weg
Boeken / Non-fictie

Weg van de Weg

recensie: Michael Puett en Christine Gross-Loh - De weg
weg

De colleges Chinese filosofie van auteur en Harvardprofessor Michael Puett behoren tot de populairste van de prestigieuze universiteit. Dan valt te hopen dat hij daarin meer aandacht besteedt aan deze filosofie, want in zijn werk De Weg laat hij hierbij behoorlijke steken vallen.

Chinese filosofie staat de laatste jaren flink in de belangstelling, zowel in China als in het westen. Dit leidt tot tal van publicaties waarin we op toegankelijke wijze bekend kunnen raken met Chinese filosofen, die doorgaans een volstrekt eigen en andere manier hebben om naar de wereld te kijken. Een zienswijze die veel mensen vandaag de dag aanspreekt. Een denken dat onze alledaagse ervaring van de wereld ofwel op z’n kop zet, ofwel verrijkt met details. Veelal komt het Chinese denken erop neer dat te veel ambitie onze ondergang wordt en dat we gelukkig worden door ons er niet meer mee bezig te houden. Populaire filosofische stromingen vanuit China zijn het taoïsme en het confucianisme. Er is echter meer dan dat en daarvan wil De Weg een overzicht geven. Daarnaast koppelt Puett het denken aan praktische hedendaagse voorbeelden.

Stellig

Wat opvalt in de manier waarop Puett het oude Chinese denken (vaak ouder dan 2000 jaar) aan de huidige tijd koppelt, is de stellige toon die hij gebruikt. Een conflict met een collega zouden we in de lijn van Mencius kunnen voorkomen wanneer we beseffen dat we allebei allerlei verwachtingen hebben, die we zonder te checken op elkaar afvuren. Zo gaan we met korte lontjes een gesprek in en flippen we gemakkelijk. Beter zou het zijn wanneer we, doordat we De Weg gelezen hebben, begrip tonen voor de ander. Eerder zegt Puett geen zelfhulpboek te hebben willen schrijven, om vervolgens met het ene na het andere advies te komen. In een ander voorbeeld stelt Puett dat het beter zou zijn een collega te helpen die tien minuten van je tijd vraagt, ook al ben je erg vermoeid en wil je het liefst naar huis om uit te kunnen rusten. Wanneer je dan vijftien minuten later dan voorzien klaar bent, zo stelt hij, zul je meer tevreden zijn, omdat je deze collega geholpen hebt. Het boek staat vol van dit soort ‘omgangsregels’.

Missers

Puett schreef De Weg samen met journaliste Christine Gross-Loh. Het lijkt erop dat hij zich meer thuis voelt in het confucianisme dan in het taoïsme. Ten eerste omdat hij het confucianisme kernachtiger weet te vangen en een aantal belangrijke principes helder uiteen weet te zetten, zoals het concept Ming, van Mencius. Ming is vrij vertaald het noodlot en het begrip staat voor Mencius voor de wisselvalligheid van het bestaan. Of het belang van rituelen waar Confucius prat op ging. Rituelen die ons helpen hoe we met verschillende ambten en levensgebeurtenissen moeten omgaan, om ons zo soepel mogelijk door het leven te bewegen. Daarentegen mist Puett één van de kernprincipes van het taoïsme, het wu wei, wat hij slechts terloops noemt en nauwelijks uitwerkt. Ook verzuimt hij het werk van de wijze Lao Zi bij de juiste naam te noemen, namelijk de Daodejing. In plaats daarvan noemt hij het werk steevast de laozi. Hij stelt dat het taoïstische gedachtegoed aangewend kan worden om nieuwe werelden te scheppen. Een eigentijdse interpretatie.

Verbijsterend is het dat hij Ronald Reagan ten tonele brengt als een man die een nieuwe wereld schiep. Het neoliberale ideaal van Reagan is de antithese van waar het taoïsme voor staat. Dat Puett dan ook met Xun Zi eindigt is niet zo vreemd. Deze denker past het best bij het huidige Amerikaanse pragmatisme en neoliberale denken. Dat de Chinese filosofie doordrenkt is met maat houden en harmonie nastreven, laat Puett op de cruciale punten achterwege. Een gemiste kans.

Zo is dit boekje een introductie in met name het confucianistische denken, waarbij hij er in slaagt een aantal kernbegrippen helder uit te leggen. Maar tegelijkertijd is het veel te eenzijdig en te weinig kritisch hoe de Chinese filosofie van weleer antwoorden kan bieden voor de werkelijke problemen van vandaag de dag. Antwoorden die ze wel degelijk heeft. De vele onrealistische en stellige voorbeelden doen verder af aan de bruikbaarheid van het Chinese denken, wat dit denken geen recht doet. Ondanks een aantal aardige inzichten raakt De Weg aardig van het padje.

Childhood of a leader
Muziek / Album

SCOTT WALKER | THE CHILDHOOD OF A LEADER OST

recensie: Grafharde Klankbak
Childhood of a leader

Als Scott Walker (Noel Scott Engel) zijn keel opentrekt, kruipen mensen van panische angst de grond in. Een onaardse, doodsbenauwde vibrato als zenuwen op brekens. Een stem die zich ontzield van de zanger losmaakt, als loodzwaar spook alle duisternis naar zich toe trekt. De huiveringen van platen The Drift en Bisch Bosch galmen nog lang na. Op soundtrack The Childhood of a Leader fungeert niet Walker zelf, maar de orkestbak als zijn klankkast.

Daar jaagt de bleke componist de eerste spanning door de orkestbak, die daarop onrustbarend wrange klanken uitstoot. Iemand breekt een zweep, links en rechts piepen zieke speelgoedtrompetjes. Dan plaatst Walker zijn wrange toonblokken als een waanzinnige Bruckner.

Grafhard

“His enormous eyes as he arrives – Coming nearer in the surrounding darkness – His strange beliefs about the moon.” (Clara, uit The Drift) Strijkers trekken als inktzwarte bommenwerpers de stad over. Op Childhood of a Leader dicteert de film, al werpt de muziek bij vlagen een grafharde schaduw. Zelfs op een klein intermezzo als ‘Village Walk’ trekt Walker de strijkers doormidden. Opdat er geen enkele reden overblijft om te vermoeden dat het hier gaat om een zorgeloze promenade.

Er zijn driftbuien van de kleine dictator, waarbij Ligeti die zijn glimlach heeft ingeruild voor een emmer azijn. De orkestbak grieft, cello’s schuren tegen elkaar en fragmenteren alles daarboven. Zo ploegt de bleke componist zich in kleine vignetten van vaak nog geen twee minuten door een kleine canon Moderne Meesters. Hier en daar een schaduw van herkenning, waarmee Childhood of a Leader zich alvast geheel vrij speelt van de gekluisterde klankbauw op The Drift, Bish Bosch of de onverteerbare samenwerking met Sun 0))), Soused.

In staal gevat

De romantiek op deze soundtrack is van een andere soort. Geheel volgens traditie organiseert Walker alle miniatuurtjes, scherven en fragmenten zó, dat de spanning pas scheurt en dondert op het eind. Ronkend koper, machinale percussie en ziekmakende strijkers. Dan een gillende sirene. Dit is waar bij alle toeschouwers het zweet uit duizend poriën barst.

Er ontsnapt nog eens een laatste benepen kreet uit de klankkast en de stilte is weer volledig. De plaat mag een half uur duren, maar de muziek is als in hevig en loodzwaar staal gevat. En zo is de afwezigheid van Walkers stem als een nog diepere duisternis: geen lamp, geen kaars, geen maan. Te weinig licht om op zoek te gaan naar een uitgang.

 

Orchestra Tuning Up (concertmeester): “Okay, let’s try this please!”

 

reflecties
Kunst / Kunstboek

Een goed gesprek tussen kunst en filosofie

recensie: Onno Zijlstra en Wendy Janssen - Reflecties. 25 kunstwerken 24 filosofen
reflecties

Voor in het schitterend uitgegeven boek Reflecties staat een motto van Kant dat meteen al aangeeft waar het de auteurs Onno Zijlstra en Wendy Janssen om te doen is: mensen kunnen over hun eigen, subjectieve oordeel heen stappen en zijn in staat een algemeen standpunt in de nemen en daarop te reflecteren. Dat geeft, zeggen zij, hoop.

Dat is wat Zijlstra en Janssen in de eerste plaats hun studenten aan de ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten, afdeling Zwolle, willen leren: reflecteren met een open, haast naïeve blik. En vervolgens nemen ze ons, lezers van wat in wezen een inleiding in de esthetica is, op sleeptouw. Want dat is het wat ze, ook qua aansprekende schrijfstijl, doen.

Praatjes en plaatjes

Het is een aparte inleiding. Weliswaar passeren vierentwintig filosofen chronologisch de revue, maar dan telkens gekoppeld aan vijfentwintig concrete kunstwerken uit deze en de vorige eeuw. Het zijn geen praatjes bij een plaatje, of omgekeerd. Filosofie en kunst leggen elkaar als het ware uit, waarbij het aan de lezer/kijker is er meer of iets anders uit te halen. Op die manier wordt een beroep op actief lezen, kijken en denken gedaan.
Het is geen gemakkelijke kost, maar omdat de inhoud in eerste instantie voor studenten is bedoeld, is de toon begrijpelijk en soms ook verluchtigd: ‘Mondriaan raakt me altijd diep (…). Iedere keer is het weer raak. (Heb ik toevallig een jetlag, dan raakt het werk me dubbel)’.
In de tekst zijn gekleurde tekstblokjes aangebracht met citaten van filosofen, kunsthistorici en enkele dichters. Bovendien zijn de hoofdstukken relatief kort en behapbaar en worden ze afgesloten met een literatuurlijstje voor wie verder wil lezen.

Hoop

alexander calder

Alexander Calder, Rouge triomphante, 1959-1965 (Calder Foundation, New York) c/o Pictoright Amsterdam 2016

Hoe dat in zijn werk gaat, van een subjectief tot een algemeen geldend oordeel komen, blijkt direct in het eerste hoofdstuk, over Mondriaan en Plato: ‘Diotima’s leerschool van de liefde pikt de leerling op waar hij is, in het geval van Socrates bij een mooi jongenslichaam, en voert hem vandaar naar twee en vandaar naar alle mooie lichamen, van mooie lichamen naar mooie gebaren, vandaar naar mooie wetenschappelijke ontdekkingen, en vandaar naar de studie van “de schoonheid zelf”.’
Of in het hoofdstuk over Eliasson en Augustinus: ‘In Augustinus’ Belijdenissen lezen we over de twijfel van een jonge man die op zoek is naar het absolute goed en fout. Het is een persoonlijk en tegelijkertijd een algemeen verhaal over de twijfel.’ En in de voetsporen van de eerder genoemde Kant heet het: ‘Omdat we allemaal mensen zijn en we een verbeeldingsvermogen hebben, komen we tot een persoonlijk, maar toch algemeen oordeel van wat mooi is. Hieruit spreekt hoop.’

Fronsende wenkbrauwen

Het gevolg van deze insteek is dat zowel aan de beeldende kunst als de filosofie recht wordt gedaan, en dat geïnteresseerde lezers in de ene, of de andere discipline – of in beide – veel van hun gading zullen kunnen vinden.
Al zullen kunsthistorici hun wenkbrauwen fronsen wanneer ze bijvoorbeeld lezen dat het werk Luna, dat is gemaakt van wrakhout, als ‘schilderij met lijnen’ wordt bestempeld. De link met Merleau-Ponty die in dit verband wordt gelegd, is overigens ook wat mager, en had juist hier sterker kunnen zijn wanneer de materie van de assemblage als uitgangspunt was genomen. En filosofen zullen hun wenkbrauwen fronsen wanneer ze lezen dat Adorno joods was. Zijn moeder was rooms-katholiek, dus hij was een zogeheten ‘vader-jood’.
Wat overeind blijft, is een op mooi glanzend papier en van bijna tweehonderd kleurenfoto’s voorzien boek dat aanzet tot het zelf verzinnen van combinaties. Wat bijvoorbeeld te denken van Goethe’s kleurenleer en Ellsworth Kelly (momenteel te zien in Museum Voorlinden) of Katja Mater?

 

Reflecties. 25 kunstwerken 24 filosofen.
Schrijvers: Onno Zijlstra en Wendy Janssen
Uitgever: Uitgeverij DAMON
Bladzijden: 208
Prijs: € 29,90
ISBN: 978 94 6036 225 5

Theater / Reportage
special: ValkhofTheaterAvenue 2016

Een gemoedelijk, alternatief theaterfestival met persoonlijke voorstellingen

Het was weer een mooie theaterzomer met festivals als de Parade en Theater Boulevard. Maar de zomer is nog niet voorbij. Een van de afsluiters is de ValkhofTheaterAvenue, een gemoedelijk, alternatief theaterfestival met gevarieerde, persoonlijke voorstellingen, voor zowel jong als oud.

De organisatie van het festival omschrijft het als ‘de theatrale kermis van het oosten’. Die omschrijving is op zich niet verkeerd: overal staan kleine tentjes, pipowagens en zelfs houten huisjes waar bezoekers allerlei voorstellingen kunnen bekijken. Sommige artiesten nemen het kermisaspect overigens erg serieus. Met een megafoon proberen zij als medewerkers van de Octopus of The Diamond Wheel de bezoekers naar hun voorstelling te krijgen. Anderen daarentegen houden zich meer op de achtergrond en wachten tot de bezoekers vanzelf naar hun voostelling komen kijken. Het festival is dan ook eerder een klein theaterdorp waar iedereen bij elkaar kan aankloppen, gelegen in een van de mooiste parken van de stad. Dat er dankzij het zonnige weer een veel betere bezoekersopkomst is dan de dag ervoor, maakt de sfeer des te beter.

Minimalistisch schimmenspel in knusse setting

DeMol08De dag is nog jong, dus trap ik af met een voorstelling voor het jongere publiek. Met De mol maakt Theatergroep De Rode Spreeuw een schimmenspel over een mol die gedwongen wordt haar huis te verlaten. Er moet een gasleiding door haar huis gelegd worden. De mol wil er alles aan doen om dit te voorkomen, maar zij is een alleenstaande mollenmoeder en kan dus moeilijk haar drie blinde mollenbaby’s achterlaten. Daarom schakelt ze de hulp van de worm in. Als tegensprestatie belooft ze dat ze hem een jaar lang niet zal opeten.

Dit keer geen flets kinderverhaal waarin alles maar snel, snel, snel gaat, nee, gemoedelijkheid en het verhaal staan hier voorop. Het decor en de dieren zijn dan ook erg eenvoudig en minimalistisch – slechts een wit doek met daarop een boom, een gat in de grond en een paar dieren van papier – maar dat is juist de kracht van deze familievoorstelling. Qua vorm doet De mol enigszins denken aan het prachtige VPRO-kinderprogramma De boze heks. Tel daar de knusse sfeer, de zitzakken en matrassen in bonte kleuren bij op en je hebt alle ingrediënten voor een geslaagde, traditionele kindervoorstelling. Hier en daar verliest het verhaal vaart doordat de dieren met elkaar in discussie gaan over van alles en nog wat en het een spelletje welles-nietes wordt, maar al met al is De mol een prettige kindervoorstelling die een diepere boodschap uitdraagt zonder overdreven educatief te worden. Wel jammer dat het uiteindelijk voor de mol eind goed, al goed is, maar de worm over een jaar alsnog wordt opgegeten.

Naden en naaien. Op zoek naar contact

Het festival komt meer tot leven en het aantal bezoekers neemt toe. Men geniet van het mooie weer en wordt spontaan toegezongen door De Italianen, een groep die is ontstaan op de ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten in Zwolle en waarvan overigens niemand Italiaans lijkt. Met hun spontane serenades voor jong en oud maken zij het festival extra sfeervol.

Dan door naar Naad van Anne Nusselder. Met deze cabaretvoorstelling probeert Nusselder contact te maken, en als het aan haar ligt het liefste heel intensief en met iedereen. Dat lukt haar aardig goed. De charmante Nusselder weet het publiek heel natuurlijk naar zich toe te trekken. Met een titel als Naad kom je al gauw bij de naai-metafoor en voor je het weet ben je bij allerlei seksueel getinte grappen. Die worden, zeker door het middelbare publiek, niet altijd even goed begrepen, maar daartegenover staat dat Nusselder moeiteloos zware onderwerpen als zelfmoord erbij betrekt zonder het vlotte cabaretspel uit het oog te verliezen.

Mata Hari als betovergrootachtertante

Chantal Inen_ Leguaan KleurOok Chantal Inen gaat in haar theatervoorstelling Nieuwe sporen in op het thema van contact maken, maar richt zich vooral op contact maken met jezelf en je verleden. Als een leguaan betreedt ze het podium, op zoek naar insecten. Met een gebrekkig Nederlands dat ze hierbij gebruikt, verwijst Inen subtiel naar de oer-vrouw die zich steeds meer evolueerde (de leguaan-metafoor is hier een mooie vondst voor) tot de hedendaagse, moderne vrouw, het soort vrouw zoals Inen. Hoewel, Inen voelt zich juist steeds meer van haar ‘vrouwelijkheid’ verwijderd geraakt. Ze probeert haar vrouwelijke identiteit weer te ontdekken door deel te nemen aan het Wild Women Weekend in Wommels, maar met een stel middelbare vrouwen naakt in een vijver staan maakt haar allerminst meer vrouw. Terwijl ze de vrouw in haar zoekt, graaft ze steeds meer in haar complexe, multiculturele verleden en probeert ze zij te verplaatsen in haar betovergrootachtertante Mata Hari. Ze maakt hierbij veelvuldig gebruik van lichaamstaal. Een enkele keer schiet dit uit tot een spelletje hints dat weliswaar tot publieksparticipatie leidt, maar enigszins de vaart uit het verhaal haalt. Dankzij haar poëtische vertelkracht en metaforen weet ze alsnog haar verhaal prikkelend te houden en laat ze de toeschouwer achter met interessante vragen omtrent vrouwelijkheid door de eeuwen heen.

Een ware troef

Gras_relatieshow 3Dan is het eerste gezelschap aan de beurt, en niet het minste. Met 45 spelers, zowel professionals als freelancers, is Theatergroep Gras het grootste theatercollectief van Nijmegen. Maar op ValkhofTheaterAvenue hebben ze het klein gehouden. Met z’n drieën spelen ze De Grote Relatieshow. De titel zou zo een programma van een grote, commerciële tv-zender kunnen zijn. Programma’s over bizarre eters of verslaving hebben we immers al. Zulke programma’s beweren begrip te willen wekken voor het ‘afwijkende’ gedrag van ‘de ander’, maar doen juist het tegenovergestelde door zoveel mogelijk kijkers te lokken door het gedrag van de ander nog meer te ridiculiseren.

De Grote Relatieshow speelt hier heel slim op in door dergelijke media een kritische spiegel voor te houden. Aanvankelijk zou het zo een aflevering van het bovenstaande kaliber kunnen zijn. De acteurs mogen slechts in twee zinnen vertellen waarom hun liefdesleven zo bizar is. De één is een jonge vrouw die getrouwd is met een zeventien jaar oudere man, die een eigen huis en twee kinderen heeft en die, als hij het over zijn ideale vrouw heeft, zijn ex bedoelt. De ander is een man die twijfelt over werkelijk alles, zo ook over zijn vierjarige huwelijk. Zijn vrouw weet dit, toch durft hij de knoop niet door te hakken. En dan is er een 26-jarige transgendervrouw die nog nooit een vriendje heeft gehad.

Wat deze voorstelling zo bijzonder maakt is dat deze verhalen de werkelijke verhalen en problemen van de acteurs zijn. Zij weten dit om te zetten in slim theater dat nooit de subtiele, kritische blik op de media verliest. Ze vertellen steeds meer over hun relaties, over hun problemen, angsten en verlangens. Hun verhalen worden intiem en aan de hand van specifieke gebeurtenissen uit hun leven – een eerste kus, of voor het eerst vader-moedertje spelen – leer je de kwetsbaarheid van deze mensen kennen. Een indrukwekkende voorstelling waarin elke acteur je raakt.

Persoonlijke liedjes en verhalen

Na deze ontroerende voorstelling staat er even geen theater op de agenda, maar muziek. Van Jorien Habing. Met een zachte, aantrekkelijke stem zingt zij persoonlijke, maar tegelijkertijd universele liedjes over liefdes(verdriet), dementie en dromen. Haar stemgeluid is zo prettig en veelzijdig, en ze weet ritme en metrum zo treffend in haar muziek te verwerken, dat ze het zelfs presteert om een nummer, dat eigenlijk niets meer is dan een veredeld boodschappenlijstje, nog tot een aangenaam nummer weet om te toveren.

Een andere artiest die persoonlijke liedjes in haar voorstelling gebruikt is Katalijn Ritsema van Eck. In haar cabaretvoorstelling Waanzingeving legt ze uit hoe je kunt voorkomen om gek te worden. Waanzingeving heeft iets weg van een mini-college waarin zij aan de hand van nature/nurture uitlegt hoe eventuele gekte kan ontstaan. En als we naar haar leven kijken dan heeft ze genoeg reden om bang te zijn gek te worden, zegt ze. Op luchtige, humoristische wijze vertelt ze over haar broer met downsyndroom. Tegelijkertijd weet ze dit onderwerp om te zetten in een klein, kwetsbaar lied. Datzelfde geldt ook voor vader, die ze op jonge leeftijd heeft verloren. Door haar humor weet ze het onderwerp niet te zwaar beladen te maken, maar het sterkst is zij als ze haar thema’s omzet in heldere teksten die de kijker raken.

De Nederlandse Blue Jasmine

Voordat het donker wordt en de meeste bezoekers weer huiswaarts gaan, bezoek ik als laatste de voorstelling Scala van Daphne Gakes. Zij lijkt zo de Nederlandse versie van het hoofdpersonage van Woody Allen Blue Jasmine, alleen speelt Gakes een vrouw die de controle op het leven allang heeft verloren. En dat is het mooie aan deze voorstelling, die zich laat kijken als een kort verhaal. We zien een elegante vrouw die gaat dineren met een vriendin die ze al een tijd niet heeft gezien. Maar deze vrouw is continu bang dat ze bekeken en bekritiseerd wordt. Wat haar precies mankeert wordt niet echt duidelijk, maar het is duidelijk dat ze al een tijd geleden de regie over haar eigen leven is kwijtgeraakt. Ze bekijkt alles en iedereen van een afstand en schuwt er niet voor om anderen – de ober, de dikke vrouw achter haar, zelfs haar vriendin – van haar ongezouten mening te voorzien. Het etentje loopt steeds meer uit de hand, de vrouw doet er alles aan om de grip op haar leven terug te krijgen, maar dat is tevergeefs.

De voorstelling duurt oorspronkelijk anderhalf uur en in die vorm zal Gakes komend seizoen ook op tournee gaan. Voor ValkhofTheaterAvenue heeft Gakes moeten inkorten en dat verklaart aan de ene kant wel dat sommige scènes vluchtig zijn en de vrouw soms iets te overprikkeld lijkt, bijna tegen het psychotische aan. In een langere voorstelling krijgt dit schrijnende personage waarschijnlijk meer ruimte en diepgang. En één ding moet gezegd: een half uur kijken naar het acteertalent van Gakes, naar haar scherpe, dynamische spel en mimiek, is al een plezier. Dan is een voorstelling die drie keer zo lang duurt een mooie bijkomstigheid.

Boeken / Fictie

Dansen op de golven

recensie: J. M. Coetzee - De schooldagen van Jezus

De wereldpremière van de nieuwe Coetzee is in het Nederlands. De Nobelprijswinnaar laat je in zijn nieuwe roman gissen naar antwoorden, twijfelen over bedoelingen en verwonderen over verwijzingen.

J. M. Coetzee is zonder twijfel een van de meest geprezen schrijvers van ons tijdperk. Hij won tweemaal de Man Booker Prize en ontving in 2003 al de Nobelprijs voor zijn gehele oeuvre. Het levenswerk van de gelauwerde literator dijt ondanks, of misschien wel dankzij die onderscheidingen nog altijd uit.

Het nieuwste boek van Coetzee, De schooldagen van Jezus, is eerder in de Nederlandse vertaling van Peter Bergsma op de markt gekomen dan in het Engelse origineel. Ook bij eerdere werken van Coetzee is dat het geval geweest. Het onderstreept de populariteit van zijn oeuvre in Nederland.

Gestript van context

Wie denkt dat deze roman ook werkelijk over de schooldagen van Jezus gaat, heeft het mis. De opvolger van De kinderjaren van Jezus (2013) gaat over David, Simon en Ines, die in het hedendaagse Chili (?) na een bootvlucht een nieuw bestaan proberen op te bouwen. Dat vraagteken staat daar niet voor niks: Coetzee stript zijn roman van alle context en laat de lezer overal naar gissen. Zelfs het land waarin de gehuchten uit het verhaal – Novilla en Estrella – zich bevinden, wordt niet duidelijk.

Het enige waar Coetzee je niet over laat twijfelen, is het Jezus-motief: dat zet hij gewoon al in de titel. De jonge David is zo eigenzinnig en vroegwijs, dat zijn pleegouders Simon en Ines niet weten wat ze met hem aan moeten. Hij verkondigt telkens in het openbaar dat zijn ouders zijn ouders niet zijn en dat David zijn echte naam niet is. Als volmaakt en onbegrepen door de afwezige Ines en de te rationele Simon beleeft David zijn schooldagen.

Dansen voor getallen

Die schooldagen zijn uiteraard niet gewoontjes. Een normale school waar de kinderen taal en rekenen leren, past niet bij David. Al zijn docenten en ook de huisonderwijzers weten geen raad met hem. De dansacademie van het artistieke en misschien zelfs zweverige echtpaar señor Arroyo en Ana Magdalena moet uitkomst bieden. Daar is hij in zijn sas, als hij de getallen van waar ze leven tussen de verre sterren naar beneden mag dansen.

Simon doet zijn uiterste best om David te doorgronden, maar het lukt hem niet. David wil voor iedereen dansen, behalve voor Simon, omdat ‘hij het niet begrijpt’. Ondanks de afwijzingen van David, blijft Simon zich over de jongen ontfermen. Ook als de ontreddering bij Simon nog verder toeneemt, wanneer er een lustmoord in het dorp plaatsvindt en Simon en David daar op een ingewikkelde manier bij betrokken zijn.

Ontsnapt aan de golven

De schooldagen van Jezus zit vol met Bijbelse, filosofische en literaire verwijzingen. Jezus, Cervantes’ Don Quichot en Plato komen allemaal om de hoek kijken. De zielen van de hoofdpersonages komen uit een ander leven. Als Simon aan señor Arroyo vraagt hoe hij David moet leren begrijpen, krijgt hij als antwoord dat de kleine jongen ‘integraal’ is. Bij eenieder worden herinneringen aan een vorig bestaan door de golven weggewassen, maar is dat ook het geval bij David?

Veel duidelijker wordt het er allemaal niet van: het werkt eerder vervreemdend. Dat is echter ook de bedoeling en de kracht van deze roman, die voor verschijning al op de longlist van de nieuwe Man Booker Prize werd gezet. Coetzee geeft je flarden, een paar aanknopingspunten, maar nooit een overzicht. Zijn heldere en uitgeklede schrijfstijl en het gebrek aan context zorgt ervoor dat de verwarring en verwondering aanhoudt tot de laatste pagina en ver daarna.

zeventiende eeuw
Boeken / Non-fictie

Durven denken

recensie: A.C. Grayling - De tijd van het genie. De zeventiende eeuw en de geboorte van het moderne denken
zeventiende eeuw

Het lijdt geen twijfel: intellectueel gezien was de zeventiende eeuw de belangrijkste die de mensheid ooit heeft gekend. Hoog tijd dus voor een waardig (en kloek) eerbetoon, uit de pen van een van de meest gerenommeerde intellectuelen uit Groot-Brittannië.

Stel je voor: het hele mensbeeld van de mensheid berust op het feit dat de aarde het centrum van het universum vormt. Logisch, aangezien de mens als kroon van de schepping wordt beschouwd. Maar dan komt Galilei met de wetenschappelijke verklaring dat de aarde rond de zon draait. Het waren deze en andere ontdekkingen en bevindingen die de zeventiende eeuw zo bijzonder maakten. Wellicht nooit was er zo’n concentratie aan intelligente en culturele weelde in de westelijke wereld. Naast Galilei had je Newton, Shakespeare, Bach, Händel, Rubens, Bacon, Spinoza, Caravaggio, Pascal enzovoort. Het beeld dat Grayling van die mensen schetst, is vaak erg ontnuchterend. Zo bleek Descartes, bekend om zijn ‘Ik denk dus ik ben’, een godvrezende man die wel heel bizarre dromen  – over buitenlandse meloenen, schimmen en luide knallen’ – had. En Bacon stierf dan weer aan een longontsteking, als gevolg van zijn experimenten om kip langer te bewaren door die met ijs te vullen.

Oude Wereld

In het tweede deel verliest het boek wel wat aan spankracht. Dit komt doordat Grayling iets te lang blijft stilstaan bij de – toegegeven, verwoestende – Dertigjarige Oorlog die in de zeventiende eeuw Europa teisterde (en in 1648 eindigde). Het is natuurlijk een beruchte contradictie met de intellectuele revolutie die aantoont tot wat de mens in staat is. En ook schetst het heel mooi de beklemmende sfeer die toen in de Oude Wereld heerste. Aan de andere kant staat het onderwerp van oorlog een beetje haaks op het hoofdthema van het boek.

Met De tijd van het genie presteert Grayling eigenlijk hetzelfde als Bill Bryson en diens Een kleine geschiedenis van bijna alles, maar dan louter gefocust op de zeventiende eeuw. Dit is een doorwrocht werk, rijk aan anekdotes en bol van de wetenschappelijke inzichten die op mensenmaat worden uitgelegd. Het boek bevat in het midden bovendien een heel verzorgd beeldkatern.

Bewijst of bewezen?

Wel nog een waarschuwing voor wie het boek openslaat en het openingscitaat van Thucydides leest. Daar staat ‘Geschiedenis is filosofie, bewijst met voorbeelden’. Een knoert van een schrijffout zou je denken – moet het niet ‘bewezen’ zijn? – maar dat klopt niet: ‘bewijst’ betekent hier gewoon ‘wijzer maken’. En zo valt er letterlijk op élke pagina wel iets te leren.

Antwerpen
Boeken / Non-fictie

Verdwalen in een leven

recensie: Dree Peremans sr. - Wannes. Hier is hem terug
Antwerpen

Wannes Van de Velde, Antwerpens meest iconische volkszanger, heeft met Wannes. Hier is hem terug een mooi papieren praalgraf gekregen. Een interessante biografie en met liefde geschreven, maar de omvang – ruim 500 pagina’s – betekent wel dat de lezer écht geïnteresseerd moet zijn in deze bard.

De biografie – of beter: tedere terugblik – werd geschreven door Dree Peremans senior, specialist in folkmuziek en persoonlijke vriend van Wannes Van de Velde. Door die bevoorrechte positie kreeg hij toegang tot het persoonlijke archief van de zanger/dichter/tekenaar/levenskunstenaar/flamencogitarist. Dit heeft een levendig portret opgeleverd, heerlijk geïllustreerd met foto’s en guitige tekeningen van Van de Velde. Met andere woorden: ook voor mensen die eigenlijk geen zin hebben om zich door een vuistdik boek te werken, is dit heel aangename lectuur. Een mooie verdienste, en een waardig eerbetoon aan de componist van het in 2013 tot mooiste Antwerpse liedje verkozen ‘Ik wil deze nacht in de straten verdwalen’.

Biotoop

Helaas zal het oeuvre van Van de Velde niet iedereen aanspreken omdat hij als kleinkunstenaar in het Antwerps dialect zong. De focus van de biografie op diens biotoop (Antwerpse cafés, volksfiguren … ) zal daar niet veel aan verhelpen. Ook het feit dat Peremans vaak vervalt in wel erg lokale – lees: Antwerpse – anekdotiek zal niet veel bijdragen aan een wijde verspreiding buiten Vlaanderen (als dat al de bedoeling was).

Kunst van bewonderen

Maar laat dat geenszins de pret bederven. Wie dit (ideale koffietafel)boek ter hand neemt, zal voor zijn geestesoog een warm en mooi mens zien verschijnen. Getormenteerd, geliefd en optimistisch tot op het einde van zijn slepende ziekte. Verontwaardigd over het leed in deze wereld was hij ook, getuige zijn werkelijk fantastische en woedend vertolkte Nederlandstalige cover van Bob Dylans ‘Masters of War’. De biograaf heeft al deze facetten prachtig weten te vangen en verwoorden. Zoals ergens iemand schreef: ‘Dree Peremans verstaat de kunst van het bewonderen.’ En dat maakt dit boek tot het best denkbare eerbetoon.

En de titel? Die haalde Peremans uit een song van Van de Velde die de zanger in enkele regels helemaal samenvat. Het nummer is afkomstig van zijn allerlaatste cd die twee jaar voor zijn dood verscheen.

‘Hier is hem terug / Hier is de zanger mee z’n stem en z’n
verhaal / ne muzikalen Don Quichot der Lage Landen / op
zijnen doortocht / langs de wegen van de taal.’

Ook leuk om weten. Het boek vormt nu ook de basis voor een heuse Wannes Van de Velde-wandeling door Antwerpen, die de bezoekers langs de iconische plekken uit het leven van de zanger voert.

Chris Kraus
Boeken / Fictie

Stalker op papier

recensie: Chris Kraus - I love Dick
Chris Kraus

De Nederlandse vertaling van I love Dick (1997) heeft verbazingwekkend lang op zich laten wachten. Deze roman in briefvorm over vrouwen, mannen, beeldende kunst én liefde is een intrigerend verslag van onzekerheid in tijden van gecultiveerde romantiek.

Chris Kraus, hoofdpersoon in I love Dick, is experimenteel filmmaker en probeert met uiteenlopende kunstprojecten het hoofd boven water te houden. Met haar vijftien jaar oudere man Sylvère, hoogleraar in New York, brengt ze een avond door bij de Engelse cultuurcriticus Dick. Het slechte weer dwingt hen in zijn huis te blijven overnachten. De volgende dag vertelt Chris aan Sylvère dat ze verliefd is geworden op Dick. Aangezien ze geen seks meer hebben, onderhouden ze hun intimiteit ‘door deconstructie’, dat wil zeggen, door elkaar alles te vertellen. Chris zegt dat ze gelooft dat zij en Dick een Conceptuele Neukpartij hebben beleefd.

Romantisch meisje

De onthulling van deze verliefdheid aan haar echtgenoot maakt dat Chris besluit haar gevoelens op papier te zetten. De briefvorm die ze daarvoor kiest geeft een helder beeld van haar onzekere maar gaandeweg overtuigde liefde voor Dick – brieven waarin ze trouwens ook Sylvère betrekt. In hun uitgebluste huwelijk wordt deze correspondentie door beiden aangegrepen om weer met elkaar te communiceren. Vreemd genoeg door middel van brieven gericht aan Dick, die nooit verstuurd zullen worden.

In haar eerste brief schrijft Kraus: ‘Sylvère denkt dat het niets meer dan een pervers verlangen naar afwijzing is, de liefde die ik voor je voel. Maar ik ben het daarmee oneens, diep vanbinnen ben ik een heel romantisch meisje.’ Dat is een bekentenis die de tweeslachtigheid in haar handelen blootlegt: er is de grote, haast onvoorwaardelijke liefde voor Dick, maar er is ook de drang dit hele proces te ontleden en tot ‘casus’ te maken. Eigenlijk tot kunst te boetseren. Na zo’n honderd brieven, zowel door Chris als door Sylvère geschreven, ontstaat het plan Dick ermee te confronteren en zijn reactie vast te leggen op film. Dick wordt door Sylvère op de hoogte gesteld van Chris’ gevoelens voor hem, van de briefschrijverij en van het op stapel staande filmproject. Verbaasd weigert deze mee te werken en laat niets meer van zich horen.

Pakkende zelfbeschouwing

De belevingswereld van Chris wordt in de brieven grondig uit de doeken gedaan. Ze grijpt het medium aan om in alle vrijheid haar diepste gedachten naar boven te halen. ‘Ik word niet meer gestuurd door de stemmen van anderen. Vanaf nu benader ik de wereld vanuit mezelf.’ Langzaam ontvouwt de schrijfster een verleden van afwijzing, verbroken relaties en onenightstands, een prille carrière als nachtclubdanseres en later het moeizame bestaan in de door mannen gedomineerde kunstwereld. Dit is Chris Kraus op haar best: de directe schrijfstijl in de brieven, de pakkende zelfbeschouwing, gegoten in een dynamische vorm die het achterste van de tong laat zien.

In het tweede deel van I love Dick worden de brieven langer en uitvoeriger: de ontvanger doet er niet zoveel meer toe, de verzender des te meer. Dick is naar de achtergrond verdreven en geldt nog slechts als aanspreekpunt (‘Ik ben in tweestrijd over jou in stand houden als entiteit om naar te schrijven en met jou praten als persoon’). Chris, inmiddels weg bij haar echtgenoot, probeert met essay-achtige brieven over geliefde onderwerpen haar eigen identiteit scherp te stellen en vaste greep te krijgen op de onzekere basis van haar bestaan. Dat doet ze door uitvoerige beschrijvingen van performances, een prachtig stuk over de Joods-Amerikaanse kunstenaar R.B. Kitaj, een verhandeling over schizofrenie en een intrigerend verslag van de politieke situatie in Guatemala.

Geen vrouw is een eiland-es. We worden verliefd in de hoop ons aan iemand anders te verankeren, zodat we niet vallen.

De kracht van I love Dick is het doorlopende zelfonderzoek dat Chris op zichzelf loslaat. Het ‘romantische meisje’ is gevallen voor een man, ze accepteert de emotionele gevolgen, maar weigert te vervallen in kwijnend bakvisgedrag: ze draait haar focus en richt de camera op zichzelf. In de brieven probeert ze zich zo helder en eerlijk mogelijk uit te drukken om zodoende haar leven te ontrafelen: ‘dus in zekere zin is liefde net als schrijven: in zo’n verhoogde staat leven dat precisie en inzicht essentieel zijn’. In een later stadium is er weer even contact met Dick, zelfs met een min of meer bevredigende seksuele afloop, maar Chris Kraus is inmiddels al veel verder in haar persoonlijke exploratie: de overtuiging dat liefde geen ‘verlaging’ hoeft te zijn, waar je als vrouw smetteloos uit tevoorschijn dient te komen.

Theater / Reportage
special: Noorderzon 2016

Veelzijdiger kan het niet

Noorderzon 2016 zit er weer op. Elf dagen lang stond de Groningse binnenstad in het teken van theater – met als bruisend festivalhart het Noorderplantsoen. Noorderzon vormt samen met Eurosonic altijd een hoogtepunt in het culturele seizoen van Groningen. Het festival is opvallend omdat haar programmering bestaat uit ofwel lokale, ofwel internationale producties. Een tussenweg is er niet.

Dankzij die profilering is Noorderzon de ideale gelegenheid om met buitenlands theater in aanraking te komen. Zo hebben wij onder andere gekeken naar hyperrealistisch Japans theater, naar Cubaans theater gebracht met het temperament dat je van Cubanen mag verwachten en een Vietnamese dansvoorstelling die een mix vormde van ballet en hiphop. Wij delen een aantal van onze theaterervaringen op het Groningse festival in deze Noorderzon-special.

Niwa Gekidan Penino: Avidya -The Dark Inn

Deze Japanse voorstelling heeft zo’n joekel van een decor dat zij enkel in de grote zaal van de Oosterpoort past. Wanneer het klassiek rode theaterdoek open gaat, klinkt er een zucht van verwondering in de zaal. We wanen ons even in een ontvangsthal in Japan. Tot in detail is het decor uitgewerkt, zelfs de klok staat op de juiste tijd. Het is drie over twee wanneer twee vreemdelingen met hun poppentheater de herberg binnen treden.

Penino - SansukeDeze ontvangsthal is slechts het begin. Er staan ons nog meer waanzinnige decorwissels te wachten in de gigantische stellage van Niwan Gekidan Penino. Soepel draait het decor van de hal naar een slaapvertrek met twee verdiepingen tot een stomende heetwaterbron. Deze ziet er zo echt uit dat ik haast zin heb in het warme water te stappen.

The dark Inn is, zoals de titel doet suggereren, een duister sprookje. Een vader en zoon zijn uitgenodigd om hun poppentheater in de herberg te spelen. De herberg heeft echter geen naam en vreemd genoeg geen eigenaar. Wel een bediende die nooit spreekt, een man die niet ziet, een oude vrouw en een magische bron. Op een onduidelijke magische manier lijken vader en zoon de bewoners te beïnvloeden.

Het is een vreemd stel, met name de vader en zijn uitzonderlijk kleine lijf. De stomme bediende bespiedt bij iedere mogelijkheid het kleine mannetje en het publiek kijkt net zo stiekem mee. Ergens doet de voorstelling denken aan een klassiek realistisch stuk met een onzichtbare vierde wand. De ijzersterke acteurs breken nooit met de illusie van het theater. Het wordt een genot om ze te bekijken wanneer ze zich alleen wanen. De verandering die ze plots ondergaan wanneer een ander binnenkomt. Alles wordt ingezet om de illusie van het theater in stand te houden. Zelfs een spinnenweb wordt nog ergens van de muur geveegd.

De dialogen lijken vaak nergens heen te gaan en zijn verstrengeld in beleefdheden. Het levert vaak een soort komische droogheid op. Veel blijft vaag en onduidelijk in het plot, maar het is de sfeer die de volle twee uur blijft boeien. De kracht van The Dark Inn zit dan ook niet in de verhaallijn, maar in het vasthouden van de theatrale illusie en de prachtige beelden die dat oplevert. (LM)

Teatro El Público – Antigonón

Deze lijn zet zich voort in Antigonón van het Cubaanse Teatro El Público. Ik was vooraf gewaarschuwd door vrienden die hem al hadden gezien: aan deze ga je een zware dobber hebben. Dit waren geen ijdele woorden: in Antigonón wordt een spervuur aan informatie op je afgevuurd in de vorm van fragmentarische en soms poëtische teksten. Daarin overkoepelende thema’s terugvinden is nog te doen (man-vrouw verhoudingen, seks, oorlog), maar een verhaallijn en zeker de klassieke Griekse Antigone zul je er niet in terugvinden. Daarvoor ligt het tempo ook te hoog. De teksten worden voorgedragen door drie actrices die werkelijk het toneel overheersen. Zelden heb ik zoveel energie van performers uit zien gaan. De vurigheid waarmee gespeeld wordt, maakt dat je geboeid kunt blijven, ook al ben je qua verhaallijn al lang afgehaakt.

Soms doet Antigonón denken aan een varietéshow: er worden liedjes gezongen, komische acts opgevoerd en geregeld verkleden vrouwen zich als mannen en mannen zich als vrouwen. Alles is ontzettend sterk gebracht, maar uiteindelijk is Antigonón een zeer talige voorstelling en begint het op te breken dat er van deze taal – door het poëtische karakter en enorm hoge tempo waarin gespeeld wordt – weinig te maken valt. Dat is bijvoorbeeld jammer wanneer op het scherm op de achtergrond historische beelden getoond worden van executies. Altijd heftig, maar de betekenis gaat een beetje verloren door het gebrek aan context, waardoor het je niet te denken kan geven. Als esthetisch product is Antigonón fantastisch, als politieke boodschap tamelijk onbegrijpelijk. (DS)

Edit Kaldor – Web of Trust

Verschillende keren belt ene Tirza Gevers op het grote scherm. Kort daarna verschijnt: Who takes initiative? Who takes the call?. Niemand neemt op. Het wordt bij Web of Trust al snel duidelijk; Het is aan het publiek om deze voorstelling in goede banen te leiden. Iemand die verdacht dicht bij een laptop zit, neemt op door op Accept te klikken. Vervolgens springen meerdere skypegesprekken open.

‘Neem je smartphone mee en laat deze aan!’ Een iets andere mededeling dan je bij het theater gewend bent. Web of Trust van Edit Kaldor is dan ook niet je standaard theatervoorsteling. What do you long for? staat groot op het scherm. Snel verandert het in What do you need? Verschillende namen verspringen in het document en woorden worden aangepast en overgetypt. Naast mij heeft iemand het begrepen: Dat moeten wij zeker ook zo doen.’

Het concept is mooi: wij, een groep vreemden, zijn na deze voorstelling een gemeenschap. Tirza legt het via Skype glashelder aan ons uit. Via je telefoon deel je datgene wat jij nodig hebt en op basis daarvan raak je met elkaar in gesprek. De smartphones komen uit de broekzak en de laptops uit de tas. Terwijl sommigen nog gefrustreerd verbinding proberen te krijgen, typen de eersten hun behoeftes op: airconditioning, a cold glass of coke, de Groningers houden het praktisch. Even later worden ze iets eerlijker: love and understanding. Gelijksoortige wensen worden aan elkaar gelinkt en we gaan in gesprek. Dit alles staat chaotisch op het grote scherm, de vele chats, de skype gesprekken en ergens aan de zijkant een samenvatting van onze behoeftes. Sommigen delen in de chats al hun liefdesleed en vragen om meer publieke ruimtes als remedie tegen hun eenzaamheid. Anderen houden het praktisch: Wat kan ik doen om mijn zus wat vaker te zien? Een Siblings Reunion Federation wordt voorgesteld; een dag in de maand verplicht met je broer of zus zitten.

Ergens is het verfrissend, de verantwoordelijkheid ligt bij ons en niet bij de maker. Niet alles ligt in onze handen en door de mensen op Skype blijft het experiment gestuurd. Als snel voelt het als een werkgroepje en de daarbij horende sleur sluipt er snel in. Een bekende zwaait naar mij. ‘Hoi Lies, Kijk zo kan het ook!’ Om me heen kijkt iedereen gefocust naar zijn schermpje en ik vraag me af in hoeverre dit een gemeenschap is. If this is theatre who is the performer? #Confused#bored, schrijft een deelnemer tegen het einde op het scherm. De meest interessante vraag in de hele “voorstelling.” (LM)

Berlin – Chernobyl – so far so close

2016_12_20_berlin_-_zvizdal_berlin_01 (1)Chernobyl – so far so close is een documentaire van het Vlaamse videokunst-collectief Berlin. De film gaat over een bejaard echtpaar dat als enige in the zone is blijven wonen, het gebied dat na de kernramp in Tsjernobyl als onveilig werd verklaard. Ondertussen zijn ze beiden de 90 gepasseerd en hopen ze dat het gebied ooit weer bewoond zal worden. Maar voorlopig staan ze er alleen voor en de leeftijdskwaaltjes beginnen het leven steeds moeilijker te maken. Eigenlijk is het bejaarde echtpaar wel klaar met het leven, maar er is geen rusthuis in de buurt waar ze hun oude dag door kunnen brengen. En dus blijven ze er met opgewekte tegenzin tegenaan gaan. Op die manier vorm Chernobyl – so far so close een ontroerend portret van een tragikomisch duo. (DS)

LOD – Zonder Bloed

Minder meegenomen werd ik door die andere Vlaamse groep, waar ik direct na Chernobyl heen ging: LOD met Zonder Bloed. Een voorstelling die met zijn ingetogenheid uit de toon valt bij al dat theatergeweld van bijvoorbeeld Niwa Gekidan Penino of Teatro El Público . Dat hoeft niet erg te zijn, maar Zonder Bloed kabbelt wel erg rustig voort. De premisse is interessant: twee mensen – een man en een vrouw – ontmoeten elkaar in een café. Hij heeft veertig jaar geleden haar vader en broer vermoord, zij confronteert hem daar nu mee. Dit kan een hoop spanning en ongemakkelijkheid met zich meebrengen, maar dat kwam niet echt tot ontwikkeling. Onder andere doordat de twee hoofdrolspelers afwisselend in eerste en derde persoon over zichzelf aan het praten waren. Hierdoor ontstond er een afstandelijkheid ten aanzien van het verhaal die het voor mij niet mogelijk maakten om dat wat er gebeurde werkelijk spannend te vinden. (DS) 

Omar Abusaada – While I was waiting

Regisseur Omar Abusaada speelt in eigen land al jaren zijn werk niet meer. Toch is While I was waiting een portret van de stad waar Abusaada nog steeds woont: Damascus. While I was waiting is een dramatisch verhaal waar de oorlog op de achtergrond woedt. Na in elkaar geslagen te zijn raakt Taym in coma. Hij laat zijn moeder, zus en vriendin gebroken achter. Vanaf een stellage op het podium slaat Taym hen in de maanden die volgen gade. We zien de personages op verschillende manieren vluchten; in hasj, in religie en over de grens.

while I was waitingDe regie is niet uitzonderlijk experimenteel of vernieuwend en wanneer een personage bekent abortus te hebben gepleegd, doet de voorstelling mij haast denken aan een soap. Toch is het onmogelijk om dit stuk los te zien van zijn context en dat maakt de voorstelling een ontzettend bijzondere ervaring. Echte beelden van protesten worden op het podium geprojecteerd. De toon is in die eerste filmpjes nog feestelijk en hoopvol, maar in het verloop van de voorstelling worden ze steeds grimmiger. Met het geluid van regenende kogels op de achtergrond geven ze een onbehaaglijk gevoel. De idealen uit eerdere protesten lijken ver te zoeken en misschien heeft Tayms zus Nada gelijk als ze zegt ‘Misschien heb ik alleen mijn energie verspild en niets van waarde achtergelaten.’

Hoewel de oorlog een grote rol speelt in de voorstelling, vormt deze niet de leidraad. Abusaada toont het dagelijkse leven van Syrië en niet het beeld dat wij via de media ontvangen. Uiteraard raast op achtergrond de onrust die buiten de huiskamer plaats vind. Abusaada laat Damascus met een serene schoonheid zien als een panorama van lichtjes bij nacht. De geluiden van de straat klinken dan als exotische muziek.

Het meest magische moment vindt plaats bij het nagesprek. Een man uit het publiek steekt zijn hand op: ’I do not have a question, I just want to say something’. Met tranen in zijn ogen bedankt de man Abusaada ‘Thank you for showing the real Syria, I am from Damascus and you’ve captured it one hundred percent. Thank you for that.’ (LM)

Latijn - Jan Bloemendal
Boeken / Non-fictie

Dode taal, wegkwijnend boek

recensie: Jan Bloemendal - Latijn. Cultuurgeschiedenis van een wereldtaal
Latijn - Jan Bloemendal

Latijn is wellicht de taal met de rijkste geschiedenis en de grootste impact: zowel het christendom en het Romeinse Rijk als de literatuur en wetenschap van de middeleeuwen en renaissance hebben er alles aan te danken. Maar dit boek slaagt er niet in die allesbepalende rol te vatten.

Hoe het Latijn erin slaagde om te evolueren van taal van een lokale boerengemeenschap tot een absolute wereldtaal die anno 2016 nog steeds wordt gebruikt (zij het uiteraard in véél bescheidener mate), blijft een heel fascinerend gegeven. Auteur Jan Bloemendal slaagt er in de eerste drie hoofdstukken van Latijn mooi in die evolutie te schetsen. Hier toont het boek ook zijn grootste sterkte: anekdotes. Zo is bijvoorbeeld te lezen dat boeken vroeger zonder uitzondering hardop werden gelezen. Toen bisschop Ambrosius van Milaan als eerste een boek in stilte las, verbaasde hij dan ook vriend en vijand. En wist je dat de handen van middeleeuwse monniken tijdens het kopiëren het perkament niet mochten raken zodat het niet vettig zou worden? Dit maakte het nog meer tot monnikenwerk! Ook een interessant feitje is dat de nonsensicale uitdrukking ‘hocus pocus’ (wellicht) is afgeleid van het Latijnse ‘Hoc est enim corpus meum’ (‘Dit is mijn lichaam’).

Prediken

Helaas staan er in het boek veel te weinig van dergelijke leerrijke weetjes. Mede daarom boeit Latijn minder dan verhoopt. Maar er zijn nog enkele oorzaken. Ten eerste vervalt de auteur al te vaak in herhalingen en – toegegeven – onvermijdelijke overlappingen. Dat een bepaald woord uit de administratie is afgeleid van het Latijn kan nog eens een boeiend weetje zijn. Als vervolgens tientallen van die woorden worden opgesomd, vraag je je echter al snel af wat daar het nut van is. Ook de opsomming van hele reeksen boekwerken over een bepaald thema gaat vervelen, zeker als enkele voorbeelden volstaan.

Ten tweede gebruikt de auteur zijn onderwerp regelmatig als springplank om een heus belerend toontje aan te slaan. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer hij het over het begrip ‘humanitas’ (menselijkheid) heeft. Pagina’s lang wijdt hij uit over charitas, de Barmhartige Samaritaan, de waarden van de Europese Unie, enzovoort. Het lijkt wel alsof hij de lezer wil aansporen beter te gaan leven. Zou het feit dat zijn vrouw, die bedankt wordt in het nawoord en theoloog en predikante is, daar iets mee te maken hebben? In elk geval geeft het de indruk dat Bloemendal niet voldoende stof had om zijn bladzijden te vullen. En dat voor een taal met een geschiedenis van ruim 2500 jaar.

SPQR

Kortom, een boek over een dode taal dat opleeft wanneer er fijne anekdotes aan bod komen, maar weer wegsterft als de preekstoel of herhalingen worden bovengehaald. Het resultaat is een gemiste kans. Voor liefhebbers van de Latijnse cultuur raden we dan ook veeleer het alomvattende en fantastisch geschreven, recent verschenen SPQR van Mary Beard aan.