Theater / Voorstelling

Activistisch theater met passieve conclusie

recensie: Not my revolution, if…: Die Geschichten der Angie O

Het Westen wordt bestuurd door een racistische miljonair. Zijn kabinet is een bonte verzameling van islamofoben, antisemieten, homofoben en ontkenners van klimaatverandering. In amper twee maanden is de pers tot volksvijand verklaard en dreigen moslims geweigerd te worden aan de Amerikaanse grens. Als er een tijd is om te protesteren, is het nu.

Wie is Angie O?

In een tijd van internationale protesten tegen het Witte Huis maakt het Duitse gezelschap andcompany&Co de ‘agit-prop musical’ Not my revolution,if…: Die Geschichten der Angie O. Hierin worden de activistische bewegingen van de afgelopen jaren onder de loep genomen. Angie is een fanatieke activiste die de wereld rondtrekt om te strijden tegen het neoliberalisme. Overal waar ze komt, zet ze haar tent op en mobiliseert groepen op social media. Haar tent is het enige teken van haar aanwezigheid, en verwijst tegelijkertijd naar de ongelijke rijkdomsverdeling van het Westen: het leeuwendeel voor de top, de armoede voor de meerderheid. Daarnaast zweeft een O, of wellicht een nul. Naast de grote neoliberale piramide hangt de O van een revolutie die overal en nergens is, openbare ruimtes tijdelijk bezet en zich organiseert in cyberspace.

Bescheiden revolutie

Wie van Not my revolution een pleidooi voor activisme verwacht, komt echter bedrogen uit. De vier activist-acteurs (want acteren is, in de woorden van acteur Vincent van den Berg, ook een beetje activisme) leren dat het neoliberalisme overal is, ook in hun eigen alternatieven. Hun koffietent, die vanuit een utopische gedachte van verbroedering is opgericht, is evengoed een bedrijf waar winst gemaakt moet worden. Angie O’s naam is een slimme verwijzing naar NGO’s: organisaties die onafhankelijk zijn van de overheid en zich hard maken voor maatschappelijke belangen, maar in de basis evengoed hiërarchische organisaties zijn met een leider aan de top. Zelfs knuffels zijn niet gratis, waarschuwt Krisjan Schellingerhout. Aan alles hangt een prijskaartje.

Het is opmerkelijk dat deze performance ‘agit-prop’ genoemd wordt, terwijl er niet geagiteerd wordt. Agit-prop is propagandistische kunst, bedoeld om de urgentie van een politiek standpunt te belichten. Not my revolution haalt op verschillende momenten uit naar het neoliberalisme: de verschillende jaartallen waarin economische malaises plaatsvonden, worden in een protestlied opgesomd. De eerder beschreven piramide is een constante reminder aan de ongelijke inkomstenverdeling in het Westen. Dat het systeem failliet is moge duidelijk zijn, maar een oproep om hier tegen te ageren blijft uit. De performers van andcompany&Co zetten eerder vraagtekens bij de effectiviteit van activisten. Hoe kunnen zij zich verzetten tegen het systeem waarin ze zijn opgegroeid? Hoe kunnen ze neoliberalisme van zich afwerpen als hun eigen mentaliteit neoliberale trekken vertoont?

Andcompany&Co werpt een intrigerend vraagstuk op, maar neemt mijns inziens wel een erg berustend standpunt in. Waarom immers demonstreren als je bij voorbaat weet dat je onderdeel van het probleem blijft? Not my revolution is gemaakt in de stijl van een activistische theatervorm, maar houdt een daadwerkelijke activering op afstand. Zonde. Is het belang om te demonstreren, desnoods tegen beter weten in, juist nu niet urgenter en moet het niet juist nu benadrukt worden? De figuren die de revue passeren neigen bovendien een stereotype van de linkse demonstrant te bevestigen. We zien enigszins naïeve, koffiedrinkende hipsters en kunstenaars die zich afvragen waarom ze het neoliberalisme bekritiseren, als ze niet eens hun eigen belastingaangifte begrijpen. Het zijn te eenduidige clichés die suggereren dat demonstranten niet daadwerkelijk begrijpen waar ze tegen protesteren. Zo komt Not my revolution in een vreemde kronkel terecht: het schept de verwachting te activeren, maar is in de kern terughoudend.

Kunst / Expo binnenland

SCHILDERIJEN LEZEN

recensie: Werner Tübke (1929-2004) – Meesterschilder tussen Oost en West

Het tentoonstellingsbeleid van Museum de Fundatie in Zwolle past, volgens directeur Ralph Keuning in de schitterende catalogus bij de publiekstrekker over de Oost-Duitse kunstenaar Werner Tübke, in de ‘traditie van partijdige kunst.’ Maar wat is dat dan in dit geval?

Vroege burgerrevolutie in Duitsland (Duitse Boerenoorlog) (model 1:10), 1979-1981, tempera en olieverf op hout, 130 x 244 cm (5x), Staatliche Museen zu Berlin, Nationalgalerie

Natuurlijk, Tübke schilderde in opdracht van het communistische regime. In Zwolle is als grootste voorbeeld daarvan het model van het panorama in Bad Frankenhausen over de Duitse Boerenoorlog (1524-1526) te zien. Met als voorman Thomas Münzer, die door de DDR-bonzen als een pré-marxist en door de filosoof Ernst Bloch als ‘theoloog van de revolutie’ werd beschouwd. In zulke verschillende omschrijvingen wringt het al. En dat doet het bij Tübke zelf ook.
Een andere auteur in de catalogus, de Duitse Annika Michalski, ziet in Tübkes renaissancistische, autonome Zelfportret met rode muts, dat hij na het panorama op het doek zette, zelfs ‘een provocatie, een instructie voor de beschouwers om te bepalen hoe ze naar zijn kunst zouden moeten kijken en wat ze ervan zouden moeten vinden.’

Aandachtig kijken

Misschien ligt de waarheid in het midden, tussen staatsideologie en autonoom kunstenaar, en kom je die door aandachtig kijken op het spoor. Vooral naar details. En dan mag je die best, geworteld in het communistisch (en Hegeliaanse denken) dialectisch noemen, zoals dat werd gedaan in de catalogus bij het grote retrospectief ter gelegenheid van Tübkes tachtigste geboortedag, in 2009 in Leipzig en in 2009-2010 in Berlijn.

Einde van de narrenrechtspraak, 1978, gemengde techniek op spaanplaat, 88,5 x 70 cm Panorama Museum, Bad Frankenhausen

Op het eerste gezicht knoopte de kunstenaar inderdaad duidelijk aan bij de renaissance en het maniërisme, met de opmerkelijk lange vingers die hij op het doek zette. En dat in een tijd waarin het socialistisch realisme uit de Sovjet-Unie bon ton zou moeten zijn. In plaats daarvan treffen we echter christelijke symbolen in het werk van Tübke aan. De Lantaarnafneming (1956) kun je niet anders zien dan als referentie naar de kruisafname. De gekruisigde Christus komt ook terug op Dood aan de Iller van een jaar later, waarop het kerkje en de verdorde bomen aan Bruegel doet denken.
En als we het toch over het maniërisme hebben: de Maria-achtige figuur op Einde van de narrenrechtspraak IV heeft het geneigde, empathische hoofd dat we uit deze stijl kennen en dat op Tübkes late Kleine kruisiging terugkomt.

Memoires van Dr. jur. Schulze VII, 1967, olieverf op doek, 122,5 x 182,5 cm Museum der bildenden Künste Leipzig

Licht en donker

Universeler dan deze christelijke thematiek, maar niet minder veelzeggend, zijn de donkere luchten die echter zowat overal toch openbreken en wolkeloze stukken kennen. Een schilderij als Landschap bij Palermo straalt daarentegen niet echt een zuidelijk licht uit, maar is deels zo donker als de doeken van Caspar Friedrich. Ook het late Strandfeest valt meer afgrondelijk dan feestelijk te noemen. Dialectisch? Ja: uitingen van hoop aan de ene kant, als een duif met een takje in zijn bek zoals op NKFD (Requiem), en apocalyptisch aan de andere kant.
Soms vloeit het één nog op een andere manier over in het ander. Niet alleen op de beroemde serie Memoires van Dr. jur. Schulze, maar ook op het ontwerp voor Arbeidersklasse en intelligentsia, waarin de zuurstofflessen van de mijnwerkers doen denken aan de gasflessen bij de gaskamers in de concentratiekampen. Ook een thema dat Tübke erg bezighield.

Arbeidersklasse en intelligentsia (ontwerp), 1971, tempera op doek, 120 x 500 cm Sammlung Fritz P. Mayer Leipzig/Frankfurt am Main

Conclusie

Het is geen gemakkelijke kunst. Niet in de ogen van de cultuurfunctionarissen van het communistische regime in de DDR, maar ook niet voor de bezoeker van de tentoonstelling anno 2017. Je moet de voorstellingen aandachtig lezen, waarbij je ook zeker zou moeten letten op het enorme vakmanschap met de dun opgebrachte verf.
In Kasteel Nijenhuis in Heino/Wijhe zijn aanvullend zo’n honderdtal tekeningen en aquarellen te zien. De moeite wordt meer dan beloond!

Catalogus: Werner Tübke. Meesterschilder tussen Oost en West (uitg. Museum de Fundatie / Uitgeverij Waanders & De Kunst), € 22,50

Boeken / Non-fictie

Wie was Cissy van Marxveldt?

recensie: Monica Soeting - Cissy van Marxveldt

Cissy van Marxveldt is bekend vanwege haar romans over Joop ter Heul. Dat zij meer – veel meer – geschreven heeft, blijkt uit Monica Soetings biografie van de schrijfster. Van Marxveldt sprankelt vooral in haar eigen woorden.

Dat Setske de Haan (1889–1948), in het Friese Oranjewoud geboren, een literair voorbeeld van Anne Frank zou worden en honderdduizenden meisjes met haar boeken zou vermaken, stond bij haar geboorte niet vast. Rijk was haar familie niet, een carrière in de letteren lag niet voor de hand. Toch was dat wat er in de laatste dertig jaar van haar leven gebeurde: onder het pseudoniem Cissy van Marxveldt werd ze een van Nederlands bestverkopende schrijvers. Over de auteur was tijdens haar leven weinig bekend, en, zo blijkt uit Cissy van Marxveldt. Een biografie, wat bekend was, strookte niet altijd met de werkelijkheid: ze zette zichzelf dikwijls neer als een brave huisvrouw, wat prima paste bij wat er in die tijd van vrouwen verwacht werd, maar niet bij wie zij was.

‘Cissy van Marxveldt is de literatuurgeschiedenis in gegaan als schrijfster van vrolijke, luchtige meisjesromans als de Joop ter Heul-serie (1919-1925) en Een zomerzotheid (1927)’, concludeert Monica Soeting aan het einde van Cissy van Marxveldt. Je proeft dat Soeting het niet eens is met de twee misverstanden die met die faam verbonden zijn: zo heet Van Marxveldt meer dan twintig romans geschreven en waren haar boeken niet suffe ‘meisjesromans’, maar vaak ook emancipatoire geschiedenissen.

Tegenlezen

Dit beeld – Van Marxveldt als auteur van een klein aantal vrijblijvende, naïeve werkjes – probeert Soeting recht te zetten. Dat doet ze voortvarend: ze staat stil bij elke roman die Van Marxveldt sinds haar debuut Game – and set! (1917) publiceerde en laat zien dat een aantal vrouwelijke personages zich uitermate vernieuwend en onafhankelijk opstelden. Hiervoor gebruikt Soeting het begrip ‘tegenlezen’, dat onder andere door de Amsterdamse hoogleraar Pamela Pattynama gebruikt wordt om aan te duiden dat verhalen op meerdere niveaus gelezen kunnen worden, waarvan minstens één een subversief karakter heeft.

Wanneer bijvoorbeeld Joop ter Heul op deze wijze gelezen wordt, komt de gelijknamige heldin naar voren als ‘de eeuwige en vrouwelijke rebel’, zoals Pattynama het omschrijft. Van Marxveldts vrouwen zijn niet altijd ondergeschikt aan hun man: ze verkent juist ook andere rollen die een vrouw op zich kan nemen. Soeting vertaalt deze onder academici gangbare interpretatie naar een groter publiek. Dat levert niet altijd het spannendste proza op, dat her en der aanvoelt als een invuloefening.

Gebrek aan documenten

Soetings biografie lijdt echter vooral onder het mankement dat alle biografen moeten vrezen– een waar ze zelf niks aan kan doen: een gebrek aan brieven, dagboeken en andere documenten waardoor de lezer dichter bij Van Marxveldt zou kunnen komen. Of zij deze zelf vernietigd heeft of dat ze verloren zijn gegaan tijdens de Tweede Wereldoorlog, feit blijft dat Soeting nooit goed voorbij de buitenkant van haar onderwerp kan geraken. Hierdoor kan ze episodes uit Van Marxveldts leven vrijwel nooit verdiepen. In plaats daarvan gebeuren dingen – een nieuwe roman komt uit – en vinden anderen – critici – er wat van. Op naar de volgende.

Dat feitenrelaas wordt afgewisseld met context en interpretatie. Soms komen die goed van pas, zoals wanneer Soeting uitweidt over de sociaaleconomische Friesland aan het einde van de negentiende eeuw of de omgangsvormen in het Amsterdam van de jaren 1910. Op andere momenten leiden ze echter af: wanneer Soeting te lang doorgaat over de functie van pseudoniemen of de Britse New Woman-literatuur, verdwijnt Van Marxveldt zelf te veel uit beeld. Het mooist zijn de momenten in deze  biografie waarop de schrijfster zelf aan het woord komt en haar precieze, aandoenlijke stijl de lezer meeneemt:

Op ’t laatst verzeilden we in een chocolawinkel, waar een soldaat mee hielp bedienen, die Jo direct aansprak met ‘Juffrouw’ tot groote hilariteit van de andere koopers. Die soldaat stotterde, sprak door zyn neus, en lispelde. Eerst merkten wy het nog zoo niet, maar toen wy begonnen de pryzen te vragen van alle dingen, trof het ons opeens, hoe gek hy praatte.

Tom Walker 2
Muziek / Concert

Vernieuwende singer-songwriter

recensie: Belofte Tom Walker @ Paradiso Noord
Tom Walker 2

In intieme setting staat vanavond de Schotse Tom Walker in Paradiso Noord. Hoewel voor velen nog een onbekende naam, heeft Walker maandelijks meer dan een miljoen luisteraars op Spotify. Het concert is dan ook niet verwonderlijk uitverkocht.

Op het kleine podium staat een heleboel apparatuur uitgestald, waaronder twee gitaren, een laptop, een stapel pedalen en een compleet drumstel. Walker heeft nog maar een klein repertoire en nog geen album of EP uitgebracht, maar de singles die tot nu toe online zijn verschenen roepen hoge verwachtingen op. Het publiek is dan ook enthousiast als Walker het podium op komt lopen.

Elektronische toevoegingen

Tom Walker 1Een sympathieke jongeman betreedt het toneel. Een beetje mollig, rossig haar en dito baard, en de eerste zweetdruppels verschijnen direct bij het eerste nummer. Niet alleen qua uiterlijk, ook qua muziek is de vergelijking met Ed Sheeran snel gemaakt. Dezelfde soort singer-songwriterachtige nummers met hier en daar een vleugje reggae.

Waar de nummers van Sheeran echter meestal puur akoestisch zijn, maakt Walker enthousiast gebruik van vele gitaareffecten, opgenomen backing vocals en nog een scala aan andere soundeffecten. Deze beats maken zijn muziek dansbaar en laten het klinken alsof er een voltallige band op het podium staat. Het zijn echter alleen Walker op gitaar en de drummer achter hem, waarvan de naam helaas nergens te vinden is, maar die toch zeker een eervolle vermelding verdient.

Belofte voor de toekomst

Het grootste deel van de setlist dezer vanavond is nog onuitgebracht werk, maar wordt goed ontvangen door het publiek. Er wordt gedanst, en bij singles als ‘Play Dead’ en ‘Sun Goes Down’ zelfs meegezongen. Het lijkt bijna alsof de nog jonge Walker niet had verwacht dat zijn optreden zo zou worden gewaardeerd. Na bijna elk nummer brengt hij een verbaasd ”Thank you very much” uit.

Tom Walker 3Waar alle elektronische geluiden en vette gitaareffecten de nummers van Walker krachtig en dansbaar maken, is het hier en daar ook net over het randje van bombastisch. Overdaad schaadt, in dit geval. Gelukkig compenseert hij dit enigszins door ook nog een gevoelig nummer alleen op slechts een versterkte gitaar te spelen. Een ander puntje is dat Walkers teksten niet erg sprekend en vernieuwend zijn, en dat zijn ietwat overdreven uitspraak soms als storend kan worden ervaren. Het grootste minpunt van de avond is wel dat de set nog geen drie kwartier duurt.

Dat Walker zich op bepaalde gebieden nog moet ontwikkelen moge duidelijk zijn, maar een hele fijne toevoeging aan singer-songwriterlandschap is het zeker. Gelukkig is zijn EP onderweg en kunnen we binnenkort nog veel meer van hem genieten, met in het voorjaar nog vier shows in Nederland. Komt dat gauw zien nu het nog kan in intieme setting, want dit zou wel eens de belofte van 2017 kunnen zijn.

 

Live in Nederland:

6 mei – TivoliVredenburg, Utrecht
7 mei – Doornroosje, Nijmegen
8 mei – Bitterzoet, Amsterdam
9 mei – Rotown, Rotterdam

Film

De echo van het noodlot

recensie: Harmonium

In zijn moderne tragedie Harmonium leert Kōji Fukada de kijker dat het noodlot niet meer loslaat wanneer het zijn tanden eenmaal in je heeft gezet.

Toshio (Kanji Furutachi), zijn echtgenote Akié (Mariko Tsutsui) en hun dochtertje Hotaru leiden een gezapig leven in een buitenwijk van Tokio. Toshio brengt zijn dagen door in het metaalatelier dat hij aan huis heeft, Akié zorgt voor het huishouden en Hotaru studeert met behulp van het monotone getik van een metronoom een muziekstuk in op haar harmonium. Op een dag staat het noodlot op de stoep in de gedaante van Yasaka (Tadanobu Asano), een oude bekende van Toshio die na elf jaar in de gevangenis te hebben gezeten een rekening uit het verleden komt vereffenen.

Yasaka, de slapende vulkaan

De personificatie van het noodlot doet zich uiterst beschaafd voor, en zo ziet hij er ook uit, in zijn keurig gestreken hagelwitte overhemd en zwarte pantalon. Niet alleen is hij de beschaafdheid zelve, hij blijkt ook nog eens aardig potje harmonium te kunnen spelen. Yasaka neemt zijn intrek in Toshio’s huis, gaat aan de slag in het metaalatelier en stoomt Hotaru klaar voor haar aankomende muziekopvoering. Langzaam maar zeker valt ook de devoot protestantse Akié voor de charmes van de ex-zondaar. Maar Yasaka is een slapende vulkaan, en zoals dat nu eenmaal gaat in het oude-bekende-met-een-duister-geheim-staat-na-tien-jaar-weer-op-de-stoep-en-komt-de-rechtmatige-rekening-vereffenen-genre: vroeg of laat barst die vulkaan uit.

Op een dag, na de lunch, keert Yasaka huiswaarts en onder begeleiding van een melancholiek muziekstuk stroopt hij zijn sneeuwwitte werkoverall tot zijn middel af en onthult een bloedrood T-shirt. Dit is de dag waarop de rekening vereffend wordt, maar daarmee komt er nog geen einde aan de misère, want ook de echo van het noodlot laat Toshio’s familie niet met rust. Als een onzichtbare metronoom die niet meer kan worden stopgezet, blijft hij tot in de lengte der dagen tikken, tiktak, tiktak, tiktak. Daarop wordt een wanhoopsoffensief gelanceerd, dat, trouw aan de traditie van de ware tragedie, vreselijke uitvloeiselen als resultaat heeft.

Vlekkeloze genrefilm

Fukada leidt Toshio, Akié en Hotaru bedaard en nauwgezet naar de ondergang. De strakke cinematografie en vooral fraaie muziek van Hiroyuki Onogawa maken dat bepaald geen straf om te ondergaan. Asano bewijst voor de zoveelste keer de meest charismatische Japanse acteur van zijn generatie te zijn en ook Furutachi en Tsutsui zijn indrukwekkend. Er zijn echter twee maren: ten eerste leunt de film te veel op het plot, en ten tweede steunt het te veel op de standaardelementen van het mysterieuze-man-klopt-na-zoveel-jaar-weer-op-de-deur-en-ontwricht-vredig-gezin-totaal-genre. Harmonium: een vlekkeloze genrefilm, die nog wel iets bijzonderder had mogen zijn.

chocola - afbeelding bij recensie van 'Het achtste kind' van Nino Hartischwili
Boeken / Fictie

Wie heeft er van de chocola gegeten?

recensie: Nino Haratischwili - Het achtste leven (voor Brilka)
chocola - afbeelding bij recensie van 'Het achtste kind' van Nino Hartischwili

Af en toe worden ze nog geschreven: vuistdikke boeken die een verpletterende indruk maken. Nino Haratischwili’s Het achtste leven (voor Brilka) is er zo een.

Moeder belt: ‘het kind’ is verdwenen. De verteller van Het achtste leven, de dochter van de moeder, de tante van het kind, bereidt zich voor:

Ik nam een flinke trek van mijn sigaret en zette me schrap voor het naderende onheil. Want afgaand op de stem van mijn moeder zou ik me er niet zomaar van af kunnen maken door te verdwijnen – mijn favoriete bezigheid de afgelopen jaren.

Wat Nitsja Jasji, we leren later dat ze zo heet, bedoelt, wordt in de loop van de ruim 1200 pagina’s die deze roman rijk is duidelijk. Terwijl zij op zoek gaat naar haar nichtje Brilka (die uit de titel), duikt ze ook de geschiedenis in, vanuit het romanheden 106 jaar terug de geschiedenis in. Aan het begin van de twintigste eeuw wordt Stasia geboren, de derde dochter van een rijke chocoladefabrikant in Georgië.

Donker randje

Die chocola is belangrijk: niet alleen maakt Stasia’s vader de beste chocola in de wijde omtrek, hij beschikt over een geheim recept dat niemand kan weerstaan. Verschillende malen komen personages in Het achtste leven slaperig een keuken in gewandeld, gelokt door de geur van de onweerstaanbare luxe. Er zit echter een donker randje aan de lekkernij: ze veroorzaakt chaos en ellende in het leven van eenieder die ervan proeft. Steeds zocht de familie naar iemand die niet zou bezwijken aan de chocola, die de lusten kan waarderen, maar niet de lasten hoeft te dragen; lange tijd lijkt Nitsja die eer toe te vallen, maar misschien is het wel Brilka.

Als dat een beetje Lord of the Rings-achtig aandoet, dan voelt de roman als geheel meer aan als een Tolstojaans epos. Die beschrijving werd her en der al aan Het achtste leven gegeven, en dat is niet verwonderlijk, aangezien de roman zelf actief naar Tolstojs bekendste romans verwijst. Zo heet Nitsja’s oudtante, een in Engeland wonende zangeres, Kitty, naar het personage uit Anna Karenina. Daarnaast volgt Haratischwili niet alleen de Jasji’s, maar ook de opstandige Eristavi’s, een duale structuur die aan Anna Karenina doet denken.

Oorlog en vrede

Meer nog dan naar Anna Karenina, verwijst deze roman naar Oorlog en vrede. Tolstoj verschoof het begin van zijn roman steeds verder terug de tijd in, tot hij bij Napoleons Russische veldtocht uitkwam. Haratischwili kiest niet, schrijft in plaatst daarvan: ‘Eigenlijk heeft dit verhaal meer dan één begin.’

De verwantschap tussen de twee romans komt verder tot uiting in hun benadering tot de grote gebeurtenissen uit de geschiedenis. Het is verleidelijk om de link tussen het politieke en het persoonlijke te veel te benadrukken. Daar kiest Nino Haratischwili terecht niet voor: de familie in Het achtste leven bestaat uit gewone Georgiërs, terwijl Stalin, ’s lands bekendste zoon, af en toe genoemd, maar nooit in beeld komt. Ja, er zijn affaires met mannen van de inlichtingendiensten, waar Nitsja’s opa Konstantin later ook gaat werken, maar het blijft vaag wat zij allemaal precies doen. En Kitty, die iets te veel kritiek uit op de machthebbers, wordt niet verheven tot een martelaar of een symbool voor de vrijheid; zij blijft een van de vermoedelijk vele naar het buitenland verscheepte critici. Allemaal zijn het mensen die er het beste van maken.

Duurzaam geluk

Wat Het achtste leven zo indrukwekkend maakt, is het schijnbare gemak waarmee Haratischwili haar personages aanstuurt en zo de plot vooruitbrengt. Recht op het doel afgaan lijkt in deze romanwereld niet te bestaan, of in ieder geval geen duurzaam geluk op te leveren. Waarschijnlijk heeft iemand weer van de chocola gegeten en staat het ongeluk om de hoek te wachten. Nergens voelt een verhaallijn geforceerd aan; als je kritiek wilt leveren, is dat op Haratischwili’s taal, die soms wat soapachtig aandoet, zoals hier door alle uitroeptekens: ‘Eindelijk! Ik dacht al dat je nooit meer iets van je zou laten horen! Ik dacht dat je in het vaderland getrouwd was en nu in de Kaukasus schapen hoedde!’

Alles wat wij wel en niet waren

Een roman over het leven van Georgiërs in de twintigste eeuw, zo kun je Het achtste leven (voor Brilka) kenschetsen, maar beter is misschien nog om te spreken van een roman over de kracht van familiegeschiedenissen. Het boek is opgezet alsof Nitsja alle verhalen die zij kent voor Brilka opschrijft, die zij tegen het einde aanspoort ‘alle oorlogen’ te doorleven, ‘alle grenzen’ te passeren en alles te zijn ‘wat wij wel en niet waren’. Uit die woorden spreekt een enorme noodzaak en een lijden dat na lezing van deze tour de force voelbaar is geworden, en de hoop dat het vertellen van verhalen dat draagbaar maakt. Brilka’s boek is nog ongeschreven.

 

T2 Trainspotting
Film / Films

Eenmaal een loser, altijd een loser

recensie: T2 Trainspotting
T2 Trainspotting

Fans van Trainspotting worden niet teleurgesteld. T2 Trainspotting lost bijna alle verwachtingen in en is zeker het kijken waard.

T2 Trainspotting is het vervolg op een van de bekendste cultfilms van de jaren negentig, namelijk Trainspotting, gebaseerd op het gelijknamige roman van de Schotse schrijver Irvine Welsh. Deze film bracht de carrière van regisseur Danny Boyle, die op dat moment nog een tamelijk onbekende filmmaker was, in een stroomversnelling. Trainspotting kreeg door het onverwachte succes veel aandacht van de media. Naast de lovende recensies, kreeg de film ook kritiek vanuit moreel oogpunt. Volgens de critici zou de film namelijk drugsgebruik verheerlijken en daardoor een verkeerd beeld schetsen van het verslaafdenbestaan.

Trainspotting

De eerste film gaat over het leven van heroïnegebruiker Mark Renton, gespeeld door Ewan McGregor. Rentons voornaamste bezigheden bestaan uit: high worden, uitgaan en filosoferen over het zorgeloze bestaan van een heroïnejunkie. Hij zegt dan ook triomfantelijk: “I chose not to choose life. I chose somethin’ else. And the reasons? There are no reasons. Who needs reasons when you’ve got heroin?” Zijn leven wordt vergezeld door vier vrienden: de goeie sul Spud, de gladjakker Sick boy, de eerlijke Tommy en de agressieve psychopaat Begbie. De film volgt uitsluitend het narratief van Renton, waardoor de kijker de andere personages alleen te zien krijgt zoals Renton deze ziet.

Alle personages aan het woord

T2 Trainspotting verschilt al van het origineel door de breuk met het eenzijdige vertelperspectief. Waar in de eerste film alles werd verteld en verklaard door Renton, krijgt het vervolg een rijkere invulling door de personages in kwestie zelf te laten spreken over hun situatie.

T2 Trainspotting

T2 Trainspotting

Sfeervolle beelden

Ook leunt deze film voor het verhaal veel meer op de ambiance waarin de personages verkeren. Boyle laat wederom zien dat hij een meester is in still-shots, close-ups en lichteffecten. De achterbuurt van Edinburgh en de omgeving rondom de stad zelf worden virtuoos in beeld gebracht: van de grauwe, troosteloze flatgebouwen, de disco’s met stroboscopen en neonverlichting tot de groene Schotse hooglanden. Toch oogt deze film een stuk helderder en kleurrijker dan het origineel. De zanderige teint van de eerste film lijkt bijna verdwenen. Voor de fans kan dat enigszins bevreemdend overkomen, maar het was voor Boyle een logische keus. Het verhaal speelt zich immers twintig jaar na het origineel af en de personages zijn uit de smoezelige drugscene geklommen en verdergegaan met hun leven.

Sluimerende muziek

Hoewel T2 Trainspotting zeker een aanrader is, mist het een paar elementen van het origineel. Zo is de nieuwe soundtrack bij lange na niet zo memorabel als in de eerste film. Af en toe knipoogt het vervolg naar de oude tracks die in het origineel te horen zijn, zoals Born Slippy van Underworld en Deep Blue Sea van Brian Eno. Deze definiërende muziek van de jaren negentig is slechts sluimerend hoorbaar, wanneer de personages dromen of mijmeren over hun verleden.

Stilstaan in een wereld die verandert

Een ander kritiekpunt is de vraag of een vervolg echt nodig was geweest. In de eerste film loopt Renton weg uit Edinburgh met de belofte zijn leven te beteren. Dat is een goede afsluiter waarin het personage heeft geleerd van zijn fouten. In het vervolg komt hij terug naar zijn oude buurt nadat hij jarenlang in Amsterdam heeft gewoond. De kijker komt te weten dat Renton, net als zijn oude vrienden, helemaal niets hebben geleerd en in feite nog dezelfde losers zijn als twintig jaar geleden. De optimistische boodschap aan het einde van de eerste film wordt teniet gedaan door de cynische toon van het vervolg, waarin de personages benadrukken dat de geschiedenis zich slechts herhaalt en niet zijzelf, maar slechts de wereld om hen heen verandert.

Theater / Voorstelling

Een modern en tevens tijdloos sprookje

recensie: PIT Producties – Into The Woods

Wie bij sprookjes denkt aan onschuldige verhalen voor kinderen zit er flink naast en kent Into The Woods nog niet. Hierin gaan grimmigheid en humor hand in hand, is een goede afloop geen vanzelfsprekendheid en beseffen volwassenen dat ze slechts ‘kinderen tussen reuzen’ zijn.

Deze musical van Stephen Sondheim en James Lapine is gebaseerd op het sprookje Sjaak en de bonenstaak en de Grimm-versies van Roodkapje, Assepoester en Rapunzel. Zij brachten deze figuren bijeen door er het verhaal van een kinderloze bakker en zijn vrouw aan toe te voegen. Om de kinderwens uit te laten komen en de vloek van de heks te doorbreken, moeten de bakker en zijn vrouw het bos in om vier voorwerpen te verzamelen. Op dat moment komen alle personages samen. Stuk voor stuk doen ze er alles aan om hun wens in vervulling te laten gaan, zelfs als dat ten koste gaat van de ander. Deze egoïstische houding heeft reusachtige gevolgen. De scheidslijn tussen de veilige sprookjeswereld en de boze werkelijkheid raakt steeds meer opgeheven.

Een volwassen sprookje

Niet alleen grijpt het stuk terug op het feit dat sprookjes vóór het Grimm-tijdperk voornamelijk voor een volwassen publiek waren bedoeld, maar speelt het ook met het imago van een aantal sprookjesfiguren. In de wereld van Into The Woods verschillen prinsen soms niets van slechte (lees: seksbeluste) wolven en kunnen heksen en reuzen juist rechtvaardig zijn.

Into The Woods brengt het heden en verleden op verschillende manieren samen. Daar doet deze uitvoering nog een paar schepjes bovenop. Allereerst heeft de musical weer de originele muzikale bezetting, wat bijna uitzonderlijk is voor de hedendaagse musical. De helft van het podium wordt opgevuld door een vijftienkoppig orkest onder leiding van Jeroen Sleyfer. De musici nemen hierdoor zowel letterlijk als figuurlijk de fundamentele rol van het bos in. Een ware troef van producent Esther Maas (tevens de heks in het stuk).

Sondheim in een hedendaags jasje

De sprookjesfiguren dragen geen vroegmoderne kledij, maar zijn in een hedendaags jasje gestoken: een legging voor Assepoester, tijgerprint voor de stiefmoeder en stiefzussen en ‘foute’ bonten snowboots voor Roodkapje. Tel daar een topcast bij op en het resultaat mag er zeker zijn. Niet alleen vormen de spelers een sterk ensemble, maar ook individueel maken ze indruk. Elise Schaap heeft als hakkende ‘hard-core’ Roodkapje continu de lachers op haar hand. Paul Groot overtuigt als seksbeluste, ietwat pathetische prins en wolf. Ook de vocale klasse van Brigitte Heitzer (Assepoester), Lone van Roosendaal (Bakkersvrouw) en Guido Spek (Sjaak) staan als een huis. Dit is ook te danken aan de gevatte vertaling van Jeremy Baker. Subtiel speelt hij met rijm en ritme, waardoor de complexiteit en humor van Sondheims muziek treffend terugkomt.

Helaas doet de geluidskwaliteit soms wel afbreuk aan de verstaanbaarheid van de acteurs. Dat is jammer, vooral bij een musical van Sondheim, waarin de tekst van fundamenteel belang is. Het zou kunnen dat dit iets eenmaligs is en dat het in een ander theater meevalt. Laten we het hopen, want dat zou deze uitvoering van Into The Woods nog geslaagder maken.

Boeken / Fictie

Genadige verhalen

recensie: Arlene Heyman - Grote boze seks


Grote boze seks is het debuut van de 74-jarige Amerikaanse psychiater Arlene Heyman. In haar thuisland werd het enthousiast ontvangen: the Guardian noemde het ‘treffend, grappig, teder en wellustig’. Het succes kwam echter pas nadat Heyman de verhalen ruim dertig jaar tevergeefs had proberen te slijten.

Het is een verhaal dat nieuwsgierig maakt. Want zou er iets van dat jarenlange leuren in de verhalen doorschemeren? Zou er bitterheid in zijn geslopen, moedeloosheid of kramp? Nee, luidt het overtuigde antwoord na lezing. Elk verhaal is lichtvoetig verteld. Het is een bundel die inkijkjes in levens geeft, soms alledaags, soms op een knarsend keerpunt.

Nuchter opgeschreven, zonder bombarie, zonder oordeel ook.

Het leven zoals het dan toch is: een aaneenrijging van fragmenten die even betekenisvol als betekenisloos lijken. Dat realisme, daarin schuilt de schoonheid van dit debuut.

Genadigheid

Een recensie schrijven over een verhalenbundel voelt als het met één cijfer beoordelen van een bont gezelschap. Zeker wanneer het een debuut betreft. Het is als zoeken naar de gemene deler, waarin de signatuur van de debutant moet schuilen. In Grote boze seks lijkt dat genadigheid te zijn. Heyman geeft haar personages ruimte, om er het beste van te maken, om tot leven te komen.

De schrijfster introduceert personages die, hoe verschillend ook, onbekommerd zichzelf zijn. Mens zijn. Veelal vrouwen, sterke, intelligente vrouwen, die zich een weg zoeken in hun relaties en vaak kritische gedachten. Vrouwen die het bovenal goed proberen te doen. Maar niet zonder soms vilein te zijn, neerbuigend of gewoon even moe van het proberen.

Wat zweeft tussen de regels

Er is een eerste verhaal dat handelt over een echtpaar op leeftijd dat hun lichamelijke intimiteiten nauwkeurig moet plannen in verband met brandend maagzuur, hulp van pillen en wat al niet meer. Er is een verhaal over de dag dat het vliegtuig het World Trade Center invloog, met verstoorde levens waarin de lezer vanaf dat moment aanhaakt. Er is een verhaal over een heftige affaire, tussen een jonge vrouw en een gevestigde kunstenaar. Een over de complexe strijd die kan woekeren binnen een samengesteld gezin en een over een man die midden in de nacht het levenloze lichaam van zijn vader uit de slaapkamer van diens minnares moet dragen.

Veelzijdige verhalen, die nieuwsgierig maken naar meer.

Ook omdat het nog nergens echt scherp wordt, maar redelijk aan de oppervlakte blijft. Er is meer, dat zweeft tussen de regels, maar het wordt vaker niet dan wel benoemd. Daar is weer die ruimte, die deze bundel tot zo’n prettig geheel maakt, maar die het soms ook iets willekeurigs geeft.

Het wil in een verzameling verhalen nog wel eens zo werken dat je niet gemakkelijk overstapt van het ene op het volgende, alsof je uit een soort loyaliteit jegens de personages weigert de vervangers al te snel in je armen te sluiten. Heyman trekt de lezer echter steeds snel en geruisloos het volgende verhaal in. Dat is knap en zegt veel over haar soepele schrijfstijl. Het wachten is nu stiekem toch op haar eerste roman.

Boeken / Non-fictie

Spannend en leerzaam

recensie: Het verlies van België: de strijd tussen de Nederlandse koning en de Belgische revolutionairen in 1830

Na diverse boeken over zijn grote held Napoleon te hebben geschreven, stort Johan Op de Beeck zich in Het verlies van België op de Belgische onafhankelijkheidsstrijd van 1830.

De uitkomst van het boek is al op voorhand bekend: een van Nederland onafhankelijk België. De ruim vierhonderd pagina’s van Het verlies van België beschrijven de aanloop naar die onafhankelijkheid, grofweg de periode van 1815 tot 1830. Ondanks de voor ons bekende uitslag, weet Op de Beeck er een razend spannend boek van te maken.

Hij doet dat door zich te richten op één figuur: Louis De Potter. Deze vrijzinnige liberaal, met zijn scherpe pen en dito politieke inzichten, is vanaf het begin een spilfiguur in de Belgische onafhankelijkheidsstrijd. Met zijn scherpe pen en overredingskracht weet hij, veelal via artikelen in kranten, een grote aanhang te verwerven.

De Potters leven staat vrijwel volledig in het teken van zijn politieke strijd. Het is des te tragischer dat hoe dichterbij het moment komt dat hij zijn idealen kan verwezenlijken, hij meer en meer naar de marge van het politieke spel wordt gedrukt. Uiteindelijk neemt hij de conceptie en de geboorte van België waar vanuit Parijs, voor politieke medestanders – of zijn het tegenstanders – volledig buitenspel gezet omdat zijn idealen té progressief waren. De Potter was een scherpe denker maar had helaas weinig kaas gegeten van het cynische machtsspel dat politiek ook kan zijn.

Katholieken en liberalen


Na de nederlaag van Napoleon werd in 1815 België door de Europese grootmachten bij Nederland gevoegd. Zo kan dat nieuwe land een tegenwicht vormen tegen Frankrijk, mocht dat land het opnieuw op zijn hielen krijgen en de rest van Europa bedreigen.

Al snel na die toevoeging van België bij Nederland ontstond in België onvrede. De taal was het eerste struikelblok: de Nederlandse koning Willem I wilde dat Nederlands de voertaal werd in heel zijn rijk, althans op bestuurlijk niveau. De Belgische elite van waaruit de meeste ambtenaren afkomstig waren, spraken Frans – ook in Vlaanderen.

Ook de katholieke geestelijken joeg de koning al snel tegen zich in het harnas. De jezuïeten, die van oudsher het onderwijs in België verzorgden, werden uit die invloedrijke positie gezet. De staat – niet de Kerk – moest het onderwijs verzorgen.De jezuïeten vertrokken naar Frankrijk, vanwaar zij oppositie zouden blijven voeren tegen het nieuwe bewind in hun vaderland.

Ook de liberalen hadden zo hun bezwaren. De Potter, een van hun bekendste voormannen, zette zich samen met zijn geestverwanten in voor een liberaler beleid van de koning. Zij eisten meer macht voor het parlement, meer democratie, meer burgerrechten en een betere waarborging van de persvrijheid.

Het geluk voor Willem I was dat de liberalen en katholieken uiteraard niet door een deur konden. Een liberaal punt van kritiek op de koning was dat hij te laks was ten aanzien van de katholieken, die zij als tegenstanders van de (politieke) modernisering zagen.

Revolutie


Het boek is voor een groot deel een vlot geschreven illustratie van hoe een revolutie werkt. Op de Beeck zet helder uiteen hoe de belangen van al deze verschillende groepen op elkaar inspelen – de ene keer sluiten groepen een verbond, de andere keer worden ze tegen elkaar uitgespeeld. Zodra belangrijke posities binnen handbereik zijn, worden politieke geestverwanten die lang samen optrokken, plotseling elkaars felste concurrenten. Niet alleen politieke idealen, geopolitieke overwegingen en economische belangen spelen een rol, ook persoonlijke ijdeltuiterij en machtswellust blijken in de geschiedenis vaak van doorslaggevende betekenis.

Het boek is een interessante geschiedenisles – zeker voor veel Nederlanders, voor wie deze geschiedenis voor een groot deel onbekend terrein is, is het geen overbodige luxe. Maar Op de Beeck houdt in de epiloog ook een persoonlijke pleidooi voor de idealen waar De Potter voor streed. Refererend aan de aanslagen op de redactie van Charlie Hebdo, laat hij zien dat ze ook nog altijd actueel zijn. Want, zo zegt hij met De Potter,

‘het enige wapen tegen een meningsuiting is een andere meningsuiting.’

De Belgische grondwet moet volgens Op de Beeck onderwezen worden op school en in het hart van iedere Belg gedragen worden, ‘een beetje als eerbetoon aan de idealen van 1830, maar vooral als instrument en wapen in onze hedendaagse en nog steeds noodzakelijke strijd om vrijheid, gelijkheid en onafhankelijkheid.’