Boeken / Non-fictie

Denken over het kwaad

recensie: Bettina Stangneth – Het kwade denken

De Duitse filosofe Bettina Stangneth schrijft met haar nieuwste boek Het kwade denken een meesterwerk. In navolging van Kant en Arendt geeft ze op daverende wijze een actuele beschrijving van het kwaad en maakt ze de ethiek actueler dan ooit.

Stangneth werd beroemd met haar boek Eichmann in Argentinië (2012), waarin ze aantoont dat Adolf Eichmann niet als voorbeeld kan gelden voor de ‘banaliteit van het kwaad’, zoals Hannah Arendt dat beschrijft. Eichmann, een van de hoofdverantwoordelijken voor de Jodenvervolging in nazi-Duitsland, vluchtte na de oorlog naar Argentinië. Uiteindelijk werd hij opgespoord en terechtgesteld in Israël. Met de ‘banaliteit van het kwaad’ doelt Arendt op iemand die kwaad doet zonder dat hij daarbij die intentie heeft. Eichmann neemt ze als voorbeeld: hij was vooral bezig met het maken van carrière en het opvolgen van bevelen. Wat de gevolgen van zijn handelen waren heeft hij nooit overzien. Zijn handelen is overduidelijk kwaad – want hij heeft miljoenen mensen de dood in gejaagd – maar door het gebrek aan een besef daarvan ook ‘banaal’.

‘We zijn vrijer dan we willen’

Voor de moraal is denken vereist, zo stelde Kant. Alle mensen die over een rede beschikken weten wat goed is en wat fout. ‘Niets is zo simpel als de moraal’, begint Stangneth haar boek. Maar dit zorgt er niet direct voor dat iedereen juist handelt. De mens is namelijk zo absoluut vrij, dat hij een moreel onjuiste handeling kan voltrekken terwijl hij weet dat dit fout is. In een interview met de VPRO zegt de filosofe: “We zijn vrijer dan we willen.” We zijn dusdanig vrij, dat we onszelf voor de gek kunnen houden en kwaad kunnen doen, terwijl we weten dat het verkeerd is.

Stangneth laat zien waarom Eichmann niet ‘banaal’ kwaad was: hij dacht namelijk wel na. Ondergedoken in Argentinië heeft hij zitten broeden op het verhaal dat de slachtoffers het liefst zouden horen. Het werd een verhaal over een moeilijke jeugd en de slechte band met zijn vader. Dit, in combinatie met Arendts verhandeling over de banaliteit van het kwaad, heeft ervoor gezorgd dat we hem herinneren als een bijna zielige man die niet wist wat hij deed en slechts bij de groep wilde horen, ondanks het feit dat zijn verhaal een leugen was, zijn jeugd vredig en de band met zijn vader liefdevol.

Bevlogen waarschuwing

Stangneth legt in Het kwade denken in jip-en-janneketaal de Kantiaanse ’transcendentale eenheid van de apperceptie’ uit en gebruikt tal van metaforen om ook de niet-filosofisch geschoolde lezer bij de les te houden. Dat dit allebei lukt mag bijzonder knap genoemd worden. Ze schrijft zo vlot en bevlogen dat het lijkt alsof je niet een boek leest maar een college van haar bijwoont. En het lezen van Het kwade denken blijft niet zonder gevolgen. De lezer wordt direct aangesproken, de hele verhandeling lang. De ethiek staat namelijk onder druk. Hedendaagse filosofen bewegen wat rond in de samenleving en duiden hier en daar het een en ander, maar durven niet langer een ethisch oordeel te vellen.

Deze angst zien we ook breder binnen de maatschappij, waarschuwt de filosofe. Er worden minder discussies gevoerd omdat mensen zich te snel persoonlijk aangevallen voelen als iemand het niet eens is met hun mening. Zo is een trend ontstaan van het hebben van meningen die je niet langer hoeft te verdedigen met argumenten, maar die je mag hebben omdat het je recht is. Maar wat dat recht ons biedt, blijft op deze manier verborgen.

Stangneth gaat hier dan ook lijnrecht tegenin, omdat het überhaupt kunnen vormen van een oordeel volgt op het gebruik van de rede, die elk mens bezit. Wanneer hierover niet gecommuniceerd wordt en er dus geen gemeenschappelijke ruimte van veronderstelde waarheid overblijft om in te bewegen, verdwijnt ook de ondergrond voor het maken van een juiste keuze. ‘Waarheid is wat ons verbindt’, citeert Stangneth filosoof Karl Jaspers. In die gemeenschappelijke ruimte is mogelijkheid tot debat, tot leren van elkaar en tot oordelen over goed en kwaad. Als de moderne mens deze gemeenschappelijke grond doet wankelen, brengt hij zichzelf in gevaar.

Moraal voor de moderniteit

Daarmee trekt Stangneth de ethiek van Kant de 21e eeuw in. ‘Wat stelt een beetje waarheid nog voor zolang iedereen maar trots op zijn mondigheid kan zijn?’ Dit gaat over onze tijd van fake news en van jan en alleman die zijn mening rondschreeuwt en tegelijkertijd de vingers in de oren steekt. Welke plek heeft de moraal in de moderniteit? Stangneth laat zien dat de ethiek zeer onterecht een negatieve connotatie heeft gekregen. Moraliteit is gelijk aan menselijkheid en gaat aan elke cultuur vooraf. Ieder mens beschikt over een rede en ieder mens heeft de keuze in vrijheid daar naar te luisteren of niet. Met de Tweede Wereldoorlog als waarschuwing dwingt Stangneth je tot nadenken en laat zien dat we niet moeten onderschatten hoe simpel – en belangrijk – ethiek en het vrije denken ook in onze tijd zijn.

Boeken / Achtergrond
special: De 8WEEKLY-boekenredactie geeft leestips voor de vakantie

Lees de zomer door met deze titels

De zomervakantie is de periode bij uitstek om boeken te lezen. Wat is er fijner dan de zon op je snoet, een drankje binnen handbereik en een goed boek om in te duiken. De boekenredactie tipt 6 titels die niet in je koffer mogen ontbreken.

J.J. Voskuil – Het Bureau

Inge Cohen Rohleder: “Deze zomer lees ik – voor het eerst – Het Bureau van J.J.Voskuil. Iedereen in mijn omgeving had het jaren geleden al enthousiast aangeprezen maar ik had er geen zin in. Te lang, te saai misschien. Een wetenschappelijk bureau in Amsterdam met alle ins and outs vanaf de zestiger jaren, gaap.
En nu ben ik alsnog bewonderaar van Han Voskuil geworden.
Misschien omdat de sfeer van de tweede helft van de twintigste eeuw zo herkenbaar is. Misschien omdat ik zelf ook jaar in jaar uit in een team werkte en de afkeer, solidariteit, irritaties, verveling en sympathie – alle onderlinge, diep-menselijke bewegingen op een willekeurige werkplek, zo herken.
Het Bureau is een meesterwerk.
De hoofdpersoon Maarten Koning, alter ego van Han Voskuil, wordt neergezet met al zijn sterke en zwakke kanten, zijn angsten en voorliefdes, zijn onwrikbare huwelijk met de streng-linkse Nicolien en zijn hartstocht voor alles wat nog echt en authentiek is. Want juist in die periode begon het traditionele Nederland te veranderen in een leuke democratische consumentenmaatschappij. Iets dat het bloed van Maarten Koning deed koken van woede.
Duizenden pagina’s historisch, sociaal-psychologisch maar bovenal literair meesterschap.
Je moet er wel een flink lange vakantie voor hebben. En anders gewoon het hele najaar doorlezen, ’s avonds in bed.”

Yolanda Entius – Abdoel en Akil

Jesse van Amelsfoort : “Voor in de koffer, zeker wanneer de reis naar warm Zuid-Europa gaat: Yolanda Entius’ Abdoel en Akil. Een broeierig, op het scherpst van de snede geschreven roman over trauma en de grip die onze geschiedenis over ons heeft. Entius laat zien dat wat echt gebeurd is minder belangrijk is dan wat we denken dat er gebeurd is.”

Cynan Jones – Inham

André van Dijk “Een man komt bij bewustzijn, in een kajak, midden op zee. Hij weet niet wie hij is en hoe hij daar verzeild is geraakt. Er ontstaat een fragmentarisch zoeken naar aanknopingspunten, afgewisseld met de absolute wil om te overleven. Inham is een fenomenale overlevingstocht van lichaam en geest, prachtig gecomponeerd in een poëtische stijl. Een juweel voor de literaire fijnproever.”

T.C. Boyle – De Terranauten

Dorien Pool: “De Terranauten is een pageturner met inhoud en daarom perfect om op vakantie te lezen. Via (fictieve) dagboekfragmenten wordt het verhaal verteld van twee deelnemers aan een bijzonder experiment: Dawn en Ramsay worden samen met acht anderen twee jaar lang opgesloten in een afgesloten biosfeer. In dit gebouw is een compleet ecosysteen nagebouwd, inclusief een zee en een oerwoud. Er leven apen en vissen en de deelnemers verbouwen er zelf hun eten. Het verhaal is om meerdere redenen boeiend om te lezen. Doordat vijf mannen en vijf vrouwen samen zijn opgesloten, ontstaan er soap-achtige taferelen. Ook is het interessant om te lezen hoe ze omgaan met de druk van buitenaf: ze worden in de gaten gehouden door de media en ze moeten positieve publiciteit genereren om de financierders tevreden te houden.
Voor lezers die geïnteresseerd zijn in de wetenschap rondom een reis naar Mars is De Terranauten extra interessant: zou het technisch mogelijk zijn om het aardse leven kunstmatig na te bootsen en – belangrijker nog – kunnen mensen het aan om zo lang met elkaar opgesloten te zitten?”

Kurt Vonnegut – Cat’s Cradle

Kasper Nijsen: “Wie op een nieuwsluwe vakantie zijn dagelijkse portie absurde berichtgeving uit de VS van Trump begint te missen, zou ter vervanging het werk van een van haar beste absurdisten eens een kans moeten geven. Vonneguts visie op de waanzin van de geschiedenis is even hilarisch als diep-tragisch. Cat’s Cradle is misschien wel zijn sterkste werk, een allegorische vertelling over de waarde van geloof en de zoektocht naar waarheid. Achter de absurde taferelen, verteld in schijnbare jip-en-janneke-taal (“nice, nice, very nice”), gaat een messcherpe analyse van de grote tragedies van de twintigste eeuw schuil.”

 Dodie Smith – De dagboeken van Cassandra Mortmain

Carmen Ploeg:“Dodie Smith is vooral bekend van de 101 Dalmatiërs, maar deze zomer lees ik voor de tweede keer het boek dat ze eerst schreef: De dagboeken van Cassandra Mortmain (oorspronkelijke titel: I Capture the Castle, 1949). Deze nieuwe Nederlandse vertaling is een mooi moment om nogmaals in het bijzondere leven van Cassandra te stappen. Met haar ietwat vreemde gezin woont ze in een oud Engels kasteel. Waar een kasteel doorgaans doet denken aan luxe en veel geld, is de familie Mortmain enorm blut. Alle meubels van waarde zijn verkocht en ze betalen al lang geen huur meer. Gelukkig is dat voor de eigenaar geen probleem. Vader Mortmain heeft namelijk ooit een belangrijk literair boek geschreven en geniet nog van enige bekendheid. Inmiddels heeft hij alleen al jaren niets nieuws meer geschreven. Het gezin heeft alle hoop verloren dat de vader nog voor geld gaat zorgen. Dus proberen ze zichzelf te redden, met de hulp van een aantal lieve dorpsbewoners. Voor wat verkoeling tijdens de (hopelijk) warme zomer: Waan je op het regenachtige platteland van Engeland met De dagboeken van Cassandra Mortmain.”

Sarah Bakewell – De Existentialisten

Fenna Kortooms: “De Existentialisten is een interessante, spannende en levendige combinatie van filosofie en geschiedenis. Bakewell laat zien wie de filosofen waren die we nu de existentialisten noemen. Ze beschrijft niet alleen hun zienswijzen, maar ook hun levens, vriendschappen, relaties etc. We leren Husserl, Heidegger, Sartre, Merleau-Ponty, Camus en De Beauvoir kennen als denkers én als mensen die regelmatig met elkaar in discussie gingen of op elkaar verliefd werden. Bakewell gaat bovendien op zoek naar het onderliggende en komt een definitie van dat ‘existentialisme’, iets wat door veel historici gemeden wordt. De Existentialisten is zowel leerzaam als vermakelijk. Het boek neemt je mee naar de rokerige cafés van het Parijs van de jaren ’50 waar je van iedereen kan leren en met iedereen in gesprek kan gaan. Zo is dit boek zeker ook voor de thuisblijvers aan aanrader, omdat je door Bakewell mee op avontuur wordt genomen.”

J.M. Coetzee – The Lives of Animals

Vera Martens: “Mijn zomertip is The Lives of Animals (Dierenleven, in de Nederlandse vertaling) van J.M. Coetzee. Dit boek gaat over een schrijfster, Elisabeth Costello, die zich dierenleed enorm aantrekt. Het onderwerp raakt haar zo dat ze mensen die vlees eten niet eens meer in de ogen kan kijken. Costello geeft verschillende lezingen over dit onderwerp, die in de roman helemaal zijn uitgeschreven en veel interessante ideeën bevatten. Na één van haar lezingen raakt ze tijdens een diner met familie verwikkeld in een heftige discussie over het eten van dieren waarin verschillende meningen en argumenten op tafel worden gelegd.

The Lives of Animals vind ik een meesterwerk. J.M. Coetzee heeft een complex onderwerp waar op dit moment veel discussie over is in een fictief verhaal gegoten. Binnen dat raamwerk belicht hij deze kwestie van veel verschillende kanten: persoonlijke, religieuze, politieke en ethische argumenten komen aan bod. Toen ik het boek had uitgelezen voelde ik me enorm verrijkt én lichtelijk verward op een prettige manier. Zo knap hoe Coetzee door middel van fictie je aanzet tot diepgaand nadenken. Het riep veel interessante vragen op over mens en dier waar ik voorheen helemaal niet bij stil stond. Inhoudelijk is het een must read, maar ook qua stijl is het een prachtige en fascinerende roman doordat Coetzee’s speelt met metaperspectief en de grens tussen fictie en werkelijkheid. Ik ben fan.”

Harstad - Podium
Boeken / Fictie

Wachten op de toekomst

recensie: Johan Harstad - Max, Mischa & het Tet-offensief
Harstad - Podium

Het is even doorbijten, de ruim twaalfhonderd pagina’s van Max, Mischa & het Tet-offensief, maar de aanvankelijke weerstand gaat snel voorbij. De betovering van deze coming-of-age roman over identiteit en – het zal ook eens niet – de liefde, is fenomenaal. Gewoon laten gebeuren.

‘We eroderen. Net als de plekken waar we vandaan komen,’ aldus Max Hansen, toneelschrijver en regisseur. Hij is op tournee met zijn laatste toneelstuk en brengt de nachten door in zijn auto op verschillende parkeerplaatsen. De slapeloosheid drijft hem uit zijn hotelkamer, de duisternis en de stilte brengen hem in een staat van beschouwing die een terugblik op zijn leven mogelijk maakt. ‘Ik schrijf dit voordat ik het vergeet.’

De dag begint

Max komt oorspronkelijk uit Stavanger, Noorwegen en is op puberleeftijd geëmigreerd naar de VS. Zijn linkse hippieouders kozen voor het ruime perspectief dat het land van de onbegrensde mogelijkheden hen te bieden had. Dat levert schrijver Johan Harstad (1979) zijn eerste thema op: hoe te aarden in een nieuwe, onbekende wereld die tegelijkertijd verheerlijkt en gewantrouwd wordt? De eerste zin in Max, Mischa & het Tet-offensief drukt zowel Max als de lezer direct met de neus op de feiten:

De dag begint. Niets aan te doen. Niets, door niets en niemand niet.

Het leven moet geleefd worden en dat zullen we weten ook. Max manoeuvreert zichzelf vanuit opstandigheid richting de omarming van zijn nieuwe omgeving. Hij leert Mordecai kennen, vriend voor het leven en geestverwant waar het de liefde voor het toneel betreft. Via hem komt hij in contact met de intrigerende Mischa en Max wordt hopeloos verliefd op de zeven jaar oudere kunstenares. Harstad laat zijn personages in het onderling aantrekken en afstoten de dynamiek van het samenzijn ondergaan. De verbondenheid is intens maar tegelijkertijd uiterst kwetsbaar, niet in de laatste plaats door invloeden van buitenaf.

De liefde overwint

Dwars door het verhaal van Max vlecht de schrijver de wederwaardigheden van Owen, de oom van Max. Owen, of eigenlijk Ove, is ook ooit naar de VS vertrokken en heeft zich in de jaren zeventig vrijwillig aangemeld bij het Amerikaanse leger om naar Vietnam uitgezonden te worden. Hier legt Harstad prachtige verbindingen met de jonge Max, die volledig in de ban is van de Vietnamfilm Apocalyps Now en een nogal gekleurd beeld heeft van de impact van die oorlog. De ijzersterke afwisseling tussen tragiek en welvaren wordt door de schrijver tot in het uiterste doorgevoerd, waarbij hij soms vervalt in uitweidingen en opsommingen die langer dan een paar bladzijden doorlopen. Niet vervelend; de aankleding van deze geschiedenis is overtuigend en alles lijkt op de juiste plaats te staan.

Hoe de onderlinge verhoudingen tussen Max, Mischa, Mordecai en Owen eroderen onder invloed van tijd wordt door Harstad op een magische wijze verwoord. Daarbij krijgt de buitenwereld een belangrijke rol: de Vietnamoorlog, de val van de Berlijnse Muur, de WTC-aanslagen en de verwoestende orkaan Sandy. Het vogelperspectief van de schrijver dringt diep door in de relaties die moeizaam overeind worden gehouden. Een confrontatie van belangen ligt vanzelfsprekend voor de hand.

Toch is het de liefde die in dit epos lijkt te overwinnen, met een natuurlijke bevlogenheid die ondersteund wordt door de kunsten. Harstads totaaltheater is doorspekt met scènes over de schilderkunst van Mischa, het acteren van Mordecai, de muziek van Owen en de toneelstukken van Max. Alle kunstuitingen zijn fictief, maar met een doorlopende vingerwijzing naar het belangrijkste thema van dit boek: wachten. Het ongedurige wachten dat begint in de jeugd en vervolgens niet meer ophoudt, het verlangen naar meer en beter terwijl alles ondertussen gewoon doorgaat. Er is geen houden aan: de volgende dag begint.

Muziek / Album

Hemelse klanken

recensie: Paradisia – Sound of Freedom

Bij de eerste klanken van ‘Tell Me’, het openingsnummer van het debuutalbum van Paradisia, krijg je het hemelse gevoel dat dit wat speciaals is. Sound of Freedom houdt dat bijzondere gevoel het hele album vast.

Het damestrio uit London nam het album op in Berlijn. Een bijzondere keuze om niet in de UK op te nemen, waar zoveel muziek vandaan komt. Het geluid is overigens glashelder; daar mag geen misverstand over bestaan. En misschien is dàt wel het geluid dat bij Berlijn hoort.

Magie van de samenzang

Wie op het wereldwijde web wat zoekt over deze band, komt van alles tegen wat Paradisia zo bijzonder maakt. Maar je vindt ook zaken, die Paradisia helemaal niet nodig heeft, omdat de muziek zo wonderschoon is. Een hoes met ontklede dames – van achteren gezien – op de single ‘Warpaint’ is bijvoorbeeld niet nodig om luisteraars naar deze muziek te lokken.

Het meest opvallende nummer van het album Sound of Freedom is ongetwijfeld een heel bijzondere uitvoering van Bruce Springsteen’s ‘Dancing in the Dark’. Als je deze uitvoering gehoord hebt, denk je voortaan aan deze dames als je Springsteen’s hit op de radio hoort. Het is een gedurfde cover in een fraai nieuw damesjasje, dat heel goed naast de mega-hit van de Amerikaanse rocker kan bestaan. Paradisia verschuilt zich allerminst in de schaduw van deze grootheid, maar geeft Springsteen een folk-pop-podium voor zijn mooie compositie. Zo mooi, dat je bij de eerste tonen helemaal niet in de gaten hebt dat je naar deze bekende hit luistert. Maar zodra ze gaan zingen kan je niet meer om de tekst heen, die iedere muziekliefhebber zal herkennen. Hier bewijzen de dames opnieuw dat hun kracht ligt in de samenzang van hun stemmen, die magie voortbrengen als ze samenklinken.

Muzikaal verwennen

Paradisia bestaat uit Sophie-Rose Harper, Anna Pesquidous en Kristy Buglass. Sophie-Rose en Kristy verzorgen de vocalen. Kristy speelt toetsen en de bijzondere harpklanken worden gemaakt door Anna. Het zijn de samenzang en de harpgeluiden, die het hart van Paradisia vormen en voor aantrekkingskracht zorgen. Dat het geluid van het album zijn wortels heeft in de jaren zeventig zal niemand deren. In plaats van gedateerd klinkt het eerder vertrouwd.

Paradisia wordt door de collega-muzikanten opgemerkt, ondanks dat ze pas startende sterren zijn. Ze stonden al in het voorprogramma van Laura Mvula, Tom Jones, Bruce Springsteen, Paolo Nutini en Birdy. Ondertussen zijn ze al geboekt door Carole King, Imany en Michael Kiwanuka. Dat is meteen een fraaie lijst van aanbeveling.

Met bovenstaande lijkt het dan ook geen vergezochte aanname dat Paradisia een mooie toekomst tegemoet gaat. Het kan haast niet anders of Sound of Freedom vindt zijn weg moeiteloos naar de muziekliefhebber van kwaliteitsmuziek. Paradisia zal je oren strelen, verwarmen en verwennen.

Boeken / Non-fictie

Nzume schrijft menselijk, relativerend en toegankelijk

recensie: Anousha Nzume - Hallo witte mensen

‘Een product uit het giffabriekje dat identiteitspolitiek heet,’ oordeelde Elma Drayer in haar column in de Volkskrant over Anousha Nzume’s Hallo witte mensen. Een raar verwijt: dit boek is niet perfect, maar een dergelijk product is het niet.

Veel mensen gaan al steigeren zodra ze woorden als ‘culturele toe-eigening’ en ‘wit privilege’ horen. En het klopt dat tot er discussies over identiteit en etniciteit gevoerd worden die niet boven de privébesognes van de deelnemers uitstijgen. Maar zo’n boek is Hallo witte mensen van Anousha Nzume overduidelijk niet: Nzume grondt wat ze zegt duidelijk in discussies over macht en ongelijkheid tussen bevolkingsgroepen van verschillende etnische achtergronden. Er is dus geen sprake van particulier ‘geneuzel’, van ‘geklaag’ van iemand die zich achtergesteld voelt en daarom via een boek haar ‘gelijk’ probeert te halen.

Cruciale bijdrage

Hallo witte mensen is een cruciale bijdrage aan het publieke debat en de discussie over diversiteit en de omgang met verschil en pluraliteit in onze samenleving. Als witte Nederlander hoef je het niet met alles eens te zijn wat Nzume in Hallo witte mensen schrijft, maar te vaak blijkt dat niet eens over de basisaannamen overeenstemming bestaat. Hierdoor ontaardt elke discussie in een scheldpartij en lijkt iedereen aanstoot aan elkaar te nemen, in plaats van tot begrip en inzicht te komen. Dit is absurd. Een aantal historische feiten valt niet te ontkennen: dat Nederland honderden jaren lang een groot overzees rijk heeft gehad, dat ons land actief bij de slavenhandel betrokken was, dat ter legitimatie van deze ondernemingen allerlei racistische representaties van de zogenaamd inferieure ‘niet-witte’ gemobiliseerd werden. En dat deze processen nog steeds na-ebben, en niet in een paar decennia totaal verouderd zijn geworden.

Waar Nzume toe oproept, en met haar vele activisten, academici en anderen, waarvan een aantal hun opwachting maakt in Hallo witte mensen, is een zekere zelfreflexiviteit, een bewustzijn van ieders positie. Wie wij zijn en, belangrijker, hoe anderen ons zien, wordt voor een niet onaanzienlijk deel bepaald door hoe we eruitzien: man/vrouw is zo’n tweestelling, net als arm/oud en klein/groot. Ook zaken die in eerste instantie niks te maken hebben met ons uiterlijk, zoals rijkdom en seksualiteit, kunnen vaak afgelezen worden aan bijvoorbeeld iemands kleding en spraak. Over dit alles, zegt Nzume al vroeg in het boek, gaat Hallo witte mensen: dit boek gaat expliciet over kleur. Dus in plaats van te ontkennen dat iemands identiteit zich langs meerdere assen vormt, licht Nzume één zo’n as uit.

Toon

Het probleem met Hallo witte mensen is dus niet de insteek die het boek heeft, maar de toon waarop Nzume haar inzichten aanreikt. Al in de titel spreekt ze haar lezers direct aan, en dat blijft ze het hele boek doen. Vaak worden paragrafen of secties aan elkaar verbonden door frases als ‘je zult het nu wel doorhebben…’ of ‘Wat nu, lieve witte mensen?’ Ze houdt de afstand tussen tekst en lezer zo klein mogelijk. Aan de ene kant voorkomt ze zo dat Hallo witte mensen een droog academisch traktaat wordt, aan de andere kant bestaat het gevaar dat de vertelstem tot een imaginaire (witte) lezer spreekt, waardoor niemand zich echt aangesproken voelt. ‘Maar dit ken ik al,’ kan een lezer denken. ‘Ik ben mij al van deze dingen bewust.’ Onbedoeld creëert Nzume zo een vluchtweg.

Toch lijkt het alsof deze vertelstem soms de toegankelijkheid van de tekst in de weg zit. Nzume legt over het algemeen helder uit en is vooral op dreef tijdens anekdotes en illustraties van de meer theoretische begrippen. Deze verhalen zijn vaak plaatsvervangend beschamend of onbedoeld grappig. Ze tonen gestuntel, ook van Nzume zelf en zijn daardoor menselijk, relativerend en toegankelijk. Vooruitgang komt niet op een wit paard, maar komt juist door dat vallen en opstaan, door met elkaar te praten over grieven en obstakels. Op zulke momenten maakt Nzume het beste pleidooi voor haar zaak.

Boeken / Fictie

Broeierig historisch drama

recensie: Gustave Flaubert - Salammbô

Hoewel de eer meestal naar Sir Walter Scott gaat, had de historische roman er vandaag ongetwijfeld anders uitgezien zonder Gustave Flauberts Salammbô. Bij uitgeverij Athenaeum is onlangs een herdruk verschenen.

‘Het was in Megara, een voorstad van Carthago, in de tuinen van Hamilcar.’ Zo opent Salammbô, de historische roman die Gustave Flaubert publiceerde in 1862, vijf jaar na het succesvolle Madame Bovary. Het zijn twee zeer verschillende romans, maar wat ze verbindt is de aandacht voor de stijl. Flaubert staat bekend om de precisie waarmee hij zijn verhalen schreef: is hij niet de auteur die gemakkelijk een hele dag aan één zin kon besteden, om die de volgende ochtend te schrappen?

Onmogelijke liefde

Salammbô speelt zich af aan het einde van de derde eeuw voor Christus. Carthago, de ooit trotse Mediterrane grootmacht, is door de Romeinen verslagen tijdens de Eerste Punische oorlog. Tot overmaat van ramp is het gezag niet in staat de huurlingen die aan haar zijde in de oorlog hebben meegevochten, te betalen. Onder leiding van onder andere Matho komen zij – door Flaubert ook wel ‘de Barbaren’ genoemd – in opstand. Matho wordt verliefd op Salammbô, de dochter van een Carthageense generaal, die door haar vader echter aan een Nubische prins is beloofd.

De plot van Salammbô is vrij eenvoudig en draait om de onmogelijke liefde tussen Matho en Salammbô. Voeg daarbij het treffen tussen de verschillende legers en een dramatische afloop, en zie daar het recept voor een redelijk generiek verhaal of Hollywoodfilm. Flaubert weet erbovenuit te stijgen door zijn gedetailleerde beschrijvingen van landschappen, kledij, eten en meer. Een aantal passages, waarin bijvoorbeeld een jonge Hannibal geofferd dreigt te worden, is zelfs ronduit griezelig.

De lezer anno 2017

Salammbô is een broeierige roman: de spanning tussen Carthago en de huurlingen, de verboden liefde, de verzengde hitte. In zijn nawoord schrijft vertaler Hans van Pinxteren dat Flaubert een stijl beoogde ‘zo gespannen als een atleet die klaarstaat voor de stad’; een rake typering. In dit alles zie je Flauberts meesterschap, zijn beheersing van de pen. Deze roman wordt – terecht – tot het beste van de wereldliteratuur gerekend. Haar invloed kan moeilijk overschat worden, zeker voor de negentiende eeuw. Voor de lezer anno 2017 zal het boek ontoegankelijker zijn, domweg omdat we nu andere eisen stellen aan literatuur. Maar wie zich die extra moeite getroost, zal beloond worden.

Jhumpa Lahiri -Atlas Contact
Boeken / Non-fictie

De auteur is het boek

recensie: Jhumpa Lahiri - De kleren van het boek
Jhumpa Lahiri -Atlas Contact

Pulitzerprijs-winnares Jhumpa Lahiri geeft in 2015 een lezing over haar bijzondere verhouding met het uiterlijk van boeken in het algemeen en dat van haar eigen boeken in het bijzonder. In De kleren van het boek is deze kritische overdenking op papier gezet.

Voor een schrijver moet het een vreemde gewaarwording zijn: je bent jarenlang bezig je nieuwste spruit het levenslicht te laten zien, een intensief proces van scheppen en schaven, en als jouw woorden in boekvorm worden gepresenteerd, komt de verpakking opeens als een verrassing uit de lucht vallen. Het boekomslag blijft een discutabele aangelegenheid waarover de meningen uiteen blijven lopen. Dat gegeven heeft Lahiri aangegrepen om haar persoonlijke visie op papier te zetten. Resultaat: een nogal eenzijdige verhandeling over hoe een boek eruit zou moeten zien.

Familieband

Als het boek het geestelijk eigendom is van de schrijver, kan het omslag onmogelijk ‘ingekleurd’ worden door iemand anders. Dat is kortweg de mening van Lahiri. ‘Ook al bestaat het omslag om mijn woorden te beschermen, zodra het eraan komt, en een brug vormt tussen mij en de lezers, voel ik me kwetsbaar’. De schrijver heeft zelf, zo blijkt, geen enkele invloed op het omslagontwerp van haar boeken, wat nogal vreemd is omdat vrijwel iedere auteur in de hedendaagse boekenwereld een vinger in de pap krijgt als het om de uiterlijke vorm gaat. Er zijn schrijvers die de volledige regie opeisen, schrijvers die verlangens en suggesties aandragen en schrijvers die de uitgever en ontwerper geheel de vrije hand laten. De lijdzaamheid van Lahiri, uitmondend in een klagende opstandigheid, zorgt voor een sterk overtrokken weergave van de werkelijkheid.

Een lelijk omslag voelt als een vijand, onuitstaanbaar.

Wat wil deze bestellerauteur dan wel? Als voorbeeld laat ze de eerste druk van A room of one’s own (1929) van Virginia Woolf zien. Het omslag is ontworpen en getekend door kunstenares Vanessa Bell, zuster van de schrijfster. Hier is voor Lahiri duidelijk dat de familieband zorgt voor een zogenaamde ‘optische echo’: Bell kent Woolf door en door, kent haar werk en heeft er veel waardering voor, dus is een omslag van de hand van Bell bij voorbaat al een succes. Deze absurde conclusie wordt deels onderuit gehaald door de geschiedenis: Vanessa Bell blijkt A room of one’s own nooit gelezen te hebben.

Zelfportret

Nog een voorkeur van Lahiri: boekomslagen die behoren tot een reeks. Ze vergelijkt dat met de onderscheidende schooluniformen in het India van haar jeugd. Die sobere en krachtige herkenbaarheid is wat het boek ook zou moeten hebben, een sterke identiteit maar verder voornamelijk anoniem. Nog radicaler wordt het als ze voorstelt het omslag geheel weg te laten, zoals gebruikelijk was bij oude bibliotheekboeken. Een boek met een kartonnen kaft waarop alleen titel en auteursnaam staan, dat is de meest ideale situatie waarbij het boek – de woorden van de schrijver – zonder verstoring van enig beeld de lezer kan bereiken.

Het is duidelijk dat Jhumpa Lahiri moeilijk te pleasen is met de omslagen van haar boeken. Dat blijkt het belangrijkste criterium te zijn: het omslag dient de schrijver te behagen. In deze geforceerde aanklacht – lezing en essay ineen – gaat ze volledig voorbij aan de positie van het boek als product in de boekhandel, aan de functie en werking van de uitgeverij als handelshuis én aan de kennis en kunde van de ontwerper. Ze suggereert tot slot nog een schilderij van Matisse of Morandi op haar omslagen te zetten, want ‘ik herken mezelf in de abstracte blik’. Dan volgt de fraaiste oplossing: een portretfoto van de schrijver zelf, zoals op de Nederlandse uitgave van haar bundel In other words is gebeurd. Niet uit ijdelheid, echt niet, maar toch: ‘Uiteindelijk is de auteur het boek. Beter een foto van mijzelf dan een of andere irritante, irrelevante afbeelding’.

Boeken / Non-fictie

Zoektocht naar de mening van de massa

recensie: Marc Josten - Weerwoord

Trump, Brexit en het Oekraïne-referendum. Drie recente gebeurtenissen waarin de publieke opinie de uitslag bepaalde. Maurice de Hond overspoelde ons met peilingen, maar over het ontstaan van de publieke opinie is nauwelijks iets bekend. Onderzoeksjournalist Marc Josten brengt hier met Weerwoord verandering in.

Weerwoord is onmiskenbaar geschreven door een onderzoeksjournalist. Marc Josten, die onder andere longreads voor De Groene Amsterdammer en Vrij Nederland schreef, heeft een theoretische, erudiete stijl en verwijst regelmatig naar denkers als Hannah Arendt, Jean Baudrillard en Plato. In het bijzonder haalt hij de Amerikaanse journalist Walter Lippmann vaak aan, die in de jaren twintig een boek schreef over de publieke opinie. De drie fasen van meningsvorming die Lippmann in zijn werk uiteenzet, vormen het fundament van Weerwoord. Het hele boek door grijpt Josten terug op, zoals hij het noemt, deze ‘drietrapsraket’: de selectiefase waarin de informatie wordt geselecteerd, de verwerkingsfase waarin de persoon de geselecteerde informatie interpreteert en de fase van de publieke opinievorming waarin individuele oordelen en identiteiten in een smeltkroes komen en zich tot een publieke opinie vormen.

Overtuigende verklaringen

Zeker, Weerwoord handelt over interessante materie en de casussen die Josten gebruikt om de drie fases zichtbaar te maken zijn uitstekend gekozen. Hij gebruikt de Tweede Wereldoorlog, de verkiezingsuitslag in de Verenigde Staten en de Zwarte Pietdiscussie om de theorie van Lippmann concreet te maken. De vraag hoe Hitler zo’n groot deel van de Duitse bevolking meekreeg in zijn antisemitisme blijft een interessante kwestie die Josten overtuigend weet uit te leggen. Ook de recentere situaties zoals de Amerikaanse verkiezingsuitslag en de felle Pietendiscussie zijn interessante en ongelooflijk actuele vraagstukken die snakken naar een verklaring. In zijn uitleg laat Josten zien wat er allemaal mis kan gaan in het proces van opinievorming en welke schade dit tot gevolg kan hebben. Zo is volgens Josten de selectiefase – de fase waarin we informatie verzamelen over een bepaald onderwerp door bijvoorbeeld het lezen van kranten, gebruiken van Facebook en door gesprekken met onze vrienden – een precair stadium. In deze eerste fase kunnen er conclusies getrokken worden op basis van foutieve of incomplete informatie. Een filterbubbel waardoor we alleen nog maar informatie krijgen die aansluit bij wat we al denken of, erger nog, nepnieuwsberichten zijn in onze huidige maatschappij vaak de oorzaak van het ontstaan van een verkeerd beeld van een situatie. Het is dus de grote vraag of we in staat zijn de juiste informatie te selecteren en te kunnen beoordelen. Een essentiële vraag voor iedereen die de democratie hoog in het vaandel heeft staan.

Waar blijft de eigen visie?

Doordat Josten het onderwerp zo goed toepast op het hier en nu, kunnen we de vraag of we niet net zo goed Walter Lippmanns boek zouden kunnen lezen min of meer loslaten. Maar wie op zoek is naar een oorspronkelijke, eigen visie van de schrijver op dit onderwerp, komt van een koude kermis thuis. Josten beschrijft voornamelijk zijn extensieve en langdurige zoektocht naar informatie over de publieke opinie en de inzichten die hij tijdens zijn zoektocht opdeed. Deze queeste blijkt grondig en zinvol, maar soms voelt Weerwoord louter als een bundeling van andermans inzichten, en dan met name die van Walter Lippmann. Daarnaast mag Josten nog wel wat doen aan zijn stijl, vooral op het gebied van helderheid en structuur. Hoofdstukken titelen zou een goed begin zijn.

Theater / Reportage
special: Holland Festival: deel 3

Eten met de Gabriels en een bijna-dood ervaring

In The Gabriels wordt de impact van de Amerikaanse verkiezingsstrijd op de middenklasse pijnlijk voelbaar gemaakt. Het Nationale Ballet brengt een indrukwekkende Shostakovich Trilogy en het Australische Back To Back Theatre sluit het 70e  Holland Festival af met een fascinerende bijna-dood ervaring.

10 juni: The Public Theatre – The Gabriels

Theater is een traag medium. Tenminste: dat is mij verteld. Wil je reageren op de actualiteit, dan duurt het minstens een halfjaar voordat alles goed en wel op de planken staat. The Gabriels van regisseur Richard Nelson is dan ook een bijna onmogelijke opgave: een trilogie over het verkiezingsjaar 2016, met de daadwerkelijke verkiezingsdag (8 november) als premièredatum. Naar verluid werd het script een paar uur voor de opening nog herschreven. Het resultaat is wonderwel geslaagd. In zes uur krijgen we – letterlijk – een kijkje in de keuken van een doorsnee Amerikaans gezin. Een gezin dat niet op de barricades staat, maar worstelt met verlies en een toekomst die steeds ongewisser wordt.

The Gabriels had gemakkelijk een theatrale analyse kunnen worden van de verkiezingsstrijd. Zet een gezin voor de televisie, laat hen commentaar geven op Hillary en The Donald, en je hebt een geëngageerde voorstelling. Zorg daarnaast voor een aantal persoonlijke conflicten die tot uitbarsting komen in de derde akte, en je bent er van verzekerd dat het publiek weet waar het aan toe is. Het niet inlossen van deze verwachtingen is precies wat deze voorstelling intrigerend maakt. Bovenal gaat The Gabriels over rouwverwerking: de dood van Thomas Gabriel brengt zijn weduwe, ex-vrouw, zus, broer, zwager en moeder samen in een serie van drie diners. Terwijl het eten bereid wordt, luisteren we naar alledaagse gesprekken en leren we geleidelijk aan meer over hun verleden en onderlinge verhoudingen. We zien het wantrouwen tussen de zwager en de ex-vrouw (“Wat doet zij nog steeds hier?”), de voorzichtige poging van de dochter om haar moeder te vertellen over haar seksualiteit, het financiële gevecht dat de zoon moet leveren om een goed onderkomen voor zijn moeder te garanderen. Nergens volgt een crisis en verzoening; in plaats daarvan zorgt Nelson voor een continue spanning tussen tekst en dat wat onuitgesproken blijft.

Politiek komt kort ter sprake: even wordt er gesproken over Bernie Sanders, of over een ver verleden waarin Hillary Clinton nog idealen had. De verkiezingsdag is een desillusie. Met weemoed denken de Gabriels terug aan de tijd waarin ze nog met optimisme en overtuiging stemden voor hun kandidaat. Nu is een stem voor haar vooral een stem tegen hem. Want stel dat hij wint. Wat dan? De aardverschuiving die het premièrepubliek na de afloop zal hebben gevoeld zullen weinigen verwacht hebben, maar de angst ervoor is een constante in de voorstelling.

De politieke zeggingskracht van The Gabriels zit echter niet zozeer in directe verwijzingen naar de verkiezingsstrijd, maar in de impact die het huidige politieke klimaat heeft op de toekomst van dit gezin. Op hulp van de overheid hoeft de verzwakkende matriarch Patricia niet te rekenen: haar volwassen kinderen moeten tweede banen nemen en de studielening van haar kleinkind gebruiken om haar te ondersteunen, en schuldeisers te weren van het ouderlijk huis. De tegenstelling tussen arm en rijk wordt hier pijnlijk duidelijk: keer op keer moeten zoon George en zijn vrouw Hannah vernederend werk doen voor bemiddelde cliënten om rond te komen. De American Dream is voor de middenklasse niet veel meer dan een cynische mythe geworden. Onder de schijnbaar nonchalante gesprekken, het snijden van de groentes, en het ophalen van oude herinneringen schuilt een overlevingsstrijd. Het overlijden van Thomas Gabriel luidt een overgang in naar een nieuwe, onzekere toekomst voor alle gezinsleden. Een toekomst die na 8 november 2016 nog grimmiger zal worden. (JvW)

17 juni: Het Nationale Ballet – Shostakovich Trilogy

De Shostakovich Trilogy is een uit drie delen bestaand ballet, gemaakt door choreograaf Alexei Ratmansky als eerbewijs aan diens grote inspirator, de Russische componist Dimitri Sjostakovitsj. Ratmansky woont al lang in Canada maar komt oorspronkelijk uit Oekraïne in de tijd dat het nog Russisch was. Net als Sjostakovitsj destijds is hij ongelukkig met de huidige politieke situatie in zijn oorspronkelijke vaderland.

Sjostakovitsj werd al jong erkend als geniaal musicus maar had zeer te lijden onder het stalinistische Sovjetregime, dat kunstenaars belemmerde te creëren wat ze wilden. Hij is zijn hele leven bang geweest voor represailles en heeft in zijn muziek steeds compromissen moeten sluiten.

Het eerste deel van de trilogie is de controversiële Negende Symfonie. De componist had van de Russische autoriteiten opdracht gekregen een triomfmars te schrijven over de overwinning van Rusland op Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar het eindresultaat beviel de autoriteiten niet. Zij vonden de muziek te licht, niet juichend genoeg en het werk werd zeven jaar in de ban gedaan. Een opvallende danser tijdens dit eerste deel is de Japanner Sho Yamada,  die zich zo licht en makkelijk als een vogel over het toneel beweegt, fascinerend om naar te kijken.

Het tweede ballet is gecreëerd op de Kamersymfonie. Sjostakovitsj schreef dit kort nadat hij, mogelijk onder dwang, lid werd van de communistische partij. Gekleed in een mooi pak met ontblote borst, maakt de hoofdpersoon een gekwelde indruk. Terwijl hij steeds door anderen wordt meegetrokken kijken op de achterwand grote hoofden van, naar ik aanneem, partijbonzen streng toe.

Sjostakovitsj maakte het Eerste Pianoconcert, toen hij nog heel jong was. De muziek is prachtig, dit derde deel is misschien wel het mooiste van de hele avond. Ook de vormgeving is schitterend: de achterwand is grijs met allerlei rode Russische symbolen, diezelfde kleuren zie je terug in de kostuums van de dansers. Shostakovich Trilogy is een must voor liefhebbers van klassiek ballet. Voor de virtuoze dansers van het Nationale Ballet moet het een feest zijn om hierin te mogen dansen. (EN)

25 juni:Back to Back Theatre – Lady Eats Apple

Het Australische Back to Back Theatre maakte in 2012 furore met Ganesh versus the Third Reich. Vijf jaar later is het nog steeds een van de meest indrukwekkende voorstellingen die ik gezien heb. Bij een tweede voorstelling komt het risico van te hoge verwachtingen onvermijdelijk om de hoek kijken, maar met Lady Eats Apple zorgt het gezelschap opnieuw voor een prachtige voorstelling.

Lady Eats Apple verwijst naar het verhaal van Adam en Eva, en begint in een bijzonder soort paradijs. We betreden een opblaasbare constructie op het podium van de schouwburg. Waar zijn we eigenlijk? Een soort luchtkasteel? De hemel? Een baarmoeder? De betekenis blijft in het midden. We ontmoeten Mark, een acteur met een verstandelijke beperking, die door een psychiater wordt getest in het benoemen van dieren. Hier keert de thematiek van Ganesh terug: in het samenspel tussen acteurs met en zonder verstandelijke handicap wordt het paternalisme en de ongelijke machtsverhoudingen tussen de twee pijnlijk duidelijk. Als Bijbelse God houdt de psychiater zijn Adam klein, maar Mark komt in opstand. Hij wordt kwaad over de belerende toon van zijn psychiater en besluit hem neer te schieten. Hij kan prima leven zonder een sturende hand.

Dan verduistert het paradijs en bevinden we ons in een soort limbo. We horen getuigenissen van bijna-doodervaringen, dan gaat het licht aan, opent de ‘baarmoeder’ waar we in zaten en kijken we uit op de zaal van de Amsterdamse Stadsschouwburg. Was dit een omgekeerde bijna-doodervaring: van hemel naar aarde? Een geboorte? In dit volgende deel zien we twee performers, eveneens met een beperking, elkaar voorzichtig verleiden. Hun zorgverlener moet er niks van hebben, en verbiedt hen om te dicht in elkaars persoonlijke ruimte te komen. Tevergeefs: als ze weg is, zoeken de twee toenadering. Schuchter uiten ze de affectie voor elkaar, eindigend in een verzoek van de man om mee te gaan naar zijn kamer. Seks en verstandelijke handicap is een taboe waar de strenge zorgverlener ongemakkelijk, misschien zelfs angstig, van wordt, maar waarom eigenlijk?

En hoe denk ik er zelf over, vraag ik me af. De psychiater en zorgverlener geven een ongemakkelijk inzicht. Het gezag dat zij opeisen, is in uitvergrote vorm het gezag dat wij als ‘niet-beperkt’ publiek onbewust als vanzelfsprekend achten. Ik verwachtte een voorstelling waarin performers volledig aangestuurd werden door een regisseur (of, om in de symboliek van deze voorstelling te blijven, een vaderlijke ‘God’) zonder verstandelijke beperking, niet een waarin ze een zelfstandige partij met een eigen stem waren. In het blootstellen en omkeren van die verwachtingen ligt de kracht van Back to Back Theatre. Lady Eats Apple legt niet alleen vooroordelen en ongelijke verhoudingen bloot, maar schept ook een arena waarin de kwaliteiten van performers met een beperking gevierd worden. In plaats van de codes die we van getrainde acteurs gewend zijn, bereiken zij een zeldzame oprechtheid en emotionaliteit. Een mooie afsluiter van een wederom geslaagde editie van het Holland Festival. (JvW)

 

 

 

Theater / Voorstelling

Glansrollen in Hugo Claus’ ‘De verlossing’

recensie: Theatergroep Suburbia - De verlossing

Herman Heijermans en Hugo Claus waren de grootste Nederlandstalige toneelschrijvers van de vorige eeuw. De laatste schreef in 1995 De verlossing. Tot en met zondag 30 juli wordt het door Theatergroep Suburbia opgevoerd op de Kemphaan in Almere. Een niet te missen belevenis.

Hoe tragikomisch De verlossing ook heet te zijn, tot het eind toe krijg je steeds meer met de vijf optredende familieleden te doen. Juist doordat de lachmomenten onverwacht gedoseerd zijn. Moeder Magda, overleden zus Marleen, vader Oscar, zoon Karel en dochter Julia sappelen door het leven en zijn meer in onmin met elkaar dan in min: ze geven meer om elkaar dan ze beseffen en aankunnen. Alleen de vrouwen beginnen af en toe spontaan te zingen of maken een dansje met elkaar, waar de mannen niet voor te vinden zijn.

Knap geschreven en opgevoerd zijn de scenes waarin de overleden zus Marleen in verleden en heden voor Magda opduikt. Die laatste stapt in de openlucht een paar keer door de vierde wand om het publiek rechtstreeks van haar gedachten deelgenoot te maken. Ze lijdt aan een darmkwaal die haar leven tot een hel maakt. Ze wil dood en toch ook niet. De grote vraag is en blijft nog steeds, hoe een waardig levenseinde klaar te spelen, zoals Claus zelf in 2008 ten deel viel toen Alzheimer hem te dichtbij kwam.

De vijf acteurs zetten hun rollen krachtig en in strak samenspel neer. Daar heeft regisseur Albert Lubbers duidelijk de hand in. Hij regisseerde in 1999 voor Het Toneel Speelt ook een opvoering van De verlossing met acteurs van klinkende naam. Die bleken het te weinig in zich te hebben om zonder overacting de eenvoudige volkse types integer te spelen. De recensies waren daarom niet onverdeeld gunstig, evenmin als die dat trouwens waren voor de verfilming uit 2001 door Claus zelf. Lubbers slaagt voor zijn herkansing met vlag en wimpel.

De acteurs van nu hebben stuk voor stuk een aardige staat van dienst, maar zijn in de publiciteit niet zeer bekend. Ze brengen hun rollen met verve en sterk ingeleefd. Hun zogenaamde Vlaamse tongval is zonder ook maar een spoor van aanstellerij. Suburbia kiest per voorstelling haar acteurs en vormgevers, wat steeds voor een verrassing zorgt, ook deze keer.

De matinee moet het stellen zonder de toegevoegde kracht van de lichteffecten, dus een avondvoorstelling kan de voorkeur hebben. Gaat dat zien!