Film / Films

Gangsters met veel meer dan negen levens

recensie: Free Fire

Boston, begin jaren zeventig. In een oude fabriek wil een delegatie van de verzetsbeweging IRA wapens kopen om de strijd in Ierland voort te zetten. Het busje van de Ieren taxiet door een hek en komt tot stilstand bij een verlaten fabriek. Ze willen huiswaarts met een partij M16’s maar de wapenhandelaren hebben slechts AR70’s te koop. Bij een test ter plekke spugen ook deze wapens in hoog tempo kogels. Er groeit wantrouwen als blijkt dat de enige vrouw in het gezelschap afspraakjes heeft met mannen van beide groepen. Zodra dat duidelijk is, is er alleen nog plaats voor ruzie en strijd. Elk wapen in de hal wordt ingezet voor een lange, bloederige strijd.

Het is 1978, de broeken van de mannen en de enige vrouw hebben uitlopende pijpen, de snorren zijn weelderig en in elke zin wordt flink gevloekt. “Fuck” ligt bij iedereen op het puntje van de tong. De muziekkeuze bij de scenes van Free Fire is simpel en effectief. John Denver croont vanaf cassette (!) Annie’s Song en This Old Guitar. De keuze voor de countryster is effectief en memorabel.

Speelplezier

Brie Larson speelt de rol van de vrouw in het gezelschap. In 2016 won de actrice menige nominatie en onderscheiding voor haar rol in Room. Met Free Fire zullen er geen prijzen worden gewonnen, maar het zichtbare speelplezier vergoedt veel. Justine (Larson) wil er het liefst met het geld, de wapens en een goed uitziende gangster vandoor. Ze komt daarbij een heel eind.

Free Fire is voor een deel geproduceerd door Martin Scorsese. De dialogen in de film zouden door deze Amerikaanse regisseur geschreven kunnen zijn. De teksten zijn sterk en kunnen zoals de teksten in Goodfellas een eigen leven gaan leiden. Regisseur Ben Wheatly zou dat met de door hem geschreven dialogen graag zien gebeuren. De ontwikkelingen binnen het verhaal zijn namelijk nogal voorspelbaar. Alle spelers weigeren het eerste uur van de film dood te gaan, worden in alle gevallen een redelijk aantal malen aangeschoten en weten ook menigmaal een tegenstander te raken. Er zijn verder geen grote verrassingen of het zou de aankomst van wat scherpschutters moeten zijn. Lang blijft onduidelijk wie deze mannen heeft ingehuurd.

Culthit?

De plot van de actiekomedie Free Fire is dun, flinterdun. Regisseur Wheatly heeft een aantal duidelijke keuzes gemaakt. De gebeurtenissen vinden plaats in een fabriek. Er is dus één plek waar alle scenes spelen. In het eerste uur gaat er niemand dood, maar wordt iedereen een of tweemaal geraakt. Voor de bezoekers in de bioscoop blijft heel lang onduidelijk wie er met de wapens en het geld vandoor gaat. In de film draait om dialogen, jaren zeventig kleding en muziek van John Denver. Als de recensies over de sterke teksten, de droge humor van de wapenhandelaren en de Ieren en de eindeloze kogelregens gaan, zou de film zomaar een ‘underground’ culthit kunnen worden. Wordt er gekeken naar de cinematografische waarde, dan zal Free Fire vooral Rotten Tomatoes en weinig sterren scoren.

Film / Films

Wie is nou het genie?

recensie: dvd/vod: Genius

Schrijven is schrappen, zo luidt een ijzeren wet, die eenvoudig de ondertitel van Genius had kunnen zijn. Dit Amerikaanse drama, met opmerkelijk genoeg twee Britse sterren in de hoofdrol, vertelt het verhaal van de vriendschap tussen de beroemde boekenredacteur Maxwell Evarts en schrijver Thomas Wolfe.

Wie is nou het genie, dat is de centrale vraag in Genius. Is het schrijver Thomas Wolfe (1900-1938), het manische talent dat met zijn Proustiaanse proza eigenlijk pas na zijn dood uitgroeide tot een van de grote namen van de Amerikaanse literatuur? Of is het juist de wat saaie en gematigde Max Perkins (1884-1947), de redacteur die enkele van de grootste schrijvers ontdekte, maar wel ’s avonds graag bij moeder de vrouw aan de piepers zat.

Meesterwerk

Het antwoord moet Perkins zijn. Hij slijpt het ruwe talent van onder andere Ernest Hemingway en F. Scott Fitzgerald tot fonkelende diamanten. De grootste uitdaging was het werk van Wolfe. Om van zijn eerste manuscript een behapbare roman te maken, schrapte hij al honderden pagina’s. Voor het vervolg levert Wolfe een wagonlading aan papier aan. Perkins weet er een meesterwerk uit te snoeien.

Genius draait om tegenstellingen en botsende karakters die desondanks een vriendschap weten op te bouwen. Dat levert vooral een interessant acteergevecht op. Jude Law speelt Wolfe als een vlijmscherpe egomaan. Colin Firth excelleert in zijn specialiteit, het spelen van op het eerste gezicht ietwat saaie mannen met een scherp randje. De bijrollen mogen er ook wezen. Dominic West en Guy Pearce duiken even op als Hemingway en Fitzgerald. Maar het is Nicole Kidman die als jaloerse minnares de meeste scènes steelt.

Statisch

Ook de setting van New York in crisisjaar 1929 is aantrekkelijk vormgegeven. Geweldig is de scène waarin Wolfe zijn schrijven vergelijkt met jazzimprovisaties en de twee een club bezoeken waar de muzikanten het creatieve proces treffend illustreren.

Toch kijkt Genius niet heel eenvoudig weg. De dialogen zijn nogal talig, wat logisch is bij een drama over een schrijver en zijn redacteur. Maar ook de dramatische ontwikkeling blijft wat achter. Misschien omdat regisseur Michael Grandage waarheidsgetrouw de geschiedenis volgt, zoals die is beschreven in de biografie van Perkins van A. Scott Berg. Ook de theaterachtergrond van de debuterende filmmaker speelt de film parten. Genius is bij tijd en wijlen behoorlijk statisch. Tot Firth en Law de boel weer wakker schudden met een messcherp twistgesprek.

Mark Lanegan - Gargoyle
Muziek / Album

Songs die per draaibeurt beter worden

recensie: Mark Lanegan - Gargoyle
Mark Lanegan - Gargoyle

Mark Lanegan was lid van grungegroep Screaming Trees. De band uit Ellensberg, Washington voltooide acht langspelers. De zanger werkte naast het werk voor de groep ook aan soloplaten. Het debuut The Winding Sheet verscheen in 1990 en was een melancholiek meesterwerk. Zijn nieuwe cd Gargoyle is een groeibriljant.

De Amerikaan vergaarde bekendheid door zijn diepe, bronstige stem én was berucht door zijn groot gebruik van verdovende middelen. Op de lijst van bekende muzikanten die snel het leven zouden laten, scoorde hij boven Keith Richards.

Anno 2017 is Lanegan al jaren afgekickt en heeft gezongen met een onafzienbare reeks artiesten. Duke Garwood, Isobel Campbell, Mad Season, The Twilight Singers, Melissa Auf Der Mauer, Queens Of The Stone Age, Moby en The Walkabouts zijn wat namen waar hij mee werkte. De zanger mag zich graag afficheren als een wat mopperende vijftiger, maar de concerten beginnen tegenwoordig op tijd en met een zekere regelmaat is er nieuw zelf geschreven materiaal.

The last man standing

Gargoyle telt tien nummers. Opener ‘Death’s Head Tattoo’ komt gruizig op gang en klinkt alsof Lanegan de keel schraapt en pas daarna de regels van de tekst vindt. De gitzwarte woorden dood, wapens en “prayer for the last man standing” vinden een weg op een bijna opgewekte melodie. Het nummer vraagt om tijd, dwingt de luisteraar bijna de repeatknop in te drukken.

Ook de negen volgende songs zitten vol details die met slechts een of twee keer luisteren veelal verborgen blijven. ‘Nocturne’ begint met een dwingende ritmesectie, het intro krijgt tijd en even lijkt het alsof Bernard Summer van New Order een gastrol heeft gekregen. De volle bastonen fladderen door het nummer. Lanegan zingt over het missen van zijn liefje en vraagt zich af of ze ook naar hem verlangt.

Blik over de schouder

‘Beehive’ komt aardig in de buurt van de dansvloer. De track heeft kale, monotone drums, een harde bastoon en Lanegan zingt in de refreintjes over lang vervlogen gebruik en de keren dat hij stoned muziek maakte. ‘Sister’ is een wat ‘kleiner’ nummer waarin de Amerikaan de vocale registers opentrekt om een dierbaar familielid toe te zingen. ‘Goodbye To Beauty’ is een rustpunt. Bij een akoestische gitaar wordt de ballade naar een schor, hees en emotioneel einde gezongen. In ‘Drunk On Destruction’ werpt ex-junk een blik over de schouder en kijkt terug op de destructieve gevolgen van het gebruik van hard drugs. ‘Nocturne’ was de eerste singel die van het album werd getrokken.

Op Gargoyle zijn er gastrollen voor Greg Dulli, Josh Homme en Duke Garwood. De Engelse liedjessmid Rob Marshall schreef aan zes liedjes mee. Bij vroegere releases had Lanegan soms de hulp van vrienden nodig om de platen af te krijgen. Bij Gargoyle is duidelijk dat hij geniet van de samenwerking. Muzikanten mogen invloed hebben op de muziek en musiceren het muzikale palet van het album naar diepere kleuren en klanken.

Gargoyle is een groeibriljant. De nummers geven langzaam de muzikale geheimen prijs. Het album verdient een plek bij het allerbeste werk van Mark Lanegan. Het schijfje vraagt tijd en die investering betaalt zich uiteindelijk uit. Lanegan heeft een wonderlijk energiek en divers album gemaakt. Het is aan de luisteraar om te investeren in deze tien muzikale parels.

Muziek / Album / Concert

Uiterst aangename tweede

recensie: Aidan's Well @ Grandcafé Meneer Frits

In het Grandcafé Meneer Frits bij Muziekgebouw Eindhoven hield Aidan’s Well op de avond van 20 maart jl. het tweede album ten doop. Samen met zijn uitstekende band vertolkte bandleider Frank Veenstra liedjes van zijn nieuwe album Unfold, aangevuld met enkele composities van zijn eerdere werk.

In het dagelijks leven is Frank Veenstra de cultureel verantwoordelijke van het Muziekgebouw Eindhoven. Zijn band Aidan’s Well debuteerde in 2013 met het naar henzelf genoemde debuut, dat ten onrechte erg onbekend bleef. Hopelijk verandert dit met het nieuwe album, want het verdient het om gehoord te worden.

Warm gevoel

Veenstra neemt de leadzang, de akoestische gitaar en in een enkel nummer zelfs de toetsen voor zijn rekening. Daarnaast horen we Paul Gerritsen op de Gibson elektrische gitaar. Ruben de Wilde neemt de akoestische en elektrische basgitaar voor zijn rekening naast de backing vocals. Hein-Jan van der Veen drumt en Jurriaan Westerveld speelt een aantal liedjes mee op de cello. In deze bezetting spelen ze ook live in het Grandcafé, terwijl we op het album ook nog trompet horen, gespeeld door Jan Wessels in het nummer ‘Don’t Say You Will’.

Het album opent met ‘Sun and Rain’, waar we ook Westerveld op de cello horen spelen. Het is de compositie waar het concert van de albumpresentatie mee eindigt. Een mooie link tussen de live vertolking en de beleving van het luisteren naar de cd daarna.

Met ‘Sun and Rain’ kiest Veenstra voor een prachtig gevoelig lied met een warme begeleiding en voor een rustig begin van zijn nieuwste album. De stem van Veenstra lijkt nog steeds veel op die van Christopher Cross, zoals ik bij zijn debuut al aangaf. De muziek van Aidan’s Well is echter op een veel alternatievere leest geschoeid dan die van Cross. Met dit openingsnummer roept de band wel een heel warm gevoel op en het liedje nestelt zich lekker in je hoofd.

Fraaie melodieën

Op het album Unfold ligt het tempo afwisselend hoog en weet Aidan’s Well een fraaie melodie te koppelen aan een snelheid, waarmee sommige liedjes radio-geschikt zijn. Dat is natuurlijk belangrijk om kans te maken opgepikt te worden. Wie met een ballad wil scoren moet van heel goeden huize komen en veel geluk hebben. Dat van goeden huize komen zit bij deze band wel snor, maar de geluksfactor is wat moeilijker af te dwingen.

De iets veranderde koers van Aidan’s Well is geen aardverschuiving, maar meer een evolutie. Wie al van de band hield bij het debuut zal zich ook met Unfold comfortabel voelen. Veenstra en de zijnen schuiven iets op richting een mogelijke hit-gevoeligheid, die hen overigens van harte gegund is. Live weet de band dat ook kracht bij te zetten door af en toe steviger uit de startblokken te komen dan bij het vorige optreden. Het klinkt allemaal net wat strakker en vooral zelfverzekerder. Als we dat combineren met het vakmanschap en het spelplezier, dat zowel van het podium als van het album spettert, dan kunnen we alleen maar heel gelukkig zijn met deze tweede worp van Aidan’s Well. Een plaatje om steeds maar weer opnieuw van te genieten.

Weten versus geweten
Boeken / Non-fictie

Weten versus geweten

recensie: Floris Cohen - Het knagende weten
Weten versus geweten

Hoe verhouden wetenschap en geloof zich tot elkaar? Heeft de een de ander overbodig gemaakt? Of hebben ze niets met elkaar te maken? Floris Cohen behandelt deze vragen aan de hand van een elftal mannen wiens religieuze wereldbeeld door nieuwe kennis ingrijpend veranderde.

Tussen weten en geloven bestond lange tijd weinig spanning. Zo ongeveer alle grote geleerden waren diep gelovig. Maar vanaf de zeventiende eeuw begon bij steeds meer wetenschappers het weten te knagen aan het (religieuze) geweten.

Floris Cohen weet dit spanningsveld in zijn nieuwste boek goed in kaart te brengen. Deze hoogleraar in de vergelijkende geschiedenis van de natuurwetenschap is ook goed thuis in de filosofie omtrent dit onderwerp. Deze filosofische reflectie maakt dat het boek veel meer is dan een geschiedenisboek over de natuurwetenschap.

Legendes

De filosofische bril zet Cohen pas halverwege het boek op. Daarvoor is hij vooral de historicus die populaire misvattingen rechtzet. Zo klopt er van de dominante visie van het conflict tussen de Rooms-Katholieke Kerk en Galileo Galilei bar weinig. In eerste instantie zag de Kerk het heliocentrische wereldbeeld dat Galilei uitdroeg namelijk niet als strijdig met Bijbelse passages die een geocentrisch wereldbeeld impliceerden. Die zouden, net als Bijbelse verwijzingen naar een platte aarde, niet letterlijk genomen hoeven worden.

Het gevecht tussen Galilei en het Vaticaan is eigenlijk voor een groot deel een persoonlijke vete tussen de toenmalige paus en Galilei. Cohen beschrijft uitvoerig hoe het allemaal wél verlopen is en weet dat zo te doen dat het ook nog enorm spannend is om te lezen.

De legende over Galilei’s conflict met de Kerk is symbolisch voor de populaire opvattingen over de relatie tussen wetenschap en geloof. Ook van die visie laat Cohen weinig heel, zonder daarbij te vervallen in makkelijke oplossingen. Zo moet hij zowel weinig hebben van opvattingen dat wetenschap van religie niets over zou hebben gelaten, als van opvattingen dat wetenschap en religie niets met elkaar te maken zouden hebben – en er dus ook geen sprake van spanning zou zijn.

Nuance

Cohen laat aan de hand van historische figuren als Galilei, Newton, Darwin en Kant zien dat wetenschappelijke ontdekkingen wel degelijk voor spanningen zorgden en hun religieuze wereldbeeld aan het wankelen brachten – bij de één meer dan bij de ander – hoewel dit nooit volledig omviel.

Die nuance en finesse is vandaag de dag in het debat over religie en wetenschap vrijwel volledig afwezig. Op YouTube zijn talloze debatten tussen wetenschappers te vinden over het al dan niet bestaan van God. Of het nu atheïsten zijn, zoals Richard Dawkins, of gelovigen, zoals Francis Collins: Cohen moet er weinig van hebben. Hij stoort zich vooral aan het gebrek aan filosofische reflectie op de beperkte reikwijdte die inherent is aan de moderne natuurwetenschap. Hij verbaast zich erover dat zij die zich met zoveel toewijding inzetten om via de wetenschap het (niet) bestaan van God aan te tonen, zich nooit hebben verdiept in wat er in het verleden over dit thema is gezegd.

Wat er in het verleden over is gezegd, valt in aantrekkelijk proza te lezen in Het knagende weten en het boek is daarmee geen overbodige luxe voor de Dawkinsen en Collinsen van deze wereld.

Troost
Boeken / Non-fictie

Troost in het tranendal

recensie: Bert Keizer - Vroeger waren we onsterfelijk
Troost

Sterven speelt in het leven van verpleeghuisarts en filosoof Bert Keizer een prominente rol. Als columnist van Trouw en Filosofie Magazine schrijft hij vaak over ethische kwesties en is hij langzamerhand het geweten van het euthanasiedebat geworden. In Vroeger waren we onsterfelijk, een nieuwe bundel columns, schrijft Keizer over de dood en of we, wachtend op het onvermijdelijke, ergens troost kunnen vinden.

Gerard Reve constateerde al eens dat schrijfsels van optimisten je tot zelfmoord brengen, terwijl van werken van pessimisten altijd een enorme troost uitgaat. Volgens mij heeft dat te maken met het gegeven dat pessimisten – waarschijnlijk uit noodzaak – meer gevoel voor humor hebben.

Humor

Bert Keizer kan een gevoel voor humor niet ontzegd worden en hij is inderdaad niet bepaald het zonnetje in huis. Men wordt, geheel in lijn met Reves bevinding, juist eerder vrolijk dan somber van dit boek. Ook al wijst Keizer ons er regelmatig in alle luchtigheid op dat we allemaal doodgaan en dat die dood vaak ófwel te vroeg komt of pas na vele jaren van aftakeling – en dus te laat.

In Keizers werk lees je veel van Reve terug – zowel wat betreft zijn gevoel voor humor als zijn levensopvatting. De pessimistische grondhouding zorgt voor een zoektocht naar troost. Keizer vindt die – en daarmee komen we bij de kern van het boek – vooral in de filosofie, literatuur en geneeskunde. Daar kan ‘uitzonderlijk goed gedacht, gehuild en gelachen’ worden

Geloof

Keizer verschilt van Reve op één belangrijk punt. Wat Reve vond, verloor Keizer: het geloof. Daar moet hij niets van hebben: ‘Ik was en ben volkomen immuun voor religiositeit en mijn andere idool uit die jaren, G.K. van het Reve, kon ik in religieus opzicht nooit volgen.’

Hoewel Keizer de Rooms-Katholieke Kerk er stevig van langs geeft, is zijn relatie met de kerk niet eenduidig. Zo vindt hij het celibaat achterlijk, maar voor de anglicaanse priesters (die wél mogen trouwen) heeft hij geen goed woord over: ‘als gepensioneerd katholiek vind ik dat een priester zonder neukverbod, nou ja, dat dat geen echte priester is’.

Keizer schrijft met een zekere weemoed over zijn katholieke jeugd. En hoewel hij zelf geen deel meer uitmaakt van die Kerk, verwijt hij de achterblijvers het gemak waarmee zij, in een poging bij de tijd te blijven, de hele katholieke santenkraam (de beelden, rituelen), bij het grofvuil hebben gezet:

‘De kerk in Nederland rent steeds achter de tijdgeest aan, in hun haast al die dingen van zich af gooiend die, als ze eraan vast hadden gehouden, hun kraampje nog redelijk draaiende hadden kunnen houden.’

Schuld

Ten aanzien van lijden en sterven, in dit geval van de kerk die hij in zijn jeugd bezocht, voelt Keizer compassie. En ten opzichte van de pater die hij nog van vroeger kende, schuld:

‘Als ik later met Pater B. naar buiten wandel door de lege kerk, waarin onze stemmen een plechtige echo krijgen, voel ik een zekere schuld tegenover deze mannen die door de wereld verlaten worden voordat zij haar verlaten hebben. Het is alsof we al over hen aan het napraten zijn terwijl ze er nog zijn. Het is wreed en er is geen verdediging tegen van hun kant. Wij van onze kant weten niet goed wat te doen.’

Dood

De dood heeft binnen het katholieke een duidelijke plaats, hetgeen waarschijnlijk ook de dubbelzinnige houding van Keizer tegenover dat geloof verklaart. Met het vraagstuk ‘dood’ is Keizer zich dus heel zijn leven blijven bezighouden. Hij komt alleen met een ander antwoord, of beter gezegd: geen antwoord. Net zomin als hij de antwoorden zoekt in een Goddelijke Plan, heeft hij weinig op met de ‘wij zijn ons brein’-mentaliteit waarin alle antwoorden liggen in het biologische. Darwinitis noemt hij dat.

De onderzoekende Keizer houdt meer van open vragen dan van alles verklarende antwoorden: ‘Als wij helemaal van de Aarde zijn, waar komt dan die on-aardse vlag vandaag die zo hardnekkig in ons hoofd blijft wapperen?’

Escher - Vesuvius
Kunst / Expo binnenland

Escher van dichtbij

recensie: Escher, close up
Escher - Vesuvius

Een doolhof, een mysterie, een mindf*ck, dat zijn de werken van kunstenaar M.C.Escher. Maar daarachter zat ook een man, met hobby’s, een grote liefde en talent voor fotografie. Dat laten Eschers persoonlijke foto’s zien in Escher, close up.

De tentoonstelling Escher, close up geeft met nooit eerder vertoonde foto’s uit Eschers eigen fotoalbums een nieuwe blik op zowel zijn persoon als zijn kunstenaarschap. De Nederlandse kunstenaar Maurits Cornelis Escher (1898-1972), liefkozend ‘Mauk’ genoemd, plaatste zichzelf ergens tussen kunstenaar en wiskundige in. Hij noemde zichzelf een ‘begripsmens’ en minder een ‘gevoelsmens’, iemand die de wereld om hem heen bestudeert en niet zozeer zijn relaties tot andere mensen. Maar Eschers foto’s tonen toch meer van het laatste. We krijgen een lachende Escher te zien, een vader en echtgenoot, een man die geniet van reizen en buiten zijn.

Escher maakte tussen 1921 en 1935 jaarlijks een trektocht in Italië. Vrienden fotografeerden hem op deze reizen en hij maakte zelf foto’s en schetsen van indrukwekkende uitzichten, die hij bijna letterlijk weer in zijn latere prenten zou verwerken. Zijn ‘landscapes’ (de foto’s en schetsen) zijn een voorloper van de latere ‘mindscapes’ waarin hij de werkelijkheid echt naar zijn hand zette.

Van Rome tot Den Haag: foto’s uit het hart

escher

Echtgenote van Maurits Cornelis Escher met uitzicht op Atrani,
mei 1931

Eschers foto’s laten zijn grootste liefde Jetta Umiker zien, de vrouw die hij op een van zijn Italiaanse reizen ontmoette en met wie hij trouwde. Hij bracht haar romantisch in beeld bij een vijver, dromerig aan tafel in hun huiskamer in Rome en bovenop een rots met ongelofelijk uitzicht op een wit, Italiaans dorpje, dat hij later weer verwerkte in een prent.

Deze tentoonstelling is een welkome afwisseling met de grafische werken van Escher, die vooral het hoofd aanspreken. Ook de foto van Escher met zijn net geboren zoon George is ontroerend. Vader kijkt vertederd neer op de baby in zijn armen die aan zijn baard trekt. Met het licht van boven lijkt dit serene tafereel wel een mannelijke versie van de Madonna met kind. De foto van Escher met vrouw en kinderen in Scheveningen op het strand, de pier op de achtergrond, spreekt ook al tot het hart en werkt goed in de Haagse setting van het Eschermuseum.

Escher als fotograaf

escher

Maurits Cornelis Escher met George Arnold Escher
29 december 1926

Fascinerend aan de foto’s die Escher zelf heeft gemaakt is de focus op het lijnenspel en de compositie. Het licht, de schaduw, de bomen, twee zuilen, ze vormen allemaal patronen in Eschers ingekaderde beeld. Zijn vrouw en kinderen portretteerde hij op heel bijzondere wijze. Op een foto uit 1931 staat zoontje George Arnold half in het water. De spiegeling in het water geeft een verdubbeling van het beeld, waardoor een speels beeld van de werkelijkheid ontstaat, zoals ook in latere werken als de Modderplas (1952). Maar steeds rijst dan de vraag waar de mensen zijn gebleven in Eschers uiteindelijke kunstwerken. Blijkbaar zag hij de natuurlijke en wiskundige wetmatigheden eerder als geschikt onderwerp voor kunst, dan de portretten van zijn dierbaren.

Museumwaardig

Eschers blik op de wereld was poëtisch. Hij toonde de schoonheid van de omgeving en van de mensen die hij fotografeerde. Oorspronkelijk waren het kiekjes in zijn fotoalbum, niet bedoeld voor expositie. Maar nu ze zijn uitvergroot en ingelijst, wordt de schoonheid van Eschers foto’s heel duidelijk. Desondanks had het museum wel groter mogen uitpakken. Een duidelijke verhaallijn in de expositie ontbreekt en citaten uit Eschers dagboeken of lezingen zouden meer licht kunnen werpen op zijn persoon. Om Escher ‘close up’ te zien, moet je als bezoeker wel de tijd nemen om zelf in te zoomen. Maar dan komt Escher ook verrassend dichtbij.

Boeken / Fictie

De maan is een kille minnaar

recensie: Allard Schröder - De schone slaper

Zich afzonderen in volmaakte eenzaamheid in West Palm Beach, Florida: dat is het plan van de ijzige zakenvrouw Sélène Maria Richter. Maar het lot beslist anders, in deze donkere vertelling van Allard Schröder.

De schone slaper is het portret van een vrouw die zich met hardvochtige ambitie ontworsteld heeft van een duister verleden. Er verrijst een beeld van een strenge protestantse achtergrond ergens in de provincie. Een landhuis waar de erfzonde zo zwaar weegt dat zij het leven van de kinderen verstikt: een goede voedingsbodem, zo blijkt al snel, voor een meedogenloos karakter met duistere verlangens.

Sélène meent dat ze haar demonen achter zich heeft gelaten. Met kille machtsbegeerte is ze opgeklommen tot de bovenste treden van een grote bank. Ze ziet zichzelf als een godin; anderen noemen haar ‘de haai’. Haar kracht is, zo schrijft ze, dat ze het lijden van anderen onbewogen kan aanzien. Ze is volkomen eenzaam en ongenaakbaar; tot twee ontmoetingen haar zorgvuldig opgebouwde pantser onverwachts doen scheuren.

Beeldend verteld

Zo beschreven klinkt De schone slaper als een realistische roman. Maar niets is minder waar. Schröder houdt de feitelijke contouren van zijn verhaal vaag. Zo blijven tijd en plaats grotendeels onduidelijk. De enige stad die een rol van betekenis speelt, West Palm Beach, wordt getypeerd als een fantasiewereld: “een stad vol speelgoedgebouwen in een speelgoedwereld, alles lijkt hier opgetrokken uit aardbeienbavarois en pistache-ijs. Een kinderparadijs is het hier, bevolkt door bejaarden in korte broek.”

Het sprookjesachtige wordt versterkt door het taalgebruik. De beelden schuren soms langs de rand van het kitscherige, maar worden in toom gehouden door het ijzeren ritme van zijn zinnen: “Ik laat me rondvaren door een moerasbos, lange slierten vochtig groen hangen rouwend naar beneden, een vogel schreeuwt, een alligator loert boven het water uit. Het zijn dagen van verwondering.” De beschrijvingen zijn kleurrijk en poëtisch, uitstekend op hun plek in dit sprookjesachtige verhaal.

Dubbel bezoek

Naarmate het verhaal zich verder ontvouwt, krijgt Sélène in haar kinderparadijs in Florida bezoek van haar achterneef Endy. Diens naam verwijst naar Endymion, de mythische ‘schone slaper’ op wie de maan (Selene) verliefd werd. Met zijn bleke huid, donkerbruine krullen en ziekelijke voorkomen wordt Endy beschreven als een jonge John Keats, de dichter die schreef over Endymion. Endy’s romantische onschuld wekt diepe verlangens op in de oudere Sélène, die haar lusten nauwelijks kan bedwingen.

Sélènes tweede tegenspeelster is Justine, een vrijgevochten vrouw wier naam verwijst naar de roman van Marquis de Sade. Het is daarom geen toeval dat Sélène deze vrouw voor het eerst tegenkomt in een parkeergarage, waar ze verwikkeld is in een sm-scène met een onbekende man. Na deze bizarre ontmoeting raken de twee bevriend; Justine wakkert in Sélène de zucht naar vrijheid wakker, naar lichtheid, en naar het onbezorgd volgen van haar instincten.

Modern sprookje

Tussen deze twee polen, die de twee kanten van de Romantiek lijken te symboliseren, beweegt het verhaal zich naar een onherroepelijk einde. Sélène daalt af uit haar ivoren toren en verdwaalt in een wereld van verboden verlangens, die met duivels genoegen wordt beschreven door Allard Schröder. Met De schone slaper heeft hij een modern sprookje geschreven, een allegorie die rijk is aan beelden en associaties, met ritme en precisie geschreven, hartstochtelijk maar nooit sentimenteel, poëtisch zonder kitscherig te worden: een welkome afwisseling op het droge realisme van veel modern proza.

Boeken / Non-fictie

Wie niet sterk is, moet slim zijn

recensie: Luc Panhuysen - Oranje tegen de Zonnekoning​

Als herdersjongen versloeg koning David, het favoriete Bijbelpersonage van Willem III, de reus Goliath met een steen. Luc Panhuysen (1962) beschrijft in zijn schitterende boek ​Oranje tegen de Zonnekoning​. ​De strijd van Willem III en Lodewijk XIV om Europa, welk wapen Willem zelf gebruikte: coalitievorming.

Historicus Panhuysen, bekend van zijn klassiekers Rampjaar 1672 (2009) en De Ware Vrijheid (2005), is een rasverteller. Met behulp van omvangrijk bronmateriaal wekt hij de protagonisten op toegankelijke wijze tot leven alsof je er zelf tussen staat. Je voelt bijna de siddering van het Franse publiek tijdens Lodewijks immense vuurwerkshow en je ruikt haast de bezwete paarden wanneer Willem terugkeert van zijn jachtgronden.

Glorie

Tijdens de Fronde van 1649 moest Lodewijk XIV (1638-1715) Parijs ontvluchten. Hij leerde dat een koning nooit in de stad kan wonen, maar alleen daarbuiten machtig en veilig kan zijn. Na zijn kroning in 1654 veranderde Lodewijk in de Zonnekoning, wiens gloire (glorie) afhing van de veiligheid van het koninkrijk én van zijn veroveringen op het slagveld. Voor Lodewijk vormden de Spaanse Nederlanden het perfecte toneel voor de verwerving van glorie en veiligheid.

Ook zijn, tot dan toe onbeduidende tegenstrever Willem III (1649-1702), was door veiligheid geobsedeerd. Willem stelde zich de fortificatie van de Spaanse Nederlanden ten doel. Hoewel Willem na 1672 machtiger was dan alle stadhouders voor hem, kon hij zich nooit aan de diepgewortelde Nederlandse overlegcultuur onttrekken. Toen Amsterdam in 1683 weigerde tegen Frankrijk te vechten haalde de prins bakzeil.

Pragmatisch politicus

Daarin schuilt volgens Panhuysen het grote verschil tussen de beide kemphanen. Terwijl Lodewijk als absoluut vorst telkens zijn zin kon doordrijven, was Willem afhankelijk van (inter)nationale coalities om Frankrijk te kunnen weerstaan. Die coalities legden hem overigens geen windeieren. Door de Haagse Alliantie van 1673 en de Grote Alliantie van 1689, werd de macht van Lodewijk op beslissende momenten ingeperkt.

Na het overlijden van Karel II van Engeland in 1685, kwam zijn kinderloze broer Jacobus op de troon. Als katholiek bevoordeelde Jacobus echter schaamteloos zijn geloofsgenoten, waardoor zijn populariteit in het anglicaanse Engeland rap afnam. Willem begon een openlijke propaganda campagne om samen met zijn Engelse vrouw Mary de troon over te nemen. Panhuysen laat goed zien hoe de pragmatische politicus Willem daarin slaagde.

Historische concessie

Allereerst beloofde hij volledige vrijheid van geweten, ook voor katholieken. Hieruit bleek Willems streven naar een brede machtsbasis, zo stelt Panhuysen. Maar Willem deed nog iets bijzonders. Hij liet het Engelse parlement meedenken over staatszaken, waardoor het medeplichtig werd. Het klapstuk vormde de Triennial Act. De koning was voortaan verplicht om ten minste één keer in de drie jaar het parlement voor minimaal vijftig dagen bijeen te brengen. Door nieuwe belastingwetten kwam het economische potentieel van Engeland tot bloei én nam de slagkracht van het leger toe. De Act of Settlement (protestantse troonopvolging), die nog steeds geldt, en de Bill of Rights zorgden voor een duurzame ontwikkeling van de constitutionele monarchie.

In zijn kenmerkende frivole stijl, beschrijft Panhuysen hoe Frankrijk ondertussen steeds verder in verval raakte. Tussen 1693-1694 stierven twee miljoen mensen van de honger. De verkoop van openbare ambten om zijn legers te financieren werkte averechts. De belastingopbrengsten liepen sterk terug. Na de dood van Willem in 1702, leed Lodewijk op het slagveld een aantal gevoelige nederlagen, waarvan hij God de schuld gaf. Vlak voor zijn dood drukte hij zijn kleinzoon zelfs op het hart ‘in vrede met de buren te leven.’ Een opmerkelijke uitspraak van een man die zichzelf als Zonnekoning ooit als het stralende middelpunt van de wereld waande.

Theater / Voorstelling

The Family continues

recensie: Theater Utrecht - The Family deel 1 en 2

Van maart tot en met juni van dit jaar wordt in Theater De Paardenkathedraal door Theater Utrecht onder leiding van regisseur Casper Vandeputte de vierdelige reeks The Family gespeeld. In maart hebben we al verslag gedaan van deel 1, nu is het tijd voor deel 2. Omdat er erg weinig afzonderlijke voorstellingen van deel 2 zijn, zien we vanavond een double bill. Dat heeft zowel voor- als nadelen.

Tijdens de première was het potentieel van de voorstelling goed zichtbaar, maar het kwam er nog niet helemaal uit. Dat is nu wel zo. Deel 1 staat als een huis en is veel strakker en helderder. Met name Sanne den Hartogh als Kil is heel sterk. Hij heeft veel meer grip op zijn personage en zijn spel is meeslepend. Als hij kwaad uitvalt, hetzij met woorden hetzij met een zwaard, komt er onmiddellijk een lachje achteraan. Dat maakt hem zowel onbetrouwbaar als schattig. Later als hij onrustig wordt omdat Doc misschien vertrekt om bij zijn nieuwe vriendin te gaan wonen wordt hij zelfs gevaarlijk. Ook de andere spelers zijn veel duidelijker in hun keuzes, op Isabelle Houdtzagers als Gina na, die was gewoon al heel erg goed.

Bijna gezellig

Het gevolg van dat sterke deel 1 is wel dat deel 2, dat immers nog maar kort gespeeld wordt, lang zo spannend niet is, al heeft ook deze aflevering veel potentie. Het decor wordt evenals de kostumering ingrijpend veranderd, alles wordt wat meer “sociaal aangepast” en is bijna gezellig te noemen.

Ieder deel heeft een andere gastacteur, in deel 2 is dat René van ’t Hof. Van ’t Hof speelt de vader van Doc, Kil en Gina en maakt daar een prachtig nummer van. Zijn spelplezier en geestige improvisaties maken hem, ondanks het feit dat de vader een verschrikkelijke man is, heerlijk om naar te kijken. Ook biedt zijn komst meer inzicht in wat er vroeger met iedereen is gebeurd.

Sadettin Kirmiziyüz als Doc, die in deel 1 goed werk verricht maar eigenlijk nog steeds niet zo spannend is als we hem kennen uit zijn eigen voorstellingen, moet niets van de vader hebben. Maar om Docs woede en afkeer echt te zien ontvlammen, moet deel 2 waarschijnlijk nog vaker gespeeld worden.

Verder zitten er in deel 2, naast een fraaie persiflage op Britney Spears, ook een aantal minder geslaagde acties. Sommige daarvan zijn voor de acteurs misschien grappig om te doen, zoals het met zijn allen op een gigantisch springkussen in de weer zijn, maar als publiek zit je je er eigenlijk bij te vervelen.

Vragen

Deze hele enscenering van The Family roept vragen op. Waarom doet Vandeputte dit? Zoals in onze eerdere recensie al opgemerkt werd: qua tekst en verloop van het verhaal zal de impact op het huidige theaterpubliek het niet halen bij die van de oorspronkelijk serie in de jaren zeventig. De beelden en de spelwijze doen vaak cartoonesk aan, dat is amusant. Maar krachtig wordt de voorstelling pas als de acteurs zelf geloven in wat ze staan te doen, zoals duidelijk blijkt uit het huidige deel 1.

De korte, en deels openbare, repetitietijd maakt het de spelers niet makkelijk. Er zullen weinig toeschouwers zijn die, zoals ik, nogmaals een bepaalde aflevering komen bekijken om te kunnen concluderen dat het nu veel beter is. En het vermoeden dat een volgende dubbele aflevering waarschijnlijk weer een sterk en een minder sterk deel heeft bekoelt het enthousiasme aanzienlijk.

Desalniettemin, het hele gebeuren rond The Family is dusdanig buitenissig en onconventioneel, net als de familieleden zelf, dat de nieuwsgierigheid naar wat er verder met ze gebeurt het ongetwijfeld gaat winnen van de praktische bezwaren. Het is mooi dat Vandeputte dat met spelers en medewerkers voor elkaar krijgt.