Anna Woltz
Boeken / Interview
special: Interview Anna Woltz
Anna Woltz

Een volwassen kinderboek

De Utrechtse schrijver Anna Woltz won vorige week met ‘Gips’ de Gouden Griffel voor het beste kinderboek van 2015: “Ik heb spierpijn in mijn wangen van de grote grijns die ik al dagenlang heb!”

Naast alle media-aandacht voor deze prijs is er ook nog de Kinderboekenweek. Tussen een televisieoptreden bij ‘Koffietijd’ en het signeren in een Rotterdamse boekenwinkel door is er net even tijd voor een gesprek: “Ja, het is behoorlijk hectisch nu: ook zonder het winnen van de Gouden Griffel is de Kinderboekenweek toch al een marathon van optredens in boekhandels, bibliotheken en scholen,” zegt Woltz terwijl ze een vluchtige hap neemt van haar lunch. Het winnen van de Gouden Griffel geeft dan wel vleugels: “Daar had ik echt totaal geen rekening mee gehouden. De concurrentie was heel groot en de lijst van schrijvers die de Griffel eerder heeft gewonnen is indrukwekkend. Ik heb letterlijk spierpijn in mijn wangen van de grote grijns die ik al dagenlang heb!”

Inlevingsvermogen

De Utrechtse won de prestigieuze boekenprijs voor haar kinderroman ‘Gips’, waarin de twaalfjarige Fitz besluit om nooit meer verliefd te worden na de scheiding van haar ouders. Wanneer ze obstinaat door de gangen van het ziekenhuis doolt waar haar jongere zus geopereerd moet worden, en ze de vijftienjarige, puberstoere Adam ontmoet, begint ze te twijfelen over dat voornemen. In rake zinnen, met de nodige humor en veel inlevingsvermogen typeert Woltz de omslag die – op een en dezelfde dag – plaatsvindt in het hoofd van Fitz. De schrijfster wordt soms haar eigen personage, zo zegt ze: “Ik leef me zo in dat ik een half jaar zelf het gevoel heb gehad dat mijn ouders een week geleden waren gescheiden. Ze zijn nog steeds gelukkig bij elkaar.” De talrijke geestige anekdotes en dialogen geven lucht aan het verhaal: “Een ziekenhuis, operaties, een echtscheiding: het is al zwaar genoeg allemaal. Door de humor hou je toch een goed gevoel aan over aan ‘Gips’.”

Zelf ervaren

Het idee over een ziekenhuis als decor ontstond toen de zus van Woltz wekelijks spannende verhalen opdiste over haar eigen praktijkervaring: “Ze is chirurg in opleiding en vertelde me doodenge, bloederige verhalen over de meest fantastische operaties.” Het inspireerde Woltz (“Zelf ben ik ook wel een beetje gefascineerd door bloed”) tot het schrijven van het bekroonde kinderboek. Een dag en een nacht liep ze met haar zus mee in het ziekenhuis om zelf te ervaren hoe het er binnen uitzag, voelde en rook: “Ik kreeg zelfs een witte jas aan en patiënten kwamen naar me toe om dingen te vragen. Dan zei ik: “Ik werk hier nog niet zo lang.” Ja, dat zou Fitz ook gezegd kunnen hebben, haha.”

Griezelen

De in Londen geboren 34-jarige Woltz schreef intussen al zo’n twintig kinderboeken: “Kinderen zijn geweldige hoofdpersonages: ze maken alles voor de eerste keer mee. De verliefdheid van een twaalfjarige bijvoorbeeld: iedereen weet hoe dat voelt. Voor de vijfde keer verliefd zijn is al een stuk minder interessant.” Dat haar verhaal ook enkele nogal bloederige operatiescènes bevat schrikt kinderen vast niet af: “Die houden er juist van om te griezelen. Als ik de passage voorlees over het verlies van een vingertopje kijken ze me stralend aan en roepen tegelijkertijd: “oeh oeh oeh”. Maar ze willen wel dat ik doorlees.”

Enigszins jammer vindt de schrijfster het wel dat ze zelf nooit in het gips heeft mogen rondlopen: “Ik heb er altijd een fascinatie voor gehad: Als vroeger een kind in mijn klas een gebroken arm had was ik altijd stikjaloers. Zes weken lang vraagt iedereen wat er aan de hand is en je krijgt overal handtekeningen.”

Muziek / Interview
special: Interview met Gerhardt

Zwijmelen zonder gêne

Terwijl er een herfststorm uitbreekt, schuil ik met Gerhardt onder een afdakje. Met een sigaret tussen zijn lippen, kijkt hij mij van onder de rand van zijn hoed aan. Als ik gerookt had, stak hij nu ongetwijfeld galant mijn sigaret aan met een Zippo. Voor mij was een gesprek aan een tafeltje onder LED-lampen genoeg, maar nee, voor Gerhardt kan zelfs een interview niet romantisch genoeg zijn.

Zijn album What Lovers Do is doordrenkt met eenzelfde soort romantiek. Het is de derde soloplaat van artiest Gerhardt Heusinkveld, bekend van onder andere het Pauperparadijs en Beans & Fatback. De romantische sfeer die Gerhardt met zijn plaat neerzet is zo een die je niet snel meer tegenkomt, wellicht in een film met Humphrey Bogart, of in het wonderbaarlijke geval van Gerhardt op een rommelmarkt in Groningen.

Mijn hele leven koop ik al oude troep: banden, lp’s; het liefst waar geen etiket op zit. Toen ik weer zo’n random tape kocht en hem beluisterde op oude bandrecorder, hoorde ik een man die daarop vertelt over zijn leven. Ooit had hij een vrouw gekend, er een wilde nacht mee beleefd en dacht:  ‘Dit is haar, eindelijk’. De volgende ochtend was ze verdwenen… Jaren blijft hij met haar bezig. Hij zegt tegen mensen hoe ze er uit ziet, vraagt hen haar te zeggen dat hij nog steeds aan haar denkt. Hij blijft zoeken tot hij haar gevonden heeft, maar dan valt het enorm tegen. Dat confronteert hem met de vraag: “Als zij niet mijn grote muze is, wie is het dan wel?” Ergens op die band zegt de man ‘Men zegt weleens dat de liefde de toestand is waarin de mensen de dingen het meest zien zoals ze niet zijn.’ Het is een verbasterde uitspraak van Nietzsche, maar dat was voor mij de trigger om vanuit dit verhaal liedjes te schrijven. Het begin van What Lovers Do.

Voor zo’n bijzonder verhaal volstaat een albumpresentatie in een underground club niet. Gerhardt kiest voor een intiemere en meer magische plek: het theater. Op 10 oktober speelt hij nergens minder dan in de sfeervolle Kleine Komedie, maar voor de try-out is er eerst de knusse locatie de Boerderij in Huizen. Ik mocht een dagje mee op tour en voel me “almost famous”. We vertrekken vanaf Amsterdam in een bus waar de muziekinstrumenten als tetris-stukken in elkaar zijn geschoven. Terwijl Sinatra uit de speakers schalt, neemt Gerhardt regelmatig een stukje stoep of berm mee. Wanneer hij zijn stijf gestreken pak voor de zijspiegel wegneemt, voelt het iets veiliger, maar wel minder rock ’n roll.

Met What Lovers Do wilde Gerhardt het soort plaat maken die hij zelf eindeloos zou kunnen luisteren. ‘Mijn hele leven luister ik al naar jaren veertig- en jaren vijftigmuziek. Wat je maakte is toch een verwerking van datgene wat je altijd tot je neemt. Voor mij is dit echt mijn state of being, dit voelt het meest natuurlijk. Ik ben op ‘What Lovers Do’ niet ‘Fifties’ na gaan doen. Het is fifties anno nu. Vroeger had je óf doo-wop  óf rock ’n roll. Ik heb overal elementen uitgehaald en daar een nieuwe blend van gemaakt.’

De bus zit vol met muzikanten die nog een beetje moeten bijkomen van Gerhardts keus om in de theatersetting te spelen. ‘We zitten dus echt bijna op het publiek, hè. Best wel eng!’ Het overgrote deel van zijn band kennen we als het ruigere Beans & Fatback. Voor Gerhardt komt het theater echter als een logische keus.

‘Ik merkte wel als ik optrad dat er een soort verwachtingspatroon ontstaat. Als je naar een liveband gaat, dan word je helemaal kapot gemaakt, je kunt terechtkomen in een uitzinnige menigte die met liters bier gaat gooien. Te gek natuurlijk, maar stel dat ik in zo’n club met een poëziebundel een nummer in wil leiden dan is de aandacht al weg. Ik hou heel erg van verhalen en ja, dat zou ik dus niet in een club kunnen doen. Dus met dit verhaal ontstond vanzelf het idee: ik wil die theaters in. En here we are. Drie jaar later.’ 

Gerhardt zet de stap naar het theater niet alleen, maar werkt samen met een van de grootste acteurs die Nederland ooit gekend heeft. De man waar zelfs ik een beetje zenuwachtig van werd: niemand minder dan Peter Faber!  Maar wanneer die iets later binnenkomt met een vrolijk rood petje en ons gefrituurde sushi aanbiedt,  ontspan ik volledig. Zijn soundcheck is een performance op zich, met feilloze dictie spreekt hij de meest lastige tongbrekers uit, net zo lang tot zijn microfoon precies de juiste sterkte en galm heeft. Geloof het of niet: Gerhardt strikte Peter Faber met slechts één telefoontje voor de klus.

johi_whatloversdo_001‘In de voorstelling speel ik de man van de dagboeken in zijn jonge jaren, eager en nog vol met plannen, maar ik wilde nog een “oudere ik” die in de voorstelling aan de tapespeler te zien is. Toen zei iemand ‘Maar Peter Faber joh. Dat is ‘em. Die moet je gewoon bellen’. Dat heb ik gedaan. Vervolgens sprak ik hem en zei hij: ‘Kom, we gaan effe een peukie doen’. Daar stonden we dan onder zo’n afdakje in de regen. Ik was natuurlijk fucking zenuwachtig. Ik vroeg aan hem: ‘Wil je het nou doen?’. Zegt ie ‘Natuurlijk, pik! Dat heb ik je toch net ook al gezegd.’

Na de soundcheck vervallen de artiesten ieder in eigen rituelen. De een maakt wat zenuwachtige sprongetjes, de ander rookt nóg een sigaret, maar Peter Faber is er zo een die met al zijn ervaring voor de show nog in alle een dutje doet. Gerhardt heeft in zijn uiterlijk wel iets weg heeft van een jonge Faber; misschien helpt zijn klassieke kledingstijl ook iets mee.

‘In de jaren vijftig had je een meer mysterieuze afstand tussen een man en een vrouw. De vrouw verleidelijk gekleed, de man in pak. Als je haar wilde ontmoeten, moest je onder een lantaarnpaal staan of bij de kerk. Als ze dan voorbij kwam, liep je een beetje mee en als je geluk had, dan kreeg je haar telefoonnummer of haar adres en kon je aanbellen. Ik vind dat praktische wel mooi. Nu kan je je altijd makkelijk verschuilen achter een foto met filter of achter een mooi opgetuigd Facebookprofiel. In de jaren vijftig kon je je nergens achter verschuilen en was het meer “what you see is what you get”. Dat trekt mij heel erg aan. Op ons podium is bijvoorbeeld ook alles te zien. We maken het niet mooier dan het is. Het gaat echt om het verhaal en dat is iets wat ik mooi vind aan de jaren vijftig. Als je in de kroeg zat, dan ging je verhalen vertellen. Nu is het allemaal veel meer opsmuk, maar ik wil niet zo’n sukkel zijn die zegt dat het vroeger beter was. Ik bedoel: vrouwen hadden bijvoorbeeld helemaal niks te zeggen.’

Bij de ingang groeten Gerhardt en Faber de verschillende gasten. Toegankelijk, galant en warm. Hoewel ze nog in de try-out-fase zitten, is voor Gerhardt zijn missie duidelijk: de mensen moeten verliefder naar huis gaan dan dat ze kwamen.

‘Wanneer heb je het eens een keer ongegeneerd anderhalf uur over de liefde? Dat is bijna not done. Zet vandaag vier keer iets over liefde op Facebook en iedereen zegt:’ Wat ben jij voor een weekdier! We speelden de voorstelling afgelopen vrijdag in Antwerpen en toen was er een vrouw die zei na afloop: ‘We blijven niet te lang hangen.”’Met ondeugende glunderogen imiteert Gerhardt een Vlaamse dame: ‘Alee, we zijn keiromantisch geworden, dus we gaan lekker thuis vrijen met elkaar.’ Te gek!’

Gerhardts muziek raakt mensen (gelukkig) ook nog op andere manieren.

‘Een andere man was helemaal ontroerd. Hij zei: ‘Het heeft me echt aan het denken gezet hoe ik om ga met de liefde. Kennelijk is die er altijd, maar ik doe allemaal dingen waardoor ik er steeds verder van af raak.’ Dat vind ik zo mooi: wij geven geen antwoorden, maar we inspireren. De voorstelling is niet belerend, we hebben het over wat liefde zou kunnen zijn. Maar maak je geen zorgen: de voorstelling is niet alleen maar zoetsappig, er zit ook gevaar in en femme fatales. Het is gewoon rock ’n roll en liefde.’

Gerhardt gaat met What Lovers Do op maandag 10 oktober in de Kleine Komedie in première. Gelukkig kunnen we al iets eerder ongegeneerd thuis zwijmelen bij de plaat die op 9 oktober uitkomt. Vol met Rock n Roll, maar vooral ook met heel veel liefde. Zak niet weg in melancholie, want al lijkt het misschien de romantiek van de fifties, het is gewoon 2016. Ook nu kunnen we nog steeds onder een afdakje schuilen voor de regen, met of zonder sigaret.

Theater / Voorstelling

Een onmogelijke zoektocht

recensie: Laura van Dolron - WIJ

Stand-up filosofie is het zelf ontwikkelde genre dat Laura van Dolron in het theater beoefent. Ze spreekt haar publiek toe, zoals een stand-up komiek zijn publiek toespreekt: anekdotisch en in directe vorm. Bij Van Dolron ligt echter niet de grap, maar de filosofie centraal. Dit levert maatschappelijk betrokken theater op. Van Dolrons stukken laten zich het beste kijken als theatraal opgevoerde redevoeringen.

In WIJ wil Van Dolron een analyse leveren over wie wij zijn. Met ‘wij’ doelt Van Dolron op de moderne West-Europeaan. Deze analyse wil ze geven voor haar dochtertje van anderhalf die staat te springen om mee te doen in de grote-mensen-wereld. Maar wat is die grote-mensen-wereld en wie zijn die ‘wij’ waar haar dochter zo graag bij wil horen? Van Dolron wil met een enthousiasmerend verhaal komen. Van Dolrons schets van onze maatschappij is echter weinig opbeurend. De moderne westerling gaat op de pijnbank: we leven in saaie tijden, waarin we niks mee maken, hebben geen enkele compassie met de ellende buiten onze wereld, geloven nergens meer in en zijn vooral bezig met Facebook en oppervlakkige televisieprogramma’s. Van Dolron stelt vast dat de huidige politici wel in hun handjes zullen knijpen met zo’n passieve en aan elk idealisme ontbrekende bevolking.

wij-laura-van-dolron-kamerich-budwilowitz-eyes2_6In haar kritiek kan de actuele vluchtelingenproblematiek natuurlijk niet ontbreken. Van vluchtelingen verlangen we dat ze zo snel mogelijk integreren. Maar integreren waarin? Als we integratie eisen van migranten, dan hebben we – net als voor onze kinderen – wederom een enthousiasmerend verhaal nodig om die integratie aanlokkelijk te maken, stelt Van Dolron. Maar in haar betoog lijkt ze ook veel te missen.  Het gegeven dat vluchtelingen massaal hierheen komen en niet andersom, doet mij namelijk vermoeden dat het met dat enthousiasmerende verhaal wel goed zit. Vormen de idealen van vrede en vrijheid niet ons enthousiasmerende verhaal? Hoe dan ook weigert Van Dolron onze identiteit in die waardes vast te leggen.

Geen plaats voor populisten

wij-laura-van-dolron-kamerich-budwilowitz-eyes2_-19Van Dolrons betoog wordt duisterder wanneer ze bij politiek populisme aankomt. Van nee-stemmers op referenda en Wilders-aanhangers mogen we ons wel eens wat minder aan gaan trekken. Zij snappen namelijk toch niet hoe genuanceerd de wereld in elkaar steekt. Om hen buiten het politieke discours te houden zou er een stem-examen ingevoerd kunnen worden waar met een paar simpele vragen iemands intelligentie wordt gecheckt. Natuurlijk bedrijft Van Dolron theater, maar wel oprecht politiek theater. Van ironie is naar mijn weten geen sprake. Daarom is het gerechtvaardigd om kritisch op Van Dolrons antidemocratische ideeën te zijn. Totalitarisme lijkt me namelijk niet het enthousiasmerende verhaal waar we naar zoeken, daar vlucht men nu juist van weg.

Van Dolron stelt terecht vast dat wanneer je algemene kenmerken wil toeschrijven aan een groep mensen – in dit geval ons – je altijd individuen kunt vinden voor wie die kenmerken niet opgaan. In die zin is een analyse geven van wie wij zijn onbegonnen werk. Van Dolron is zich hiervan bewust en erkent dat ze ‘Ons’ niet gevonden heeft. Ze heeft gezocht naar een enthousiasmerend verhaal maar levert een ernstige kritiek op ‘Ons’. Bij vlagen sterk, maar ik vraag mij af of het niet uiteindelijk alleen  maar overtuigend is voor mensen die het toch al met Van Dolron eens waren.

orgel
Boeken / Non-fictie

Over klassieke muziek voor oud, jong, rijp en groen

recensie: Merlijn Kerkhof - Alles begint bij Bach
orgel

Het is niet gering: de pas dertigjarige Merlijn Kerkhof gaat je vertellen ‘wat je moet weten over klassieke muziek’, zoals de ondertitel luidt van Alles begint bij Bach. Het is het eerste boek van deze schrijver, journalist en dagbladmuziekcriticus, en meteen een welluidend schot in de roos.

Klassieke muziek lijkt vooral het domein van oudere generaties. Jongeren hebben het te druk met heel ander vermaak. Toch wordt er op de conservatoria nog veel afgestudeerd. Op de tv draaft aardig wat jong volk op om sterren van de hemel te spelen en er liefdevol over te praten. Soms zijn er op ongebruikelijke locaties concerten met veel jeugdig publiek, zoals niet lang geleden een Scriabin Recital door de jonge Helena Basilova in een loods met zinnige lichteffecten.

Verrassend

Er is waarschijnlijk nog hoop, zeker als je ‘de Kerkhof’ tot je neemt. Hij wijkt af van zijn collega-wegwijzers die in opsommende brokken de muziekgeschiedenis doornemen met geijkte informatie en een iets te hoog muziektheoretisch gehalte. Kerkhof zet in dertig hoofdstukjes een consistente lijn uit: zijn persoonlijk getoonzette betoog is steeds even interessant als relevant en kan ook de gevorderde lezer verrassen. Musici en hun muziek plaatst hij organisch in de Umwelt van hun tijdsgewricht. In een chronologische tijdlijn zet hij stapjes achter- en voorwaarts om ontwikkelingen in hun langere duur te volgen. Hij begint weliswaar bij Bach (nu eenmaal de allergrootste), maar gelukkig doet hij halverwege ook de Middeleeuwen en Renaissance in twee hoofdstukjes aan. Hij vat zo behendig samen dat je toch een compleet verhaal lijkt te lezen.

Dit ‘leerboek’ is niet alleen door de opbouw, maar vooral ook door de schrijfstijl een open boek. Een bron van Kerkhof is The Rest is Noise van Alex Ross, ‘een soeverein analyticus, maar bovenal een bevlogen verteller die liefdevol en genuanceerd schrijft over de muziek waarvan hij houdt. Dat is ook wat ik heb beoogd te doen’. Kerkhof lijkt rechtstreeks tegen je te praten, maar zeker niet als een bovenmeester tegen zijn pupillen. In het enkele geval dat hij een vakterm gebruikt wordt deze tussen haakjes simpel uitgelegd.

Zelfontplooiing

Kerkhof schrijft dat ene Carl Friedrich Zelter, de muziekdocent die zijn Bachliefde op zijn leerling Mendelssohn overbracht, voor de zelfontplooiing (Bildung) de rol van muziek van groot belang vond: het volk kon zich verheffen door middel van het bestuderen en zingen van muziek. Zangverenigingen schoten als paddenstoelen uit de grond en ook grote componisten waren niet te beroerd om die van koormuziek te voorzien.

Kerkhof zit met zijn boek in die voetsporen. Muziekonderwijs wordt op de middelbare scholen niet of nauwelijks meer gegeven. De desbetreffende minister zou Alles begint bij Bach in de bovenbouw gratis uit moeten delen, misschien voor de symbolische prijs van een paar euro. Dan komt het allemaal wel goed met de erfenis van de klassieke muziek.

harmens-pfeijffer
Boeken / Poezie

‘Het stuwen van de onderstroom’

recensie: Ilja Leonard Pfeijffer & Erik Jan Harmens - Duetten
harmens-pfeijffer

Twee bevriende dichters vinden elkaar in een uitwisseling van e-mails. De een schrijft een paar regels, de ander vult aan, en vice versa. Er wordt niet gesproken over onderwerp, concept of uitkomst: de onregelmatige samenzang heeft als resultaat de verrassende poëziebundel Duetten.

Erik Jan Harmens en Ilja Leonard Pfeijffer hebben elkaar een jaar lang bestookt met voorzetten in tekst die direct weer een reactie van de ander opriepen. De spontane dichtvorm – waarin volgens het naschrift niet is gecorrigeerd – heeft geleid tot een dertigtal duetten die in willekeurige volgorde in de bundel zijn geplaatst. In een afwisselende reeks strofes komen tal van onderwerpen aan de orde, maar is het vooral het verschil in stijl en weergave dat voor een opmerkelijke dynamiek zorgt.

Drankzucht

Pfeijffer schrijft in zijn bekende dubbelrijm – of gepaard rijm – waarmee hij ook zijn uit alexandrijnen opgebouwde bundel Idyllen heeft ingekleed. In een strak regime, overladen met enjambementen om de klank te kunnen beheersen, vormt hij een lyrische basis voor de thema’s die aangestipt worden. Harmens is veelal de frivole inkopper die een voorzet van Pfeijffer op sublieme wijze weet te verzilveren. Hij is vrij in zijn vorm, experimenteert er lustig op los en koppelt binnenrijm en alliteratie aan een opmerkelijke scherpzinnigheid.

De duetten handelen over het dichterschap, over voordragen voor publiek, over vriendschap, liefde, social media, straatcultuur, geweld en terrorisme. Natuurlijk komt ook de drankzucht voorbij, waarmee beide dichters een hechte verbintenis hebben gehad en waarvan de verleiding nog altijd op de loer blijkt te liggen. Pfeijffer speelt de advocaat van de duivel: ‘Dus waarom zwicht je niet? Ik ken je al zo lang./ We hebben zoveel schuim beleefd dankzij je hang/ naar mij en naar mijn bitter romige verzachten’. Harmens hoopt op steun van zijn compaan: ‘dim het licht tot het donker is, fade uit tot de funk verstomt/ land in zicht rond sint juttemis, ik groeide tot ik kromp/ weet je zeker dat je me dragen kan, mij topzware westmalleman’.

Consumptiebonnen

Een dramatische scène op de luchthaven, Pfeijffer schetst de schokkende situatie: ‘En toen ik bij de juiste incheckbalie stond/ met springstof en een sissend lontje uit mijn kont’, waarop Harmens zijn regels naar een ander niveau tilt, in een taal die meer omfloerst is en daardoor de werkelijkheid nog intenser weergeeft:

beef om bevroren bewakingsbeeld
hier ben ik nog heel
nog één keer het licht in van burger king
malende kaken gaan staken
mijn lendenen met slagsnoer omgord
alles komt goed want is ingestort

In deze speeltuin van de poëzie wordt tegelijkertijd de positie van de dichter onder de loep genomen. De scheve verhouding tussen het aantal verkochte dichtbundels en de populariteit van optredende dichters is nog steeds groeiende. De dichter is een entertainende ondernemer geworden, de drank is afgezworen en het bohemienbestaan verkwanseld. ‘Het dichten was om de consumpties ooit begonnen./ Nu weten we geen raad met de consumptiebonnen’, memoreert Pfeijffer. De ‘chouffeloze’ Harmens dikt het nog eens aan: ‘we zijn niemand meer over en niet te geloven alsof we lege emmers legen/ in een volle goot die overloopt/ door het stuwen van de onderstroom’.

Duetten blinkt niet uit in gedenkwaardige gedichten. Het is de heen en weer gaande beweging tussen twee vrienden die, hun woorden optekenend in een spontane uitwisseling, een boeiende tekst oplevert. Er wordt veel losgemaakt en omgewoeld, maar de taal blijft de lichte geforceerdheid van een actie-reactie behouden. ‘Blanke pfeijfferhuid’ en ‘droeve harmenssnuit’ hanteren de pen virtuoos en het experiment mag voorzichtig geslaagd heten: ‘we willen van weinig woorden zijn maar het ontsnapt ons als gas’.

Boeken / Non-fictie

Onder Ons

recensie: Geert Mak - De levens van Jan Six

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog, waarin uit een losse federatie de natie ontstond die later Nederland zou heten, vluchtte een Vlaamse familie naar Amsterdam om daar met blijvend succes een dynastie te stichten: de familie Six. Historicus Geert Mak is erin geslaagd uit de incomplete legpuzzel van een familiearchief en eeuwenlang bewaarde kunstvoorwerpen een kleurrijk beeld te scheppen van ruim vijfhonderd jaar traditie en saamhorigheid.

Wie na het lezen van dit goed geschreven en hier en daar vermakelijke boek langs het pand aan de Amstel loopt, waar de collectie Six bewaard wordt en waar nog steeds een deel van de familie woont, beseft hoe geschiedschrijving ‘werkt’. Mak citeert Huizinga over de historische sensatie: de plotselinge ervaring zo dichtbij het verleden te komen dat je de personages voor je ziet. Je gaat binnen in hun dagelijks leven, waar de krachten van de geschiedenis langs en soms doorheen razen. 

Starre hiërarchie

Zelf schrijft Mak in zijn nawoord dat

dit boek [kan] worden gelezen als een kleine geschiedenis van … de gestolde verhoudingen die extreme ongelijkheid op den duur met zich meebrengt. 

Hij voegt daaraan toe dat zijn persoonlijke betrokkenheid mede is gekleurd door de herinnering aan de armoede van zijn eigen familie. Die persoonlijke inzet is zowel de kracht als de zwakte van zijn verhaal. Geert Mak duikt diep in de mechanismen van de vroege geldeconomie en daaruit voortvloeiende macht. Hij beschrijft de weelde van de Sixen, de luxe en de enorme vraatzucht die soms zelfs doodsoorzaak werd. De lezer bespeurt daar, net als bij de verhalen over onverantwoordelijke erfgenamen die het fortuin erdoor joegen, een lichte verontwaardiging.

Echt interessant wordt het waar Mak de bijna kaste-achtige geslotenheid van de hiërarchie in het sociale leven analyseert. De ‘herenclubs’ hanteerden starre codes. Sommige, zoals ‘Onder Ons’ , gelegen in de Kalverstraat achter een verborgen toegangsdeur, bestaan nog steeds.

Uitgehuwelijkt

 Het is spannend om te lezen hoe de binnenkant van het familieleven werkte: de wijze waarop de patriarchen en bestuurders, traditiegetrouw luisterend naar de naam Jan, connecties aanknoopten en huwelijken arrangeerden.

Het familievermogen en de familiecollectie moesten zo ongeschonden mogelijk door de tijd worden geloodst, omwille van toekomstige generaties en uit respect voor voorgaande generaties.

 De huwbare meisjes en hun moeders schikten zich in regelrechte onderdrukking. Het ging immers om het voortbestaan van de clan. Slechts een keer weigerde een dappere ‘Henriette’ zich te voegen in het systeem; ze ging ervandoor met een ambtenaar zonder vermogen.

Familie-eer, gearrangeerde huwelijken, onmondige vrouwen… In dit verband is het opvallend hoe weinig aandacht Mak besteed aan het kerkelijk leven van de Sixen. Heeft het geloof de familiaire machtsverhoudingen beïnvloed? De Amsterdamse religieuze tolerantie komt aan bod, evenals de onbloedige overgang naar het protestantisme in 1578. Fundamentalisme zoals elders in de Republiek leek minder voor te komen. Een uitzondering vormde de streng gelovige Nicolaes Tulp, bekend van Rembrandts ‘Anatomische les’. Hij werd de schoonvader van de eerste Jan Six en deed zijn best hun weelderige levensstijl in te dammen. De christelijke dogma’s lijken echter vooral doorgewerkt hebben in de vanzelfsprekende ondergeschiktheid van de Six-vrouwen.

 Mak schetst Amsterdam nauwgezet in de afwisseling van groei en verval. Tal van (mannelijke) familieleden speelden daar een rol in, als bestuurders, maar speciaal als erudiete kenners van kunst en wetenschap. Zo nam een Six een leidende rol in de opzet van het latere Rijksmuseum. Eeuwenlang was de familie bevriend met kunstenaars en geleerden. Het beroemde portret van de eerste Jan Six, geschilderd door Rembrandt en sindsdien altijd meeverhuisd, is het meest in het oog vallende bewijsstuk. Met een beschouwing over deze icoon begint en eindigt dit mooie boek.

Theater / Voorstelling

Waarom moest de Lady dood?

recensie: Maatschappij Discordia - Weiblicher Akt dl. 7 - Mevrouw Macbeth

Mevrouw Macbeth is de zevende voorstelling in Weiblicher Akt van Maatschappij Discordia, een reeks voorstellingen gemaakt vanuit vrouwelijk perspectief. Eerder is door 8WEEKLY in deze reeks Vanuit Iokaste gerecenseerd. Shakespeares Macbeth wordt door drie actrices gespeeld die beloven het plot vooral vanuit het standpunt van Lady Macbeth te belichten. Dit laatste gebeurt niet steeds, maar dat neemt niet weg dat we een speelse, amusante en buitengewoon knappe versie van Macbeth te zien krijgen.

Bij aanvang van de voorstelling zijn Annette Kouwenhoven, Miranda Prein en Maureen Teeuwen aan de zijkant van het speelveld met make-up, citroenen en kostuums in de weer en praten ondertussen over Lady Macbeth. Waar kwam haar tomeloze ambitie vandaan? En waarom vragen we ons dat af, zouden we dat bij een man ook doen? Of vinden we het dan normaal? En waarom heeft ze eigenlijk geen voornaam? Waarop Jan Joris Lamers, die het gebeuren, muziek, licht etc., achter de schermen regelt, terecht bromt: ‘hij (Macbeth) had ook geen voornaam’. Er kan veel worden gezegd over de achterstelling van vrouwen in onze wereld, maar we moeten niet overdrijven.

Dan, terwijl de drie zich vragen blijven stellen over vrouwen, ambitie en bekende ambitieuze vrouwen, en terwijl er broeken en rokken worden voorgebonden en wenkbrauwen worden getekend, begint langzaam het verhaal van Macbeth vorm te krijgen. De drie spelen om beurten Macbeth, de Lady en Banquo, de vriend van Macbeth.

Prachtige Macbeth

Kouwenhoven is een prachtige Macbeth. Wantrouwend, twijfelend, dan weer opgetogen. Vooral bij haar kan je zien hoe Macbeth er vanuit het perspectief van de Lady mogelijk uitzag. Het is buitengewoon knap hoe in de speelstijl van Discordia, met steeds terzijdes en uit de scène stappen, Kouwenhoven er in slaagt Macbeth volkomen geloofwaardig te maken. Haar dolkscène is stil makend goed en als ze met haar echtgenote praat, op dat moment Prein die iets langer is dan zij en daardoor overheersend, zie je Macbeth als het ware van binnenuit vorm krijgen.

Teeuwen is charmant als Banquo, de natuurliefhebber, en buitengewoon grappig als Macbeth in de feestscène, als ze de geest van Banquo gewaar wordt. Als het haar beurt is om de Lady te spelen gebruikt ze, om haar man te overtuigen, woorden van Portia, uit Julius Caesar.

Feministisch standpunt

Prein is degeen die vooral het feministische standpunt blijft opzoeken. Waarom moesten al die Shakespeareaanse heldinnen dood? Niet alleen Lady Macbeth, maar ook Desdemona en Ophelia bijvoorbeeld en in later tijden iconische personages als Hedda Gabler. Wat zou er zijn gebeurd als die allemaal waren blijven leven? Zou de wereld er dan niet heel anders uit hebben gezien?

Aan het eind komt de enige man in het gezelschap, Jan Joris Lamers, achter het decor vandaan en reciteert, precies op het juiste moment, een prachtige tekst van de Poolse dichteres Wislawa Szymborska, ook al een uiterst krachtige vrouw.

Wat naast het lichte, laconieke en toch geloofwaardige en soms heel indrukwekkende spel opvalt, is het taalgebruik. Shakespeare stopt heel veel dieren in zijn tekst en deze versie van Discordia legt daar op prettige wijze nadruk op. Interessant zijn ook andere bronnen die worden gebruikt, zoals Machiavelli, die door Lady Macbeth als raadgever wordt beschouwd. In de discussies wordt taal gebruikt die soms een beetje ouderwets aandoet, maar vooral een erudiete, genuanceerde en intelligente indruk maakt. Ondanks de chaos en verwarring soms, is deze voorstelling van Maatschappij Discordia verfrissend en zeer aangenaam.

Boeken / Non-fictie

Alejandro Zambra houdt een prachtige spiegel voor

recensie: Alejandro Zambra (vert. Luc de Rooy) - Begrijpend lezen

‘Alejandro Zambra is een Chileense schrijver’. Volgens het schoolvak begrijpend lezen kun je hiermee instemmen of niet. Volgens Alejandro Zambra’s nieuwste boek, Begrijpend lezen, zijn er vele antwoorden mogelijk.

Begrijpend lezen is opgezet als de Prueba de Aptitud Verbal, de taaltest die tussen 1967 en 2002 onderdeel was van het eindexamen in Chili. Negentig vragen, die in ruim twee uur beantwoord moesten worden. Begrijpend lezen is een dun boekje, net iets meer dan honderd pagina’s, met verhoudingsgewijs weinig tekst – zo’n twee uur leestijd inderdaad. Als je Begrijpend lezen in de boekhandel oppakt, zou je het vermoedelijk meewarig terug op de stapel leggen.

Kan ik begrijpend lezen?

Dat zou onverstandig zijn. Begrijpend lezen mag een postmoderne gimmick lijken, de negentig meerkeuzevragen en invuloefeningen veranderen langzaam in de prachtigste tekstuele spiegel. Neem de eerste opgaven uit deze… roman? Misschien is het wel een novelle, of een essay, poëzie of een verhalenbundel. (Zoals zo vaak is de NUR-code – 302, wat ‘vertaalde roman/novelle’ betekent – net zo behulpzaam als een leugen.) In ieder geval, de eerste twee opgaven:

1.      LEZEN                                            2.      BEGRIJPEN

a)      les                                                    a)      kennen

b)      leren                                                b)      herkennen

c)      leven                                               c)      erkennen

d)      je verbergen                                  d)      bekennen

e)      begrijpen                                        e)      vergrijpen

De opdracht: aangeven ‘welk van de vijf antwoorden niet gerelateerd is aan de term boven de opgave, noch aan de overige vier antwoorden.’ Ik ben geneigd bij de eerste opgave d te antwoorden, en e bij de tweede, op basis van wat de woorden voor mij betekenen. Zijn dat de juiste antwoorden, kan ik begrijpend lezen? Geen idee. Voor elk van de overige vier antwoorden valt óók wat te zeggen – en Zambra geeft geen antwoord.

In de overige vier delen van Begrijpend lezen gaat het om zinnen in de ‘juiste’ volgorde te zetten, de zinnen te complementeren, overbodige zin(nen) te schrappen en tekstbegrip. Door de opbouw van dit boek komen er steeds meer woorden op de pagina: van de opgaven zoals hierboven naar ontroerende korte verhalen over Chili en persoonlijke geschiedenissen. Langzaam vult de bladspiegel zich, langzaam groeien de verhalen: van woorden tot zinnen, van zinnen tot paragrafen.

Zo ontstaat literatuur

Zambra’s romans zijn altijd zelfbewust. Ze reflecteren altijd op zichzelf, op hun ontstaan en de relatie met hun auteur. Zo groot is Zambra’s kunstenaarschap dat die reflecties nooit dor of droog worden, maar altijd doorleefd en doorvoeld. Ook in Begrijpend lezen weet hij diep door te dringen in de menselijke ziel – juist doordat de lezer met woorden en zinnen kan schuiven.

Nog een voorbeeld: de eerste opgave uit het tweede deel van ‘de test’, getiteld ‘Negentien-eh… ergens-in-de-jaren-tachtig’:

1.      Je vader maakte ruzie met je moeder.

2.      Je moeder maakte ruzie met je broer.

3.      Je broer maakte ruzie met je vader.

4.      Het was altijd koud.

5.      Dat is alles wat je je herinnert.

Er zijn vijf antwoorden, en geen van allen heeft de eerste zin aan het begin. Maar komt zin 4 voor of na zin 5? En hoe verhouden zin 1, 2 en 3 zich?

Door dat soort vragen te beantwoorden, ontstaat literatuur. Betekenis ligt niet besloten in woorden en zinnen, maar wordt daar in gelegd door de lezer. De lezer creëert de samenhang en de volgorde. Begrijpend lezen is een open boek, dat dat magische proces van betekenis creëren en toekennen expliciet maakt. Van elk verhaal bestaan meerdere versies, en elk suggereert andere verbanden tussen de verschillende onderdelen.

Spiegel

Dit is Zambra’s spiegel: het juiste antwoord bestaat niet, elk antwoord zegt daarentegen iets over degene die het antwoord geeft. Onze antwoorden op de opgaven zijn blikken in onze wereld, tekens van onze voorkeuren. Dit creëert een spanning tussen wat de lezer kent en dat wat hij of zij niet kent, die in Begrijpend lezen van elke pagina af spat. Begrijpend lezen is het beste boek uit Alejandro Zambra’s oeuvre tot nog toe.

Boeken / Non-fictie

Te weinig Kuyper, te weinig diepte

recensie: George Harinck - Varia Americana: in het spoor van Abraham Kuyper door de Verenigde Staten


Na het succes van Om de oude wereldzee reist historicus George Harinck nog eens in de voetsporen van Abraham Kuyper. Deze keer doet Harinck, 120 jaar na dato, Kuypers reis in de Verenigde Staten over.

Abraham Kuyper, voormalig premier van Nederland, theoloog, predikant en journalist, reisde in 1898 naar de Verenigde Staten. Historicus en Kuyper-kenner George Harinck vraagt zich af hoe Kuypers analyse van het land zich verhoudt tot het Amerika van 2016. Hij doet daarvan verslag in zowel het boek Varia Americana als in de gelijknamige vierdelige televisieserie van de EO. De voor de hand liggende vraag is of het boek wat toevoegt aan de serie.

Die vraag moet negatief beantwoord worden – en dat is jammer. Er waren wel degelijk kansen om in het boek wat meer of wat anders te brengen dan in de serie. Helaas is het vooral veel van hetzelfde.

Te oppervlakkig

Het was interessant om te kijken naar Kuypers overtuiging dat de grondslag van de Amerikaanse politieke unie niet Angelsaksisch, maar Hollands was. De VS zou voornamelijk beïnvloed zijn door de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, meer dan door Engeland. Dat kwam volgens Kuyper door het feit dat in het calvinisme de grondslag ligt voor de Amerikaanse vrijheid.

Dit is een interessante stelling die Kuyper in verschillende lezingen tijdens deze reis onderbouwd zou hebben. In het boek had Harinck echter meer de diepte in mogen duiken. Harinck negeert Kuypers onderbouwing en somt alleen wat door hem genoemde verschijnselen op die het gevolg zijn van deze invloed: zo kozen de Amerikanen, net als de Hollanders destijds, voor een republiek en niet voor een monarchie als de Engelsen. De Republiek werd de ‘United Provinces’ genoemd, zo noemden Amerikanen hun land de ‘United States’. Tenslotte zouden de Amerikanen de kleur van hun vlag ontleend hebben aan de Republiek. Aardig om te weten, maar het ontbreken van een onderbouwing is zonde.

Secularisering

Hetzelfde geldt voor Kuypers visie op hoe het christelijk geloof zich moet verhouden tot de rest van de samenleving. Harinck constateert dat die visie van Kuyper niet van toepassing is op Amerika. Zijn referentiekader (Nederland) was toen al die van een geseculariseerde samenleving. Dit was Amerika destijds nog niet – dat was door en door christelijk – waardoor Kuypers visie niet aansloot bij de Amerikaanse realiteit. Harinck: “Amerika was in 1898 nog niet klaar voor dit moderne inzicht.”

Anno 2016 is die geseculariseerde samenleving ook in Amerika een feit. De Amerikaanse Kuyper-biograaf James Bratt zegt in een gesprek met Harinck dat de situatie in de VS vandaag dezelfde is als die van Nederland in de tijd van Kuyper: “Je kunt niet meer zeggen dat de Verenigde Staten een christelijke natie is, zoals dat tot betrekkelijk kortgeleden nog wel kon. Dit betekent dat christenen zich bezinnen op hun rol in het publieke domein.” Vandaar dat er in Amerika een heropleving in de interesse in Kuyper is.

Een bijzonder interessant gegeven, zou je zeggen. Je raakt benieuwd naar de visie van Kuyper en hoe die toepasbaar is op het hedendaagse Amerika. Harinck stipt dat wel aan (of beter gezegd, hij laat Bratt dat aanstippen in een kort vraaggesprek), maar meer dan een paar zinnen worden er niet aan gewijd.

Zonde

Wat het dubbel zonde maakt, is dat in het boek wel veel aandacht wordt besteed aan de (voor)verkiezingen voor het presidentschap. Van Harincks analyses over de kandidaten (vooral Donald Trump) gaan er dertien in een dozijn: voorspelbaar en niet anders dan wat je in de kranten leest. De aandacht die hij aan Ted Cruz besteedt, is slordig. Cruz zou een gematigde versie van Trump zijn, terwijl de twee op veel belangrijke punten welhaast het tegenovergestelde denken, met name wat betreft economie. Harinck suggereert dat Cruz geen gelijke rechten wil voor christenen en niet-christenen en dat hij terug lijkt te willen keren naar “het Amerika van de blanke protestant.” Een behoorlijke stelling, zeg maar gerust: beschuldiging, die hij op z’n minst had moeten onderbouwen.

Er zijn nog twee problemen met de gedeeltes uit het boek die betrekking hebben op de actualiteit. Ten eerste vraag je je soms af wat ze nog met Kuyper van doen hebben. Ten tweede is het storend dat er aandacht wordt geschonken aan een figuur als Ted Cruz, die inmiddels niet meer aan de race om het presidentschap meedoet. Het is zonde dat een boek over een belangrijk historisch figuur informatie bevat die na verschijning al snel verouderd is.

Het boek zou van grotere waarde zijn geweest als Harinck meer aandacht had besteed aan Kuyper. Harinck diept weinig interessante zaken uit en besteedt in plaats daarvan te veel tijd aan futiliteiten. De link met het hedendaagse Amerika is op zich geen slecht idee. Maar dit was interessanter geweest als Harinck meer afstand had gedaan van de dagelijkse actualiteit, en het hedendaagse Amerika meer in verband had bracht met Kuyper. Op die manier had Varia Americana daadwerkelijk wat kunnen toevoegen aan de televisieserie en had het boek meer recht gedaan aan Abraham Kuyper zelf.

Boeken / Fictie

Sympathieke hybride

recensie: Stephan Abarbanell - Morgenland

Met de roman Morgenland, die speelt in het jaar 1946, heeft Stephan Abarbanell een sympathieke poging gedaan met nieuw verworven inzichten in de wording van de joodse staat een politiek correct epos te schrijven. Het resultaat is een hybride boek, dat de lezer stap voor stap meeneemt op een speurtocht door het naoorlogse, ontwrichte Europa naar een verloren gewaand familielid.

In 1958, toen alle westerse landen nog ‘achter Israël stonden’, verscheen de roman Exodus van de Amerikaanse schrijver Leon Uris. Het is een lang, romantisch verhaal over de stichting van de joodse staat, de lijdensweg van teruggekeerde holocaust-slachtoffers die het beloofde land niet mochten betreden en een in Israël geboren held. Goed en kwaad waren nog in origineel zwart-wit geschilderd. Joden waren goed en Engelsen, Arabieren en (ex-)Nazi’s slecht. In veel opzichten bezijden de waarheid werd het toch een iconisch boek.

Eerlijke romantiek

Sindsdien is er veel veranderd. Langzamerhand, niet in het minst door de corrigerende werken van integere Israëlische historici, is meer bekend geworden over die chaotische naoorlogse jaren. De oorspronkelijke bevolking – Palestijnen – werd van huis en haard verdreven en soms afgeslacht. Maar ook het naoorlogs antisemitisme dat de teruggekeerden trof en de barre omstandigheden in de kampen voor displaced persons zijn aan het licht gekomen.

In de lijn van de nieuwe, eerlijke geschiedschrijving heeft de Duitse schrijver Stephan Abarbanell een poging gedaan deze moderne visie te romantiseren. Het is een hybride roman geworden, met Exodus-achtige trekjes, aangevuld met degelijk gedocumenteerde feiten, politieke analyses en een snufje heldendom. De Israëlische Lilya gaat op zoektocht naar een verdwenen geleerde en belandt in een roadtrip door het verwoeste Duitsland.

Zij hoorde zijn hart bonken

Abarbanell heeft geen moeite gespaard om het realiteitsgehalte van zijn docu-fictie zo hoog mogelijk te houden. Achterin vindt de lezer een indrukwekkende literatuurlijst en een serie foto’s uit de Tweede Wereldoorlog die ieder hoofdstuk als het ware een grond van werkelijkheid moeten geven. Maar de schrijver heeft niet kunnen kiezen tussen fictie en non-fictie en dat is de zwakte van deze roman. Lilya ploegt zich door de ene na de andere spannende en gevaarlijke situatie heen, rouwt ondertussen om een gestorven vriend – en toch wil ze als karakter maar niet tot leven komen. Misschien om de vaart er in te houden ontmoet ze in ieder hoofdstuk tal van nieuwe mensen, die allemaal kort geportretteerd worden en een klein biografietje meekrijgen. Het is teveel informatie en het werkt niet.

Ook de liefde komt even om de hoek kijken. Helaas grijpt de schrijver, waar het er op aankomt, terug op een verouderde stijl, met zinnen die net als in Exodus uit de vijftiger jaren komen, zoals:

Hij drukte haar tegen zich aan alsof hij haar nooit meer los wilde laten. Ze legde haar hoofd tegen zijn borstkas en hoorde zijn hart bonken. Zijn lippen beroerden haar haren, hij ademde haar geur in.

 Wellicht was Morgenland – een romantische term voor het nieuwe land van de joden – een beter boek geworden als de schrijver meer los had durven gaan in zijn verbeelding óf zich had toegelegd op een analyse van het naoorlogse Duitsland. Nu is de non-fictie en de politieke correctheid een korset geworden dat het verloop van de handeling iets krampachtigs geeft. Het haalt de spanning uit het verhaal en het vlees en bloed uit de personages.