Theater / Voorstelling

Geblinddoekt door een verlaten fabriek

recensie: Project Wildeman - Happiness Unlimited

Op een grijze en verregende zomeravond schuifelt een groepje mensen, geblinddoekt en gekleed in roze overall, over een verlaten industrieterrein in Amsterdam-Noord. Het zijn geen gegijzelden die hun executie tegemoet lopen, maar het publiek van Project Wildeman op weg naar hun nieuwe voorstelling Happiness Unlimited.

Tot 23 juli is het Over het IJ Festival gaande, wat het de moeite waard maakt om weer eens de pond te pakken en naar Amsterdam-Noord te togen. Over het IJ richt zich sterk op locatietheater, en laat Noord zich daar nu net goed voor lenen. Ook Happiness Unlimited van Project Wildeman (een muziektheatercollectief bestaande uit Milan Mes, Maarten Vinkenoog, Sven Hamerpagt en Robin Block) is gesitueerd op een indrukwekkende locatie: de voormalige en tegenwoordig leegstaande Draka-fabriek. Een enorm pand aan de oever van het IJ, dat prima zou kunnen figureren in een gangsterfilm.

Blinddoek om

Maar het draait in Happiness Unlimited niet om visuele pracht: het publiek wordt geblinddoekt en zal de oude fabriekshal als een geluidsinstallatie ervaren. Je wordt in deze voorstelling op je lichaam teruggeworpen. Soms loop je hand in hand met andere toeschouwers – uiteraard nooit wetend wie –  dan richt je je weer op lichten die vaag, als gedimde sterren, door je blinddoek heen schijnen. Je moet je bewuster worden van je andere zintuigen om Happiness Unlimited vol te kunnen beleven. Je wordt gevraagd om te gaan zitten, liggen, weer te staan en te dansen; om de bewustwording van je lichamelijkheid te activeren. De geluiden zijn ontspannend en de muziek is lekker.

Als ervaring is Happiness Unlimited daarmee geslaagd. Maar de makers willen iets te graag benadrukken dat we hier iets bijzonders aan het doen zijn; dat je je moet overgeven en je verbeelding de vrije loop moet laten. ‘Dit is een oefening in dromen,’ zo wordt er onder andere gesteld. Daarmee zijn de Wildemannen soms te sturend, alsof ze bang zijn dat het publiek zonder deze aanmoedigingen niet begrijpt wat het moet doen. Terwijl de geluiden en de muziek sterk genoeg zijn om parallel aan de visuele werkelijkheid, een wereld te creëren die droomachtig, prettig en geborgen is.

Filosofische inleiding

Happiness Unlimited is voorzien van een filosofische inleiding van Jonatan Bartling van het initiatief Zinnig Noord, een organisatie die zingevingsprojecten in Amsterdam-Noord organiseert. Bartling geeft de voorstelling zijn filosofische missie mee: onderzoeken waar het individu ophoudt en het collectief begint. Het blinddoeken is hierom een interessante zet: we ervaren onszelf normaal gesproken als een afgebakend lichaam, maar wanneer we dit lichaam niet kunnen zien moeten we ons veel sterker concentreren op wat buiten ons ligt. Daarmee treden we als het ware buiten ons lichaam. Hoewel deze inleiding best weet te boeien en ook zeker in lijn ligt met de voorstelling, is het ook weer een zoveelste uitdrukking van de makers om de voorstelling te willen uitleggen, wat eigenlijk vooral afleidt van de ervaring.

Desalniettemin is er ook nog veel om gewoon naar te luisteren. Zo sluit Happiness Unlimited sterk af, met een rauwe, energieke en luide finale die door de enorme loods heen galmt. Hier hoeft niks uitgelegd te worden, de performance spreekt voor zich.

Wakefield
Film / Films

Huwelijkse trouw op de zolder van de garage

recensie: Wakefield
Wakefield

Howard Wakefield (Bryan Cranston) is een succesvol advocaat, trouw echtgenoot en vader van een tweeling. Hij reist met de trein naar en van zijn werkplek. Door een stroomstoring komt hij vast te zitten en peinst over zijn dagelijkse beslommeringen. Uiteindelijk wandelt hij naar huis en kijkt door het raam naar zijn eega en twee dochters. Wordt hij gemist? Is zijn aanwezigheid noodzakelijk? Hij wandelt door naar de garage op zoek naar een stoel. Na een ruzie die ochtend gaat hij een voorspelbare ervaring met zijn vrouw nog even uit de weg. Bovenin de garage vindt hij een plek en kan door het raam naar zijn familie kijken. Zijn vrouw belt en Wakefield laat de telefoon overgaan.

De Amerikaanse schrijfster Robin Swicord schreef eerder de scripts voor Memoirs of a Geisha en The Curious Case of Benjamin Button. Beide films werden hits. Bij Wakefield kroop ze tevens in de stoel van de regisseur. De Amerikaanse brengt met deze film een origineel verhaal naar het filmdoek. Acteur Bryan Cranston is bij velen bekend van de serie Breaking Bad. Ook op het witte doek overtuigt hij de laatste jaren met rollen in Godzilla, Trumbo en The Infiltrator. In Wakefield is hij aanstichter van veel onverwachte gebeurtenissen, vertelt hij het verhaal en komt na bijna twee uur met de oplossing.

De vermiste echtgenoot

Na vijftien jaren huwelijk gaat Howard Wakefield niet naar binnen. In een opwelling besluit hij niet de sleutel in het slot van de voordeur te steken. Veel in zichzelf pratend kijkt hij naar zijn huwelijk en denkt na over de liefde voor zijn vrouw en kinderen. Hij besluit voor een nacht zijn perfecte leven te laten en houdt zich schuil. De volgende ochtend ziet hij het gezin op gang komen, zijn vrouw belt, de kinderen gaan naar school en er stopt een politieauto. De vermiste echtgenoot wordt besproken. Wakefield voorspelt elke emotie bij zijn vrouw, ziet elke traan van veraf aan komen rollen. Hij wil even uitstel, niet de confrontatie met zijn echtgenoot en niet uitleggen waarom hij een nacht in de garage is gebleven. En na de eerste nacht volgt een tweede.

Heden en verleden

Het gegeven is nogal eenvoudig: echtgenoot besluit ’s avonds niet naar huis te gaan en verdwijnt. In de film zit hij bovenin de garage en ziet de reacties van zijn familieleden. Om het verhaal inhoud te geven wordt er veel teruggekeken. De ontluikende romance, de geboorte van de dochters en de bezigheden van zijn vrouw komen aan de orde. Alles wordt becommentarieerd door Howard Wakefield. Tevens neemt hij de kijker mee naar de herinneringen en gedachten die bij hem naar boven komen. Door het raam kijkt hij naar zijn verleden en ziet hij ook zijn eventuele toekomst.

Feelgood met beperkingen

Wakefield is een film waarin Bryan Cranston in elke scène aanwezig is. De rol van echtgenote, gespeeld door Jennifer Gardner, is klein, de dochters zijn pubers zonder problemen. Het is zeker geen saaie film, maar wel een verhaal met beperkingen. Voor de kijker is de uitkomst van de film namelijk weinig verrassend, het open einde zelfs wat teleurstellend. Swicord heeft met een herkenbaar thema vooral een feelgood movie gemaakt. Wakefield is een warme film met een goed acterende Bryan Cranston, maar mist daardoor de nodige verrassende wendingen om echt te beklijven.

Boeken / Non-fictie

Geschiedschrijving met de Franse slag?

recensie: Henk Wesseling - Scheffer – Renan – Psichari: Een Franse cultuur- en familiegeschiedenis

Het is bijna een anachronisme: historici die schrijven over de grote lijnen in de geschiedenis en dwarsverbanden leggen tussen tijdvakken. Emeritus hoogleraar H.L. Wesseling is zo’n historicus. Voor liefhebbers van deze manier van geschiedschrijving zal Wesselings nieuwste boek geen teleurstelling zijn.

Wesseling, die scriptiebegeleider van koning Willem Alexander was, laat zich niet afleiden door nodeloze details. Naar eigen zeggen zoekt hij bij het schrijven zelden iets op. Archieven vindt hij stoffig en vies. Hij schaamt zich niet voor zijn ledigheid. “Ik ben mij uit pure luiheid voor Frankrijk gaan interesseren.”

Een pose? Waarschijnlijk wel. Wesseling houdt nogal van relativeren – vooral van zichzelf. Maar wie bekend is met zijn werk kan zich lastig aan de indruk onttrekken dat het door hem zo gekoesterde nonchalante imago hooguit een overdrijving van de werkelijkheid is.

Uit de mode

Scheffer – Renan – Psichari: Een Franse cultuur- en familiegeschiedenis versterkt dat beeld nog maar eens. Wesseling gebruikt nauwelijks voetnoten of lange citaten en is gretig met lichtvoetige uitstapjes. Het leest alsof het in een namiddag in één ruk is opgeschreven, zo uit het hoofd.

Een typische Wesseling dus – en niet alleen wat betreft stijl. Zo behandelt hij ook in dit boek een groot tijdvak maar stelt tevens individuen centraal, hetgeen in de wetenschappelijke geschiedschrijving ook al een tijdje uit de mode is.

Familiegeschiedenis

De drie hoofdrolspelers zijn de Nederlands-Franse schilder Ary Scheffer, de intellectueel Ernest Renan en de katholieke en nationalistische militair Ernest Psichari. De laatste Ernest is de kleinzoon van de eerste, die weer getrouwd was met een nichtje van Ary Scheffer. Aan de hand van hun familiegeschiedenis beschrijft Wesseling het Frankrijk ten tijde van wat historici ‘de lange negentiende eeuw’ noemen, de periode van de Franse Revolutie (1789) tot de Eerste Wereldoorlog (1914).

Die vorm pakt niet overal even goed uit. Het eerste deel van het boek behandelt de carrière van Scheffer en de periode van de Franse Revolutie tot het revolutiejaar 1848. Deze twee verhaallijnen lijken echter wat kunstmatig aan elkaar geplakt. Vooruit, Scheffer was goed bevriend met het Huis van Orléans dat na de Julirevolutie van 1830 aan de macht kwam. Maar daar houdt de verwevenheid van de twee verhaallijnen ook wel mee op.

Familiaal contrast

Meer geslaagd is het tweede deel van het boek. De levens van Ernest Renan en zijn naar hem vernoemde kleinzoon, Ernest Psichari, symboliseren de politieke en culturele ontwikkelingen in Frankrijk. Renan, die van bescheiden afkomst was, werkte zich op tot een gerespecteerd intellectueel. Hij werd opgeleid tot priester maar viel van zijn geloof en verruilde het katholicisme voor een nieuw geloof: de wetenschap.

Renan brak in 1863 door met het controversiële boek La vie de Jesú waarin hij Jezus beschreef als bijzonder mens, maar – en dat maakte het boek controversieel – slechts als mens en dus ontdaan van alle goddelijkheid. Hij werd een idool van verlicht en progressief Frankrijk.

Het leven van kleinzoon Psichari kon haast geen groter contrast zijn met dat van zijn grootvader. Psichari was geen rationalistische denker, maar een kunstenaar en een man van actie. Hij werd een fel nationalist, verheerlijkte geweld en oorlog en kende aan het leger een mystieke waarde toe. Psichari koppelde zijn verering van Frankrijk aan de verering van God en bekeerde zich tot het katholicisme.

Te kort

Psichari is een representant van een stroming die in zijn tijd dominant was. Veel schrijvers en intellectuelen bekeerden zich tot het geloof en veel Fransen, meevarend op de golven van een ontwakend nationalisme, verlangden naar oorlog. Op 3 augustus 1914 kwam Psichari’s droom uit: de Grote Oorlog brak uit. Lang kon hij er niet van genieten. Binnen drie weken nadat Duitsland aan Frankrijk de oorlog had verklaard, sneuvelde hij.

Psichari was een fascinerend en tragisch figuur en leefde in een fascinerende en tragische tijd in Frankrijk. Wesseling besteedt er betrekkelijk weinig aandacht aan en maakt zich er wat makkelijk vanaf. Dat is zonde en onnodig. Over deze intrigerende periode aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog heeft hij al eens een boek geschreven (zijn debuut, Soldaat en krijger). Met gemak – en volledig uit het hoofd – had hij dus wat dieper op deze periode in kunnen gaan. Helaas heeft hij dat niet gedaan, maar voor wie daar meer over wil lezen kan altijd nog zijn debuut oppakken – hetgeen zeker geen straf is om te lezen.

Boeken / Non-fictie

Denken over het kwaad

recensie: Bettina Stangneth – Het kwade denken

De Duitse filosofe Bettina Stangneth schrijft met haar nieuwste boek Het kwade denken een meesterwerk. In navolging van Kant en Arendt geeft ze op daverende wijze een actuele beschrijving van het kwaad en maakt ze de ethiek actueler dan ooit.

Stangneth werd beroemd met haar boek Eichmann in Argentinië (2012), waarin ze aantoont dat Adolf Eichmann niet als voorbeeld kan gelden voor de ‘banaliteit van het kwaad’, zoals Hannah Arendt dat beschrijft. Eichmann, een van de hoofdverantwoordelijken voor de Jodenvervolging in nazi-Duitsland, vluchtte na de oorlog naar Argentinië. Uiteindelijk werd hij opgespoord en terechtgesteld in Israël. Met de ‘banaliteit van het kwaad’ doelt Arendt op iemand die kwaad doet zonder dat hij daarbij die intentie heeft. Eichmann neemt ze als voorbeeld: hij was vooral bezig met het maken van carrière en het opvolgen van bevelen. Wat de gevolgen van zijn handelen waren heeft hij nooit overzien. Zijn handelen is overduidelijk kwaad – want hij heeft miljoenen mensen de dood in gejaagd – maar door het gebrek aan een besef daarvan ook ‘banaal’.

‘We zijn vrijer dan we willen’

Voor de moraal is denken vereist, zo stelde Kant. Alle mensen die over een rede beschikken weten wat goed is en wat fout. ‘Niets is zo simpel als de moraal’, begint Stangneth haar boek. Maar dit zorgt er niet direct voor dat iedereen juist handelt. De mens is namelijk zo absoluut vrij, dat hij een moreel onjuiste handeling kan voltrekken terwijl hij weet dat dit fout is. In een interview met de VPRO zegt de filosofe: “We zijn vrijer dan we willen.” We zijn dusdanig vrij, dat we onszelf voor de gek kunnen houden en kwaad kunnen doen, terwijl we weten dat het verkeerd is.

Stangneth laat zien waarom Eichmann niet ‘banaal’ kwaad was: hij dacht namelijk wel na. Ondergedoken in Argentinië heeft hij zitten broeden op het verhaal dat de slachtoffers het liefst zouden horen. Het werd een verhaal over een moeilijke jeugd en de slechte band met zijn vader. Dit, in combinatie met Arendts verhandeling over de banaliteit van het kwaad, heeft ervoor gezorgd dat we hem herinneren als een bijna zielige man die niet wist wat hij deed en slechts bij de groep wilde horen, ondanks het feit dat zijn verhaal een leugen was, zijn jeugd vredig en de band met zijn vader liefdevol.

Bevlogen waarschuwing

Stangneth legt in Het kwade denken in jip-en-janneketaal de Kantiaanse ’transcendentale eenheid van de apperceptie’ uit en gebruikt tal van metaforen om ook de niet-filosofisch geschoolde lezer bij de les te houden. Dat dit allebei lukt mag bijzonder knap genoemd worden. Ze schrijft zo vlot en bevlogen dat het lijkt alsof je niet een boek leest maar een college van haar bijwoont. En het lezen van Het kwade denken blijft niet zonder gevolgen. De lezer wordt direct aangesproken, de hele verhandeling lang. De ethiek staat namelijk onder druk. Hedendaagse filosofen bewegen wat rond in de samenleving en duiden hier en daar het een en ander, maar durven niet langer een ethisch oordeel te vellen.

Deze angst zien we ook breder binnen de maatschappij, waarschuwt de filosofe. Er worden minder discussies gevoerd omdat mensen zich te snel persoonlijk aangevallen voelen als iemand het niet eens is met hun mening. Zo is een trend ontstaan van het hebben van meningen die je niet langer hoeft te verdedigen met argumenten, maar die je mag hebben omdat het je recht is. Maar wat dat recht ons biedt, blijft op deze manier verborgen.

Stangneth gaat hier dan ook lijnrecht tegenin, omdat het überhaupt kunnen vormen van een oordeel volgt op het gebruik van de rede, die elk mens bezit. Wanneer hierover niet gecommuniceerd wordt en er dus geen gemeenschappelijke ruimte van veronderstelde waarheid overblijft om in te bewegen, verdwijnt ook de ondergrond voor het maken van een juiste keuze. ‘Waarheid is wat ons verbindt’, citeert Stangneth filosoof Karl Jaspers. In die gemeenschappelijke ruimte is mogelijkheid tot debat, tot leren van elkaar en tot oordelen over goed en kwaad. Als de moderne mens deze gemeenschappelijke grond doet wankelen, brengt hij zichzelf in gevaar.

Moraal voor de moderniteit

Daarmee trekt Stangneth de ethiek van Kant de 21e eeuw in. ‘Wat stelt een beetje waarheid nog voor zolang iedereen maar trots op zijn mondigheid kan zijn?’ Dit gaat over onze tijd van fake news en van jan en alleman die zijn mening rondschreeuwt en tegelijkertijd de vingers in de oren steekt. Welke plek heeft de moraal in de moderniteit? Stangneth laat zien dat de ethiek zeer onterecht een negatieve connotatie heeft gekregen. Moraliteit is gelijk aan menselijkheid en gaat aan elke cultuur vooraf. Ieder mens beschikt over een rede en ieder mens heeft de keuze in vrijheid daar naar te luisteren of niet. Met de Tweede Wereldoorlog als waarschuwing dwingt Stangneth je tot nadenken en laat zien dat we niet moeten onderschatten hoe simpel – en belangrijk – ethiek en het vrije denken ook in onze tijd zijn.

Boeken / Achtergrond
special: De 8WEEKLY-boekenredactie geeft leestips voor de vakantie

Lees de zomer door met deze titels

De zomervakantie is de periode bij uitstek om boeken te lezen. Wat is er fijner dan de zon op je snoet, een drankje binnen handbereik en een goed boek om in te duiken. De boekenredactie tipt 6 titels die niet in je koffer mogen ontbreken.

J.J. Voskuil – Het Bureau

Inge Cohen Rohleder: “Deze zomer lees ik – voor het eerst – Het Bureau van J.J.Voskuil. Iedereen in mijn omgeving had het jaren geleden al enthousiast aangeprezen maar ik had er geen zin in. Te lang, te saai misschien. Een wetenschappelijk bureau in Amsterdam met alle ins and outs vanaf de zestiger jaren, gaap.
En nu ben ik alsnog bewonderaar van Han Voskuil geworden.
Misschien omdat de sfeer van de tweede helft van de twintigste eeuw zo herkenbaar is. Misschien omdat ik zelf ook jaar in jaar uit in een team werkte en de afkeer, solidariteit, irritaties, verveling en sympathie – alle onderlinge, diep-menselijke bewegingen op een willekeurige werkplek, zo herken.
Het Bureau is een meesterwerk.
De hoofdpersoon Maarten Koning, alter ego van Han Voskuil, wordt neergezet met al zijn sterke en zwakke kanten, zijn angsten en voorliefdes, zijn onwrikbare huwelijk met de streng-linkse Nicolien en zijn hartstocht voor alles wat nog echt en authentiek is. Want juist in die periode begon het traditionele Nederland te veranderen in een leuke democratische consumentenmaatschappij. Iets dat het bloed van Maarten Koning deed koken van woede.
Duizenden pagina’s historisch, sociaal-psychologisch maar bovenal literair meesterschap.
Je moet er wel een flink lange vakantie voor hebben. En anders gewoon het hele najaar doorlezen, ’s avonds in bed.”

Yolanda Entius – Abdoel en Akil

Jesse van Amelsfoort : “Voor in de koffer, zeker wanneer de reis naar warm Zuid-Europa gaat: Yolanda Entius’ Abdoel en Akil. Een broeierig, op het scherpst van de snede geschreven roman over trauma en de grip die onze geschiedenis over ons heeft. Entius laat zien dat wat echt gebeurd is minder belangrijk is dan wat we denken dat er gebeurd is.”

Cynan Jones – Inham

André van Dijk “Een man komt bij bewustzijn, in een kajak, midden op zee. Hij weet niet wie hij is en hoe hij daar verzeild is geraakt. Er ontstaat een fragmentarisch zoeken naar aanknopingspunten, afgewisseld met de absolute wil om te overleven. Inham is een fenomenale overlevingstocht van lichaam en geest, prachtig gecomponeerd in een poëtische stijl. Een juweel voor de literaire fijnproever.”

T.C. Boyle – De Terranauten

Dorien Pool: “De Terranauten is een pageturner met inhoud en daarom perfect om op vakantie te lezen. Via (fictieve) dagboekfragmenten wordt het verhaal verteld van twee deelnemers aan een bijzonder experiment: Dawn en Ramsay worden samen met acht anderen twee jaar lang opgesloten in een afgesloten biosfeer. In dit gebouw is een compleet ecosysteen nagebouwd, inclusief een zee en een oerwoud. Er leven apen en vissen en de deelnemers verbouwen er zelf hun eten. Het verhaal is om meerdere redenen boeiend om te lezen. Doordat vijf mannen en vijf vrouwen samen zijn opgesloten, ontstaan er soap-achtige taferelen. Ook is het interessant om te lezen hoe ze omgaan met de druk van buitenaf: ze worden in de gaten gehouden door de media en ze moeten positieve publiciteit genereren om de financierders tevreden te houden.
Voor lezers die geïnteresseerd zijn in de wetenschap rondom een reis naar Mars is De Terranauten extra interessant: zou het technisch mogelijk zijn om het aardse leven kunstmatig na te bootsen en – belangrijker nog – kunnen mensen het aan om zo lang met elkaar opgesloten te zitten?”

Kurt Vonnegut – Cat’s Cradle

Kasper Nijsen: “Wie op een nieuwsluwe vakantie zijn dagelijkse portie absurde berichtgeving uit de VS van Trump begint te missen, zou ter vervanging het werk van een van haar beste absurdisten eens een kans moeten geven. Vonneguts visie op de waanzin van de geschiedenis is even hilarisch als diep-tragisch. Cat’s Cradle is misschien wel zijn sterkste werk, een allegorische vertelling over de waarde van geloof en de zoektocht naar waarheid. Achter de absurde taferelen, verteld in schijnbare jip-en-janneke-taal (“nice, nice, very nice”), gaat een messcherpe analyse van de grote tragedies van de twintigste eeuw schuil.”

 Dodie Smith – De dagboeken van Cassandra Mortmain

Carmen Ploeg:“Dodie Smith is vooral bekend van de 101 Dalmatiërs, maar deze zomer lees ik voor de tweede keer het boek dat ze eerst schreef: De dagboeken van Cassandra Mortmain (oorspronkelijke titel: I Capture the Castle, 1949). Deze nieuwe Nederlandse vertaling is een mooi moment om nogmaals in het bijzondere leven van Cassandra te stappen. Met haar ietwat vreemde gezin woont ze in een oud Engels kasteel. Waar een kasteel doorgaans doet denken aan luxe en veel geld, is de familie Mortmain enorm blut. Alle meubels van waarde zijn verkocht en ze betalen al lang geen huur meer. Gelukkig is dat voor de eigenaar geen probleem. Vader Mortmain heeft namelijk ooit een belangrijk literair boek geschreven en geniet nog van enige bekendheid. Inmiddels heeft hij alleen al jaren niets nieuws meer geschreven. Het gezin heeft alle hoop verloren dat de vader nog voor geld gaat zorgen. Dus proberen ze zichzelf te redden, met de hulp van een aantal lieve dorpsbewoners. Voor wat verkoeling tijdens de (hopelijk) warme zomer: Waan je op het regenachtige platteland van Engeland met De dagboeken van Cassandra Mortmain.”

Sarah Bakewell – De Existentialisten

Fenna Kortooms: “De Existentialisten is een interessante, spannende en levendige combinatie van filosofie en geschiedenis. Bakewell laat zien wie de filosofen waren die we nu de existentialisten noemen. Ze beschrijft niet alleen hun zienswijzen, maar ook hun levens, vriendschappen, relaties etc. We leren Husserl, Heidegger, Sartre, Merleau-Ponty, Camus en De Beauvoir kennen als denkers én als mensen die regelmatig met elkaar in discussie gingen of op elkaar verliefd werden. Bakewell gaat bovendien op zoek naar het onderliggende en komt een definitie van dat ‘existentialisme’, iets wat door veel historici gemeden wordt. De Existentialisten is zowel leerzaam als vermakelijk. Het boek neemt je mee naar de rokerige cafés van het Parijs van de jaren ’50 waar je van iedereen kan leren en met iedereen in gesprek kan gaan. Zo is dit boek zeker ook voor de thuisblijvers aan aanrader, omdat je door Bakewell mee op avontuur wordt genomen.”

J.M. Coetzee – The Lives of Animals

Vera Martens: “Mijn zomertip is The Lives of Animals (Dierenleven, in de Nederlandse vertaling) van J.M. Coetzee. Dit boek gaat over een schrijfster, Elisabeth Costello, die zich dierenleed enorm aantrekt. Het onderwerp raakt haar zo dat ze mensen die vlees eten niet eens meer in de ogen kan kijken. Costello geeft verschillende lezingen over dit onderwerp, die in de roman helemaal zijn uitgeschreven en veel interessante ideeën bevatten. Na één van haar lezingen raakt ze tijdens een diner met familie verwikkeld in een heftige discussie over het eten van dieren waarin verschillende meningen en argumenten op tafel worden gelegd.

The Lives of Animals vind ik een meesterwerk. J.M. Coetzee heeft een complex onderwerp waar op dit moment veel discussie over is in een fictief verhaal gegoten. Binnen dat raamwerk belicht hij deze kwestie van veel verschillende kanten: persoonlijke, religieuze, politieke en ethische argumenten komen aan bod. Toen ik het boek had uitgelezen voelde ik me enorm verrijkt én lichtelijk verward op een prettige manier. Zo knap hoe Coetzee door middel van fictie je aanzet tot diepgaand nadenken. Het riep veel interessante vragen op over mens en dier waar ik voorheen helemaal niet bij stil stond. Inhoudelijk is het een must read, maar ook qua stijl is het een prachtige en fascinerende roman doordat Coetzee’s speelt met metaperspectief en de grens tussen fictie en werkelijkheid. Ik ben fan.”

Harstad - Podium
Boeken / Fictie

Wachten op de toekomst

recensie: Johan Harstad - Max, Mischa & het Tet-offensief
Harstad - Podium

Het is even doorbijten, de ruim twaalfhonderd pagina’s van Max, Mischa & het Tet-offensief, maar de aanvankelijke weerstand gaat snel voorbij. De betovering van deze coming-of-age roman over identiteit en – het zal ook eens niet – de liefde, is fenomenaal. Gewoon laten gebeuren.

‘We eroderen. Net als de plekken waar we vandaan komen,’ aldus Max Hansen, toneelschrijver en regisseur. Hij is op tournee met zijn laatste toneelstuk en brengt de nachten door in zijn auto op verschillende parkeerplaatsen. De slapeloosheid drijft hem uit zijn hotelkamer, de duisternis en de stilte brengen hem in een staat van beschouwing die een terugblik op zijn leven mogelijk maakt. ‘Ik schrijf dit voordat ik het vergeet.’

De dag begint

Max komt oorspronkelijk uit Stavanger, Noorwegen en is op puberleeftijd geëmigreerd naar de VS. Zijn linkse hippieouders kozen voor het ruime perspectief dat het land van de onbegrensde mogelijkheden hen te bieden had. Dat levert schrijver Johan Harstad (1979) zijn eerste thema op: hoe te aarden in een nieuwe, onbekende wereld die tegelijkertijd verheerlijkt en gewantrouwd wordt? De eerste zin in Max, Mischa & het Tet-offensief drukt zowel Max als de lezer direct met de neus op de feiten:

De dag begint. Niets aan te doen. Niets, door niets en niemand niet.

Het leven moet geleefd worden en dat zullen we weten ook. Max manoeuvreert zichzelf vanuit opstandigheid richting de omarming van zijn nieuwe omgeving. Hij leert Mordecai kennen, vriend voor het leven en geestverwant waar het de liefde voor het toneel betreft. Via hem komt hij in contact met de intrigerende Mischa en Max wordt hopeloos verliefd op de zeven jaar oudere kunstenares. Harstad laat zijn personages in het onderling aantrekken en afstoten de dynamiek van het samenzijn ondergaan. De verbondenheid is intens maar tegelijkertijd uiterst kwetsbaar, niet in de laatste plaats door invloeden van buitenaf.

De liefde overwint

Dwars door het verhaal van Max vlecht de schrijver de wederwaardigheden van Owen, de oom van Max. Owen, of eigenlijk Ove, is ook ooit naar de VS vertrokken en heeft zich in de jaren zeventig vrijwillig aangemeld bij het Amerikaanse leger om naar Vietnam uitgezonden te worden. Hier legt Harstad prachtige verbindingen met de jonge Max, die volledig in de ban is van de Vietnamfilm Apocalyps Now en een nogal gekleurd beeld heeft van de impact van die oorlog. De ijzersterke afwisseling tussen tragiek en welvaren wordt door de schrijver tot in het uiterste doorgevoerd, waarbij hij soms vervalt in uitweidingen en opsommingen die langer dan een paar bladzijden doorlopen. Niet vervelend; de aankleding van deze geschiedenis is overtuigend en alles lijkt op de juiste plaats te staan.

Hoe de onderlinge verhoudingen tussen Max, Mischa, Mordecai en Owen eroderen onder invloed van tijd wordt door Harstad op een magische wijze verwoord. Daarbij krijgt de buitenwereld een belangrijke rol: de Vietnamoorlog, de val van de Berlijnse Muur, de WTC-aanslagen en de verwoestende orkaan Sandy. Het vogelperspectief van de schrijver dringt diep door in de relaties die moeizaam overeind worden gehouden. Een confrontatie van belangen ligt vanzelfsprekend voor de hand.

Toch is het de liefde die in dit epos lijkt te overwinnen, met een natuurlijke bevlogenheid die ondersteund wordt door de kunsten. Harstads totaaltheater is doorspekt met scènes over de schilderkunst van Mischa, het acteren van Mordecai, de muziek van Owen en de toneelstukken van Max. Alle kunstuitingen zijn fictief, maar met een doorlopende vingerwijzing naar het belangrijkste thema van dit boek: wachten. Het ongedurige wachten dat begint in de jeugd en vervolgens niet meer ophoudt, het verlangen naar meer en beter terwijl alles ondertussen gewoon doorgaat. Er is geen houden aan: de volgende dag begint.

Muziek / Album

Hemelse klanken

recensie: Paradisia – Sound of Freedom

Bij de eerste klanken van ‘Tell Me’, het openingsnummer van het debuutalbum van Paradisia, krijg je het hemelse gevoel dat dit wat speciaals is. Sound of Freedom houdt dat bijzondere gevoel het hele album vast.

Het damestrio uit London nam het album op in Berlijn. Een bijzondere keuze om niet in de UK op te nemen, waar zoveel muziek vandaan komt. Het geluid is overigens glashelder; daar mag geen misverstand over bestaan. En misschien is dàt wel het geluid dat bij Berlijn hoort.

Magie van de samenzang

Wie op het wereldwijde web wat zoekt over deze band, komt van alles tegen wat Paradisia zo bijzonder maakt. Maar je vindt ook zaken, die Paradisia helemaal niet nodig heeft, omdat de muziek zo wonderschoon is. Een hoes met ontklede dames – van achteren gezien – op de single ‘Warpaint’ is bijvoorbeeld niet nodig om luisteraars naar deze muziek te lokken.

Het meest opvallende nummer van het album Sound of Freedom is ongetwijfeld een heel bijzondere uitvoering van Bruce Springsteen’s ‘Dancing in the Dark’. Als je deze uitvoering gehoord hebt, denk je voortaan aan deze dames als je Springsteen’s hit op de radio hoort. Het is een gedurfde cover in een fraai nieuw damesjasje, dat heel goed naast de mega-hit van de Amerikaanse rocker kan bestaan. Paradisia verschuilt zich allerminst in de schaduw van deze grootheid, maar geeft Springsteen een folk-pop-podium voor zijn mooie compositie. Zo mooi, dat je bij de eerste tonen helemaal niet in de gaten hebt dat je naar deze bekende hit luistert. Maar zodra ze gaan zingen kan je niet meer om de tekst heen, die iedere muziekliefhebber zal herkennen. Hier bewijzen de dames opnieuw dat hun kracht ligt in de samenzang van hun stemmen, die magie voortbrengen als ze samenklinken.

Muzikaal verwennen

Paradisia bestaat uit Sophie-Rose Harper, Anna Pesquidous en Kristy Buglass. Sophie-Rose en Kristy verzorgen de vocalen. Kristy speelt toetsen en de bijzondere harpklanken worden gemaakt door Anna. Het zijn de samenzang en de harpgeluiden, die het hart van Paradisia vormen en voor aantrekkingskracht zorgen. Dat het geluid van het album zijn wortels heeft in de jaren zeventig zal niemand deren. In plaats van gedateerd klinkt het eerder vertrouwd.

Paradisia wordt door de collega-muzikanten opgemerkt, ondanks dat ze pas startende sterren zijn. Ze stonden al in het voorprogramma van Laura Mvula, Tom Jones, Bruce Springsteen, Paolo Nutini en Birdy. Ondertussen zijn ze al geboekt door Carole King, Imany en Michael Kiwanuka. Dat is meteen een fraaie lijst van aanbeveling.

Met bovenstaande lijkt het dan ook geen vergezochte aanname dat Paradisia een mooie toekomst tegemoet gaat. Het kan haast niet anders of Sound of Freedom vindt zijn weg moeiteloos naar de muziekliefhebber van kwaliteitsmuziek. Paradisia zal je oren strelen, verwarmen en verwennen.

Boeken / Non-fictie

Nzume schrijft menselijk, relativerend en toegankelijk

recensie: Anousha Nzume - Hallo witte mensen

‘Een product uit het giffabriekje dat identiteitspolitiek heet,’ oordeelde Elma Drayer in haar column in de Volkskrant over Anousha Nzume’s Hallo witte mensen. Een raar verwijt: dit boek is niet perfect, maar een dergelijk product is het niet.

Veel mensen gaan al steigeren zodra ze woorden als ‘culturele toe-eigening’ en ‘wit privilege’ horen. En het klopt dat tot er discussies over identiteit en etniciteit gevoerd worden die niet boven de privébesognes van de deelnemers uitstijgen. Maar zo’n boek is Hallo witte mensen van Anousha Nzume overduidelijk niet: Nzume grondt wat ze zegt duidelijk in discussies over macht en ongelijkheid tussen bevolkingsgroepen van verschillende etnische achtergronden. Er is dus geen sprake van particulier ‘geneuzel’, van ‘geklaag’ van iemand die zich achtergesteld voelt en daarom via een boek haar ‘gelijk’ probeert te halen.

Cruciale bijdrage

Hallo witte mensen is een cruciale bijdrage aan het publieke debat en de discussie over diversiteit en de omgang met verschil en pluraliteit in onze samenleving. Als witte Nederlander hoef je het niet met alles eens te zijn wat Nzume in Hallo witte mensen schrijft, maar te vaak blijkt dat niet eens over de basisaannamen overeenstemming bestaat. Hierdoor ontaardt elke discussie in een scheldpartij en lijkt iedereen aanstoot aan elkaar te nemen, in plaats van tot begrip en inzicht te komen. Dit is absurd. Een aantal historische feiten valt niet te ontkennen: dat Nederland honderden jaren lang een groot overzees rijk heeft gehad, dat ons land actief bij de slavenhandel betrokken was, dat ter legitimatie van deze ondernemingen allerlei racistische representaties van de zogenaamd inferieure ‘niet-witte’ gemobiliseerd werden. En dat deze processen nog steeds na-ebben, en niet in een paar decennia totaal verouderd zijn geworden.

Waar Nzume toe oproept, en met haar vele activisten, academici en anderen, waarvan een aantal hun opwachting maakt in Hallo witte mensen, is een zekere zelfreflexiviteit, een bewustzijn van ieders positie. Wie wij zijn en, belangrijker, hoe anderen ons zien, wordt voor een niet onaanzienlijk deel bepaald door hoe we eruitzien: man/vrouw is zo’n tweestelling, net als arm/oud en klein/groot. Ook zaken die in eerste instantie niks te maken hebben met ons uiterlijk, zoals rijkdom en seksualiteit, kunnen vaak afgelezen worden aan bijvoorbeeld iemands kleding en spraak. Over dit alles, zegt Nzume al vroeg in het boek, gaat Hallo witte mensen: dit boek gaat expliciet over kleur. Dus in plaats van te ontkennen dat iemands identiteit zich langs meerdere assen vormt, licht Nzume één zo’n as uit.

Toon

Het probleem met Hallo witte mensen is dus niet de insteek die het boek heeft, maar de toon waarop Nzume haar inzichten aanreikt. Al in de titel spreekt ze haar lezers direct aan, en dat blijft ze het hele boek doen. Vaak worden paragrafen of secties aan elkaar verbonden door frases als ‘je zult het nu wel doorhebben…’ of ‘Wat nu, lieve witte mensen?’ Ze houdt de afstand tussen tekst en lezer zo klein mogelijk. Aan de ene kant voorkomt ze zo dat Hallo witte mensen een droog academisch traktaat wordt, aan de andere kant bestaat het gevaar dat de vertelstem tot een imaginaire (witte) lezer spreekt, waardoor niemand zich echt aangesproken voelt. ‘Maar dit ken ik al,’ kan een lezer denken. ‘Ik ben mij al van deze dingen bewust.’ Onbedoeld creëert Nzume zo een vluchtweg.

Toch lijkt het alsof deze vertelstem soms de toegankelijkheid van de tekst in de weg zit. Nzume legt over het algemeen helder uit en is vooral op dreef tijdens anekdotes en illustraties van de meer theoretische begrippen. Deze verhalen zijn vaak plaatsvervangend beschamend of onbedoeld grappig. Ze tonen gestuntel, ook van Nzume zelf en zijn daardoor menselijk, relativerend en toegankelijk. Vooruitgang komt niet op een wit paard, maar komt juist door dat vallen en opstaan, door met elkaar te praten over grieven en obstakels. Op zulke momenten maakt Nzume het beste pleidooi voor haar zaak.

Boeken / Fictie

Broeierig historisch drama

recensie: Gustave Flaubert - Salammbô

Hoewel de eer meestal naar Sir Walter Scott gaat, had de historische roman er vandaag ongetwijfeld anders uitgezien zonder Gustave Flauberts Salammbô. Bij uitgeverij Athenaeum is onlangs een herdruk verschenen.

‘Het was in Megara, een voorstad van Carthago, in de tuinen van Hamilcar.’ Zo opent Salammbô, de historische roman die Gustave Flaubert publiceerde in 1862, vijf jaar na het succesvolle Madame Bovary. Het zijn twee zeer verschillende romans, maar wat ze verbindt is de aandacht voor de stijl. Flaubert staat bekend om de precisie waarmee hij zijn verhalen schreef: is hij niet de auteur die gemakkelijk een hele dag aan één zin kon besteden, om die de volgende ochtend te schrappen?

Onmogelijke liefde

Salammbô speelt zich af aan het einde van de derde eeuw voor Christus. Carthago, de ooit trotse Mediterrane grootmacht, is door de Romeinen verslagen tijdens de Eerste Punische oorlog. Tot overmaat van ramp is het gezag niet in staat de huurlingen die aan haar zijde in de oorlog hebben meegevochten, te betalen. Onder leiding van onder andere Matho komen zij – door Flaubert ook wel ‘de Barbaren’ genoemd – in opstand. Matho wordt verliefd op Salammbô, de dochter van een Carthageense generaal, die door haar vader echter aan een Nubische prins is beloofd.

De plot van Salammbô is vrij eenvoudig en draait om de onmogelijke liefde tussen Matho en Salammbô. Voeg daarbij het treffen tussen de verschillende legers en een dramatische afloop, en zie daar het recept voor een redelijk generiek verhaal of Hollywoodfilm. Flaubert weet erbovenuit te stijgen door zijn gedetailleerde beschrijvingen van landschappen, kledij, eten en meer. Een aantal passages, waarin bijvoorbeeld een jonge Hannibal geofferd dreigt te worden, is zelfs ronduit griezelig.

De lezer anno 2017

Salammbô is een broeierige roman: de spanning tussen Carthago en de huurlingen, de verboden liefde, de verzengde hitte. In zijn nawoord schrijft vertaler Hans van Pinxteren dat Flaubert een stijl beoogde ‘zo gespannen als een atleet die klaarstaat voor de stad’; een rake typering. In dit alles zie je Flauberts meesterschap, zijn beheersing van de pen. Deze roman wordt – terecht – tot het beste van de wereldliteratuur gerekend. Haar invloed kan moeilijk overschat worden, zeker voor de negentiende eeuw. Voor de lezer anno 2017 zal het boek ontoegankelijker zijn, domweg omdat we nu andere eisen stellen aan literatuur. Maar wie zich die extra moeite getroost, zal beloond worden.

Jhumpa Lahiri -Atlas Contact
Boeken / Non-fictie

De auteur is het boek

recensie: Jhumpa Lahiri - De kleren van het boek
Jhumpa Lahiri -Atlas Contact

Pulitzerprijs-winnares Jhumpa Lahiri geeft in 2015 een lezing over haar bijzondere verhouding met het uiterlijk van boeken in het algemeen en dat van haar eigen boeken in het bijzonder. In De kleren van het boek is deze kritische overdenking op papier gezet.

Voor een schrijver moet het een vreemde gewaarwording zijn: je bent jarenlang bezig je nieuwste spruit het levenslicht te laten zien, een intensief proces van scheppen en schaven, en als jouw woorden in boekvorm worden gepresenteerd, komt de verpakking opeens als een verrassing uit de lucht vallen. Het boekomslag blijft een discutabele aangelegenheid waarover de meningen uiteen blijven lopen. Dat gegeven heeft Lahiri aangegrepen om haar persoonlijke visie op papier te zetten. Resultaat: een nogal eenzijdige verhandeling over hoe een boek eruit zou moeten zien.

Familieband

Als het boek het geestelijk eigendom is van de schrijver, kan het omslag onmogelijk ‘ingekleurd’ worden door iemand anders. Dat is kortweg de mening van Lahiri. ‘Ook al bestaat het omslag om mijn woorden te beschermen, zodra het eraan komt, en een brug vormt tussen mij en de lezers, voel ik me kwetsbaar’. De schrijver heeft zelf, zo blijkt, geen enkele invloed op het omslagontwerp van haar boeken, wat nogal vreemd is omdat vrijwel iedere auteur in de hedendaagse boekenwereld een vinger in de pap krijgt als het om de uiterlijke vorm gaat. Er zijn schrijvers die de volledige regie opeisen, schrijvers die verlangens en suggesties aandragen en schrijvers die de uitgever en ontwerper geheel de vrije hand laten. De lijdzaamheid van Lahiri, uitmondend in een klagende opstandigheid, zorgt voor een sterk overtrokken weergave van de werkelijkheid.

Een lelijk omslag voelt als een vijand, onuitstaanbaar.

Wat wil deze bestellerauteur dan wel? Als voorbeeld laat ze de eerste druk van A room of one’s own (1929) van Virginia Woolf zien. Het omslag is ontworpen en getekend door kunstenares Vanessa Bell, zuster van de schrijfster. Hier is voor Lahiri duidelijk dat de familieband zorgt voor een zogenaamde ‘optische echo’: Bell kent Woolf door en door, kent haar werk en heeft er veel waardering voor, dus is een omslag van de hand van Bell bij voorbaat al een succes. Deze absurde conclusie wordt deels onderuit gehaald door de geschiedenis: Vanessa Bell blijkt A room of one’s own nooit gelezen te hebben.

Zelfportret

Nog een voorkeur van Lahiri: boekomslagen die behoren tot een reeks. Ze vergelijkt dat met de onderscheidende schooluniformen in het India van haar jeugd. Die sobere en krachtige herkenbaarheid is wat het boek ook zou moeten hebben, een sterke identiteit maar verder voornamelijk anoniem. Nog radicaler wordt het als ze voorstelt het omslag geheel weg te laten, zoals gebruikelijk was bij oude bibliotheekboeken. Een boek met een kartonnen kaft waarop alleen titel en auteursnaam staan, dat is de meest ideale situatie waarbij het boek – de woorden van de schrijver – zonder verstoring van enig beeld de lezer kan bereiken.

Het is duidelijk dat Jhumpa Lahiri moeilijk te pleasen is met de omslagen van haar boeken. Dat blijkt het belangrijkste criterium te zijn: het omslag dient de schrijver te behagen. In deze geforceerde aanklacht – lezing en essay ineen – gaat ze volledig voorbij aan de positie van het boek als product in de boekhandel, aan de functie en werking van de uitgeverij als handelshuis én aan de kennis en kunde van de ontwerper. Ze suggereert tot slot nog een schilderij van Matisse of Morandi op haar omslagen te zetten, want ‘ik herken mezelf in de abstracte blik’. Dan volgt de fraaiste oplossing: een portretfoto van de schrijver zelf, zoals op de Nederlandse uitgave van haar bundel In other words is gebeurd. Niet uit ijdelheid, echt niet, maar toch: ‘Uiteindelijk is de auteur het boek. Beter een foto van mijzelf dan een of andere irritante, irrelevante afbeelding’.