Muziek / Album

Totale vervreemding

recensie: Múm – Summer Make Good

.

Twee jaar geleden wist dit collectief al te overtuigen met het album Finally We Are No One. Sindsdien is er een wijziging geweest in de bezetting. Gyda Valtysdóttir vertrok om haar cello-studie af te ronden, waardoor de band nu nog bestaat uit Gunnar Örn Tynes, Örvar Thóreyjarson Smárason en Kristín Anna Valtysdóttir. Dit trio maakte met Summer Make Good een plaat als een sprookjesboek. Eén met inleiding, kern en slot. Zo spannend dat het onmogelijk is om in dit korte stukje mijn favoriete passages aan te geven, omdat het er zoveel zijn. Een bizar gearrangeerd verhaal compleet van buiten deze wereld.

Opgroeien in IJsland

IJsland is blijkbaar een inspirerende plaats, waar de mensen bij wijze van spreken nog geloven dat er een elfje sterft wanneer iemand zegt dat hij er niet in gelooft. Wat moeten die kinderen daar een heerlijke opvoeding hebben gehad. Als je muziek kunt maken als Björk, Sigur Rós en Múm, die allen verwant zijn, ben je nooit echt groot geworden op de manier waarop wij nuchtere westerlingen zijn grootgebracht. Nou ja, zij hebben natuurlijk ook het voordeel van de schitterende omgeving. Dat neemt echter niet weg dat ik als westerling betoverd ben door de fluisterende elfachtige stem van Valtysdóttir. Ook de teksten zijn wonderschoon, mits zij te verstaan zijn. “I hope tonight // You will touch my hair // And draw ghosts on my back.” Mooi, mooi en nog eens mooi.

Summer Make Good is een plaat die genoeg rijkdom bevat om een levenlang mee te gaan. Elke verdere omschrijving zou het geheel niet waardig zijn. Ga gewoon luisteren, ook al is het straks hartje zomer. Je zou kunnen zeggen dat het vreemd is dit album uit te brengen op het moment dat de eerste echte warme dagen achter de rug zijn. Ik denk echter dat het vervreemdende effect van Summer Make Good nog beter tot uiting komt in juli. Ik krijg het er in elk geval bij twintig graden koud van.

Muziek / Album

Eens een cultband, altijd een cultband

recensie: Masters of Reality/Chris Goss - Give Us Barabbas

Voor wie de naam Chris Goss geen belletje doet rinkelen en bij termen als Masters Of Reality en Desert Sessions zijn schouders ophaalt, wordt het hoog tijd om eens wat nieuwe cd’s aan te schaffen. Hier toch nog maar even een korte update dan: Masters of Reality-zanger Goss staat vooral bekend als de grote man (producer) achter de zompige, zweterige desert-rocksound van stonerband Kyuss. Afkomstig uit Palm Springs is Kyuss de voorloper van Queens of the Stone Age. Als je naar de muziek van Masters of Reality luistert, wordt duidelijk dat er sprake is van een zekere QOTSA-invloed. Op zich niet zo verwonderlijk, want Goss en QOTSA-zanger Josh Homme kennen elkaar al vanaf de tijd dat laatstgenoemde nog een tiener was.

Waar Masters of Reality op voorganger Deep in the Hole (2001) voor de dag kwam met een groovy mix van stoner en blues, heeft Goss op opvolger Give Us Barabbas de elektrische gitaar ingeruild voor een akoestische. De term ‘opvolger’ is eigenlijk niet helemaal op zijn plaats, want het gaat hier om 12 nummers die vanaf het uitkomen van het eerste MOR-album om duistere redenen op de planken zijn blijven liggen. De cd opent met het ijzersterke The Ballad of Jody Frosty. Geen idee over wie het gaat, maar het nummer rockt. Zowel muzikaal als qua zanglijn heeft het veel weg van QOTSA, maar de uitvoering is een stuk psychedelischer, meer georiënteerd op de jaren 70, denk aan een band als King Crimson. De violen klinken weemoedig, de zang vlak maar oprecht. Goss heeft sowieso geen geweldige stem, maar het gevoel waarmee hij zijn teksten zingt, maakt veel goed. Jindalee Jindalie, met een gastbijdrage van Stone Temple Pilots-zanger Scott Weiland, schijnt live een sensatie te zijn, maar op de plaat blijft het nummer naar mijn gevoel een beetje steken in goede bedoelingen. Give Us Barabbas bevat verder veel folk (Voice and the Vision) en blues (John Lennon-cover It’s So Hard), terwijl ook de naam Neil Young (Bela Alef Rose, Brown House On The Green Road) door mijn hoofd blijft spoken.

Voor de echte fan

Dit is het soort cd dat een aantal draaibeurten nodig heeft om te overtuigen. De nummers moeten de ruimte krijgen om te groeien, vooral omdat er per nummer meestal maar één thema wordt aangesneden. Dat is op zich niet erg, maar als ik na vier keer 12 nummers nog steeds twijfel, is dat meestal geen goed teken. Helaas is Give Us Barabbas daarop geen uitzondering. Toppers als The Ballad of Jody Frosty en Brown House On The Green Road worden afgewisseld met het zoetsappige Bela Alef Rose en de melige niemandalletjes Off to Tiki Ti en Don’t Get Caught By The Huntsman’s Bow (op de melodie van een kinderwijsje). En dan heb ik het nog niet eens gehad over het vreselijke achtergrondkoortje in Still on the Hill. Voor de ware Masters of Reality-fan is het melancholieke en ingetogen Give Us Barabbas een leuke aanvulling op de collectie, maar toch ben ik bang dat Goss er weinig fans mee zal winnen. Een erg leuke combinatie van 30 jaar muziekgeschiedenis, dat wel!

Theater / Voorstelling

De dans boven het woord

recensie: Romeo en Julia

Stukken van Shakespeare staan nog altijd veelvuldig in de theateragenda’s. Alleen momenteel al spelen drie Nederlandse gezelschappen zijn teksten: Wetten van Keppler met King Lear, ZT Hollandia met Richard III en Toneelgroep Amsterdam met Romeo en Julia. Maar er wordt over het algemeen maar weinig aan de authentieke tekst vastgehouden. Shakespeare wordt veelvuldig in een andere dan de originele context geplaatst.

~

Alleen al als je naar het liefdesdrama van Romeo en Julia kijkt, blijkt dat Shakespeare hot, maar tegelijkertijd achterhaald is. Het lijkt of ieder gezelschap Romeo en Julia wil brengen. Maar dan wel met een geactualiseerde en opgeleukte bewerking. Zo speelde het Cosmic Theater vorig jaar een Caribische versie van het liefdesdrama, verwerkten de Franse Hall & Glem het tot een musical waarmee ze de wereld veroverden en heeft Toneelgroep Amsterdam nu een handvol tangodansers uit Argentinië laten overvliegen. Een stuk van Shakespeare spelen is leuk, maar de oude teksten zijn blijkbaar niet afdoende.

Jong bloempje

In de versie van Toneelgroep Amsterdam speelt Pierre Bokma een overjarige Romeo. Van de sprankelende jonge verliefdheid van een tiener is bij deze constant ijsberende bijna-vijftiger weinig terug te vinden. Verliefd, ja dat is hij wel, maar door zijn verschijning lijkt hij eerder een oude man die een jong bloempje aan de haak wil slaan.
En dat jonge bloempje zelf dan? Die wordt gespeeld door de Argentijnse Christiana Palha. Tekst heeft ze nauwelijks (en als ze al wat zegt is het in dusdanig gebrekkig Nederlands dat het nauwelijks te verstaan is); ze spreekt met de tango.

~

De Zuid-Amerikaanse dans is veelvuldig in het stuk verwerkt. Een groot deel van de Capuletti’s, Julia’s familie, is ingevlogen uit Argentinië. Alles wat zij doen, doen ze met de dans. En ongeacht de tango een gesprek, een gevecht of verdriet verbeeldt, iedere keer weer overtuigt de Argentijnse passie. Door de opmerkelijke keuze voor deze gedeeltelijk woordloze Romeo en Julia, valt de tekstenbrij die Romeo zo nu en dan uitkraamt nog al uit de toon. De voorstelling van Toneelgroep Amsterdam is vooral losjes en licht van toon, getuige ook de stand-up-achtige opening door frater Lorenzo, lichtvoetig gespeeld door Hans Kesting. Bokma’s lange lappen tekst halen het tempo echter te veel uit de voorstelling.

Of, als je het anders stelt: de taal kan simpelweg niet op tegen de prachtige dans. Gedurende grote delen van de voorstelling lijkt het of je bij een dansvoorstelling zit. Dat er dan ook nog een toneelspel opgevoerd moet worden, onderbreekt op storende wijze. Blijf dus liever bij de originele tekst, zoals Shakespeare die in gedachten had, of produceer een totale dansvoorstelling, maar dit hinken op twee gedachten leidt niet tot een geslaagd geheel.

Film / Films

Lollige comeback van politieduo

recensie: Starsky & Hutch

Yeah, de seventies herleven. En zo’n foute actieserie als Starsky & Hutch mag dan uiteraard niet achterblijven en moet opnieuw uitgebracht worden. Achtervolgingen in een rood-witte Ford Gran Torino, foute dansjes, verkeerde kapsels en verkleedpartijen: zitten we daar op te wachten? Nou, met Ben Stiller en Owen Wilson in de hoofdrollen is de deze film qua humor zo slecht nog niet.

~

Jammer genoeg hebben we het soort verhaal al wel een beetje te vaak gezien. Twee politieagenten, de ene dom de andere stoer, worden aan elkaar gekoppeld om een zaak op te lossen. Het is wel leuk dat je nu te zien krijgt, wat er aan de televisieserie vooraf ging; ze moeten nog partners worden en vertrouwd raken met elkaar. Een combinatie die op het eerste gezicht een ongelukkige lijkt en ze gaan dan ook met frisse tegenzin aan het werk. Dat levert uiteraard hilarische momenten op; we hadden niet anders verwacht.

Deuk

Starsky & Hutch gebruiken alle middelen die hen tot de beschikking staan om te zaak op te lossen. Dat gaat soms ver, maar nooit te ver: het blijft wel grappig. Maar verwacht niet dat je constant in een deuk ligt, want gelukkig is er ook genoeg aandacht besteed aan het uitwerken van het ‘serieuzere’ verhaal: het oplossen van een moord. Het goede van deze film is dat het niet over de top gaat. Ze steken een beetje de draak met zichzelf, maar overdrijven het niet. Het stikt wel van de lompe acties, maar dat hoort er dan ook bij. Verassend zijn ze niet altijd, maar op z’n tijd wel onverwacht.

~

Ben Stiller en Owen Wilson: een beter stel had je niet kunnen vinden voor deze film. Ze horen gewoon bij elkaar en zijn bijzonder goed op elkaar ingespeeld. Het is dan ook niet hun eerste samenwerking. We hebben ze al in zes andere films samen gespot. Voor deze film had je in ieder geval geen betere acteurs kunnen casten.

Starsky & Hutch is een gezellige feel-good movie. Niet heel erg hoogdravend, maar dat hoef je bij dit soort films ook niet te verwachten. Het is gelukkig geen al te flauwe parodie geworden en dat is al heel wat. De film is gewoon vermakelijk en het kan niet anders dan dat Stiller en Wilson je aan het lachen maken.

Muziek / Album

Traditiegetrouwe fucked-up blues-punk

recensie: Young, Tight & Alright

Slechts een paar maanden terug schreef ik hier een cd-recensie van The Double Agents . Dit illustere Australische gezelschap bracht een cd?tje dat mij prima beviel. Nu, slechts enkele maanden later, bereikt een nieuwe release de 8weekly-burelen. Jawel, een nieuw plaatje van Spooky Records. Weet U nog, die ook de plaat van The Drones hebben uitgebracht. Het sympathieke label uit Melbourne brengt ons de ouderwetse garagepunk waar Australiërs (en Spooky Records) schijnbaar patent op hebben.

~

Ditmaal komt het geweld van Digger & The Pussycats, een bedrieglijke naam, want we hebben hier te maken met een tweemansformatie. Sam Agostino en Andy Moore, op gitaar/zang en drum/zang, brengen een fijne cd genaamd Young Tight & Alright.

Muzikale geestverwanten

De band bracht voor Young, Tight &Alright slechts een cassette uit met vier songs. Deze cassette en hun energieke live performances brachten Digger & The Pussycats in contact met Spooky Records, deze debuut-cd was het gevolg. Er volgden live-shows met muzikale geestverwanten The Beasts of Bourbon, Bob Log III en The Immortal Lee County Killers. Fucked-up blues is dus wat er op het menu staat en ook deze heren weten hoe dat moet worden gemaakt. In de stijl van de Immortal Lee County Killers worden er dertien nummers doorheen geramd. Denk verder aan bands als The Cramps en The Gun Club.

Eerbewijzen

~

Songtitels als Motorbike, Cars and Guns en Stab a Motherfucker geven al enigszins aan dat het tekstueel net zo garage is. Want natuurlijk horen dit soort songs vooral te gaan over auto?s, lyin? and cheatin?. De plaat bevat verder fijne covers van Robert Johnson, The Make-Up en Supercharger. Net als bij de teksten is het bij fucked-up blues bands gemeengoed dat eer bewezen wordt aan illustere voorgangers. ILCK coverden Skip Jones, Digger doet Robert Johnson.

Hechte scène

Het moet een hechte scène zijn daar. Loki Lockwood, een van de mensen achter Spooky Records, zat achter de knoppen, heeft het geheel gemixt en gemasterd en speelt zelfs nog een rondje gitaar mee tijdens Nothing to Lose. Gareth Liddiard en Rui Pereira van The Drones schreeuwen en spelen meerdere nummers mee, terwijl enkele leden van The Double Agents in de liner notes nog props krijgen. En verzocht ik al eens dat het tijd werd voor een Spooky Records tournee langs het Europese (lees: Nederlandse) zalencircuit, nu is het dan eindelijk zover: in juni komen Digger & The Pussycats spelen in Nederland. Mooi zo.

Boeken / Fictie

Vette bagger

recensie: Het grote baggerboek

Modder is water met wat zand en klei, maar wat is bagger? Getuige het gebruik van het woord als aanduiding voor ’troep’ of ‘rotzooi’ kan het niet veel soeps zijn. Wie zijn boek Het grote baggerboek noemt, kan dan ook niet anders dan laag mikken. Althans, zo lijkt het in eerste instantie. Wie Het grote baggerboek openslaat valt in het relaas van een baggeraar die verzeild raakt in een internationale smokkeloperatie. Dit nieuwe boek van Ilja Leonard Pfeijffer mag dan over bagger gaan, het is geen baggerboek in de zin van troep. Daarvoor zit het veel te goed in elkaar.

De Koninklijke BV ligt ergens in het Midden-Oosten voor anker en de baggeraars aan boord vermaken zich met het pesten van een collega. Tijdens een shore-leave bezoeken ze gezamenlijk een bordeel, maar wanneer dat bezoekje een raar staartje krijgt zit een van de mannen plotseling met een weesjongetje opgescheept. Zoveel wordt duidelijk uit de verhalen van de geplaagde baggeraar, die hij zelf opschrijft terwijl hij voor onderzoek in een soort psychiatrisch centrum verblijft. De baggeraar heeft van de psychiater opdracht gekregen om een boek te schrijven over het baggerwezen, iets waar hij met enthousiasme aan begint: om zijn geliefde vrouw Babette (Babseflapsje) weer te mogen zien doet hij immers alles. En in de tussentijd kan de psychiater mooi een rapport maken over de baggeraar.

Deze jongen ken wel haarfijn uit de doekjes winden waar het in wezen om draait bij het baggerwezen, maar wie leest het nou? Ja, jij. Ben ik mooi klaar mee. Misschien kan ik beter maar de pijp van Maarten aan de hoogste wilg hangen. Weet je wat ie zegt, die mooie gek? Zegt ie zo van dat ik het zeker moet afmaken alsvanwege dat mijn onderhavige grote baggerboek een heel belangrijk boek is voor de mensen. Dat zegt ie.

Je ziet: de schrijfstijl van de baggeraar is op z’n zachtst gezegd bijzonder. Hij verbastert en verhaspelt allerlei uitdrukkingen en bezit zo’n grote woordenschat voor bepaalde onderwerpen (vooral seks en baggeren) dat je er stijl van achterover slaat. Maar ondanks het verdraaien van allerlei gezegden en uitdrukkingen blijft het verhaal prima te volgen. Zelfs wanneer de baggeraar in de war raakt en vergeet te vertellen wat zijn onderwerp nu precies is.

Twee schrijvers

Een boek volschrijven met een verhaal van een baggeraar, in zijn eigen woorden opgeschreven, dreigt op een bepaald moment uit te monden in een trucje: de stijl kan ook gaan vermoeien. Niet in Het grote baggerboek. De schrijver roept een tegenspeler in het leven in de vorm van een droge psychiater, die in alles het tegenovergestelde is van de baggeraar. Ook hij schrijft hoofdstukken, maar dan in een ambtelijke taal die keurig verbloemt wat er nu precies aan de hand is. De psychiater onderzoekt de baggeraar en denkt dat hij baanbrekend materiaal in handen heeft met diens baggerboek, maar uiteindelijk blijkt het net iets anders te lopen dan hij denkt. De baggeraar en de psychiater zijn op één punt namelijk wel hetzelfde: ze vallen op dezelfde vrouw.

Het grote baggerboek is een geestig, vlot geschreven boek waarin prachtig wordt aangetoond dat je met taalgebruik en woordkeuze alleen twee heel verschillende werelden kunt oproepen. Het eerste verhaal, dat van de baggeraar zelf, is hier en daar iets te fantasievol, maar het tweede plot, dat zich ontwikkelt tijdens het schrijven van het baggerboek, is ijzersterk. Andere boeken zouden zichzelf misschien bedelven onder een overdaad aan stijl en creativiteit, maar niet dit boek. Het bijzondere aan Het grote baggerboek is dat je een zeer goed geschreven boek leest, dat stevig in elkaar zit en dat bovendien de luchtigheid behoudt. Om met clichés uit maandverbandreclames te spreken: je voelt niet eens dat het literatuur is. Het grote baggerboek doet zijn titel gelukkig geen eer aan.

Theater / Voorstelling

Russische roulette

recensie: De Zykovs, een Russische liefdesroulette

De interesse voor Rusland is momenteel groot in Groningen. Rond de tentoonstelling in het Groninger Museum over het Russische landschap zijn veel filmavonden en lezingen over het Oosten georganiseerd. En dan zijn er ook nog verschillende toneelgroepen die Russische stukken spelen. Eerst was er De Paardenkathedraal met De Revisor van Nikolaj Gogol en nu Toneelgroep Oostpool met De Zykovs, een Russische liefdesroulette van Maxim Gorki.

~

In De Zykovs staat een familie die rijk is geworden door boskap centraal. Vader Antipa ziet zichzelf als de grote man van zowel het bedrijf als de familie. In werkelijkheid is het echter zijn zus Sofia die alles gaande houdt. Sofia offert zichzelf op voor het bedrijf, terwijl Antipa op de dag van zijn zoons verloving diens vriendin voor zijn neus wegkaapt. De naïeve en constant op rechtvaardigheid wijzende Paula trouwt daarop met Antipa, en trekt bij het gezin in. Dat zorgt natuurlijk voor veel spanningen in het Zykov-huishouden, en inderdaad: er komt een pistool aan te pas. Maar of de liefdesbeslommeringen, zoals de ondertitel suggereert, de kern van het verhaal vormen is de vraag.

Engagement

Het is voor het eerst dat deze tekst van Gorki in Nederland op de planken wordt gebracht. Gorki, die gedurende zijn leven meer in ballingschap dan in Rusland verkeerde, schreef De Zykovs in 1913, enkele jaren voor de Russische revolutie. Dat Gorki in het destijds heersende tsaristische regime onwelgevallig was, komt door het engagement dat hij ondubbelzinnig in veel van zijn teksten verwerkte. Ook in dit stuk is dat duidelijk merkbaar, vooral rond ’tante Sofia’ worden enkele morele dilemma’s over hoe zinvol in de samenleving te staan uitgediept. Daadkracht is daarbij de leus; het moet niet bij mooie woorden over ‘het beste voor iedereen’ blijven, er moet ook naar gehandeld worden, aldus Sofia. Dat betekent voor haar dat haar persoonlijk geluk van ondergeschikt belang is: ze wijst twee mannen die naar haar hand dingen af omdat ze in haar ogen niet juist handelen.

~

In een steeds donkerder wordend decor, waarin de personages steeds eenzamer en wanhopiger worden, vinden Sofia en Antipa elkaar weer terug. In de totale duisternis van het einde vinden ze elkaar in de gedachte dat het leven er is om te werken, in plaats van je in de liefde te verliezen. De Zykovs is daarmee niet zozeer een Russische liefdesroulette, maar een oproep tot terugkeer naar het aloude arbeidsethos.

Vooral het spel van Sofia (Juul Vrijdag), maar ook dat van Antipa (Hans Hoes), is erg mooi. Ze weten de gecompliceerde rollen in de loop van het stuk een steeds duidelijker invulling te geven. Daarnaast maakt ook het decor, dat meegroeit met het verhaal, veel indruk. Daarnaast biedt het allerhande raam- en deuropening van waaruit stiekem afgeluisterd, gegluurd en geloerd kan worden. Hoewel de tekst van Gorki alle kanten op lijkt te gaan, is Toneelgroep Oostpool er in geslaagd een geheel van De Zykovs te maken.

Film / Films

Zomer van Oranje

recensie: In Oranje

Bij goede resultaten van het Nederlands elftal tijdens het EK in Portugal zal de komende zomer oranje gekleurd zijn. Ons land zal bij elke overwinning gekker worden. Woonbootbezitters in de Amsterdamse grachten zullen na elke ronde de bloeddruk voelen stijgen. Perfect getimed verschijnt In Oranje in de bioscoop, een zeer goede Nederlandse film van regisseur Joram Lürsen voor het hele gezin.

~

Erik van Leeuwen (Thomas Acda) runt een groentezaak, maar is vooral vader van een talentvolle voetballer. Hij is zo´n man die het beter weet dan de scheidsrechter en dat ook langs de lijn luidkeels laat weten. Acda speelt deze irritante ouder met overgave. Zoon Remco is een talent, stijf rechts en moet volgens vader vooral met links oefenen. Moeder Sylvia (Wendy van Dijk) is de stille kracht. Ze helpt in de zaak en is de sussende factor langs de zijlijn. Het tweede kind, een dochtertje, moet mee naar voetbal. Zo gaat dat bij het gezin Van Leeuwen. Het is een traditioneel en herkenbaar gezin, in simpele en doeltreffende scènes neergezet.

WK’s

~

Voetbal en film verhouden zich vaak niet goed met elkaar. Escape To Victory was jaren geleden zo´n film. Geallieerden en Duitsers speelden symbolisch om de winst op het voetbalveld. De uitkomst van de Tweede Wereldoorlog kwam in doelpunten op een scorebord te staan. Zelfs met voetballers als Pele, Cootje Prins en Bobby Moore waren de voetbalscènes voorspelbaar en was de sport niet dynamisch in beeld. Om dit probleem te omzeilen hebben de makers van In Oranje voor een opvallende oplossing gekozen. Hoogtepunten uit de Oranje-geschiedenis zijn in de film terug te zien. Cruijff en de aanloop naar de penalty tegen West-Duitsland in de WK-finale van 1974 is te zien; het doelpunt dat René van de Kerkhof scoorde tijdens het WK van 1978 is een van de scènes waarin Remco excelleert. De voetbalscènes zijn door die keuzes in In Oranje zonder uitzondering fantastisch en voor de liefhebber herkenbaar.

Gezin

In Oranje is een zeer knap gemaakte film. Het verhaal is herkenbaar en origineel, er wordt overtuigend geacteerd en de voetbalscènes zijn prachtig in beeld gebracht. In Oranje is bovendien een film voor het hele gezin. Voor de ouders die elke zondagavond afstemmen op Studio Sport, voor de kinderen die dromen van een carrière aan de top, maar ook voor de mensen die sport in het algemeen en voetbal in het bijzonder niet op de voet volgen. Of het komende Europees Kampioenschap zo leuk wordt als in In Oranje waag ik te betwijfelen. De film is in ieder geval een goede aanloop naar een mooie zomer. Misschien is Portugal slechts een tussenstap voor onze jonkies in Oranje naar het WK van 2006. Deze zomer is in ieder geval voor In Oranje.

Boeken / Reportage
special: Een gesprek met Siegfried Woldhek over portretten, schrijvers en het web

‘Waar ik goed in ben, is het laten stollen van ideeën’

Sla op een willekeurige zaterdag het NRC Handelsblad open en de kans is vrij groot dat je geconfronteerd wordt met een tekening van Siegfried Woldhek. Sinds 1976 maakt Woldhek portretten van schrijvers voor Vrij Nederland en van politici voor NRC Handelsblad. Recent verscheen Knetterende Letteren, een collectie schrijversportretten. Op de site www.woldhek.nl is zijn productie van de afgelopen 25 jaar te zien, te bestellen en te bediscussiëren.

~

Maar dat is niet het hele verhaal. Naast tekenaar is Woldhek ook bekend geworden als oppermoefti van achtereenvolgens de Vogelbescherming Nederland, het Wereld Natuur Fonds en tegenwoordig Nabuur, een project om dorpsgemeenschappen wereldwijd te ondersteunen en van expertise te voorzien.

Met pensioen na het WWF?

Nauwelijks. Nabuur neemt ruim veertig uur per week, plus twintig uur voor de portretten.

Waarom die website?

Ik had een grote stapel portretten die ooit al eens waren gepubliceerd. Normaal gesproken teken je een portret dat je inlevert voor plaatsing. Daarna gebeurt er niets meer mee. Het leek me leuk al die tekeningen weer beschikbaar te maken voor het publiek, pas in tweede instantie dacht ik aan verkoop. Maar het is natuurlijk wel prettig om je materiaal te kunnen verkopen. Het meeste was al digitaal, dus het was een relatief kleine stap om alles op een website te plaatsen.

~

Als je naar je biografie kijkt, valt op dat die op twee gedachten hinkt: enerzijds je werk voor onder meer het Wereld Natuur Fonds, maar daarnaast die portretten.

Ik kreeg daar ook steeds vragen over: bijvoorbeeld of ik familie van die VN-tekenaar was. De achtergrond van de website ligt daar ook: ik wilde die twee kanten van mijn persoonlijkheid bij elkaar brengen ? vandaar de ondertitel ‘Dream Catcher’. Het laten stollen van ideeën in tekeningen, artikelen of organisatievormen is waar ik goed in ben. De tekeningen en mijn andere werk bevruchten elkaar.

Het is nogal een verzameling.

De grootste collectie satirische portretten op het internet na die van David Levine [tekenaar van de New York Times, IN]. Het idee was in het begin ook dat het handig zou zijn voor uitgevers als ze een portret zouden willen gebruiken. Daarom had ik alle afbeeldingen eerst heel groot er op gezet, in hoge resolutie. Dat bleek nauwelijks gebruikt te worden, ze benaderen me toch altijd eerst. Nu is alles veel lichter en daardoor gemakkelijker te openen voor de bezoeker.

De site nodigt ook uit om te discussiëren. Is dat niet een beetje vragen om ellende?

Ik hoop juist dat die portretten discussie losmaken. Ik plaats nooit bijschriften bij tekeningen ? een associatie moet spontaan verlopen zonder dat ik daar een voorzet voor hoef te geven. Let wel: het gaat me niet om het applaus, maar ik heb 25 jaar lang in m’n eentje gewerkt en de tekening vervolgens op de fax of e-mail gegooid. Die verscheen dan en vervolgens werd het stil. Nu krijg ik voor het eerst respons. Daar doe ik het niet voor, maar heel leuk is het wel.

Dat suggereert dat je die respons hiervoor niet kreeg. Nooit?

Afgezien van een sporadisch briefje zijn er twee keer reacties gekomen, bij de tekeningen die ik maakte van nieuw aangetreden kabinetten. In beide gevallen ging het er om dat Hare Majesteit geen eer zou zijn aangedaan. Overigens heb ik voor de site nu een aantal schrijvers gevraagd om reacties, en die hebben ze gegeven.

Over die portretten. Als je Knetterende Letteren doorkijkt, lijkt het erop dat je je steeds meer bent gaan concentreren op de gelaatstrekken van schrijvers.

Dat klopt gedeeltelijk. In het begin heb ik bijvoorbeeld ooit W.F. Hermans getekend die Multatuli beschermt – zoiets zou ik nu niet meer doen. Maar ik heb me altijd wel op het gezicht gericht. Voorop staat nog steeds wat ik zelf met het boek heb.

Het lijkt me nogal een klus om een baan als chef van het WWF te combineren met het regelmatig in elkaar fietsen van zo’n tekening.

Ik heb veel gereisd in mijn WWF-jaren. Vanuit de hele wereld stuurde ik mijn tekeningen naar Vrij Nederland. Ik had een archief van duizenden schrijversfoto’s die ik als basis voor de portretten gebruikte. Het sorteren van al dat materiaal vergde veel energie, maar het gaf wel zekerheid. Toen vroeg de NRC me om een serie met tekeningen van sportmensen te maken, maar daarvan had ik geen vergelijkbare hoeveelheid foto’s. Toen ben ik begonnen om op het internet beeldmateriaal op te zoeken en toen dat lukte werkte dat heel bevrijdend, omdat ik heel gemakkelijk ook aan portretten kon werken als ik onderweg was, zolang ik maar een internetverbinding had.

En dat is altijd gelukt?

Drie jaar lang altijd, op één keer na: de Belgische wielrenner Franck Vandenbroucke, toen verwikkeld in een dopingschandaal, bleek niet te vinden. Maar over het algemeen geeft het web me hetzelfde vertrouwen dat ik vroeger uit de kaartenbak kon halen. Met dien verstande dat het logistiek een stuk simpeler is, natuurlijk.

Bij schrijvers en sportmensen kun je een stuk geschiedenis in je werk verwerken ? portretten van politici, die je maakt voor NRC, lijken me veel lastiger omdat het portret een uitvloeisel is van de actualiteit.

Dat kan inderdaad een probleem zijn. Niet elke week gebeurt er iets waaraan je een gezicht kunt koppelen. Vroeger kwam daar nog eens bij dat ik de tekeningen met de post naar de krant verstuurde, dus daar ging anderhalve dag overheen. Je had dan grote kans dat de tekening die ik ’s woensdags had gemaakt, in de zaterdagkrant nergens meer op sloeg. Tegenwoordig heb ik dat probleem dankzij e-mail natuurlijk niet meer, maar het vinden van de juiste kop blijft een uitdaging.

Een aantal interviews met Siegfried Woldhek is te horen en te zien op Wim de Bie’s Bieslog.

Boeken / Fictie

Marja Brouwers zet hoog in, en wint

recensie: Marja Brouwers - Casino

Na het succes van haar vorige boeken Havinck, De Feniks en De Lichtjager en de essays die ze schreef voor opiniebladen komt Marja Brouwers nu met een boek dat staat als en zo groot is als een huis.

~

Het verhaal van Casino begint in 1992, als de klunzige filmjournalist Rink (vreemd genoeg een afkorting van Richard) de Vilder tijdens het Cannes-filmfestival weg vlucht, naar ministaat Monaco. Onhandig als hij is, knalt hij daar het leven in van de charmante, steenrijke en schuinsmarcherende scheepsarchitect Philip van Heemskerk. Moeiteloos voegt Rink zich vervolgens bij de andere satellieten die rond deze zonnekoning zweven. Praktisch zonder schaamte- of eergevoel draagt Rink Philips kleren, neukt Rink Philips vrouwen, teert Rink op Philips centen en woont Rink in Philips huis. Het scheelt er nog maar aan dat Rink een barst in Philips kachel stookt. Toch kan de lezer het hem niet kwalijk nemen. Ergens in de twintigste eeuw, zo weten we van Rinks leenvrouw Moura, zijn we namelijk het tijdperk van Aquarius ingewenteld, en in het tijdperk van Aquarius rekent iedereen nu eenmaal naar zich toe. In zoverre is Rinks gebrek aan ruggengraat dus te vergoelijken: het is allemaal de schuld van de sterren. Jammer genoeg heeft de lezer pas halverwege het boek voldoende voeling met de personages gekregen, om zich zelfs maar te willen wagen aan een verklaring van die nare trekken. Dat komt doordat we domweg niet genoeg van ze weten om een band met ze te vormen. Er gaat gewoon niet genoeg noemenswaardigs in ze om, om een gedragsverklaring op te baseren…

Chaos

In een interview met de Groene Amsterdammer zegt Brouwers dat ze daarom het boek doorvlochten heeft met uitgebreide essayistische uitweidingen: als tegengewicht voor de gefragmenteerde wereldvisie van hoofdpersonage Rink de Vilder. Want in tegenstelling tot de gedachten en gesprekken van Rink, gaan de uitweidingen van de verteller daadwerkelijk ergens over. Ze laat op geïnspireerde wijze allerlei bronnen en denkers over elkaar heen buitelen, om een zo geladen mogelijke visie op haar versie van de jaren negentig te krijgen. Die visie is misschien niet altijd even interessant, en het lost het probleem van de levenloze personages niet op, maar innovatief en origineel is die visie wel altijd. Daarnaast weet Brouwers verhaal en commentaar zo door elkaar te weven dat er een lekkere vette laag betekenissen ontstaat. ‘Casino’ zou Italiaans zijn voor chaos, maar een chaos is Brouwers’ boek geenszins: als ze op dreef is, gonzen de zinnen van de trefzekere en merkbaar weloverwogen dubbelzinnigheden.

Moordaanslag

Nu zou die chaos ook betrekking kunnen hebben op de gedachtekronkels van de hoofdpersoon. En wellicht is Rink inderdaad te ongeconcentreerd om visie te hebben, maar hij is niet dom. Onder het motto ‘geen slapende honden wakker maken’ kan Rink zichzelf er in 1992 nog net van overtuigen dat er niets verdachts is aan zwembaden vol zwart geld. Maar in 1996, als iemand het IRT-rapport op zijn bureau laat vallen, moet er wel een belletje rinkelen. Overigens is dat belletje lange tijd niet meer dan dat: Rink heeft alleen vermoedens die de commentaartekst bij de lezer aanwakkert, maar niet bevestigt. Pas als hij een moordaanslag op Philip denkt te zien slagen, kan Rink opklimmen uit Philips schaduw, om voor eens en voor altijd uitzoeken hoe een scheepsarchitect aan zulke vijanden komt. Het is ook pas dan, in 2002, als Philip uit hun leven verdwenen is, dat de personages redelijk samenhangende maar nog steeds opvallend onvolledige verklaringen kunnen doen over het voorbije decennium.

Prietpraat

Misschien wek ik nu de indruk dat de karakters dat niet proberen tijdens de rest van het boek. Dat is niet het geval. Tussen de leegte van alledag en de wijsgerige beschouwingen van de verteller loopt een halfslachtige poging van twee personages om enigszins grip te krijgen op de jaren negentig-mentaliteit. De ‘Boss Hog’-achtige Bob Kahl en socioprietpraatster Zowie Zellen proberen een televieformat te slijten (de ZZ-show) waar de hele tijdsgeest aan vastgeklonken zou zitten. Echter, ondanks het wereldwijde succes van die ZZ-show kan de lezer, met Rink de Vilder, niet anders dan concluderen dat de fundering van dat format doet denken aan snippers filosofiescheurkalender, die vervolgens in volstrekt willekeurige volgorde worden opgelezen. Het blijft fragmentarisch, omdat nu eenmaal niemand het totale overzicht kan hebben op iets waar hijzelf deel van uitmaakt.

Toch geslaagd

Het is dan ook opvallend dat de commentaartekst tot op zekere hoogte wel de pretentie heeft alles samen te binden. Maar opvallender is misschien wel dat het Brouwers heel aardig lukt: het verhaal, het geouwehoer van de personages en de commentaartekst vormen op den duur één geheel. Toegegeven: het boek heeft een slome start en de lezer heeft nauwelijks binding met de personages. Maar die personages zijn boven alles onderdeel van de tekst. En naarmate er meer tekst in het hoofd van de lezer samenkomt, wordt die tekst als geheel coherenter, en worden de personages interessanter. De stijl, de spanning en de visie stuwen elkaar op. Het boek probeert niet in één keer de tijdgeest van de jaren negentig te verklaren; het biedt er een raam op. Casino is geen mislukte sociologisch-maatschappelijke analyse, het is een uitzonderlijk geslaagde ideeënroman.