LaFave in 013 (1)
Muziek / Concert

Jimmy LaFave @ 013 Tilburg

recensie: Meesterlijke ballades
LaFave in 013 (1)

Voor het eerste optreden van zijn concertenserie in Europa staat Jimmy LaFave in 013 te Tilburg. Dat hij slechts een paar uur geslapen heeft en nog tegen zijn jetlag vecht, is allerminst hoorbaar in het openingsnummer dat ruim zes minuten klokt.

Met de ballad ‘The Beauty of You’ opent LaFave de avond op indrukwekkende wijze. De leiding is duidelijk in handen van LaFave zelf die heel subtiel zijn akoestische gitaarpartijen speelt als ondersteuning van zijn zang. LaFave wordt op het podium bijgestaan door een gitarist (John Edmond), bassist (Lin Shum), drummer (Bobby Calis) en pianist (Brian Petersen).

LaFave in 013 (2)Collega’s eren

Direct na de opening geeft Jimmy LaFave een ode aan de kersverse Nobelprijswinnaar Bob Dylan met een uitvoering van ‘Queen Jane Approximately’, afkomstig van het album Highway 61 Revisited. De meester wordt nog tweemaal geëerd met uitvoeringen van zijn composities: na een uur horen we een prachtige vertolking van ‘Just Like A Woman’ met in het midden van het nummer een gitaarsolo waar de stilte tussen de noten weet te kruipen en als afsluiter van het concert wordt het welbekende ‘All Along the Watchtower’ ten gehore gebracht.

Omdat 18 oktober de verjaardag is van Chuck Berry die de negentig aantikt, speelt LaFave ‘Johnny B Goode’. Helaas klinkt dit als een enigszins verveloos aftreksel van het origineel en is het daarmee een van de mindere momenten van het concert. Eigenlijk kunnen we daar alle uptempo liedjes bijvegen, want als LaFave wil schitteren dan moet het toch echt met de fraaie ballads uit zijn repertoire zijn, de werkelijke pareltjes waarvoor men eigenlijk komt. LaFave is zelf ook geen beweeglijk mens. De mimiek op zijn gezicht is minimaal. Sober gestoken in zwarte kleding moet LaFave het echt hebben van zijn muzikale kwaliteiten als song-smid en zijn uitvoering.

LaFaves gitaarGemengd gevoel

Meer dan de helft van het concert wordt gevuld met de prachtige ballades van Jimmy LaFave, die soms heerlijk uitgesponnen over het stille publiek worden uitgestrooid. De zang van LaFave is zo boeiend bij deze liedjes dat een ingehouden adem op zijn plaats is. Zachtjes mee-wiegen en meevliegen naar de grote hoogtes.

Maar als de band de ruimte krijgt om te soleren, grijpt gitarist Edmond dat aan om zijn gitaar flink te laten horen. Een enkele keer weet hij een solo in dienstbaarheid aan het liedje in te houden, maar meestal gaat hij zich helemaal te buiten. Ruim voor het einde van het twee uur durende optreden slaat de verzadiging dan ook al toe. Ook pianist Petersen laat zich soms gaan in zijn Jerry-Lee-Lewis-imitatie waarbij een hinderlijk los contact in de geluidsinstallatie ook nog opspeelt, wat een knetterende brom teweeg brengt. Dit ontsiert het zo fraaie deel van het concert, wat onvoldoende recht doet aan de kwaliteiten van LaFave.

Als eerste toegift klinkt ‘A Whiter Shade of Pale’ dat geplaagd wordt door het breken van een gitaarsnaar. Hierdoor wordt mogelijk de oorspronkelijk afsluitende ballade vervangen door het ruigere ‘All Along The Watchtower’. Met een gemengd gevoel wordt daarmee het concert afgesloten. Gelukkig kreeg of nam LaFave in grootste deel van de tijd zijn verdiende podium, maar de vraag doemt daarbij op hoe het geklonken zou hebben als de meester het hele concert solo en/of akoestisch had gedaan.

 

Theater / Voorstelling

Een ontwapenend licht sprookje over een zwaar thema

recensie: Het Houten Huis/ Oorkaan/ Nordland Visual Theatre - Onbekend Land

Je kunt er niet meer om heen. Het nieuws zit er vol mee en ook in het theater wordt er met regelmaat naar verwezen: de vluchtelingenproblematiek. Daarover een kindervoorstelling maken? Dat moet je maar durven.

In de nieuwe voorstelling van Het Houten Huis volgen we een jonge vrouw in een vreemde plaats, waarvan we de naam noch de taal kennen. Bij de grens wordt er door een agent fanatiek op een kazoo geblazen, terwijl zijn wilde handbewegingen de vrouw vertellen wat ze moet doen. ‘Ik versta u niet!’ De vrouw glimlacht beleefd om het misverstand en het publiek giechelt met haar mee, maar ergens wringt het. Met drie papieren labeltjes aan haar jas is ze binnen, maar thuis wachten nog haar man en kind. Voor een vluchteling is papier alles en dat hebben Elien van den Hoek en Gienke Deuten goed begrepen. In Onbekend Land is het decor grotendeels van papier gevouwen; speels als in een kijkdoos, maar ook vlijmscherp.

Taal van de muziek

Het onbekende land krijgt al snel een eigen logica; brieven worden via luchtbellen verstuurd, vogels zijn van papier gemaakt en de taal is muzikaal; een mengelmoes van neusfluiten en kazoos. De instrumenten van de muzikanten zijn mij net zo onbekend als de taal: een gespannen draad tussen twee trommels, een stalen plaat, een zingende zaag. De livemuziek van Oorkaan bepaalt constant de sfeer; soms is deze kil en spannend, dan weer droefgeestig als in een klaagzang. Wanneer de trompet warm schalt, voelt de muziek als de soundtrack van een knus familiedinertje.. als thuis.

Actrice Inez de Bruijn heeft de speelsheid die je in een kindervoorstelling verwacht, maar blijft in haar sterke spel integer en oprecht. Beleefd houdt ze de moed erin, maar de wanhoop slaat onvermijdelijk toe. De muziek valt dan stil, de vrouw breekt en stort in alle eenzaamheid huilend neer. Het publiek grinnikt niet langer, maar zwijgt en slikt.

Kinderlijke verwondering

Net als in een kinderlijke fantasie is niets vreemd en alles verwonderlijk. Het decor ontvouwt zich tot overal en nergens. Misschien is het juist die ontvankelijkheid van een kinderlijke wereld waardoor Onbekend Land onder je huid kruipt. Als in een kijkdoos zien we de verschillende bagage van de vluchtelingen, letterlijk en figuurlijk. Zonder enig commentaar tonen ze een voor een hun verschrikkelijke verhaal. De een tovert het uit zijn hoed, de ander uit een koffer en we kunnen niet anders dan kijken en het zien. Onbekend Land pakt juist in de lichtheid van een kindervoorstelling het volwassen publiek bij de lurven. In alle ontwapening raakt de voorstelling je recht in het hart.

Niemand is ooit verloren
Boeken / Fictie

Op reis naar gedachtenland

recensie: Catherine Lacey - Niemand is ooit verloren
Niemand is ooit verloren

In Catherine Laceys debuut Niemand is ooit verloren neemt Elyria een enkele reis naar Nieuw-Zeeland om daar rond te reizen. De echte reis vindt echter plaats in haar hoofd. Het boek is één grote, soms ietwat langdradige, gedachtestroom, waarin filosofische gedachten worden afgewisseld met flashbacks naar het leven dat ze achterliet.

Een vlucht naar Nieuw-Zeeland

Elyria woont met haar man in New York. Zonder aankondiging vertrekt ze naar Nieuw-Zeeland, op zoek naar dichter Werner die haar ooit uitnodigde op zijn boerderij. Haar enige doel is om al liftend die boerderij te bereiken. De mensen die ze onderweg ontmoet, krijgen niet de kans haar te leren kennen. Elyria heeft zichzelf mentaal afgesloten van de buitenwereld. Ze ontmoet mensen, hoort hun verhalen aan, en vertrekt vervolgens weer.

Uit flashbacks blijkt hoe het komt dat Elyria zo afwezig is. Ze komt niet bepaald uit een warm nest. Haar vader is afwezig, haar moeder is meestal dronken en gedraagt zich meer als kind dan als ouder. Elyria’s geadopteerde zus Ruby pleegt zelfmoord in haar studententijd. Dit laatste zet Elyria’s leven volledig op zijn kop. Ze trouwt met de man die Ruby het laatst gezien heeft (De Docent), beleeft daardoor een paar gelukkige jaren, maar zakt uiteindelijk weg in een vreselijke depressie. In deze staat trekt ze door het verre Nieuw-Zeeland.

Weinig sympathiek

Hoe meer Elyria in de war raakt, hoe verder de lezer ook van de realiteit af komt te staan. Het wordt als lezer steeds moeilijker om sympathie te voelen voor de hoofdpersoon. Het lezen wordt daardoor steeds meer een worsteling door langdradige, afstandelijke passages. In plaats van emoties te voelen, analyseert Elyria hoe haar lichaam op situaties reageert:

‘In mijn bijna-menselijke moment voelde ik achter mijn ogen de tranen opwellen, ze borrelden daar, bruisten als een waterketel tegen het kookpunt aan, maar ik huilde niet.’

Waar de flashbacks nog redelijk kalm geschreven zijn, voel je in het heden de onrust door de lange zinnen die zomaar een hele pagina doorgaan. Op het verleden heeft ze nog grip, maar in het heden wordt ze geplaagd door een ‘wildebeest’ in haar binnenste. Hoewel dit niet altijd leuk is om te lezen, is het wel knap wat Lacey doet. Wat dit boek namelijk zo bijzonder maakt, is dat Lacey ons niet uitlegt dat Elyria depressief is, maar dat ze dit laat voelen via haar schrijfstijl.

Deze onrust is ook merkbaar in de toon van Elyria’s gedachten. In het begin is ze nog vrij nuchter, bijna grappig zelfs:

‘Na een paar uur wachten langs de smalle, met bomen omzoomde weg waar de verpleegster me had afgezet, werd duidelijk dat sommige plekken geen goede plekken zijn om een mens te zijn in plaats van een auto en daar stond ik nu.’

Maar naar het einde toe worden de zinnen associatiever en raas je als een wervelwind door het verhaal heen. Ze raakt steeds verder verwijderd van het normale leven. Op een gegeven moment wordt ze zelfs door een pijlstaartrog gebeten, maar beseft ze pas dat er iets aan de hand is als een ander in paniek raakt:

‘[Ik liep] terug naar het strand, maar toen ik daar aankwam, bloedde ik zo dat je het gerust een ernstige bloeding kan noemen, en pas toen voelde ik dat ik licht in het hoofd werd en dat mijn armen en benen los in de kom zaten en ik wist dat ik iets aan mijn plotselinge mankement moest doen […]. [De man] merkte het gevaarlijke afval op dat ik uitstootte en rende schreeuwend op me af en pas toen voelde ik een verschrikkelijke pijn.’

Door de lange zinnen en haar eigen gebrek aan gevoel, is het als lezer moeilijk om betrokken te blijven. Je ziet dat er iets aan de hand is met Elyria, maar net als zij voel je de pijn niet.

Bijna poëzie

Tussen de langdradige alinea’s door zitten gelukkig ook fantastische, bijna poëtische observaties. Voor iemand die moeite heeft met emoties, kan Elyria behoorlijk scherp emotionele situaties beschrijven:

‘Toen we die avond naar huis liepen, ruikend naar de bourbon die op onze knieën was gedropen, wist ik dat mijn man een liedje was waarvan ik de tekst was vergeten en dat ik een wazige foto was van iemand die hij ooit had liefgehad.’

Het lezen van Niemand is ooit verloren is geen vrolijke ervaring. Elyria vertelt met zo veel woorden en zijpaden over zichzelf, probeert alles te analyseren en voelt tegelijk zo weinig, dat het moeilijk is om echt op te gaan in het verhaal. Het is onmiskenbaar goed geschreven en er zit een interessante ontwikkeling in de roman, maar de afstand die Elyria ervaart zorgt ook voor een afstand bij de lezer. Dat het uiteindelijk toch de moeite waard is om te lezen komt met name door de vele scherpe observaties en prachtige zinnen die uit Laceys pen vloeien.

Theater / Voorstelling

Sterk Grieks drama uit Nederland

recensie: Toneelschuur Producties - Troje Trilogie

De vrouw van de koning is vermoord en Andromache staat ernaast met het mes in haar hand. Het is de opening van de Troje Trilogie, maar in feite de conclusie van een serie tragische voorvallen waarin de geliefden van Andromache een voor een zijn gestorven. De Troje Trilogie is een moderne tragedie, geïnspireerd op de oude Griekse klassiekers.

troje-trilogie-10-sanne-peperIn 1994 werd de Troje Trilogie, geschreven door Koos Terpstra, voor het eerst en voor het laatst in zijn geheel opgevoerd – tot nu. Terpstra heeft zich gebaseerd op de klassieke Griekse mythologie en dan met name op de beroemde tien jaar durende Trojaanse oorlog. Door deze sterke fundering in de Griekse mythologie bevat de Troje trilogie een hoop elementen die we ook kennen uit de klassieke Griekse stukken: kindermoord, jaloezie, tragische heldinnen, we komen het allemaal tegen. Maar wel geschreven in de strakke taal van de moderne tijd.

Tragiek in z’n achteruit

troje-trilogie-02-sanne-peperIn de Troje Trilogie staat de Trojaanse prinses Andromache (Janneke Remmers) centraal. Haar verhaal wordt in omgekeerde volgorde verteld: in het eerste deel leeft ze als slavin in het paleis van Neoptolemos en wordt haar bastaardzoontje vermoord door de jaloerse vrouw van Neoptolemos. In het tweede deel is Andromache als oorlogsbuit meegenomen door Neoptolemos, na het winnen van de Trojaanse oorlog. In het derde deel zijn we aan het begin van de tragedie aangekomen waarin Andromache droomt dat haar man in de oorlog om Troje gedood zal worden. Alle ellende die Andromache overkomt – in elk deel gaat er een geliefde van haar dood – verklaart met terugwerkende kracht wat haar ertoe bracht om de moord uit de openingsscène te plegen.

Op die manier laat de Troje Trilogie op een interessante manier de ontwikkeling van Andromache zien. In omgekeerde volgorde zien we haar transformatie van prinses naar slavin. Het decor evalueert met de gemoedstoestand van Andromache mee. In het eerste deel ligt de toneelvloer chaotisch bezaaid met golvende plastic dakplaten, wat doet denken aan een ingestort bouwwerk. Ook Andromache is in het eerste deel geestelijk vermoeid en aanzienlijk minder strijdbaar dan de jongere Andromache die we later te zien krijgen. In het derde deel vormen de platen een rij zuilen – een intact paleis – en beelden daarmee ook de nog niet gebroken geest van Andromache uit.

troje-trilogie-03-sanne-peperDe onafwendbaarheid van oorlog

De Troje Trilogie is met zijn drie uur geen snelle hap. Neem daarbij dat dit een zeer tekstuele voorstelling is waarbij eigenlijk altijd wel iemand het woord heeft, dan loop je het risico dat het publiek soms afdwaalt of de draad kwijtraakt. Maar dit gebeurt geen moment. Dankzij een goed geschreven tekst en ijzersterk en overtuigend spel blijf je als kijker de volle drie uur volledig geboeid. Iedere deel biedt daar ook genoeg afwisseling voor: het eerste deel is dankzij de archetypisch verwende prinses Hermione (Keja Klaasje Kwestro) vooral heel komisch. Het tweede deel onderzoekt de relatievorming tussen twee mensen die tot elkaar veroordeeld zijn en het derde deel is naast een tragisch familiedrama ook een beschouwing op het onontkomelijke karakter van oorlog en de rol van het individu daarin. Want hoewel niemand de Trojaanse oorlog als nuttig of plezierig ervaart, lijkt geen van de personages in staat hem te beëindigen. Dingen gaan zoals ze gaan; een levensvisie die met name door de Trojaanse koningin Hecabe (Oda Spelbos) vertegenwoordigd wordt – tot groot afgrijzen van Andromache. Deze combinatie van persoonlijk drama en maatschappelijke reflectie zorgt ervoor dat de Troje Trilogie continu boeit.

Boeken / Interview
special: Interview met Richard Russo

Reünie in upstate New York

Richard Russo wordt geroemd om zijn vertellingen over het alledaagse leven in kleine Amerikaanse steden. Zijn Empire falls leverde hem in 2002 zelfs een Pulitzer Prize op. Wat Russo’s romans bijzonder maakt, is de flinke dosis humor waarmee hij zijn verhalen doorspekt.

Dit geldt ook voor het in 1993 verschenen Nobody’s fool, over de excentrieke Sully die zijn dagen slijt in North Bath. Ooit floreerde dit dorp dankzij het spa resort wat er gehuisvest was. Maar sinds de natuurlijke bronnen zijn opgedroogd en de toeristen wegblijven, zijn de inwoners aangewezen op elkaar. In Russo’s onlangs verschenen Everybody’s fool lezen we hoe het de dorpelingen een decennium later vergaat. Inmiddels ligt de Nederlandse vertaling van Nobody’s fool,  Niemands gek, in de winkels. Allemans gek zal dit voorjaar volgen.

Nooit eerder schreef u een vervolg op een van uw boeken. Wat maakte dat u terug wilde keren naar North Bath?

‘Ik heb eigenlijk nooit de intentie gehad om een vervolg te schrijven. Allemans gek heeft dan ook een bijzondere ontstaansgeschiedenis. De roman is opgedragen aan de schrijver Howard Frank Mosher. Tijdens het lezen van Niemands gek raakte hij verknocht aan Rub Squeers, Sully’s ietwat dommige beste vriend. Iedere keer als ik Howard tegenkwam, vroeg hij hoe het met Rub was, alsof het een echt persoon betrof. Het antwoord moest ik hem verschuldigd blijven. Tot ik in 2008 een verhaal hoorde over een man die zijn vrouw al een tijdje beloofd had om een tak van een boom af te zagen. Eigenlijk zou hij het klusje met een vriend van hem klaren, maar toen die niet kwam opdagen besloot hij het alleen te doen. Gewapend met een kettingzaag klom hij in de boom en zaagde de tak af. Pas toen de tak op de grond lag, besefte hij dat hij nu niet meer naar beneden kon klimmen en dus vastzat in de boom. Uren heeft hij in de boom moeten zitten voordat zijn vrouw hem vond en kon verlossen. Ik moest ontzettend lachen om dit verhaal en de eerstvolgende keer dat ik Howard sprak vertelde ik hem dit verhaal alsof het Rub betrof en het Sully was die niet op was komen dagen. Het was zo leuk om weer in die wereld te verkeren dat ik er mee doorgegaan.’

Het is niet altijd eenvoudig om een vervolg te schrijven dat aan het origineel kan tippen. Ervoer u enige druk tijdens het schrijven om de hoge verwachting in te lossen?

‘Als je tijdens het schrijven al bezig bent met hoe een boek gaat vallen dan houd je je niet met de juiste dingen bezig. Dat kan verlammend zijn. Wanneer je schrijft, moet je jezelf en je eigen gevoelens zo veel mogelijk wegcijferen. Het gaat om Sully, om Ruth, agent Raymer: hoewel ze niet bestaan, zijn dat de mensen die er toe doen. Daarnaast kon ik me Niemands gek nauwelijks herinneren, het was immers 24 jaar geleden dat ik dit boek schreef! Ik had zo’n zestig pagina’s geschreven van Allemans gek toen ik me realiseerde dat ik het vorige boek opnieuw moest lezen omdat veel details me ontschoten waren. De film had ik recentelijk nog wel gezien en tijdens het herlezen kwam ik er zelfs achter dat ik in de zestig pagina’s die ik had geschreven verwijzingen had gemaakt naar Niemands gek die wel in de film zaten maar niet in het boek.’

En heeft u die verwijzingen laten staan?

‘Jazeker, voor de nieuwsgierige mensen!’

Sully is gebaseerd op uw vader. Hoe was het om weer over hem te schrijven?

‘Fantastisch, het voelde alsof ik mijn vaders gezelschap weer terughad voor een paar jaar. Hij is meer een vriend dan een vader voor me geweest. Als kind zag ik mijn vader niet veel. Als volwassene heb ik een tijdje met hem gewerkt en leerde ik hem wat beter kennen. Helaas werd hij niet lang daarna ziek en overleed hij. Door terug te gaan naar deze verhaalwereld, was het niet alleen alsof ik mijn vader terug had maar ook zijn hardwerkende en grappige vrienden. In zekere zin heb ik ook Paul Newman, die Sully zo memorabel vertolkte in de verfilming van Niemands gek, tijdelijk weer tot leven gewekt. In het begin leek het me angstaanjagend, het opwekken van de doden, maar algauw kreeg ik door dat ik er alleen maar goede dingen uit zou halen.’

Is Sully’s zoon Peter op uzelf gebaseerd?

‘Omdat Sully op mijn vader gebaseerd is, ligt een gelijkenis wel voor de hand. Ten tijde van het schrijven van Niemands gek gaf ik bijvoorbeeld net als Peter les aan de universiteit. Maar zodra ik op een personage stuit dat veel gelijkenissen met mij vertoont, heb ik de neiging om afstand te creëren tussen mij en het personage. Peter werd een man die zijn vrouw bedriegt, die geen geweldige vader voor zijn kinderen is en wiens academische carrière niet op rolletjes loopt. Anders dan zijn vader, is hij snel gekrenkt en geeft hij anderen de schuld voor zijn falen. In de eerste instantie was ik niet zo weg van het acteerwerk van de acteur die Peter speelt in de verfilming, maar juist daardoor is hij misschien wel geschikt. Peter is ook gewoon een snotaap.’

Ruth, Sully’s minares, is een belangrijk personage in Niemands gek maar blijft buiten beeld in de film. Vanwaar deze keuze?

‘Regisseur Robert Batton had de moeilijke taak om 600 pagina’s te verwerken in een film van anderhalf uur. Hij moest snijden in het verhaal om het behapbaar te maken. Zo had hij het gevoel dat er in de film maar één vrouw in Sully’s leven kon zijn. Sully’s geflirt met Toby paste beter in de film dan een buitenechtelijke relatie met Ruth. In Allemans gek heb ik derhalve geprobeerd Ruth een wat grotere rol te geven en juist Toby een kleinere.’

Waar de onzekere agent Raymer in Niemands gek slechts een bijfiguur is, is hij in Allemans gek een van de hoofdpersonages. In de film wordt de onzekere agent Raymer gespeeld door Philip Seymour Hoffman. In hoeverre heeft zijn vertolking u beïnvloed tijdens het schrijven van Allemans gek?

‘Hij was en is een soort muze voor me. Het bericht van zijn overlijden kwam toen ik zo’n 250 á 300 pagina’s had geschreven. Hoffmans rol in de film was klein, maar zijn vertolking van agent Raymer was perfect. Ik moest ook aan andere rollen van hem denken. Hij had het vermogen om absoluut verbijsterd te zijn, als een hert dat in de koplampen kijkt. Vaak vertolkte hij mannen die zo vol met twijfel zitten dat ze niet kunnen functioneren in een wereld die bevolkt wordt door mensen die zekerder zijn van zichzelf. Hoffmans overlijden heeft me even doen twijfelen of ik niet beter iemand anders als inspiratiebron kon nemen. Maar hij is een muze en zijn overlijden doet daar geen afbreuk aan. Het beurde me op om agent Raymer op het einde zijn triomfantelijke moment te geven, ik zag voor me hoe Hoffman hier zou zegevieren.’

U groeide op in upstate New York. Het leven in dorpen als North Bath is u dus welbekend?

‘Klopt, het grootste deel van mijn leven heb ik doorgebracht in dorpen als North Bath. Wanneer je ergens veel tijd doorbrengt dan leer je die plek echt kennen De ervaringen die je er opdoet worden onderdeel van je hardware. Als schrijver ben ik voornamelijk geïnteresseerd in sociale klasse. De plekken waar ik het grootste deel van mijn leven heb gewoond, zowel fysiek als in mijn hoofd, zijn interessant omdat de rijken en de armen met elkaar samen moeten leven. Ze zijn op elkaar aangewezen.’

Dus uw romans zouden zich niet kunnen afspelen in grote steden?

‘Nee, dat denk ik niet. In grote steden leven mensen gescheiden van elkaar, op basis van klasse, educatie, inkomen of juist een gebrek daaraan. In kleine dorpen kan dat niet, daar zijn rijk en arm tot elkaar veroordeeld.’

Hoe zit het met ‘het Amerikaanse’ in uw romans? Hadden Niemands gek en Allemans gek ook gesitueerd kunnen zijn in kleine dorpen in bijvoorbeeld Nederland of Engeland?

‘Toen mijn boeken voor het eerst vertaald werden, was ik best verbaasd. Ik vroeg me af wat een Nederlandse of Franse lezer aanmoest met mijn typisch Amerikaanse verhalen. Mijn idioom is erg Amerikaans en vertalers moeten regelmatig navragen wat bepaalde woorden betekenen. Toch is het zo dat waar ik ook ben, mensen op me afkomen die zeggen dat mijn romans over hún dorp gaan. Zo vertellen mensen uit de omgeving van Manchester me over hun dorp waar het werk opdroogde nadat de mijnen gesloten werden. Het blijkt dat mijn boeken universeler zijn dan ik aanvankelijk dacht.’

Het valt me op dat veel personages overspel plegen in Niemands gek en Allemans gek. Wat betekent dit thema voor u?

‘Het klopt dat er veel buitenechtelijke relaties in mijn romans plaatsvinden. Maar het staat ver af van het soort overspel dat je bijvoorbeeld tegenkomt in de werken van John Updike en John Cheever. Bij hen is overspel haast epidemisch. Updike schrijft over mensen met veel materieel bezit, die een leegte in hun leven voelen die ze met vleselijke genoegens als vrouwenruil proberen te vullen. Ik denk dat het overspel dat zich in mijn romans afspeelt veel meer te maken heeft met wanhoop en eenzaamheid. Mijn personages hebben vaak al vroeg in hun leven een beslissing gemaakt die consequenties heeft voor de rest van hun leven. Het is niet dat mijn personages een spirituele honger voelen zoals bij Cheever en Updike. Ze zoeken eerder naar wat warmte en liefde, ook al heeft dat een prijskaartje. Ik vind niet dat Sully en Ruth echt oneerlijke mensen zijn. Sterker nog, wat ze doen grenst meer aan oprechtheid. Het is een eerlijke erkenning van een echte fout die ze beiden hebben gemaakt toen ze nog te jong waren om zich te realiseren dat ze een fout maakten.’

Komen Sully en Ruth misschien het beste tot hun recht wanneer ze minnaars zijn in plaats van een stel?

‘Zeker. Sully komt het best tot zijn recht in relaties waar geen voorwaarden aan ontleend kunnen worden. Hij was niet weg van het idee om een vader, echtgenoot en zoon te moeten zijn. Maar het eerste wat hij doet zodra hij aan deze verplichtingen is ontkomen, is het zoeken van een plaatsvervangende familie. Hij vindt uiteindelijk een moeder in mevrouw Beryl, een vrouw in Ruth en een zoon in Rub. Zo slaagt hij erin een familie om zich heen te hebben, zonder dat er iemand is die zegt dat hij het een of ander verplicht is aan iemand. Als Ruth zijn vrouw was, zou hij wel verantwoordelijkheden hebben en dat zou hun verhouding er niet beter op maken.’

Ik vind het grappig dat u vindt dat Sully een zoon in Rub ziet. Rub beschouwt Sully als zijn beste vriend, niet als een vaderfiguur.

‘Misschien komt dat doordat Sully nooit de affectie toont die vrienden normaal gesproken voor elkaar hebben. Hij zorgt simpelweg voor Rub, koopt jelly doughnuts voor hem en geeft hem advies. Wanneer Sully meer tijd doorbrengt met zijn echte zoon, beschouwt Rub Peter als zijn concurrent. Ook dat is vergelijkbaar met de nijd die kinderen kunnen voelen. In zekere zin bereidt hij Rub voor op de tijd wanneer Sully er niet meer is. Net zoals ouders dat doen.’

Wat komt er na Allemans gek?

‘Ik ben bezig met een nieuwe roman. Daarnaast leg ik op dit moment de laatste hand aan een essaybundel. Volgend jaar verschijnt ook een korte verhalenbundel van mijn hand. Verder ga ik aan een project werken met mijn jongste dochter die filmmaker is. Onvermijdelijk op mijn leeftijd is dat je je gaat afvragen hoeveel romans je nog in je hebt. Maar voorlopig zit dat nog wel goed bij mij!’

Boeken / Non-fictie

Chronische vrouwenhaat

recensie: Sue Lloyd-Roberts - De oorlog tegen vrouwen (en de moed om terug te vechten)

Het feminisme heeft zijn doel nog lang niet bereikt. Voor de witte, westerse vrouw is er veel veranderd maar in grote delen van de wereld heeft de eerste feministische golf niet plaatsgevonden. Het is voor veel vrouwen levensgevaarlijk om geboren te worden.

Zo nu en dan komt er in de Nederlandse media een bericht langs over Vrouwelijke Genitale Verminking (VGV), vrouwenhandel, of Indiase kindbruidjes, maar die berichten verdwijnen snel en maken nauwelijks indruk. Wie weet überhaupt wat VGV is? Details zijn ongemakkelijk, maar Sue Lloyd-Roberts weet dat juist die details het verschil maken en schuwt ze niet in haar boek De oorlog tegen vrouwen.

De Wereldgezondheidsorganisatie definieert vrouwenbesnijdenis als ‘elke procedure waarbij een deel van of de gehele externe vrouwelijke genitaliën worden verwijderd of enige andere beschadiging van de vrouwelijke geslachtsorganen om niet-medische redenen’. Er zijn volgens de organisatie vier typen. In veel gevallen wordt de clitoris verminkt of verwijderd; soms worden schaamlippen, zowel binnenste als buitenste, weg- of doorgesneden. Dat laatste gebeurt om de vaginale opening te vernauwen; alles om seksueel genot voor vrouwen onmogelijk te maken. Meisjes worden jong besneden, en alles vindt zonder verdoving plaats. Sommige meisjes bloeden dood na zo een snij-partij. VGV bestaat nog altijd omwille van het geloof dat een meisje geen man krijgt als ze niet besneden is, ze zou dan onrein of oneerbaar zijn; mensen hechten waarde aan traditie.

Traditie

Dat is waar we het over hebben als we het over misogynie hebben; traditie. Het is om gek van te worden, ook voor Lloyd-Roberts. Ze schrijft:

Ik wil het op een krijsen zetten als ik hem het woord ‘traditie’ hoor aanvoeren als uitleg. Hoeveel misdaden worden er over de hele wereld tegen vrouwen gepleegd uit naam van de traditie? De mensheid raakt steeds beter geïnformeerd, geglobaliseerd, en meer onderlegd, zou je denken, dus waarom blijven mensen maar verwijzen naar achterhaalde en onverklaarbare tradities die spotten met het gezond verstand, en zelfs met de wet? Wat is het toch vreselijk handig om tradities aan te voeren om vrouwenhaat te verhullen en zelfs misdadig gedrag te legitimeren.

In Pakistan, Egypte, Saoudi-Arabië, India, is het traditie een vrouw te behandelen als bezit. Veel meisjes worden niet geboren: als tijdens echo’s wordt opgemerkt dat er een meisje in aantocht is wordt de zwangerschap regelmatig vroegtijdig beëindigd. Mag ze toch geboren worden, dan wordt ze zo snel mogelijk uitgehuwelijkt omdat ze anders te veel geld kost. Volgens de wet mogen meisjes in India niet trouwen voor ze 18 jaar oud zijn (jongens moeten minimaal 21 jaar zijn), maar het komt voor dat meisjes al een huishouden moeten bestieren voordat ze tiener zijn.

Ondanks de lage sociale status van vrouwen, hangt de eer van een familie wel af van de kuisheid en onvoorwaardelijke gehoorzaamheid van dochter, zus, en/of echtgenoot. Een meisje is echter al niet langer puur als door familie wordt opgemerkt dat iemand anders dan haar (toekomstige) echtgenoot naar haar kijkt. In dergelijke gevallen is een meisje haar leven niet langer zeker, eerwraak wordt te weinig bestraft om de moord niet te plegen. Als de moordenaar al wordt gearresteerd en vervolgd, zit hij slechts een paar maanden vast en wordt thuis vervolgens als held onthaald: de familie-eer is gered.

Politieke kwestie

Sue Lloyd-Roberts was (ze overleed in oktober 2015 aan een zeldzame vorm van leukemie) een moedige journalist, uit de teksten in De oorlog tegen vrouwen blijkt dat ze ongestoord vragen bleef stellen, en zich door walging of woede of ontzetting niet liet stoppen. Bovendien weet ze ieder verhaal in context te plaatsen, waardoor duidelijk wordt dat het onrecht dat deze vrouwen wordt aangedaan blijkt te kunnen bestaan omdat niemand zin heeft in verandering, omdat het een enorm schandaal kan opleveren, of omdat er om bureaucratische redenen weinig tot niets aan te doen is.

Sue Lloyd-Roberts benoemt in dit boek zonder omwegen wat ze ziet of hoort of denkt, maar weet haar verhalen zo in elkaar te zetten dat er niet alleen maar een opsomming van gruwelen overblijft. Veel van deze verhalen zijn herinneringen aan en reflecties op documentaires die ze eerder maakte. Lloyd-Roberts was niet per sé feminist, maar kwam na dertig jaar filmmaken tot de conclusie dat vrouwen toch wel erg vaak het slachtoffer zijn van situaties die in stand worden gehouden door mannen. Hoe is het mogelijk dat vrouwen, een groep bestaande uit meer dan de helft van de wereldbevolking, nog altijd als minderheid worden behandeld? Het is een politieke kwestie, vermoedde Lloyd-Roberts. Het is een kwestie die nog altijd niet als prioriteit wordt beschouwd, ook in onze Westerse wereld wordt vrouwenhaat regelmatig gezien als luxeprobleem.

Theater / Voorstelling

Wanneer Nijland de toetsen raakt, begint de vervoering

recensie: Theo Nijland - Desalniettemin

Als voormalig lid van De Bende Van Vier kan Theo Nijland (1954) bogen op ruime kleinkunstervaring in haar puurste vorm. Samen met Jeroen van Merwijk, Kees Torn en Maarten van Roozendaal trad hij op als pianist. Nu toert hij, na zijn herstel, solo langs de theaters met nieuwe, schitterende liedjes.

Verwacht van Theo Nijland geen vrolijke noot over moderne verschijnselen als festivals, crowdfunding of quinoa; hij vindt gewoon ‘niet zo snel iets leuk.’ Niet dat hij een zuurpruim is, dat ook weer niet, maar Nijland is het beste te omschrijven als een kritische beschouwer, een geëngageerde liedjesschrijver en pianist die zijn protest subtiel brengt. Op zijn nieuwe cd Desalniettemin worden persoonlijke ergernissen en maatschappelijke thema’s vervlochten. Toch blijft de toon dusdanig licht dat er geen weemoed doorklinkt. Zoals in het nummer Alien, waarin hij korte metten maakt met hipsters en andere vormen van statusgerelateerde zaken. Dat is precies de grote kracht van Nijland: zijn donkere, zware stem met gepolijste articulatie in combinatie met lichtvoetig spel, zorgt voor de nodige sympathie waarmee hij de wereld om hem heen kan fileren. Vooral met het nummer Miljonair spant hij daarmee de kroon.

De afwisseling tussen sarcasme en ironie, tussen ernst en luim maakt dat het nergens topzwaar wordt in de voorstelling. Nijland relativeert er op los, en doet dat zelfs wanneer hij vertelt over zijn bezoek aan de arts. Nijland zou niet lang meer te leven hebben; in 2015 werd hij geveld door een scheur in zijn aorta.  Wanneer Nijland er bij gaat liggen, weet hij er een dusdanige draai aan te geven dat het lachwekkend wordt. Dat is een mooi lichtpuntje in de verder gitzwarte wereld van Nijland, die stelt dat hij zijn ziekte ‘commercieel moet uitbuiten’. In het nummer Deadline gaat hij hier prachtig op in. Hoogtepunt is echter het nummer Margootje, als bewerking van het bekende nummer van Wim Sonneveld. Heel even verandert de Kleine Komedie in een huiskamer van nostalgie. Vakmanschap en talent komen op fascinerende wijze samen op een zelden vertoond niveau.

Ook met andere liedjes, zoals Tuinieren en Maarten gaf de pijp aan mij, weet Nijland het muzikaal cabaret naar een hoger plan te tillen. De humor is daarbij telkens donker en doorleefd, maar ook verfijnd. Helaas is de uitvoering niet altijd even consistent; zo is het pianospel niet perfect en is zijn stem niet altijd toereikend om elk nummer van het juiste volume en zuiverheid te voorzien. Het lijkt erop dat Nijland net iets te vroeg begonnen is met optreden. Al is dit kleine euvel grotendeels vergeten wanneer hij aan het einde het nummer Desalniettemin inzet, en de zaal opnieuw in vervoering  brengt. Grote klasse.   

Film / Films

Rodeorijden en jurken naaien

recensie: Neon Bull (dvd)

In het noordoosten van Brazilië brengt de jonge Iremar zijn dagen door met het verzorgen van rodeostieren en het naaien van kleding. Traditionele man-vrouwverhoudingen lopen door elkaar in Neon Bull.

Bij de ‘Vaquejadas’, een rodeo in het noordoosten van Brazilië, grijpen twee mannen op paarden een stier bij de staart in een poging hem neer te halen. Iremar verzorgt en vervoert de stieren van show naar show. Het is zwaar en stoffig werk. Je zou dus niet verwachten dat de jongen zijn vrije tijd doorbrengt met het ontwerpen en maken van vrouwenkleding. Achter de ruige jongeman blijkt een gevoelige, creatieve geest schuil te gaan.

Rolpatronen

En Iremar is niet de enige wiens gedrag buiten traditionele rolpatronen valt. Neon Bull zit vol met stoere vrouwen, al dan niet werkzaam als beveiliger in een kledingfabriek, en tengere mannen die ochtenden kwijt zijn aan het borstelen van hun lange haar. Vrouwen zijn hard voor hun dochters en mannen ontplooien hun emotionele kanten. De film is een deconstructie van man-vrouwverhoudingen in een Brazilië dat economisch en sociaal aan het veranderen is.

Het verstilde en prachtig gekaderde camerawerk vangt de personages in hun dagelijkse bezigheden. Regisseur Gabriel Mascaro´s observerende stijl toont hun bezigheden, emoties, maar komt nooit te dichtbij. Hij gebruikt daarbij vaak lange shots die voor het ene deel – op de voorgrond, of aan de zijkant – worden bevolkt door werkende lui en voor het andere deel de converserende hoofdpersonen. Dat zorgt ervoor dat de scènes constant interessant blijven om te zien.

Erotiek

Dat moet ook wel, want het verhaal zelf is nagenoeg afwezig. In tegenstelling tot de traditionele Hollywoodfilm is er geen centraal conflict dat opgelost dient te worden en maken de personages nauwelijks een ontwikkeling door. Dat zal een boel kijkers afschrikken. En inderdaad, mensen die op zoek zijn naar spanning of sensatie zullen zich met Neon Bull stierlijk vervelen – no pun intended.

Liefhebbers van mooie beelden kunnen met deze film echter hun geluk niet op. Mascaro weet met weinig woorden veel te vertellen, en vooral: te hypnotiseren. De tijd lijkt weg te vallen in het weinig opwindende bestaan van de stierenverzorgers. Saai wordt het echter nooit en de geduldige kijker wordt beloond. De scène waarin Iremars leven wordt geïnjecteerd met een zinderende hoeveelheid erotiek – en dan heb ik het niet over het moment waarop hij een paard aftrekt –, behoort moeiteloos tot één van de beste van het jaar. Daar zullen alle gevoelige mannen en stoere vrouwen het over eens zijn.

Kunst / Expo binnenland

KLEINE EXPOSITIE MET MEERWAARDE

recensie: Dick Ket – magisch tekenaar

Het Museum Arnhem bezit de grootste collectie werken van Dick Ket (1902-1940) in Nederland. Dat het museum mooie tentoonstellingen kan maken is ook bekend. In een kleine, maar fijne expositie wordt nu voor het eerst ingezoomd op de tekenkunst van de jong gestorven kunstenaar. Getoond worden tekeningen, voorstudies en brieven. Soms in combinatie met een schilderij.

Stijl

Wat gaandeweg de tentoonstelling duidelijk wordt, is de stilistische ontwikkeling die Ket in zijn werk heeft doorgemaakt. De donkerte van het water met de Twee snoeken (1924) ademt nog helemaal de sfeer van de negentiende eeuw, net als de Uitgebloeide zonnebloemen (1928-’29). Toch valt in het Interieur Eusebiuskerk te Arnhem uit dezelfde tijd (1926) al een kentering te bespeuren. Je proeft er niet de sfeer van een kerkinterieur van een Bosboom in, maar het licht valt op de horizontale, schetsmatig weergegeven banken, en het verticale van de preekstoel en de pilaren. Net als Ket deed op zijn tekening Haven van Hoorn: een horizontale kade met verticale masten. Op die manier kijkt hij stilistisch vooruit.

Dick Ket, Hynches-Schumacherstilleven, krijt op karton, 1937. Collectie Museum Arnhem. Marc Pluim

Dick Ket, Hynches-Schumacherstilleven, krijt op karton, 1937. Collectie Museum Arnhem. Marc Pluim

Tijdens zijn studietijd bij Kunstoefening in Arnhem experimenteerde hij verder. De invloed van het futurisme, expressionisme en art nouveau wordt zichtbaar. De thematiek van Twee steenbokken (1923) doet op het eerste gezicht denken aan de paarden van Marc, maar de snelheid die eruit spreekt en de sterke, voor Ket afwijkende lijnen wijzen eerder naar het futurisme.
Kunsthandel Van Lier, die in 1933 in Amsterdam de eerste solotentoonstelling met Kets werk organiseerde, plaatste hem in de context van het magisch realisme dat in die tijd opgang deed in de personen van Willink, Koch, Hynckes en Schumacher. Onder die noemer werd Ket bekend.
De eerste naoorlogse directeur van het Museum Arnhem legde zijn focus op het magisch realisme, waardoor niet alleen de omvangrijke Ket-collectie ontstond, maar waardoor deze ook in de context van het magisch- en neorealisme kan worden getoond.

Thematiek

Portret van Nel Schilt met zelfportret van de kunstenaar op de achtergrond, potlood, houtskool en bister op karton, 1934. Collectie Centraal Museum

Portret van Nel Schilt met zelfportret van de kunstenaar op de achtergrond, potlood, houtskool en bister op karton, 1934. Collectie Centraal Museum

Gaandeweg wordt ook zichtbaar dat de impact die een aangeboren hartafwijking op Kets leven en werk had toenam. Kon hij in zijn Hoornse tijd nog op pad met de tekenclub Ditubade, later ging dat meer. Hij ging over op het vastleggen van wat hij in zijn omgeving tegenkwam. Zo ontstonden zijn stillevens en (zelf)portretten.
Ontroerend zijn de twee vrouwenportretten die op de tentoonstelling staande op twee vitrines als het ware worden uitgelicht. Die van Nel Schilt (1934), zijn verloofde, en de schrijfster Agnes van Maas-van der Moer (1936). Zij toonden begrip voor wat hij in zijn kunst wilde zeggen. En ze vormden zijn contact met de buitenwereld. Overigens zou iets meer achtergrond bij deze vrouwen – immers een aandachtspunt van Museum Arnhem – best fijn zijn geweest en bijvoorbeeld de overeenkomsten tussen Van Maas’ schrijfstijl met de schilderstijl van Ket hebben kunnen aanstippen. Want die is er! Dat zou dan in een zaaltekst of een flyer hebben moeten gebeuren, want er is geen catalogus van deze kleine tentoonstelling.

Contact met de buitenwereld onderhield Ket ook door het schrijven van brieven. In de vitrines liggen enkele specimen, in een fraai handschrift geschreven. Vaak voorzien van leuke tekeningetjes, zoals we die ook uit Van Goghs brieven kennen. Naast deze brieven liggen er ook enkele reclamedrukwerkjes, boek- en bladmuziekomslagen, die een onbekende kant van Ket tonen.

Context

Dubbelportret van Dick Ket en zijn vader, zwart krijt en houtskool

Dubbelportret van Dick Ket en zijn vader, zwart krijt en houtskool op karton, 1938. Collectie Rijksmuseum

Fraai is de wijze waarop dit alles is opgehangen, neergelegd en neergezet. Niet alleen worden enkele tekeningen op één wand met een iets later gemaakt schilderij met dezelfde thematiek opgehangen, zoals de tekening Zeg het met bessen (ca. 1939) met het olieverfdoek Stilleven met bessen (1940) en het Dubbelportret met vader (ca. 1938) met Dubbelportret (1939-40) op doek, maar ook met enkele objecten die zijn geïnspireerd door het werk van Ket. Bij het bekende Zelfportret met groene fles (1927) staan bijvoorbeeld Bottles (2010-2014) van Klaas Kuiken, die in 2010 afstudeerde aan de ArtEZ Academie voor Beeldende Kunsten in Arnhem. Waarmee nog een ander aandachtspunt van het museum wordt aangestipt: hedendaagse vormgeving.

Zulke contexten, aanvullende memorabilia en glaskunst vormen de meerwaarde van deze kleine, fraaie expositie waarin aandacht wordt geschonken aan de tekenkunst van een schilder wiens werk je ten onrechte denkt te kennen.
Voor mensen die zelf ook eens willen proberen een zelfportret te tekenen, staat er in de laatste zaal een spiegel met een tekenblok erbij. Het levert, zo toont de achterkant van de scheidingswand richting restaurant, veel op. Dick Ket wordt zo indirect ook een beetje een inspirator voor niet alleen Kuiken, maar ook de bezoeker van deze tentoonstelling.

Boeken / Non-fictie

Hoopvol in de wereld staan

recensie: Gerard de Korte - Geroepen tot hoop: bouwen aan een barmhartige kerk


Dit jaar werd Gerard de Korte bisschop van het bisdom ’s-Hertogenbosch. Kort daarvoor kwam zijn nieuwste boek uit: Geroepen tot hoop. De Korte is realistisch maar weigert zich over te geven aan wanhoop of pessimisme.

Het boek begint met een voor De Korte teleurstellende constatering: de christelijke gemeenschap van morgen zal een minderheid zijn. Wanhopen is er voor een christen echter niet bij: ‘De deugd van de hoop is voor een krimpende en kwetsbare Kerk letterlijk een geschenk uit de hemel.’ De Korte, die tevens historicus is, beschrijft hoe de christenheid in deze situatie is beland en waar hij, ondanks de gegeven situatie, kansen ziet voor de toekomst.

Geloofstwijfel


De erfenis van de Verlichting, zo schrijft De Korte, is uitermate ambivalent. Mensenrechten, democratie en rechtvaardigheid, zaken die veelal aan de Verlichting gekoppeld zijn, worden ook door christenen gekoesterd. Maar de Verlichting heeft ook de vanzelfsprekendheid van het geloof ondermijnd. Denkers van na de Verlichting zoals Marx, Darwin, Freud en Nietzsche hebben deze geloofstwijfel verder gevoed. Spraken zij in de negentiende eeuw nog voor een kleine intellectuele elite, inmiddels is hun boodschap van wantrouwen gemeengoed geworden. Hoe in deze tijd nog te geloven?

De Korte ziet, naast alle obstakels, ook aanknopingspunten. Er is bij veel mensen nog steeds een religieus verlangen dat, hoewel de kerken leeglopen, is blijven sluimeren en zo nu en dan boven komt drijven in nieuwe, vaak door het Oosten geïnspireerde vormen. Die groep wil De Korte niet buitensluiten. De uitdaging voor kerken is om het christelijke geloof uit te dragen: ‘zo kunnen mensen worden geholpen de geloofssprong te wagen en in vriendschap te gaan leven met de Bijbelse God.’

De Korte’s boodschap is helder: de Bijbelse God en de persoon van Jezus Christus dienen voor christenen centraal te staan. En wie de Bijbel niet kent, kent Christus niet, zo spreekt hij met kerkvader Hiëronymus. Hij bedoelt hiermee niet alleen een intellectueel kennen, ‘maar ook en vooral een affectief kennen; een kennen met het hart.’ De Korte is kortom gericht op Christus en erg Bijbelvast, hetgeen niet onder alle katholieken even vanzelfsprekend is.

‘Katholieke’ ChristenUnie


Het is dan ook niet gek dat De Korte bekendstaat als een oecumenische bisschop die goed verstaan wordt in andere christelijke denominaties. In deze lijn past ook zijn pleidooi voor een ‘katholieke’ ChristenUnie. De Korte doelt hier op de vroegchristelijke betekenis van het woord ‘katholiek’, waarmee ‘algemeen’ en ‘universeel’ bedoeld werd. Hij pleit hier voor een ChristenUnie die zich nadrukkelijker openzet voor álle christenen, dus ook katholieken. ‘Ik vermoed dat de partij met name aantrekkelijk is voor de groep katholieken die het christen-democratische gehalte van het CDA te vlak en te flets vinden.’ Maar, zo benadrukt De Korte, de katholieke visvijver voor de ChristenUnie zal niet erg groot zijn.

De grootste toegevoegde waarde voor deze ‘openstelling’ richting het katholicisme zou zitten in de rijke traditie die de katholieken te bieden hebben. Het katholiek sociaal denken, dat zich eind negentiende eeuw ontwikkelde, kan een grote inspiratiebron vormen voor de ChristenUnie. Op het sociale vlak kunnen protestanten en katholieken elkaar prima vinden, zo wil de bisschop maar zeggen.

Verbinden


De Korte reikt zijn hand uit naar de ander en focust vooral op de overeenkomsten, minder op de verschillen. Geroepen tot hoop heeft daardoor een weinig polemisch karakter, wat bijvoorbeeld het boek van de tweede man van Brabant, hulpbisschop Rob Mutsaerts, wél had. Hij ging in Gewoon over geloof regelmatig de strijd aan met hedendaagse opvattingen. De Korte doet dat ook, maar vooral indirect en impliciet – en altijd met als doel te verbinden. Alleen in de paragraaf over religieus geweld gaat hij in discussie met de veelgehoorde kritiek dat religie tot geweld leidt.

Wie de boeken van de bisschop en de hulpbisschop naast elkaar legt, zal veel verschillen zien. Die verschillen zijn vooral het gevolg van een ander temperament, een ander karakter, en hebben met name betrekking op de stijl. Bij de inhoud (het geloof) ligt de overeenkomst. Wellicht zouden de bisschop en hulpbisschop eens samen een boek kunnen schrijven.