeft de lach aan zijn kont.
Regisseur Verheugd geeft Jeroen Spitzenberger feitelijk niet de ruimte de diepte op te zoeken, de lagen van zijn personage te laten zien. Bovendien is de door Roxanne afgewezen lelijkerd laten spelen door Spitzenberger bij voorbaat ongeloofwaardig, omdat Spitzenberger onbetwistbaar een mooie man is, ook al geef je hem een matje in zijn nek en een aanplakneus.

Actualisering

Verheugd maakt van Cyrano een hybride voorstelling die het midden houdt tussen teksttoneel, musical en muziektheater, weinig organisch gemonteerd. Alsof de makers niet konden kiezen tussen genres, met een rommelig geheel tot gevolg. Natuurlijk: er zijn eerdere musicalbewerkingen van Cyrano de Bergerac, bijvoorbeeld die met de ijzersterke Bill van Dijk in de titelrol (1993-94). Maar daar hingen muziek, zang en dans er niet bij, daarin waren ze geïntegreerd in de handeling.

De tekstbewerking, goeddeels op rijm, van Jibbe Willems streeft naar actualisering om het stuk naar het ‘nu’ te halen, maar schiet daarbij haar doel voorbij omdat te veel wordt gezocht naar koddigheid. Het resultaat is een aaneenschakeling van taalgrappen, woordspelingen, misverstanden en verdraaiingen.

Jongleren

Regisseur Verheugd mag zich gelukkig prijzen dat hij de beschikking heeft over een uitmuntend acteur als Jeroen Spitzenberger voor zijn Cyrano. Spitzenberger redt deze rommelige voorstelling. Hij jongleert met de lastige tekst, die ook nog eens deels op rijm is. Hij kijkt en luistert naar zijn medespelers en reageert voortdurend, maar zonder woorden. Zijn gezicht glijdt van emotie naar emotie naar emotie, van lachend naar sluw, voor boos naar geamuseerd. Hij improviseert probleemloos op kleinigheden die misgaan, terzijdes tegen het publiek zijn snel en scherp. Hij fladdert lichtvoetig over het podium, waarmee hij in zekere zin ook zijn tegenspelers inspireert en ze een extra zetje geeft. Hij steelt moeiteloos de show.

Shelley Bos als Roxanne heeft het niet makkelijk: Verheugd kiest niet of zij nou een keurig meisje is of een openlijk geile wijsneus. Daarbij moet ze alles wat Roxanne ‘zegt’ ook ‘spelen’: woorden krijgen een gelijkluidend handgebaar, haaks commentaar op haar tekst ontbreekt daardoor.

De spelers – deels ook muzikanten – hebben allemaal een heleboel dubbelrollen, op Cyrano, Roxanne, Christian (Keanu Visscher) en De Guiche (Finn Ponci) na. Dat is voor de spelers een enorme uitdaging, en ze verdienen daarvoor dan ook een pluim.

Balans

Alles aan het decor is scheef en uit balans in Cyrano van Bos Theaterproducties/Inge Bos. De houten speelvloer helt fraai schuin voorover, wat spelers voortdurend dwingt hun evenwicht te zoeken. Dat is een mooi idee in een stuk waarin alle balans voortdurend zoek is.
Merkwaardig is wel dat de spelers zijn gekleed in een soort piratenpakjes, waardoor ze eerder lijken op zeerovers dan op gardisten (decor en kostuumontwerp: Joris van Veldhoven).

Jeroen Spitzenberger is vandaag de dag weinig live te zien, hij staat vooral vaak voor de camera. Cyrano is een kans om met eigen ogen te gaan zien hoe ongelooflijk goed deze acteur is.

Tekst: Edmond Rostand
Bewerking: Jibbe Willems
Muziek: Fons Merkies
Decor- en kostuumontwerp: Joris van Veldhoven
Lichtontwerp: Bart van den Heuvel

Film / Films

Sterrencast maakt dun verhaal meer dan goed

recensie: The Return - Uberto Pasolini
Filmstill OdysseusFilmdepot

De held Odysseus keert na twintig jaar terug op zijn eiland Ithaka, waar zijn vrouw Penelope onder druk staat te hertrouwen en zijn zoon Telemachus inmiddels zonder hem is opgegroeid en een man is geworden. Hijzelf is na de Trojaanse Oorlog en zijn omzwervingen daaropvolgend mentaal en fysiek gebroken. Kan hij zich op tijd oplappen zodat hij zijn plek als koning, man en vader weer in kan nemen?

filmstill PenelopeIthaka is in staat van verval. Het wordt bevolkt door mannen die elkaar verdringen om de hand van Penelope (een glansrol van Juliette Binoche), maar verder niets bijdragen aan het eiland. De zoon van Odysseus (Charlie Plummer) is niet bij machte om hier tegenop te treden. Penelope hoopt en wacht op de terugkeer van Odysseus (geweldig gespeeld door Ralph Fiennes).

Mythologisch verhaal van een held

Regisseur Uberto Pasolini heeft altijd een passie gehad voor het epische verhaal van Homerus over de held Odysseus. Hij ergerde zich er echter aan dat het verhaal van Odysseus’ terugkeer altijd onderbelicht bleef ten opzichte van Odysseus’ andere avonturen. Zijn heldendaden, zijn rol in de Trojaanse Oorlog, de toorn van de goden waardoor hij lang niet kon terugkeren naar huis; al deze verhalen zijn al talloze keren verteld, zowel in woord als in beeld.

Maar juist in deze tijd, waarin er daadwerkelijk mensen terugkeren uit oorlogsgebieden, vindt Pasolini het belangrijk het verhaal van Odysseus’ terugkeer te vertellen. Zoals Pasolini zelf zegt: ‘Het werk van Homerus dwingt ons om de tragedie van de oorlog, van hen die oorlog voeren en van hen die achterblijven onder ogen te zien op een manier die ongelooflijk en triest relevant aanvoelt.’ (bron: director’s statement persmap) Pasolini heeft er dan ook voor gekozen het verhaal van Odysseus te beperken tot zijn terugkeer en daarbij de magische elementen en mythische wezens achterwege te laten.

Sterrencast met Nederlands tintje

Pasolini heeft gelijk dat dit een belangrijk verhaal is om te vertellen. En hij heeft daarvoor een herkenbare held gevonden in Odysseus. Maar het blijkt lastig om de psychische gevolgen van een oorlog zo in beeld te brengen dat het 116 minuten blijft boeien. Het verhaal zelf kon in kortere tijdspanne verteld worden, maar Pasolini neemt de tijd om de zielenroerselen waar Odysseus mee worstelt uitgebreid te laten zien. Dit maakt de film bij tijd en wijle saai.

Dat de film toch de moeite waard is, is de verdienste van de cast die Pasolini heeft verzameld en de mooie cinematografie. Binoche en Fiennes spelen, in hun reünie sinds The English Patient (1996), erg sterk. Binoche moet het vooral met blikken doen, en daar weet ze ook het beste van te maken. Fiennes toont een getergd man die zijn vrouw niet onder ogen kan komen, omdat hij dan ook zichzelf onder ogen moet komen.

Filmstill AntinousEen speciale vermelding is er voor ‘onze’ Nederlandse Marwan Kenzari, die een van de aanbidders van Penelope (Antinous) speelt. Hij speelt deze rol bijzonder goed en geloofwaardig. Makkelijk zou zijn om de rol te spelen als onaardige man belust op macht en status, maar hij speelt Antinous als een man die verliefd is en echt het beste wil doen voor moeder en zoon.

Held Odysseus als voorbeeld voor ‘gewone’ mensen

Deze film is een must-see voor iedereen. Niet alleen is het een mooie film met prachtige landschappen (het is gefilmd op het Griekse eiland Corfu) en geweldige acteurs, maar de film toont ook de verwoestende effecten van oorlog op de lange termijn. Het is knap van Pasolini dat hij weg is gebleven van de magische elementen en mythische wezens van dit mythische verhaal, en van Odysseus een ‘gewone’ man heeft gemaakt. Een man die worstelt met wat hem is overkomen, zich schaamt en zich vertwijfeld afvraagt of zijn familie nog wel op hem zit te wachten. De film nodigt hiermee uit om over de verwoestende effecten van oorlog na te denken en daar wellicht vaker bij stil te staan.

Vanaf 27 maart 2025 in de bioscopen in Nederland.

Theater / Interview
special: Een boodschap aan mijn vaak stille Europese publiek
Copy-of-THE-HORSE-OF-JENIN_TROUPE-COURAGE©Kamerich-Budwilowitz-9Kamerich & Budwilowitz

Een gesprek met theatermaker Alaa Shehada over zijn voorstelling ‘The Horse of Jenin

Ik ontmoet Alaa Shehada in de foyer van Bellevue Theater, nadat ik zijn voorstelling The Horse of Jenin heb gezien. In 70 minuten deelt Alaa verhalen over zijn jeugd, over een Duitse kunstenaar die een enorm paard creëerde uit het puin in de Palestijnse stad Jenin, over hoe datzelfde paard een plek werd waar Alaa speelde met vrienden en flirtte met zijn eerste liefde, en een symbool van vrijheid en verbeelding werd. En over hoe het paard uiteindelijk door het Israëlische leger werd gestolen.

Alaa, kan je vertellen wanneer theater een rol in je leven ging spelen?

Als je op zoek bent naar een romantisch verhaal over een grote inspiratie, dat heb ik niet. Het was eerder een gevoel vanuit mezelf. Ik keek tv als kind, en steeds ging dat innerlijke gevoel toe naar het imiteren wat ik zag op tv. Ja, mijn innerlijke kind voelde: ‘Ik wil spelen.’

In 2009 begon ik als student bij The Freedom Theatre in Palestina. Vier jaar kreeg ik daar theaterles. Ik vond de opleiding heel goed, er kwamen internationale leraren van over de hele wereld lesgeven. Sommigen goed, sommigen erg slecht. Westerse leraren met een houding van ‘ik ga eens even lesgeven in Palestina, even te ervaren hoe het hier is, om te leven onder onderdrukking’.

Kan je iets vertellen over het ontstaan van de voorstelling, waar begon het idee?

Helaas was dat nadat het Israëlische leger het kunstwerk van het Paard, waar de voorstelling over gaat, stal en meenam uit Jenin. Het was voor mij en voor iedereen in Jenin heel zwaar om dat te zien gebeuren. Dus toen ben ik begonnen erover te schrijven. Eerst in een korte monoloog van vier minuten. Ik presenteerde die monoloog op verschillende evenementen, ook hier in Amsterdam, en het sprak mensen aan. Ik ben er aan blijven schrijven, (samen)werken en improviseren, tot dat het was wat het nu is.

In de voorstelling werk je met maskers, wat voor maskers zijn dat?

De maskers die we gebruiken zijn gebaseerd op de techniek van de Commedia dell’arte, een oude Italiaanse improvisatiestijl. Dit is een acteerstijl waarbij je met een masker verschillende personages tot leven brengt.

Katrien, de oprichter van Troupe Courage, gaf les in het Freedom Theatre in Palestina toen ik daar student was. Later ben ik met haar naar Amsterdam gegaan, en sindsdien werken we al 15 jaar samen. Samen ontwikkelden we workshops en gaven we lessen.

Binnen Troupe Courage hebben we de maskertechniek verder ontwikkeld tot de zogenoemde Troupe Courage-stijl. We staan er internationaal om bekend hoe we Commedia uit zijn stoffige context hebben gehaald en er universeel en tijdloos theater van hebben gemaakt, waarmee we de wereld rondreizen. We gebruiken de maskers niet alleen in onze voorstellingen, maar ook als hulpmiddel in onze workshops. Ze helpen acteurs bij het aanleren van specifieke acteertechnieken en lichaamsexpressie. Met een masker op wordt de focus verlegd naar fysiek spel, waardoor je je lichaam bewuster en effectiever leert gebruiken.

Copy-of-THE-HORSE-OF-JENIN_TROUPE-COURAGE©Kamerich-Budwilowitz-14

© Kamerich & Budwilowitz

Hoe is het om te werken aan scènes uit je eigen jeugd?

Het is natuurlijk heel gevoelig materiaal, en het is gevoelig en persoonlijk om die verhalen te delen met anderen. Maar tegelijkertijd ben ik me heel bewust van het belang van deze verhalen. Ik deel ze niet alleen voor mezelf maar ook vanuit een bepaalde vrijgevigheid. Ja, het is mijn persoonlijke verhaal maar het representeert alle Palestijnse jongens die zijn opgegroeid in een onderdrukt, geoccupeerd land. Dus het is tegelijkertijd mijn verhaal als het verhaal van alle Palestijnse kinderen.

In je voorstelling spreek je het Nederlandse publiek direct aan op hun ongemakkelijke zachte lachjes, in tegenstelling tot de uitbundige, harde lach uit jouw cultuur. Ik herkende meteen wat je zei, dat ongemakkelijke van het Nederlands publiek.

Nederland heeft zijn eigen cultuur natuurlijk en ik vind de mensen hier allemaal heel lief hoor. Mijn drama gaat juist over het uitwisselen van ideeën, gedachten en expressies tussen verschillende culturen. We moeten dat nemen hoe het is, en ermee spelen. Ik maak grapjes over de Nederlandse cultuur, maar de meeste grappen maak ik over mezelf en mijn cultuur. Nederlanders kunnen soms heel beschermend worden als je grappen maakt over hun cultuur. Maar juist dát punt, dat schrijnende, de plek waar het schuurt, is waar humor interessant wordt.

Wat is de rol van humor in jouw werk?

Komedie is een heel goed middel om verhalen en situaties om te keren. Grapjes maken van fucked-up situations. Mijn focus als maker ligt op het ‘omflippen’ van het verhaal. Hoe kan ik een situatie helemaal omkeren? Bijvoorbeeld ook in mijn werk als clown voor kinderen in ziekenhuizen. Daar kiepert humor de boel ook omver. Humor is deel van ons dagelijks leven, sterker nog, het is een manier om te overleven.

Dank Alaa, voor je mooie werk. Als laatste vraag: wat wil je dat deze voorstelling teweegbrengt?

Deze voorstelling is ook een boodschap aan mijn, vaak stille, Europese publiek, over hun rol. Of je het wil of niet, ook de Nederlandse overheid is onderdeel van de onderdrukking. Ik denk dat deze voorstelling meer empathie teweeg kan brengen dan bijvoorbeeld een nieuwsbericht, juist omdat het verhaal wordt ‘omgeflipt’ met humor en persoonlijke, kinderlijke herinneringen. Mijn verhaal op toneel gaat over een jongen die opgroeit in Jenin. Maar jij bent toch ook opgegroeid in je eigen huis en stad?

The Horse of Jenin is deze hele week te zien in Bellevue en daarna nog in Deventer, Broek in Waterland, Leiden en Groningen. Ga dat zien!

Film / Films

Ik kan het

recensie: Ik zal zien
Ik-Zal-Zien_st_2_jpg_sd-high_Photo-by-Jurre-RompaJurre Rompa voor Filmdepot

Met een beetje fantasie zou je kunnen zeggen, dat de film Ik zal zien van regisseur Mercedes Stalenhoef speelt met zowel de vijf zintuigen (zien, proeven, ruiken, horen en voelen) als met de vier elementen (aarde, water, lucht en vuur). Het vormt in ieder geval een mooie kapstok om als kijker het verhaal van de 17-jarige Lot, die blind is geworden, na te kunnen voelen.

Natuurlijk is het teamwerk wat Stalenhoef in haar eerste fictiefilm voor elkaar krijgt; tot nu toe is zij bekend door mooie documentaires als Mijn grote broer (2023, Gouden Kalf), Ik hoor hier niet thuis (2014) en Het is mijn leven (2007). Voor Ik zal zien werkt ze samen met onder anderen medescenarioschrijver Britt Snel, cameraman Mark van Alleen, geluidsman Taco Drijfhout en componist Kaveh Vares. En natuurlijk met de hoofdrolspelers Aiko Beemsterboer (Lot), Roman Derwig (haar vriend Casper) en twee personages in het revalidatiecentrum: Minne Koole (Micha) en Edward Stelder (Ed). Stuk voor stuk geweldige acteurs, net als degenen die de kleinere rollen (bijvoorbeeld van de familie) voor hun rekening nemen.

De vier elementen

De film begint met een onderwaterscène. Lot, die een zeester om haar nek draagt, is gek op duiken en wil – blijkt uit het verloop van de film – onderwaterarcheoloog worden. Water speelt op allerlei momenten in het verhaal een grote rol. Ze zit met Cas in bad, en later alleen in bad waardoor haar wereld verengd, zoals de zee later een vijvertje wordt bij het revalidatiecentrum. Ze hoort het regenen wanneer ze een raam opent.
In de volgende scène zien we een ongeluk met vuurwerk waardoor Lot blind wordt. Een (tijdelijk) gehavend gezicht wordt evenmin geschuwd om in beeld te brengen als het pukkelkoppie van Casper. Zowel water als vuur komen in de dromen van Lot – waarin ze dus kan zien – telkens terug. De lucht staat symbool voor haar dromen. Net als de vogels die ze hoort.
De aarde is de rauwe werkelijkheid waarin Lot verkeert. Aan het begin van de film lijkt het even of ze zich wel erg snel gewonnen geeft, maar later is het meer een heen-en-weer geslingerd worden tussen hoop en wanhoop. Ze is leergierig en leert snel braille, sneller dan je zou verwachten. Af en toe verschijnt er een glimlach rond haar mond: ik kan het.

De vijf zintuigen

Het belangrijkste zintuig in de film zijn natuurlijk de ogen. Soms zien we de wereld op de manier die Lot nog een klein beetje kan ervaren: wazig en niet of nauwelijks in beeld, zoals aan het begin de mensen in het revalidatiecentrum. Later krijgen we ze wel te zien en dan vooral close up. Je ziet Lotte tasten met haar vork waar niet of nauwelijks iets aan zit. Er zitten trouwens aardig wat eetscènes in de film.
En uiteraard zijn de oren, het gehoor voor iemand die blind is erg belangrijk. De muziek speelt daarbij in de film een grote rol. Zoals een piano. We zien en horen hoe Lot het instrument verkent. Een andere cliënt van het revalidatiecentrum, Ed, speelt een passacaglia-thema (dans) of een riff in het lage register van de piano. En ook de muziek wordt, net als wat we min of meer zien door Lots ogen en haar omgang met het blind-zijn, opgebouwd. Wanneer we in een disco zijn horen we dreunende bassen. Als Ed – die aan een hersentumor lijdt – sterft, klinkt wéér dat thema in de piano.

Het is allemaal niet alleen razendknap maar ook vooral inlevend bedacht en vormgegeven. Zó, dat het verhaal meer is dan dat van een 17-jarig meisje dat blind wordt en opgroeit, groeit als mens. Het is een klassiek coming-of-age verhaal dat daar boven uit stijgt.

481309135_1140751211393857_6879306542815931038_n
Muziek
special: Persbericht 21 maart 2025
481309135_1140751211393857_6879306542815931038_n

Eerste namen Red Light Jazz 2025

21 maart, het begin van de lente. Een mooi moment om de eerste namen van Red Light Jazz 2025 bekend te maken! Onder andere Liquid Spirits, Another Taste, Matt Bianco en Amsterdam Funk Orchestra feat. Lilian Vieira staan op de rol. In april 2025 wordt de gehele line-up bekend gemaakt.

Op 6, 7 en 8 juni 2025 wordt Red Light Jazz voor de 12e keer in successie georganiseerd in en rondom het warme hart van Amsterdam. Het Red Light District wordt dan drie dagen overgenomen door (jazz)muzikanten van diverse pluimage. Sinds de eerste editie in 2014 heeft het meerdaagse hoofdstedelijke jazzfestival zich ontwikkeld tot een evenement van formaat dat Amsterdammers en bezoekers uit binnen- en buitenland bijeenbrengt om samen te genieten van de vele optredens.

Red Light Jazz combineert traditionele en moderne jazz met de unieke sfeer in het oudste stadsdeel waar jazz in de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw werd geïntroduceerd door Amerikaanse zeelieden. Het festival is niet alleen een eerbetoon aan de muziekstijl die zijn oorsprong heeft in de blues, maar ook aan het Wallengebied, een veelbesproken buurt met een rijke cultuur en geschiedenis. De vele intieme optreedlocaties, variërend van historische cafés, winkels, theaters tot een soms onverwachte buitenruimte, zorgen voor een onvergetelijke ervaring. Daarnaast maakt Red Light Jazz – evenals vorig jaar – een uitstapje naar het Zandkasteel in Amsterdam Zuidoost vanwege de bijzondere link die dat stadsdeel heeft met de Amsterdamse jazzgeschiedenis.

Matt Bianco 2025 rechtenvrij

Perskit

Met dit bericht maakt de festivalorganisatie de eerste namen bekend van artiesten die tijdens Red Light Jazz 2025 zullen optreden. Tot nu toe bevestigd zijn o.a. Matt Bianco, Another Taste, Amsterdam Funk Orchestra feat. Lilian Vieira, Philip Lassiter, La Ratte, Vox Sturnus, Soleil Niklasson & Wolf Martini, Kika Sprangers, Mats Gustafsson’s Cosmic Ear, Liva Dumpe & River Adomeit en uiteraard vaste gast ‘The godfather of Red Light Jazz’ Hans Dulfer.

Another Taste rechtenvrij

Perskit

Het volledige programma verschijnt in april op de totaal vernieuwde website van Red Light Jazz. Op hetzelfde moment start dan ook de voorverkoop van het hoofdprogramma.

Jabik Veenbaas_Meer dan mooie woorden
Boeken / Non-fictie

Een modern mensbeeld

recensie: Jabik Veenbaas – Meer dan mooie woorden
Jabik Veenbaas_Meer dan mooie woorden

Het nieuwe boek van schrijver, filosoof, dichter en vertaler Jabik Veenbaas roept meteen allerlei associaties en vragen op. Het omslag (ontworpen door Rouwhhorst + Van Roon, beeld Bridgeman Images) doet denken aan een deeltje uit de Bouquetreeks. Dat soort boeken lezen we echter ‘om […] ons onder te dompelen in een andere wereld. Om even geen gezeur aan onze kop te hebben. Om ons te laten bedwelmen’, aldus de auteur in het Nawoord.

Een stap verder. De inhoudsopgave, waarin achttien romantitels uit de laatste honderd jaar voorbijkomen, doet door de titels van de hoofdstukken weer denken aan De gedichtenapotheek van Philip Huff. Het gaat hier over (ijl)dromen, honger, noodkreten en wat dies meer zij. Dat mag je vast allemaal halen uit het boek van Veenbaas en de besproken romans (achttien plus twee). Of er soms misschien zelfs inleggen. Maar uiteindelijk draait het om de vraag wat die romans ons willen vertellen, ons willen leren.

Humanisme als houvast

Een volgende vraag is: ‘Waarom hebben juist romans gedurende de laatste honderd jaar zo’n belangrijke rol gespeeld in de vorming van ons wereldbeeld?’ Aldus de auteur in, in dit geval, het Voorwoord dat vooraf wordt gegaan door een motto van de Griekse dichter Pindarus: ‘O, mijn ziel, streef niet naar onsterfelijkheid, maar put het veld der mogelijkheden uit’. Het wereldbeeld is dus – concluderen wij hieruit – een seculier of humanistisch wereldbeeld, het mensbeeld van een autonoom, aards en sterfelijk wezen zonder God. Een modern mens. Dat uitgangspunt komt in dit boek het duidelijkst over het voetlicht.

Al bij het lezen van het eerste hoofdstuk, over Prousts Op zoek naar de verloren tijd, dringt zich de ondertitel van dit boek op: De moderne roman als levensgids. Immers: Veenbaas stelt de vraag of Proust ‘misschien het type mens [was] dat moeite had om in het heden te leven […] en daarom zijn toevlucht zo graag nam tot de herinnering?’. Gelukzalige herinneringen die ons een levensles meegeven. Levenskunst die ‘de plaats van de godsdienst [lijkt] te willen laten innemen’.
Overigens komt niet overal de strekking van de ondertitel zo duidelijk naar voren als hier. Soms lijkt het een ondertekening die niet zo zichtbaar meer is als de bedoeling zou moeten zijn.

Blijkbaar is er toch in de seculiere wereld een vorm van houvast nodig die een levensgids zou kunnen bieden. Maar dreigt literatuur daarmee niet – net als bij Huff – te veel te worden geïnstrumentaliseerd? Dat houvast kun je ook buiten de literatuur vinden, bijvoorbeeld in de kunst. Want ook ‘met behulp van de kunst kan de leegte van het moderne bestaan worden overwonnen’ leest Veenbaas in Leven en wandel van Zorbás de Griek van Nikos Kazantzakis. En hij citeert Aldous Huxley (Het menselijk bestaan): ‘De beste kunstwerken helpen ons op een of andere manier om ons en onze relaties met de wereld beter te leren kennen’.

Terug naar de literatuur. Op een gegeven moment richt de auteur zijn blik op Gerard (van het) Reve, die zich bekeerde tot het rooms-katholicisme. Maar er volgt een kanttekening: ‘Religie is bij Van het Reve niet in de eerste plaats overgave aan een bovenwereld, maar psychotherapie, een instrument om het leven aan te kunnen’. Dit past weliswaar binnen Veenbaas’ kader, maar doet hij hiermee zowel religie en geloof bij Reve niet wat te kort? Reve was binnen het christendom denkelijk minder eigenzinnig dan de auteur zo doet voor komen.

Mooi is Veenbaas’ soms poëtische taalgebruik (hij is ook dichter, als gezegd!) in zinnen als: ‘Van de volgende pagina’s zou ik tal van even sprankelende beelden kunnen plukken’ of: ‘Zodat er een soort vloeiende dans tussen die twee ontstaat’. En: ‘Alleen de liefde – daar is de moeder die haar dochter omarmt – kan tegen de dood worden ingezet’ of – tenslotte – ‘de oude ervaring wordt opgetild uit de tijd’.
Veenbaas op z’n best laat tenslotte zien ‘hoe de mens vecht om geestelijk overeind te blijven wanneer het er echt op aankomt’. En dat is, na honderd jaar, nog steeds zo. Hoe actueel wil je het hebben?

Theater / Reportage
special: Oudeschip, een luisterwandeling van Tom Tieman
tim-van-der-kuip-KxqD4ihKwOI-unsplashUnsplash

Een geheel nieuw theatraal perspectief op de klimaatcrisis

Eerst gidst de stem in de koptelefoon je vanaf een uitzichttoren door het dystopische panorama van de Eemshaven. Permanent afgemeerde schepen, die gas doorgeven van de zee naar het land. De krachtcentrale op steenkool en biomassa, waarvan de torenhoge witte rookpluim op kilometers afstand te zien is. Het serverpark van Google.

Dan stuurt de stem je het weidse vlakke land daarachter in. Langs een kaarsrecht pad van betonnen platen, dat achter de horizon lijkt te verdwijnen. Links strekken zich akkers uit, rechts ook, maar dan bezet door enorme windmolens. Boven je een immense hemel, bezaaid met grillige wolken, voortgedreven door de wind. Met iedere meter wandelen voel je jezelf als individu verder slinken tot een nietige speelbal in een episch gevecht tussen de grootsheid van Moeder Aarde en de megalomanie van de mens.

‘Ik wil dat mijn deelnemers in een trance raken’

En dat is ook precies het effect dat Tom Tieman, de maker van Oudeschip, wil bereiken. Zijn theatrale luisterwandeling duurt ongeveer een uur, en daar kun je als deelnemer niets aan veranderen. Je kunt het geluid in de koptelefoon niet pauzeren, om even uit te rusten en de omgeving in je op te nemen. Tieman is de baas. Hij bepaalt waar je stil moet staan, waarom, en wat je daar moet zien. ‘Ik wil dat je in een trance raakt, en je daardoor laat meevoeren’, vertelde hij mij na afloop.

Die keuze maakte hij al eerder, voor de luisterwandeling Huilende bruiden uit 2021, over vervallen herenboerderijen in Oost-Groningen en hun bewoners, want die was hem goed bevallen. Tieman doet eerst jarenlang af en aan onderzoek in de streek of gemeenschap die hem is gaan fascineren, voordat hij die eert met een artistieke productie. Tegen die tijd weet hij zoveel, en is hij zo overtuigd geraakt van de boodschap die hij wil vertellen, dat hij van ons verlangt dat wij gewoon naar hem luisteren, zonder iets terug te zeggen, of zelf te interveniëren.

Tieman heeft zijn casus meesterlijk gekozen

Die keuze is het oerrecht van de maker. Maar he’d better deliver, als hij zoveel ruimte voor zichzelf opeist. En Tieman levert uitbundig, daar kan geen twijfel over bestaan. Oudeschip is een onverwacht gelaagde en genuanceerde vertelling geworden over een hypermodern, en toch ook weer eeuwenoud gevecht: dat van de mens, tussen wat hij voor zichzelf wil, en wat hij als nummer in een collectief helpt verwezenlijken, via zijn werkgevers, en de bestuurders die hij deels zelf in hun ambt heeft gestemd.

Tieman heeft zijn casus meesterlijk gekozen. Oudeschip ligt hemelsbreed een paar kilometer landinwaarts van de Eemshaven verwijderd. De naam verwijst naar het ontstaan van het dorp. Op de nabije kust strandde in 1760 het zeilschip Azia. Bemanning en omwonenden sjouwden het wrak over de zeedijk heen de polder in, en betrokken het als woning. Toen de Azia te zeer was verrot om er in te wonen, werd het schip vervangen door huizen.

De burgemeester kondigde in 1979 een ‘ontvolkingsproces’ aan

Ruim een eeuw lang bleef Oudeschip een vrijhaven voor smokkel en piraterij. Openbare bestuurders en politieagenten kwamen er nooit – pas in 1884 werd de eerste weg naar het dorp aangelegd. Toen bijna een eeuw later, in 1973, de bestuurders hun Eemshaven bouwden, wilden zij het dorp, dat zij toch al zo lang hardnekkig hadden genegeerd, opofferen aan de verdere expansie van dit nieuwe project. De toenmalige burgemeester kondigde in 1979 een ‘ontvolkingsproces’ aan, dat in 1985 voltooid had moeten zijn.

De schaarse wegen vielen vol gaten omdat de overheid het onderhoud staakte, en de straatverlichting ging voorgoed uit. Gevolg was, dat ook veel inwoners hun woningen lieten verslonzen. Een tiental huizen ging in vlammen op, vermoedelijk in een poging de brandverzekering tot een uitkering te bewegen. Maar de timing van de bestuurders had niet slechter kunnen zijn: 1973 was het jaar van de oliecrisis, het begin van een diepe en jarenlange economische malaise. In de gloednieuwe Eemshaven was niets te doen. Laat staan dat hij zou moeten uitbreiden.

‘Die vrijheid, de ruimte, en dan ook nog betaalbaar, vormden een unieke kans’

Nieuwe avonturiers kochten de lege huizen in Oudeschip op, voor een habbekrats. Zoals Akke de Groot en haar man. Zij kochten een oud schippershuisje, knapten dat op en breidden het uit met een zelfgebouwde vleugel – een proces dat jaren in beslag nam. ‘Hier konden we helemaal ons eigen ding doen’, vertelt Akke tijdens de luisterwandeling. ‘Die vrijheid, de ruimte – en betaalbaar. Dit was een unieke kans.’ De haven was toen nog een ‘gezellige buurman’, vertelt Tieman. ‘De reuring van de haven op afstand, in zicht, heeft iets’, aldus De Groot.

Tussen de haven en Oudeschip ligt de Oostpolder. Het is vruchtbare landbouwgrond, waar aardappelen en uien worden geteeld. Jarno Rietema boert daar, net als zijn vader en grootvader. In Oudeschip vertelt hij over de scholekster die ieder jaar op een van zijn akkers nestelt, en waar hij met zijn tractor steevast met een grote boog omheen rijdt. Rietema weet niet precies hoe lang de vogel al in zijn leven is. ‘Scholeksters worden 35 à 40 jaar oud.’ Hij heeft hem Brutus gedoopt – een ode aan de natuur die de boer in staat stelt zijn werk te doen.

Thuis heeft Rietman multomappen vol plannen die nooit zijn uitgevoerd

De grote vraag is hoe lang nog. Google heeft zijn oog op het gebied laten vallen. Het huidige serverpark beslaat al dertig hectare, in de haven zelf. Maar de Amerikaanse techreus wil er nog zo’n veertig hectare bij voor een nog groter park, een hyperscale. Rietema denkt dat het zo’n vaart niet zal lopen. Thuis heeft hij multomappen vol plannen van en voor de Eemshaven uit de afgelopen vijftig jaar, die allemaal nooit zijn gerealiseerd.

Oudeschip biedt ons een geheel nieuw perspectief op dé uitdaging voor de mens: de klimaatcrisis. Wij zien die al jaren in een frame van goed tegen kwaad: Shell versus windmolens, steenkoolcentrales versus zonnepanelen, agro-industrie versus kleinschalige biologische landbouw. Maar deze luisterwandeling leert ons dat de realiteit onvergelijkelijk veel complexer is.

De Oudeschippers zijn grofweg fifty-fifty vóór en tegen de Eemshaven

Wat de bestuurders met de Eemshaven van plan zijn, zit in de goede kant van ons frame. De haven moet een draaischrijf en aanjager worden in de ‘transitie’ naar schone energie. Alleen laat Tieman ons zien dat de nieuwe industrie die daarmee gepaard gaat, net zo problematisch is als de oude die zij vervangt. De opmars van elektrische auto’s en warmtepompen vergt krachtcentrales en een stroomnet, die qua grootschaligheid en invloed op de leefomgeving niet wezenlijk onderdoen voor de mijnen, hoogovens en raffinaderijen van weleer.

Het tweede nieuwe inzicht dat deze luisterwandeling ons biedt, betreft de slachtoffers van de transitie. Ons frame doet ons voetstoots aannemen dat alle 130 inwoners van Oudeschip zich als één man verzetten tegen de expansie van de Eemshaven. Niets is echter minder waar. De inwoners zijn grofweg fifty-fifty verdeeld. De nieuwkomers, zoals Akke de Groot en haar man, zijn overwegend tegen.

Tieman vervangt ons klimaatframe door een nieuw criterium: leefbaarheid

Maar Oudeschippers zoals Jarne Rietema, die in het dorp geboren en getogen zijn, zijn veel milder gestemd, of zelfs ronduit fans van de Eemshaven. Ontvolking, grootschalige glastuinbouw, en nu dan weer die energietransitie: zij zien al generaties lang het ene na het andere megalomane plan voor het gebied komen en gaan, en denken, vermoedelijk terecht, dat het hun tijd wel zal duren. Zij zijn gewend geraakt aan die reusachtige buurman tussen hun dorp en de zee, en zien hem niet langer als een bedreiging. Eerder als een bron van werk en welvaart.

Door zijn grondige onderzoek heeft Tieman kunnen ontsnappen aan ons simplistische klimaatframe, en dat kunnen vervangen door een nieuw criterium: leefbaarheid. Tijdens de luisterwandeling vraagt hij zijn gesprekspartners talloze malen wat leefbaarheid voor ieder van hen betekent. Is het de vrijheid die Akke de Groot en haar man nastreven? De doodse stilte en inktzwarte nachtelijke duisternis van de Oostpolder, waar je de sterren kunt zien als bijna nergens elders in Nederland? Of is het de werkgelegenheid die de Eemshaven biedt, en het perspectief op groei en vooruitgang?

De geboren en getogen Oudeschippers kreeg Tieman niet zomaar te spreken

Tieman geeft ons het antwoord niet, hij laat ons achter met die vragen en de sterk uiteenlopende antwoorden die de Oudeschippers daarop geven. Met dat nieuwe perspectief. Tenslotte moeten wij die vragen zelf ook leren beantwoorden, ieder voor onszelf, vanuit onze eigen particuliere omstandigheden. Dat is de grote verdienste van Oudeschip, dat deze luisterwandeling ons dat inzicht bijbrengt.

Hij eindigt in het Dorpshuis Diggelschip, waar de inwoners iedere zaterdagavond patat kunnen komen eten. Aan de bar zitten steevast de geboren en getogen Oudeschippers. Die kreeg Tieman niet zomaar te spreken voor Oudeschip. ‘De meesten van hen wilden niet met mij praten.’ Pas toen ze zagen hoe vaak en hoe lang hij kwam, hoe serieus hij hun dorp nam, ging een aantal van hen alsnog overstag. Tot dat moment had hij alleen contact gehad met de andere helft van het dorp. ‘Maar dat waren allemaal anti-Eemshaven-activisten. En ik wilde iedereen spreken, ook dat andere verhaal horen.’

Dat is hem goed gelukt, en heeft Oudeschip voor ons tot een veel rijkere ervaring gemaakt.

Van films naar theater, en ook andersom: de modus operandi van Tom Tieman

Tom Tieman is van huis uit een documentairemaker die negen films op zijn naam heeft staan. Met Oudeschip, Huilende bruiden en enkele andere projecten betreedt hij de arena van de live performing arts. Kunstenaars worden steeds meer multidisciplinair, maar ik ken geen andere documentairemaker die zich aan theater waagt, zoals zijn eerdere werk Ruimtereis – SHELTER (2023). En daarbij laat hij het niet. Interessant is, dat hij af en toe ook dezelfde weg terug aflegt. Zo vloeide uit de luisterwandeling Huilende bruiden een documentaire voort.

Tieman sluit niet uit dat Oudeschip eveneens tot een film zal leiden. Maar hij overweegt ook andersoortige artistieke vertakkingen. ‘Binnenkort ga ik een toernee van lezingen organiseren’, vertelt hij na afloop van Oudeschip boven een bord patat in het Dorpshuis Diggelschip. ‘Ik ben benieuwd of dat voor mij werkt, zelf de performer zijn voor een live publiek.’ Hij zou ook graag zijn luisterwandelingen tot apps bewerken. ‘Daar bestaat al een platform voor, ECHOES genaamd.’

In app-vorm wordt een luisterwandeling een virtuele gedenksteen

In hun huidige vorm zijn Huilende bruiden en Oudeschip moeilijk te herhalen. Iedere herneming moet opnieuw worden geproduceerd, met alles wat daarbij komt kijken: de financiering, partners zoeken, locaties vastleggen, koptelefoons regelen en uitdelen, de route bewaken. Binnen dat netwerk van afspraken is een editie ook maar beperkt uit te breiden, als het onverwacht goed loopt. De première van Oudeschip besloeg tien dagen, met timeslots van 9.00 uur ’s ochtends tot 16.00 uur ’s middags, in de periode 15 februari 2025 tot en met 2 maart 2025. Al die slots raakten uitverkocht; maar er konden maar twee extra dagen aan de reeks worden vastgeplakt – 8 en 9 maart 2025, die algauw óók waren uitverkocht.

Als ze in een app-vorm kunnen worden gegoten, komen de luisterwandelingen in principe eeuwig beschikbaar, en kunnen wij ze maken zo vaak we willen, op de momenten die ons het beste uitkomen. Met onze eigen smartphone, en eigen earpods of koptelefoon. Een luisterwandeling als Oudeschip wordt dan een virtuele pendant van een monument of gedenksteen: een plek in het digitale universum waarnaar je steeds kunt terugkeren.

Een ander interessant aspect aan Tiemans modus operandi is dat hij al enkele jaren samenwerkt met een creatief producent, Jaukje van Wonderen. Een creatief producent beperkt zich niet tot de productie, tot de zakelijke kanten van een voorstelling, maar is ook volwaardig partner in het artistieke proces. Dat laatste lijkt een open deur: hoe kun je nou effectief produceren zonder die creatieve rol? Toch krijgen creatieve producenten in Nederland zelden de erkenning die zij verdienen.

Met zijn creatief producent heeft Tieman een artistieke kruisbestuiving

Hoe ziet die creatieve rol er precies uit? Dat verschilt per kunstenaar, vertelt Van Wonderen. ‘Mijn bijdrage aan Oudeschip was vooral de vertaling van Toms artistieke ideeën in de aanvragen die we moesten schrijven voor de publieke en private sponsors van dit project. Maar wat mij daarbij zeer hielp, is dat Tom zelf goed kan schrijven. Veel makers kunnen dat juist niet, en dan kan ik die vertaling ook veel moeilijker maken.’

De samenwerking met zijn creatief producent werkte ook de andere kant op, vertelt Tieman. ‘Als ik eenmaal begeesterd raak door een artistiek idee, heb ik vaak te weinig oog voor de praktische uitvoerbaarheid daarvan. Daar wijst Jaukje mij dan weer op. Samen komen we dan tot een artistieke oplossing die ook nog te produceren is.’ In dat proces heeft Tieman profijt van zijn eerste métier. ‘Als filmmaker raak je vanzelf getraind om vanaf het allereerste begin je artistieke concept te formuleren, en voortdurend aan te scherpen. Dat eisen nu eenmaal de omroepen, streamers en fondsen aan wie wij onze projecten moeten slijten.’

Theater / Voorstelling

Sprookjesachtige zwanenzang van een stervende mens

recensie: Requiem voor de Onwerkelijkheid – Silbersee
Requiem - Bowie VerschuurenBowie Verschuuren

Wat gaat er door een mens heen wanneer hij weet dat zijn laatste uur heeft geslagen, wanneer hij de dood in de ogen kijkt, dus? Schrijver Toon Tellegen maakt een soort gedachteoefening van dit vraagstuk in Requiem voor de Onwerkelijkheid. Muziektheatergroep Silbersee tovert deze overpeinzing om in een wonderschone voorstelling.

Als je weet dat je doodgaat, leg je je daar dan bij neer? Of verzet je je tot het uiterste, bedenk je uitwegen om die laatste adem nog even uit de stellen? De man (Hans Croiset) in Requiem voor de Onwerkelijkheid verzint een reeks aan excuses en uitvluchten om de dood zo lang mogelijk op afstand te houden.

Tegelijkertijd komen herinneringen bovendrijven, verschijnen dierbaren die allang dood zijn voor het geestesoog. Het stervensproces is zo een mengelmoes van heden en verleden.

Jheronimus Bosch

Requiem voor de Onwerkelijkheid is vormgegeven als een soort koortsdroom. De stervende mens is omgeven door fabeldieren die sterk doen denken aan de figuren uit het werk van de schilder Jheronimus Bosch. Dansers, zangers, musici dragen allen fantastische kostuums (kostuums: Bart Hess).

De Dood (Carlos Refos) draagt bijvoorbeeld een strakke bruine bodystocking waarop aan alle kanten handen zijn geprint, plus een lange fallus. Zangers hebben tepels waaruit extreem lange, dunne uiers steken, en ze dragen geschubde staarten aan beide billen. Het koor heeft bodystockings met een reeks borsten erop geprint. Een lepelaar draagt een gewei op het hoofd. De toetsenist (Albert van Veenendaal) is een engel met grote bruine opblaasbare vleugels. De gitarist (Corrie van Binsbergen) draagt een soort helm die opgebouwd lijkt uit saté-prikkers, zodat ze eruit ziet als een egel.

Er gebeurt zó veel tegelijkertijd, dat je bijna niet weet waar je moet kijken. Dit pandemonium van engelen, duivels en dieren is een goed geoliede machine, regisseur Romain Bischoff heeft de teugels strak in handen.

Zwanenzang

De speelvloer wordt overvleugeld door een reusachtige zwarte kraai op de achtergrond, waarin je ook een crucifix kunt zien. De Dood klimt erin, en beziet zo de stervende mens van bovenaf. Rechts op de speelvloer staat een bed, waarop de stervende man echter zo min mogelijk gaat liggen. Liever zit hij uiterst links op een stoel, van waar af hij zijn zwanenzang uitspreekt. Nu en dan legt de Dood – of is hij een engel, of zelfs de Duivel? – zijn hoofd in de schoot van de man.

Pleiten

Requiem voor de Onwerkelijkheid is een monoloog, uitgesproken en gespeeld door de ijzersterke Hans Croiset, zelf inmiddels 89 jaar. ‘Aan het eind van mijn leven kwam een engel me tegemoet… Mijn dood was daar.’ De hoogbejaarde, maar zeer vitale Croiset speelt de stervende mens met een zekere lichtvoetigheid, met ironie in stem en spel. Listig ook: hij probeert steeds de Dood te slim af te zijn. Hij lacht, moppert, schimpt. Pleit voor méér tijd, al weet deze mens dat die er niet in zit.

De tekst van Toon Tellegen wordt doorsneden door muziek, door dans, door loepzuiver gezang, door een koor dat onder andere ‘Kyrie!’ zingt: ‘Heer!’ De muziek klinkt eeuwenoud, maar is gecomponeerd door Corrie Binsbergen.

Het decor houdt het midden tussen een kerststal en een naargeestig sprookjesbos (decor: DoorDouwe). In deze voorstelling zit veel katholieke symboliek, van het Lam Gods (Jezus die zijn leven offert voor de mensheid) tot de biechtstoel achter de stervende man.

Totaaltheater

De première wordt gespeeld in de katholieke kerk De Duif aan de Prinsengracht in Amsterdam. Die setting draagt beslist bij aan de theatrale kracht van dit overlijdensritueel. Strikt genomen is een requiem in de katholieke kerk een mis die wordt gehouden voor iemand die al is overleden, maar een kniesoor die daarop let. Silbersee speelt deze weergaloos mooie voorstelling slechts een dozijn keer. Het is voor de liefhebber dus een kwestie van er op tijd bij zijn. Fraaier dan dit, wordt totaaltheater niet.

Requiem voor de Onwerkelijkheid – Silbersee, in coproductie met Consensus Vocalis

Tekst: Toon Tellegen
Compositie: Corrie van Binsbergen
Decor: DoorDouwe
Kostuums: Bart Hess
Licht: Bogi Bakker
Hoofd techniek Richard Bron 
Hoofd geluid: Maurits Thiel 

Theater / Voorstelling

Bekentenissen in de nacht

recensie: Stiekem Hooglied –TOEAC Producties
Kopie van IMG_0873-Enhanced-NRBowie Verschuuren

Een groot voordeel aan een lang gesprek voeren met iemand die je niet kent en die je hierna ook beslist nooit meer zult terugzien, is dat je diegene al je geheime gedachten en verborgen tekortkomingen kunt vertellen. Dat is de insteek van Stiekem Hooglied, een fijn pareltje van TOEAC Producties, geschreven door Peer Wittenbols.

De naamloze vrouw in Stiekem Hooglied werkt in opdracht aan een literaire tekst: een boek, een novelle, een kortverhaal misschien… eigenlijk heeft ze nog geen flauw idee. In elk geval heeft de vrouw geen zin om te schrijven, het beloofde verhaal wil maar niet vlotten.
De naamloze man zit, staat, hangt vooral doelloos rond.

Vertrouwelijkheden

Deze vrouw en deze man, die elkaar niet kennen, maken met de nachtelijke veerboot de oversteek van Nederland naar Kristiansand in Noorwegen. Beiden dachten op het lege bovendek alleen te zullen zijn, onder de sterrenhemel (decor en scenografie: Catharina Scholten). En hoewel ze zich allebei afvragen wat ze aan moeten met deze onbekende medepassagier, ontspint zich onwillekeurig toch een gesprek. Een conversatie waarin ze vertrouwelijkheden en geheimen met elkaar delen die ze een bekende niet makkelijk zouden vertellen.

Ze worden tijdens hun gesprek muzikaal begeleid door Pieternel Berkers en Renée Bekkers, die samen het accordeonduo TOEAC vormen. De muziek van de accordeons gaat mee met de handeling; begeleidt, ondersteunt die. De accordeons vormen een echo van de emoties van de mensen: ze zijn harmonieus, ze maken ruzie, ze zijn verdrietig en hitsig. De muziek zegt wat de personages niet tegen elkaar dúrven zeggen.

Bijbelboek

Het Hooglied is een boek in de Hebreeuwse bijbel. Het is een tweespraak tussen twee geliefden, een soort liefdesgedicht. In Stiekem Hooglied zien we zo’n soort liefdesgedicht. De dialoog (tekst: Peer Wittenbols) scheert langs thema’s zoals heimwee, verlangen, missen, liefde, eenzaamheid.

Eenzaam

Regisseur Ria Marks heeft de beschikking over twee acteurs die elkaar vertrouwen en elkaar iets gunnen, wat een fraaie voorstelling oplevert. Jammer dat Marks er sommige emoties iets te voorspelbaar laat uitspringen. Zo gaat opwinding gepaard met aan je kleren trekken terwijl je zit te hijgen.

Ariane Schluter is prachtig als de gekwelde, eenzame, gefrustreerde vrouw, die eigenlijk snakt naar liefde, ook al houdt ze mannen op afstand. Ali Ben Horsting als de man is vertwijfeld, in de war, bozig, een beetje cynisch. De twee lenen elkaar bijna ongeduldig het oor: vertel – vertel – vertel! En de toeschouwers denken dat met ze mee. Wat een prachtig kleinood is Stiekem Hooglied.

Tekst: Peer Wittenbols
Concept en muziek: TOEAC (Pieternel Berkers en Renée Bekkers)
Decor en scenografie: Catharina Scholten
Kostuums: Bernadette Corstens
Techniek: Jouke Seisvel