Boeken / Fictie

Noorse thuisloze met puberdochter

recensie: Tomas Espedal - Tussen april en september

De dood van een van de ouders is vaak het uitgangspunt van een lange en diepgaande zoektocht. Wat heeft de gestorvene betekend in mijn leven; lijk ik op mijn moeder of mijn vader en wie ben ik zelf eigenlijk? De Noorse schrijver Tomas Espedal heeft zich net als zijn vriend en collega Knausgård op dit pad begeven – op een andere manier en in een totaal andere stijl. Espedal is ook dichter en het autobiografische verslag van zijn rouwperiode getiteld Tussen april en september is een relatief dun boekje geworden.

Espedals naamloze hoofdpersoon gaat door een een dubbele crisis heen: enige maanden na zijn moeder is ook zijn ex-vrouw overleden. Hij trekt in haar afgelegen huis op een eiland voor de kust van het Noorse Bergen om voor zijn puberdochter te zorgen. ‘We hebben allebei onze moeder verloren’ is zijn aftrap. De dochter, die verder nauwelijks een rol speelt in de roman, wordt razend. Na de scheiding van haar ouders woonde ze bij haar moeder. Ze lijkt met haar verdriet niet bij haar vader terecht te kunnen. Hij put zich uit in huishoudelijke bezigheden, maar is verder hoofdzakelijk met zichzelf bezig. Haar enige tekst in het boek luidt: ‘Waarom ben je altijd thuis? Waarom kun je me niet met rust laten?’

Espedal moet van zijn dochter het huis uit. Hij schrijft:

‘Ik ging naar de stad.

Tegen mijn zin ging ik naar de stad, wat moest ik daar?’

 

Ingekookte tekst

De herhaling is typisch voor zijn stijl. Het geeft het verhaal over zijn ouders, waar ze vandaan kwamen, hoe ze elkaar ontmoetten, hoe ze verliefd werden en elkaar in hun huwelijk toch niet begrepen, een vreemde mythologische sfeer. Dat heeft de schrijver goed gezien, want de reconstructie van onze afkomst en jeugd is een autobiografische mythe. Espedals taal komt soms archaïsch over, breekt hier en daar plotseling af, duikt dan weer op als poëzie of poëtisch proza. In tegenstelling tot de volumineuze romandelen van Knausgård is zijn tekst ingekookt. Voortdurend probeert hij de kern van wat hij wil zeggen over te brengen. Details en chronologie zijn daarin minder belangrijk.

Vechtvriendjes

In de vraag waar de ik-verteller bijhoort en de daaruit voortkomende innerlijke conflicten speelt het milieu een grote rol. Zijn vader is altijd fabrieksarbeider geweest, zijn moeder was afkomstig uit een dure Bergense familie. Zij kon zich moeilijk neerleggen bij het verlies van haar behaaglijke leven en zijn vader probeert uit alle macht te stijgen op de sociale ladder. Voornaamste inzet is de buurt waar het gezin woont. Ze verhuizen van een asociale flat naar een rijtjeshuis – dat echter veel te dicht bij de achterstandswijk ligt. De vroegere vechtmakkertjes weten de jongen te vinden in zijn nette straat en hij beseft niet te kunnen ontsnappen aan zijn afkomst.

Als volwassene vraagt hij zich af hoe vaak hij nog moet verhuizen voordat hij op de plek woont die zijn thuis kan worden. Ook het huis van zijn ex, midden in de natuur, blijkt een fiasco. Waar moet hij heen?

Vroeger en nu lopen in elkaar over in de sombere overpeinzingen. Uiteindelijk komt het goed : hij krijgt greep op zijn verleden en verzoent zich met zijn bestaan – en dan is het boek uit. De compacte, indringende teksten nodigen de lezer echter direct weer uit om terug te bladeren. Een poëtisch verslag van persoonlijke groei.

Theater / Voorstelling

Het heelalbrede spectrum van een 15-jarige autist

recensie: National Theatre – The incident with the dog in the middle of the night

Het is werkelijk een feestje: aan de Amstelkade schitteren talloze BN’ers op de rode loper van het Amsterdamse Carré. Persfotografen flitsen er enthousiast op los, vooral als er een roedel middelbare scholieren zich als één hoop op de loper stort. Het is dé grote avond van de tweede versie van ‘Broadway aan de Amstel’: The curious incident of the Dog in the Night-Time.

De internationale hit The curious incident of the Dog in the Night-Time – gebaseerd op het gelijknamige boek van Mark Haddon – is nu mét volledige Londense cast te aanschouwen in hartje Amsterdam. Omringd door bekend Nederland in hun beste kledij en KLM-medewerkers (een exclusief VIP-uitje voor de in blauw geklede stewardessen), worden theaterliefhebbers getrakteerd op een Engelstalige show van kwaliteit. De barokke zaal van Carré contrasteert met het podium. Het decor van het toneelstuk is namelijk opgebouwd uit een soort vierkante ‘doos’ met aan weerszijden een blokjesachtig magnetisch veld. De voorstelling start exact om 20:03 – een knipoog naar de precisie van autisten – en het is letterlijk een ‘knallend’ begin. De volumeknop wordt op z’n hardst gedraaid en het is alsof iemand per ongeluk de lichtknop heeft geraakt. In het pikkedonker ontwaart het publiek een aantal gestaltes: een in joggingbroek geklede ‘jongen’ is onmiskenbaar Christopher John Francis Boon (Joshua Jenkins), een 15-jarige autistische jongen. Een negenkoppige cast beweegt zich als een dansgezelschap om hem heen. Een extra dimensie aan het verhaal wordt gegeven door Julie Hale in de rol van quasi-verteller/therapeut van Christopher, genaamd Siobhan, die het verhaal ondersteunt met stukken uit Christophers notitieboek.

Aandachtstrekker  / Een curieuze moord

Vanaf het eerst moment word je gegrepen door het verhaal. Door de ontzettend harde vaart die dit toneelstuk kenmerkt, grijpt de voorstelling iedere seconde de aandacht. Het verhaal over Christopher is dan ook erg intrigerend. Samen met vader Ed (David Michaels) leeft Christopher is het Engelse Swindon, waar de 15-jarige zich afhoudt van iedere vorm van sociale interactie, uitmunt in wiskunde en gefascineerd onderzoek doet naar het heelal. Op een dag ligt de geliefde hond van zijn buurvrouw Mrs. Shears dood in de tuin, gedood met een tuinvork. Christopher, die de hond aantreft in de openingsscène, is verdachte nummer één. Als een politieman hem mee wil voeren naar het bureau, slaat Christopher van zich af – Christopher flipt van lichamelijke aanrakingen – en dat komt hem meteen ten duur te staan: hij wordt gearresteerd voor mishandeling en wordt later door zijn vermoeide vader opgehaald.

Hoofd vol herrie/ruis

Door zijn autisme is Christopher altijd bloedeerlijk en hij kan dan ook geen leugens vertellen. Hij wéét dat hij er niets mee te maken heeft, maar zint op de vraag ‘wie dan wel?’. Binnen no-time ontwikkelt Christopher zich tot een detective en hij gaat over zijn eigen drempel door voor het eerst in zijn leven het contact op te zoeken met zijn buren. Zodoende komt Christopher al snel in contact met de oude Mrs. Alexander (Debra Michaels), die hem snel tot de waarheid brengt: ze vertelt Christopher dat zijn moeder is vreemdgegaan met Mr. Shears. Intussen houdt Christopher nauwgezet al zijn notities bij in een groot boek Per ongeluk komt dat boek in de handen van zijn vader. Zijn vader neemt het boek in en dwingt Christopher te stoppen met zijn zoektocht, maar dat heeft ernstige gevolgen. Als Christopher zijn notitieboek van zijn vader probeert te ontfutselen, stuit hij op een doos waarin ook enkele brieven liggen die van zijn overleden moeder blijken te zijn. Hoe kan zijn moeder brieven hebben geschreven als ze al maanden eerder is gestorven aan een hartaanval? Christopher – woedend en verward door de leugens van zijn vader – besluit om een reis af te leggen naar London, naar het adres waar zijn moeder al die tijd heeft ‘geleefd’. De reis is fantastisch vormgegeven in zowel spel en dans als in decor: als kijker bevind je je haast in het brein van Christopher. Felle kleuren, harde geluiden en mensen razen zich om Christopher heen en maken het inzichtelijker hoe het is om autisme te hebben. Joshua Jenkins speelt de rol van Christopher erg geloofwaardig en menig persoon zou haast denken dat hij écht aan autisme leidt, zijn houding, zijn handelingen en gezichtsuitdrukkingen zijn zó karakteristiek en goed uitgevoerd.

Méér dan perfect

De regie was in handen van Marianne Elliot. winnares van een Tony Award, en dat is te zien: de acteurs zijn zo gestroomlijnd, ze bewegen ‘sierlijk’ en zijn goed op elkaar ingespeeld. De timing is perfect: het vereist heel veel tijd en moeite om alles tot op de seconde getimed te hebben. Het decor is daarnaast ontzettend multifunctioneel. Het bevat namelijk niet alleen licht, maar er zitten ook nog decorstukken in verborgen achter de vele luikjes. De acteurs maken bovendien niet alleen gebruik van het toneel, maar ook van de ruimte in de zaal. Zo struint er plots een ‘politieofficier’ vanuit achterin de zaal naar het podium toe. Hoewel je soms verwacht dat je gehoorschade gaat oplopen door de harde muziek, kun je niet anders dan verrukt zijn door zo’n totaalvoorstelling. Alles aan deze voorstelling klopt én de kijker wordt keer op keer verrast. Zo ook op het einde – de lichten zijn weer aan en het applaus is weggeëbd – als Christopher nog één laatste keer terugkomt om een rekensom uit te leggen in vier minuten. Net als met ieder geslaagd feestje, blijft deze voorstelling nog lang in herinnering.

Theater / Voorstelling

Werther wil niet volwassen worden

recensie: Toneelschuur Producties - Het lijden van de jonge Werther

In 1774 werd Johann Wolfgang von Goethe plotsklaps beroemd met zijn roman Die Leiden des jungen Werthers. Een hele generatie zag in het hoofdpersonage Werther zijn hartstocht, zielenleed en Weltschmerz eindelijk vertegenwoordigd. Mensen spiegelden zich zodanig met Werther dat zijn kledingstijl op slag hip werd en zich naar zijn voorbeeld een zelfmoordgolf door Europa verspreidde, zo wil het literair-historisch cliché.

Spreekt Werther heden ten dage nog steeds tot de verbeelding? Theatermaker Eline Arbo was onder de indruk van Werthers stelligheid en compromisloze levenshouding en heeft een theaterbewerking van Goethes roman op de planken gebracht onder de vlag van Toneelschuur Producties. Nog even kort het verhaal: Werther (Victor IJdens) brengt de zomer door in de Duitse provincie en wordt daar verliefd op Lotte (Diewertje Dir). Zij is echter al verloofd met de pragmatisch ingestelde Albert (Sander Plukaard). Hoewel Werther met beiden bevriend raakt, gaat hij ook kapot aan zijn niet beantwoorde liefde voor Lotte. Tot Werther – gevoelsmens als hij is – nog maar één dramatische uitweg ziet om aan zijn lijden te ontsnappen.

Twee levensvisies

Arbo kiest ervoor om twee levensvisies tegen elkaar uit te spelen: de alles-of-niets hartstocht van Werther tegen het pragmatisme en de gematigdheid van Albert. Lotte ontpopt zich als een compromis maar kiest daarmee eigenlijk automatisch voor Albert want Werther kan met geen enkel compromis leven. De ondertitel luidt “hoe ver ben jij bereid te gaan voor jouw idealen”. Werther zou als voorbeeld moeten dienen van een idealist die tot het naadje gaat. Toch lukt het Werther nergens om echt een idealistisch rolmodel te worden: zijn gejammer is eerder pathetisch en kinderlijk. Deze emotionele onvolwassenheid wordt benadrukt in het decorontwerp bestaand uit aaneenrijgingen van plastic strandspeelgoed. Wanneer Werther aan het eind van het stuk kiest voor het dramatisch gebaar, valt letterlijk het speelgoeddoek. Waarmee nog eens wordt gezegd: Werthers belevingswereld is die van een kind. Zo verliest Werther het van de rationele Albert die, weliswaar soms neergezet als een karikatuur, simpelweg beschikt over een grotere dosis gezond boerenverstand.

Schoolpleinliefde

Ook de relatie tussen Lotte en Werther blijft iets kinderlijks houden, en wil daardoor niet echt overtuigen. De apotheose van hun liefde is een potje badminton. De vrolijke kleurtjes waarin Lotte gehuld gaat en de waterpistoolgevechten doen meer denken aan een schoolpleinliefde dan aan grootse een meeslepende romantiek die zelfmoord voorstelbaar kan doen maken. Kinderlijkheid gaat nauw samen met narcisme en ook dat is deze Werther niet vreemd. Wanneer Lotte praat, is zijn blik niet zelden op iets in de verte gericht, alsof die hele Lotte hem niet zoveel kan interesseren, maar slechts als willekeurig excuus voor zijn levenspassie en defaitisme dient. Om hiermee terug te komen op de ondertitel van de voorstelling: je kunt je afvragen of het personage van Werther niet vreemd gekozen is om nieuw elan te geven aan verloren gewaand idealisme. Tuurlijk, Werther is gepassioneerd, maar die passie heeft weinig met wereldverbetering te maken. Romantische liefde is de facto altijd een egoïstisch project. De link naar Werther als politieke held blijft voor mij daarom onduidelijk.

De voorstelling kent desalniettemin zijn vermakelijke en sterke momenten – onder andere de muzikale intermezzo’s en de komische vertolking van Albert door Sander Plukaard. Maar de grote zwakte zit in het niet willen overtuigen van de liefde tussen Werther en Lotte.

Nacht van de Poëzie - foto Patrick Post
Boeken / Achtergrond
special: 35ste Nacht van de Poëzie
Nacht van de Poëzie - foto Patrick Post

Nacht vol levende poëzie

Opnieuw was de Nacht van de Poëzie een feest voor de liefhebber van het gesproken woord. Er werd breeduit gelachen en volop meegezongen in deze vijfendertigste editie van de hoogmis der dichtkunst. Kippenvelmomenten waren er ook in de ‘achthoekigheid’ van het Utrechtse Vredenburg.

Volgens co-host Piet Piryns moeten we de populariteit van de Nacht misschien zoeken in de ontkerkelijking die overal gaande is. Als het Woord niet meer in het heilige domein wordt gezocht, moeten dichters die lacune vullen. Met een kleine tweeduizend bezoekers in de zaal krijgt het poëtische Woord deze nacht een gewillig oor.

De spits wordt traditioneel afgebeten door de dichter die vorig jaar de afsluiting verzorgde. Jonathan Griffioen vormt met zijn confronterende gedichten over de stadswijk waarin hij opgroeide een uitstekende opening en tegelijkertijd de aanloop naar de eerste muzikale onderbreking. De zaal wordt opgewarmd en losgezongen door een gloedvolle Brigitte Kaandorp die, zo kort na de aftrap, het publiek meteen al in een collectief la-la-laah laat samenvloeien.

Oude crooners

Cees Nooteboom - Patrick Post

Cees Nooteboom (foto: Patrick Post)

Dan volgt een blokje ‘oude knarren’ (met respect). Frank Koenegracht in zijn haast reviaanse somberte waar altijd de glimlach om de hoek komt kijken: ‘Vannacht droomde de dood van mij./ Ik weet niet hoe hij daarbij kwam./ Ik vermoed dat/ hij droomde dat hij iets kwijt was (…)’. Cees Nooteboom sluit daarbij aan met zijn mijmeringen over eilanden, zijn zomerverblijf op Menorca in het bijzonder, om te eindigen met de bezwering ‘Waarom laten de doden ons niet met rust’. Veel applaus voor deze crooners, van jong en oud die nog steeds warmlopen voor de gevestigde orde.

In het goedgevulde programma is ruimte voor debutanten, zoals de pas afgestudeerde Simone Atangana Bekono die, zonder uitgegeven te zijn, al op het podium van de Nacht staat. Haar bijdrage is boeiend, maar behoeft nog wat schwung om overeind te blijven tussen de kanonnen. Via de verrassende observaties van Neeltje Maria Min (zónder haar allerberoemdste dichtregel uit ons taalgebied) en de vurige, verbeten Astrid Lampe is de vloer voor Bart Moeyaert. Met zachte stem en een perfecte timing leest hij uit zijn bundel Verzamel de liefde:

Ik dacht dat het niet kon:
dat iets wat je niet ziet
je alle dagen draagt
en sterker maakt.
Alsof je spieren krijgt
van liefde.

Wervelwind Karsu

Antjie Krog - Patrick Post

Antjie Krog (foto: Patrick Post)

Live-optredens in de poëzie worden publiekelijk omarmd, terwijl de verkoop van dichtbundels marginaal te noemen is. Een ontwikkeling die niet zo vreemd is, gezien het optreden van de Zuid-Afrikaanse dichteres Antjie Krog. Hier wordt poëzie levend gemaakt, vormgegeven tot haast tastbare beelden. Op intense wijze slingert ze de Zuid-Afrikaanse regels de wereld in: fluisterend, snauwend, schreeuwend en dan weer ingetogen smekend. Het is een avontuur om door Krog, de perfecte Nacht-gast, meegenomen te worden in haar belevingswereld.

Na een warme donderpreek van Dimitri Verhulst, die met zijn België-gedichten en het bijbehorende cynisme het publiek voor zich inneemt, wordt het tijd voor een nieuw muziekje. De Nederlands-Turkse zangeres Karsu begint als een lieflijk intermezzo maar blijkt al snel een ware wervelwind. Het is een lust voor oog en oor – Maria Callas meets Anouk – waarbij de ingetogenheid verrassend wordt afgewisseld met een stem die klinkt als een klok.

Nog zo’n hoogtepunt: de Utrechtse dichter Alexis de Roode komt met een bevlogen voordracht van zijn gedicht Schepping, week 2, waarin hij de mens centraal stelt om het werk van de Schepper in de tweede week naar zijn hand te zetten. Een confronterend relaas over onze manipulatie met de natuurlijke omgeving:

De mens sprak: De dieren en planten behoren aan mij,
maar zij gehoorzamen aan tijd. Ze bloeien in de lente
en geven zaadvruchten in de herfst. De vogels leggen
eieren naar hun aard, maar in de winter leggen ze niks.
Ik zal de planten een huis van glas geven en in de kippenstal
zal ik een helder licht branden. Ik zal eieren eten in december.
Weer werd het avond en morgen: de derde dag.

Jaap Robben - Patrick Post

Jaap Robben (foto: Patrick Post)

Ook Jaap Robben is een performer pur sang. Zijn poëzie is helder en aanstekelijk, zijn optreden expressief en ingetogen tegelijk. Mensen op het verkeerde been zetten, dat kan Robben als de beste, waarbij de vraag of zijn gedichten voor kinderen of voor volwassenen zijn altijd komt bovendrijven. Robben trekt zich nergens iets van aan, hij dicht en draagt voor, zo simpel is het, en krijgt vele handen op elkaar.

‘Drijf een wig in de nacht en luister’ is het op de alle wanden aangebrachte Nacht-motto. De poëzie heeft deze opwindende nacht weer klemgezet, de overgebleven toehoorders proberen tot de laatste woorden van debutante Vicky Francken de ogen open te houden. Geen nood, volgend jaar, in weer een Nacht, zal deze laatste opnieuw de eerste zijn.

 

35ste NACHT VAN DE POËZIE
TivoliVredenburg Utrecht
16 september 2017

Theater / Voorstelling

Wunderbaum schraapt het glitterlaagje van het cruiseleven af

recensie: Wunderbaum - Superleuk, maar voortaan zonder mij

Na Wunderbaums Superleuk, maar voortaan zonder mij wil je David Foster Wallace gaan lezen. En nooit meer voet zetten op een cruiseschip.

Het moet een vreemde ervaring zijn geweest: Wunderbaum die een avondje politiek geëngageerd  entertainment verzorgt op de AIDAPrima. Het publiek verwachtte waarschijnlijk een coverband, de jolige presentator had nog niet eerder van de groep gehoord. Het was wel erg “theater”, liet het management achteraf weten. Een verdere samenwerking zat er niet in.

AIDAPrima

Wat bezielt Wunderbaum om met een cruisebedrijf in zee te gaan? Het heeft alles te maken met A Supposedly Fun Thing I’ll Never Do Again, een essay waarin David Foster Wallace verslag doet van zijn eigen cruise-ervaring, en het verdovende amusement dat hij er aantrof. Superleuk, maar voortaan zonder mij is Wunderbaums variant van Wallaces trip: een week lang liepen ze mee op de AIDAPrima, onder Rotterdammers bekend als het schip dat elke week aanmeert bij de Wilhelminapier. Het slotstuk was een speciaal optreden op de bonte avond, wat naar verluid wisselend is ontvangen.

Moeizaam vermaak

Op filmbeelden zien we hoe de gasten moeizaam proberen ‘het leuk te hebben’ om de verveling te ontvluchten, terwijl aankondigingen van het personeel de troosteloosheid van het cruiseleven verder onderstrepen. We maken kennis met personages uit Wallaces boek: een Filipijns kamermeisje dat tien maanden per jaar aan boord werkt, een verveelde puber, een man die een speciale cursus volgde om de zee te filmen, en een ober die contractueel verplicht is om altijd een sombrero te dragen. Een groep identieke kapiteins blijken ingehuurde acteurs te zijn. Door kalm over het dek te lopen en zo nu en dan een praatje te maken, geven ze de gasten een gevoel van veiligheid. Het schip is prima te besturen op automatische piloot.

Cruiseschip als een groot toneelstuk

De eerste aktes van Superleuk onthullen hoe performatief het leven op een cruiseschip is. De jolige ober is lang niet zo exotisch als hij zich voordoet, en de kapitein schotelt een fantasiebeeld van een kapitein voor. Zolang ze hun rol overtuigend blijven spelen en het publiek in het toneelstuk blijft geloven, kunnen ze meedraaien in de illusiemakelarij van het schip. Onder de het glitterlaagje van leeg amusement ligt verveling en tragiek. Het is voelbaar in de opnames van apathische passagiers, de pijnlijke onthullingen die personages tussen neus en lippen door geven, en bovenal in een verrassend teder slotstuk van Wine Dierickx. Petra, het eerdergenoemde kamermeisje uit de Filippijnen, weet precies wat er schuilgaat achter de gezichten van haar passagiers. Een betraand kussen van een vaste gast en het ontbreken van zijn vrouw vertelt haar genoeg. Fluisterend deelt ze de verhalen van de gasten waar ze elke dag de lakens van verschoont. Ze had gemakkelijk een karikatuur kunnen zijn, maar blijkt meer mensenkennis te hebben dan we vermoeden. De passagiers lenen zich natuurlijk goed voor leedvermaak, maar krijgen aan het einde meer diepte. Wunderbaum weet als geen ander om te gaan met tragikomische figuren, en heeft in David Foster Wallace en de AIDAPrima dankbaar materiaal gevonden. Een vast contract zag AIDAPrima niet zitten, maar bij Theater Rotterdam valt Superleuk, maar voortaan zonder mij prima op zijn plek.

Boeken / Fictie

Hetzelfde en toch een beetje anders

recensie: Ben Lerner - 22.04

De opening van Ben Lerners roman 22.04 – een verwijzing naar de film Back to the Future –  is weergaloos. In een peperduur restaurant eten de verteller, een tobberige schrijver, en zijn literaire agent een voorgerecht van ‘met zout doodgemasseerde baby-inktvissen’. De gewelddadige luxe van de happy few van New York wordt gevolgd door een dreigend nieuwsbericht. Er is storm op til.

De vermoorde baby-inktvisjes vormen op hun beurt een scherpe tegenstelling met de uiterst zorgvuldige wijze waarop de naamloze ik-verteller en zijn vriendin een medisch traject voor inseminatie ingaan. Ze heeft hem gevraagd of hij donorvader van haar kind wil worden. Een andere tegenstem bij het lachwekkende lunchmenu is de coöperatie voor biologisch voedsel, waar de verteller gedwongen vrijwillig diensten draait als inpakker en vakkenvuller. Aan het slot van het verhaal is de storm uitgeraasd en proberen de personages Brooklyn Bridge te bereiken om thuis te komen.

Literaire fuga

Zo waait de roman voorbij, op stemmen en tegenstemmen. In een klassieke fuga zijn alle stemmen gelijkwaardig. Dit uitgangspunt past precies bij het postmoderne proza van Lerner. Met als enig verschil dat de auteur samen met zijn hoofdpersoon voortdurend op zoek is naar die ene ervaring die echt is. Die zo concreet en waarachtig is dat

‘de wereld om me heen (zich) opnieuw rangschikte terwijl ik de woorden (een bericht over de ernstige ziekte van een vriend ICR) tot me door liet dringen’

Dat ‘opnieuw rangschikken’ komt een aantal malen terug; steeds is het een confrontatie met ‘echt’ – leven en dood – die vreemd genoeg niet de geest van de verteller in beweging brengt maar de wereld om hem heen. Alsof hij, ook in precaire situaties, niet bij machte is om zelf van zijn stuk te vallen. De verteller zit behoorlijk vast in zijn cerebrale activiteiten en zijn geringe zelfvertrouwen. Hij piekert eigenlijk onafgebroken over de kloof tussen de werkelijkheid om hem heen en zijn onvermogen erin op te gaan. Het leidt tot onnavolgbaar grappige, ironische beschrijvingen, zoals de lange scène waarin hij moet masturberen om donorsperma te leveren.

‘Ik keek naar de afstandsbediening (voor de pornovideo, ICR) om te zien hoe het precies werkte en herinnerde me toen: ik word niet geacht iets aan te raken dat het spermamonster zou kunnen verontreinigen. Wat zou verontreinigender kunnen zijn dan deze afstandsbediening, die door ik weet niet hoeveel vieze handen was vastgepakt? Na enkele seconden paniekerig wikken en wegen drukte ik gewoon op play – waardoor de Aziatische Anale Avonturen begonnen, hoewel dat helemaal niet mijn ding is; het leek op de een of andere manier minder afkeurenswaardig om niet te kiezen dan om een positieve voorkeur voor een van de beschikbare categorieën te kennen te geven-, legde ik de afstandsbediening neer, liep terug naar de wasbak en waste mijn handen.’

Eerlijke fraude

De ironie slaat echter om in een soort wanhoop wanneer het vriendenpaar na veel gedoe besluit om de conceptie op natuurlijke wijze te doen plaatsvinden. Zodra de verteller zich bewust wordt van zijn handelingen krijgt hij de slappe lach en is de erectie voorbij. Het is exemplarisch voor alle activiteiten die hij onderneemt ten einde een ‘echt’ leven te leiden. Bewustzijn leidt tot distantie en wordt de duivel die alles kapotmaakt.

Dan besluit hij om het frauduleuze aspect van de realiteit niet meer te bestrijden. If you can’t beat them, join them, lijkt hij te denken. Zijn idee om een gefingeerde correspondentie met een literaire grootheid te presenteren als uit een archief opgedoken, bezorgt hem een reusachtig voorschot van zijn uitgever.

De roman moet alleen nog even geschreven worden en dat doet de hoofdpersoon in een gesubsidieerde schrijversflat in Texas. Korte tijd slaagt hij erin zich af te sluiten van de bedrieglijke realiteit om zijn hoogstpersoonlijke bedrog te plegen. Hij belandt vervolgens op een feestje van rijke mensen waar overvloedig drugsgebruik de authentieke schrijfervaring weer tenietdoet. Alleen door een kotsende gast met een bad trip te helpen, kan hij een restje eergevoel bewaren.

De verteller slaat een andere weg in, een omweg. Een kennis nodigt hem uit een bezoek te brengen aan haar collectie afgeschreven kunst. Het gaat om beeldende kunst die door vandalisme of brand- en waterschade uit galeries en musea is verwijderd, nadat de verzekering de marktwaarde heeft uitgekeerd. Deze kunst is waardeloos geworden en daardoor op een bepaalde manier ‘verlost’. Hij is diep ontroerd als hij naar een foto kijkt waar een andere foto bij hoorde die verloren is gegaan. Nu lijkt het motto van de roman, gebaseerd op een Chassidische vertelling, waarheid te worden: in de komende wereld zal alles hetzelfde zijn, maar

‘Alles zal zijn zoals het nu is, alleen een beetje anders.’

Voortouw

Over ‘een beetje anders’ gaat ook de Gidslezing – jaarlijks evenement van het gerenommeerde literaire tijdschrift De Gids – van Lerner. Hier onderzoekt hij de relatie tussen taal en beeldende kunst, met name de betekenis(verandering) van een beeld door de beschrijving ervan. Hij gaat in op dubbele beelden zoals het ‘eendkonijn’ van Wittgenstein; een tekening die tegelijk eend en konijn voorstelt. De filosoof Wittgenstein onderzocht een eeuw geleden, net als Ben Lerner nu, de relatie tussen taal en werkelijkheid en tussen feit en fictie.

Lerner voegt daar de beeldende kunst bij. Door Dada en het surrealisme van vroeger en het conceptual art van nu, zijn de zogenaamde ‘readymades’ in beeld gekomen. Dit zijn objecten die hun betekenis ontlenen aan hun context. In de Gidslezing gaat hij dieper in op de afgeschreven, waardeloze kunst uit de roman 22.04.

‘Toen ik de foto’s in mijn handen hield, was het alsof ik een subtiele maar wezenlijke gewichtsverandering kon waarnemen: de ziel van de markt was vervluchtigd; het was kunst buiten het kapitalisme. (…) Voor mij waren deze objecten – die nog hetzelfde waren, maar een beetje anders – readymades voor of uit een komende wereld, een toekomst waar een ander waardesysteem heerst dan de tirannie van de prijs, in de kunstwereld en daarbuiten.’

Hier ontvouwt Lerner zijn dieperliggende motief: maatschappijkritiek vanuit het – mystieke – chassidische messianisme. De werkelijkheid moet verlost worden, en de kunst zal daarin het voortouw nemen door het vermogen alles een beetje anders te maken.

Watermolen in de tijd

Een terugkerend thema is het motief van de verdwenen schilderijen. Een bevriende schilderes neemt vanuit de galerie waar ze zal exposeren een taxi naar huis om de laatste hand aan twee werken te leggen. Van de zenuwen vergeet ze de schilderijen, die vervolgens onnaspeurbaar zijn omdat de gegevens van latere taxiritten om privacyredenen niet worden verstrekt. De verteller besluit de zoektocht in proza vast te leggen en als kunstwerk aan de expositie toe te voegen. De schilderijen uit het verhaal zijn later in werkelijkheid ook geschilderd. Zo wordt fictie feit, betoogt Lerner, en draait het scheprad van een watermolen rond dat afwisselend werkelijkheid, verbeelding en kunst opschept uit een rivier van tijd – misschien het meest raadselachtige thema in het werk van Lerner.

Het loont de moeite zijn proza, poëzie en essay’s in samenhang te lezen. Lerner is een van die schrijvers die feilloos de problematiek van de eenentwintigste eeuw en het postmodernisme verwoordt. Zijn werk is een integere poging om uit te stijgen boven het anything goes van een totaal ‘geliberaliseerde’ wereld.

Kunst / Expo binnenland

Uit de kunst

recensie: Vrouwen Uit de kunst! Kunstenaressen op de noordelijke Veluwe 1880-1950

Wanneer je als bezoeker de tijdelijke tentoonstelling in het fijne Noord-Veluws Museum in Nunspeet binnenkomt, loop je meteen tegen vijf vrouwenportretten aan. Een springt in het oogt: van Suze Robertson, een van de zestien vrouwen waarvan werk wordt getoond. Op de een of andere manier hebben ze allemaal in Nunspeet of in de nabije omgeving gewoond en gewerkt.

Suze Robertson (1855-1922), Vischpoort te Harderwijk, circa 1910. Olieverf op doek, 89 x 106,5 cm (Singer Laren)

Verderop hangt een krachtig, groot doek van Robertson, waarop de Vischpoort in Harderwijk is afgebeeld. Een kenmerkend schilderij voor de steeds zelfbewuster schilderende vrouwelijke kunstenaars uit de periode 1880-1950.

In de loop der tijd

De bezoeker kan door de chronologische opzet van de expositie niet alleen de ontwikkeling van de zestien kunstenaars volgen, maar en passant ook die van de kunstgeschiedenis zelf. Dit geeft de tentoonstelling een extra laag, net als de uitgebreide biografieën die op banieren terzijde van de werken hangen.

Het begint zo rond 1880 met de stemmige, donkere doeken van Sientje Mesdag-van Houten, die door mannelijke recensenten soms kritisch werden ontvangen als zijnde te detaillistisch of uit balans. Ook het thema ‘vissersvrouw’ dat Aletta van Thol-Ruijsch gebruikt voor een prachtige kop in houtskool (ca. 1890-1910) is verwant aan die van de Haagse School. Raak getroffen op dit portret zijn de peinzende, diep liggende ogen.

Blanche Douglas Hamilton (1853-1927), Schapen met lammeren op een weide met bloeiende vruchtbomen, penseel op papier, 48,7 x 32,3 cm (Teylers Museum)

Wat gedurfder

Maar pas op: het werk van iemand als Chrisje van der Willigen doet op het eerste gezicht misschien traditioneel aan, maar is toch redelijk gedurfd en doet soms, zoals haar Bloemen in blauwe pot (1902) niet alleen aan Voerman maar ook aan Jan Mankes’ werk denken.
Zoals de waterlelies die Blanche Douglas-Hamilton aquarelleerde herinneren aan hetzelfde thema bij Monet, en het licht op haar met potlood en waterverf opgezette Haven in Noord-Italië (1897-1927) wat weg heeft van het zuidelijke licht van Pissarro.

Des te verder je in zowel de tijd komt als in het afzonderlijke werk van een kunstenares, des te sterker en persoonlijker het wordt. De naam van Suze Robertson is al genoemd. Haar latere werk kan worden gerekend tot de aanloop naar het expressionisme. Voor die tijd schilderde ze bijvoorbeeld Brabantse vrouwen à la Van Gogh, vrouwen die thuis of op het land aan het werk zijn. Op de vraag van een kunsthandelaar om over te stappen op portretjes, gaat ze niet in. Zij kan dit doen, omdat ze een baan heeft als tekenlerares.

Van Suze Robertsons kleindochter, Suzanne Eckhart, wordt in een vitrine keramiek getoond, zoals er ook een vitrine is met de door de oud-Bauhausleerlinge Kitty van der Muijll Dekker ontworpen theedoeken die nog steeds modern aandoen.

Gaby Bovelander (1931), Zonder titel, 1978. Olieverf op paneel, 58 x 61 cm (Collectie kunstenaar)

Modern

De ontwikkeling van de kunst en een eigen stijl valt ook duidelijk af te lezen aan het werk van Jo Koster. Zij was een van de eerste vrouwen die studeerde aan de kunstacademie van Rotterdam. Later studeerde ze in Brussel, omdat Parijs in die tijd volgens haar te conservatief was. Onder invloed van Jan Toorop schildert ze enkele pointillistische doeken die in Nunspeet zijn te zien.
Ook de inmiddels 86-jarige Gaby Bovelander vindt zichzelf telkens opnieuw uit. Van haar hangt er zowel magisch realistisch werk als een eigenlijk buiten de scope van de expositie vallend, fascinerend Zelfportret (1971) met een krachtige blik die aan het beroemde zelfportret van Charley Toorop doet denken.

Hedwig Kleintjes-van Osselen (1871-1936), Zinnia’s, 1934. Olieverf op doek, ca. 50 x 60 cm (Collectie Gemeente Heerde)

Wie thuis alles nog eens na wil lezen over leven, werk en context van de zestien exposanten, is er een mooie catalogus beschikbaar die werd samengesteld onder eindredactie van de curator van de tentoonstelling: Margot Jongedijk. Hierin valt ook te lezen hoe de receptie van het werk was. Zoals over Hedwig Kleintjes-van Osseler– om nog een van de zestien namen te noemen – : ‘Sterk is deze kunst niet, wel rustig, gul en gevoelig.’ Waar of niet – inderdaad is niet alles wat wordt getoond van de bovenste plank –, maar een mooi inzicht en beeld van kunstenaressen op de noordelijke Veluwe geeft deze tentoonstelling die louter uit bruiklenen bestaat zeker.

 

 

 

Boeken / Fictie

Een fijne kennismaking met Peper

recensie: Rascha Peper - Waterscheerling

‘Iemand valt in het water, een vennetje of een kanaal, en zinkt naar beneden.’ Een dergelijke scène probeert Alex van Warmerdam in al zijn films te krijgen – nooit lukt het. Rascha Peper maakte er een verhaal van, Waterscheerling – een prachtig, melancholisch verhaal.

Fans van Rascha Peper (1949–2013) zullen Waterscheerling al kennen. Hetzij als het nieuwjaarsgeschenk in 2004 van haar toenmalige uitgeverij L.J. Veen of uit de verhalenbundel Een Siciliaanse lekkernij (2014), die een jaar na haar overlijden verscheen. Deze nieuwe uitgave komt met een extraatje: prachtig sfeervolle tekeningen van Sylvia Weve. Irundina van Hella S. Haasse en Annejet van der Zijls De dageraad verschenen al eerder bij Querido in deze vormgeving en ook met tekeningen van Weve. Net als in de eerdere delen weet Weve moeiteloos het verhaal te verbeelden.

Stella in de put

Pepers verhaal gaat over Stella, na twee broertjes het nakomertje in het naoorlogse gezin van wisselwachter Tienverloren. Stella, ‘fijngebouwd, lang, zwartharig’ houdt van water en van zwemmen. Tijdens haar jeugd zorgt ze voor een aantal schrikmomenten bij haar ouders – zoals iedere in de jaren zestig opgroeiende puber, misschien –, maar telkens komt het goed. Tot ze op een dag verdwenen is, schijnbaar in de bodemloze put in de achtertuin gevallen. Ondanks alle waarschuwingen van haar ouders, ondanks het ontzag dat het gezin voor de put had: haar nieuwsgierigheid was te groot.

Waterscheerling schakelt op dat punt over naar Pirre, kleinzoon van een horlogemaker, die een oogje op Stella heeft en haar achternagaat. Ook hij daalt de put af en komt in een wonderschone onderwaterwereld terecht – gelijk Van Warmerdams scène. De jongere lezer zal aan SpongeBob SquarePants denken: Peper schetst een onderwaterwereld waarin alles lijkt op de wereld erboven, met water in plaats van lucht om ons heen. Pirre vindt Stella, maar weet haar niet mee uit deze onder(water)wereld te krijgen. Hier hint Peper op het eeuwenoude verhaal van Orpheus en Eurydice – een invloed die in een naschrift achter in het boekje ook erkend wordt.

Een fonkelende stijl

Peper weeft ook andere invloeden in haar verhaal – zo zijn er verwijzingen naar enkele bekende sprookjes. Voor de liefhebber is het fijn die te herkennen, maar Waterscheerling laat vooral Pepers schrijftalent zien. Zowel het grote als het kleine, de flow van het verhaal als individuele zinnen: Peper kon het allemaal laten fonkelen. Wat dat betreft is Waterscheerling het ideale instappunt in het oeuvre van deze veelzijdige schrijfster.

Chiharu Shiota, Uncertain Journey, 2017, metalen boten en rode draden (wol), Het Noordbrabants Museum. Foto: Joep Jacobs. © Chiharu Shiota, c/o Pictoright Amsterdam, 2017
Kunst / Expo binnenland

De rode draad van Shiota

recensie: Chiharu Shiota - Between the Lines
Chiharu Shiota, Uncertain Journey, 2017, metalen boten en rode draden (wol), Het Noordbrabants Museum. Foto: Joep Jacobs. © Chiharu Shiota, c/o Pictoright Amsterdam, 2017

Kunstenaar Chiharu Shiota maakt ongebruikelijke ‘schilderijen’. Met 2000 bollen rode wol heeft ze lijnen in de lucht getrokken over zo’n 130 vierkante meter van Het Noordbrabants Museum. De rode gloed zuigt je direct haar web in.

Voor het eerst wordt er een solotentoonstelling van de Japanse Chiharu Shiota in Nederland getoond. Hoog tijd: in 2015 brak zij door op de Biënnale in Venetië met haar installatie The Key in the Hand waarmee ze haar land representeerde. Shiota is te herkennen aan haar installaties met rode draad en alledaagse objecten. In de tentoonstelling Between the Lines wordt haar werk in retroperspectief getoond, met als hoogtepunt de installatie Uncertain Journey die speciaal voor het museum werd gemaakt.

Chiharu Shiota

Portret Chiharu Shiota, 2017. Still uit video Jochem de Vet

De rode draad

Behalve zijn indrukwekkende esthetiek heeft de installatie meerdere betekenislagen. Het web is verbonden aan twee boten die ons wijzen op de reis van het leven, waarbij de bestemming niet bekend is. De installatie wekt een dromerige wereld op; het gevoel onder de zee door te lopen. Wat gelijk al opvalt bij het bezoeken van de tentoonstelling is dat er een rode draad loopt door het werk van Chiharu Shiota. Letterlijk. Shiota gebruikt de draden als symbool voor de verbindingen tussen mensen. Ze lopen als bloedvaten door de ruimte en creëren een eigen wereld.

Shiota - Bevoming Painting

Chiharu Shiota, Becoming Paininting, 1994, c-print, foto’s van de performance met gelijknamige titel in Anu School of Art, Canberra, Australië. © Chiharu Shiota, co Pictoright Amsterdam, 2017

Between the lines

Oorspronkelijk heeft Shiota een klassieke opleiding schilderkunst gevolgd. Schilderen op doek vond ze echter te beperkend: ‘slechts’ een kleur op het doek. Tijdens haar zoektocht naar andere kunstvormen komt ze uit bij performance-art. In de tentoonstelling zijn enkele van haar performances te zien, waaronder haar eerste: Becoming Painting. Bij deze performance gebruikt ze zichzelf als schilderdoek. Het aanbrengen van een tweede huid is een terugkomend thema in de performances en in de installaties die tentoongesteld zijn. Shiota laat universele thema’s zien in haar unieke beeldtaal: herinneringen, verbondenheid en identiteit.
Uiteindelijk ontwikkelt Shiota haar installaties met draad, die haar in staat stellen om zonder beperkingen te schilderen in de fysieke ruimte. De titel van de tentoonstelling Between the Lines verwijst naar de zoektocht van de kunstenaar.

The Key in The Hand

In de tentoonstelling is ook haar werk te zien van de Biënnale van Venetië: The Key in the Hand. Hierbij zijn er sleutels in een web verweven. Shiota vroeg mensen van over de hele wereld om haar een sleutel toe te sturen, met een brief waarin stond wat deze sleutel voor hen betekende. Ze heeft de sleutels en herinneringen met elkaar verweven. Daarbij wordt een video getoond over de allereerste herinnering. Aan een aantal kinderen wordt gevraagd wat zij zich herinneren van hun geboorte. Op deze manier worden herinneringen die gedurende een mensenleven worden gemaakt met elkaar verbonden.
Het kunnen ronddwalen in en je verwonderen over de installatie Uncertain Journey maakt een bezoek aan de tentoonstelling meer dan waard. Het oeuvre van Shiota laat zien hoe ze zich als kunstenaar heeft ontwikkeld, en welke diepere lagen en thema’s de grondslag voor haar werk vormen. Maar volgens Shiota is de emotionele betekenis van haar installaties die de bezoeker ervaart, het meest waardevol.

Muziek / Album

Muzikale hoop in een tijd van onzekerheden

recensie: Rodney DeCroo - Old Tenement Man

In het openingsnummer zingt Jack Taylor vanuit de gevangenis over de moord op zijn vader. Hij was vijfentwintig jaren jong toen hij zijn leven verloor met één schot. “Blew my life away,” klinkt het vanuit de cel. Rodney DeCroo vertolkt het nummer levensecht, misschien wel vanuit een kleine ruimte met slechts drie muren en een raam met spijlen. Heeft hij zijn vader omgelegd?

De carrière van de Canadees DeCroo zou verfilmd moeten worden. Een paar zinnen om niet alle dramatische gebeurtenissen te herkauwen, niet alle oude koeien uit de sloot te willen halen. Zeven jaren geleden besluit hij vlak voor een uitverkocht optreden de samenwerking met zijn band op te zeggen; hij schrijft een toneelstuk, neemt een spoken-word langspeler op, schrijft een dichtbundel en moet iets met de diagnose posttraumatische stress-stoornis. In zijn schrift met ideeën voor nieuwe songs kan hij traumatische gebeurtenissen uit zijn jeugd stapelen.

 

Pratend publiek

Het debuutalbum onder eigen naam verschijnt in 2004, daarna neemt hij het live album War Torn Man op. Op de schijf is pratend publiek te horen. Juist deze nachtmerrie voor optredende artiesten laat DeCroo horen. De voorlaatste release is Campfires On The Moon in 2015. Het is een verzameling toegankelijke nummers. Tien nummers en de demonen en de impulsieve beslissingen lijken bij DeCroo tot het verleden te horen.

 

Lou Reed

Voor zijn zevende album Old Tenement Man heeft DeCroo rock ‘n’ roll ballades geschreven. De teksten verhalen over helden als Lou Reed en Leonard Cohen. Met producer Lorrie Matheson wilde DeCroo niet opnieuw schrijven over gebeurtenissen uit het eigen verleden, maar wilde hij zingen over de bewondering voor anderen. ‘Lou Reed On The Radio’ is een prachtig voorbeeld. Zinderend uptempo gitaarwerk en een tekst met bewonderende woorden. De fan DeCroo zit gekluisterd aan de radio en hoort over de dood van een held en kan slechts in ongeloof luisteren en woorden van verdriet aan het papier toevertrouwen.

DeCroo vertelt in het persschrijven lyrisch over de samenwerking met Lorrie Matheson. Hij heeft deze producer muzikaal de vrije hand gegeven. “I’ve always been labeled alt-country and getting to draw from Lorrie’s breadth of knowledge pushed me out of my musical bubble,” vertelt DeCroo over het bevrijdende partnerschap. Zijn muzikale palet met vooral americana heeft een fiks shot rock ‘n’ roll gekregen. Daarnaast schuwt Matheson schurende effecten niet. De uitgebalanceerde, heldere nummers krijgen daarmee een extra muzikale lading.

 

Tekstuele kracht

De tien nummers op Old Tenement Man hebben grote zeggingskracht. Natuurlijk gebruikt DeCroo in zijn liedjes karakters uit het verleden. Er komen meer mensen langs dan alleen Lou Reed en Leonard Cohen. Geen van de bezoekers in de nummers slaagt er ditmaal in het humeur van DeCroo te bederven. Het album sluit af met ‘The Barrel Has A Dark Eye’. DeCroo gaat toch nog op zoek naar de duivels en de demonen. Hij geeft geen antwoord over zijn zoektocht, het is aan de luisteraar om na te denken.

Old Tenement Man is een productie met talloze verhalen. Rodney DeCroo neemt de luisteraar bij de hand en laveert met groot muzikaal vakmanschap langs de vele mogelijke moeilijkheden. Hij heeft geen pasklare oplossingen maar biedt fascinerende, muzikale hoop in deze tijd van onzekerheden.