Boeken / Reportage
special: Murakami Festival – 13 & 14 januari 2018

Een heel weekend in het teken van de Japanse meester

Op de verrassende locatie SS Rotterdam waan je je in de wereld van de meest populaire Japanse schrijver van dit moment. Op het Murakami-festival is er voor ieder wat wils: dankzij de vele lezingen, workshops, muziek en films hoef je je geen moment te vervelen.

Naar aanleiding van het langverwachte verschijnen van Murakami’s nieuwste roman, De Moord op Commendatore, waarvan het eerste deel in december 2017 verscheen en het tweede deel de dag voor aanvang van dit festival, wordt een ode gebracht aan de wereldwijd populaire Japanner. Twee dagen lang staat het enorme cruiseschip SS (“en het is een schip hè dames en heren, geen boot”, aldus The Kik-frontman Dave von Raven) volledig in het teken van Murakami.

Deze reportage gaat over de zaterdag, dat op zichzelf al zo’n vol programma heeft dat het makkelijk over twee dagen verspreid had kunnen worden: in de grotere zalen worden lezingen gegeven door en met bekende en minder bekende Nederlanders, er worden interviews gehouden met Nederlandse schrijvers en journalisten die met kinderlijk enthousiasme uitweiden over hun liefde voor het omvangrijke oeuvre van de kleine Japanner. Voor de creatievelingen zijn er workshops portretschilderen en Japanse tekens schrijven, en wie even stoom wil afblazen kan zich tegoed doen aan de muziek en films die in een apart zaaltje worden gedraaid.

Peter Buwalda over zijn Murakami-fascinatie

Winfried Baijens (bekend van het NOS Journaal) trapt de dag af met schrijver Peter Buwalda, met wie hij een gesprek voert over de muzikale referenties in Murakami’s werk. Bescheiden wimpelt Buwalda de vragen over zijn eigen nieuwste werk, waarvan hij in de ‘schrappen en schaven-fase’ zit, na een paar minuten af en zegt dat hij is gekomen om over het werk van Murakami te praten, niet over hemzelf. Bewogen en met een tikkeltje sarcasme waar Murakami zelf vast om moet hebben gegniffeld, vertelt hij over zijn fascinatie voor zijn Japanse collega. Hij begint met een compliment door te stellen dat bijna alle boeken van Murakami tot nu toe goed zijn ontvangen, iets wat niet iedere schrijver kan zeggen. Bovendien zit er veel diversiteit in zijn boeken zodat het heel veel mensen aantrekt. “Net als Picasso weet Murakami esthetisch te boeien en tegelijkertijd te behagen. Dat is zijn grote geheim: hij maakt associaties die nergens op slaan, hij gooit alle logica overhoop, ‘but we buy it’.”

Lezing op het Murakami-festival. Foto: Cyriel Jacobs

Duke Ellington versus Thelonious Monk

Naar de muzikale verwijzingen in Murakami’s werk refereert Buwalda door aan de hand van twee jazzmusici de verschillende soorten boeken aan te duiden: “Aan de ene kant heb je de wat traditionelere, licht sentimentele romans die te vergelijken zijn met het werk van Duke Ellington, waarin soms iets aparts gebeurt maar die toch gewoon van A tot Z op een kabbelend tempo verteld worden, zoals South of the border, Spoetnikliefde en Norwegian Wood. En aan de andere kant heb je die gekke, Thelonious Monk-achtige romans, zoals Hardboiled Wonderland, Kafka op het strand en De opwindvogelkronieken.” De twee lijken volgens Buwalda op elkaar in hun totaal eigen stijl van muziek en literatuur maken. “Monk is eigenlijk de Murakami van de jazz: je kunt er alleen maar bewonderend naar kijken, maar het gaan nadoen is zo moeilijk omdat hij zo’n eigen stijl heeft. Een bladzijde Murakami en je weet met wie je te maken hebt. Twee maten Monk en je weet dat het Monk is. Murakami’s werkwijze is als die van een jazzmusicus: improvisatie staat hoog bovenaan. Hij staat op en weet niet waar hij eindigt. Hij heeft de gave van een jazzmusicus dat hij het interessant weet te houden. Het kenmerk van jazz is dat er geen structuur in zit. De uitdaging is om in die chaos orde te scheppen, en daar slaagt Murakami over het algemeen wonderwel in.”

Optreden van The Kik. Foto: Cyriel Jacobs

Murakami verpersoonlijkt de globalisatie

Op de vraag waarom de schrijver ook bij ons zo populair is, terwijl de Japanse normen en waarden zo anders zijn dan de onze, zegt Buwalda: “Murakami verpersoonlijkt de globalisatie. Iedereen vindt het even mooi, en dat komt volgens mij omdat hij juist die mix handhaaft tussen dat typische uit zijn eigen land, het zijn altijd Japanners met Japanse namen, maar ze sluiten aan bij The Beatles, bij Beethoven, bij Duke Ellington. Murakami maakt op een fabuleuze manier gebruik van het collectieve bewustzijn.”

Het jaarlijks terugkerende gezeik over de Nobelprijs

Journalisten Auke Hulst (NRC) en Arjan Peters (de Volkskrant) schuiven vervolgens aan om te vertellen over hun ervaringen met het interviewen van the master himself. Ze hebben het onder andere over hoe Murakami ongeschreven literaire regels overtreedt: “Hij tergt zijn lezers door niet te vertellen hoe iets afloopt. Volgens Murakami is dat geen open einde, maar zijn einde, dus het is klaar. Ik beëindig hier het verhaal en dan mag u zelf verder denken hoe het dan gaat. Dat is natuurlijk verschrikkelijk, maar ook leuk.”
Ook hebben ze het over het publieke optreden van de Japanner: “Interviews geeft ‘ie zelden, hij wil zijn boeken niet uitleggen.” Auke Hulst heeft hem geïnterviewd op Hawaï eind 2013, waar Murakami gastschrijver was op de universiteit van Honolulu. “Murakami komt uit een linkse studentenhoek en is behoorlijk geëngageerd. Het huidige klimaat in Japan is behoorlijk verrechtst, dus hij mocht het niet over politiek hebben, terwijl dit wel invloed heeft op zijn werk. Het werd echt een gesprek, hij was heel relaxed. We hadden het over jazz en over zijn droom om ooit weer een jazzcafé te openen. En het jaarlijks terugkerende gezeik over de Nobelprijs.” (Murakami is al meerdere keren getipt voor de Nobelprijs voor de Literatuur, red.)

SS Rotterdam. Foto: Cyriel Jacobs

Ankerloze mensen

Ook Hulst en Peters hebben het over de mondiale aantrekkingskracht van Murakami’s werk: “Het zijn personages die geen grote emoties doormaken. Vaak ankerloze mannen. Die personages zijn eigenlijk heel on-Japans doordat ze ankerloos zijn, doordat ze zoekende zijn, niet functioneren in het bedrijfsleven. Dus voor Japanse lezers zijn de personages veel minder gewoon dan voor ons. Juist omdat ze nergens toe behoren. Hij schrijft steeds over hetzelfde type mensen. Japan heeft een lange economische crisis doorgemaakt sinds de jaren negentig, waardoor de oude sociale structuren van Japan zijn gaan verbrokkelen, en het soort mensen waar Murakami al over schrijft sinds de jaren zeventig, komt nu steeds vaker voor in Japan. In die zin is hij een soort van sociale visionair en ik denk dat de aantrekkingskracht voor zijn werk daar ook een beetje in schuilt, in de herkenning van het nieuwe Japan. Niets is per definitie waar, mensen zijn zonder anker, er is geen levensdoel.”

Waar Buwalda en de journalisten diepgang brengen op de ochtend, kan de bezoeker ’s middags weer even ademhalen met de presentaties van gelegenheidsduo en goede vrienden Matthijs van Nieuwkerk & Wilfried de Jong, cabaretier Wim Helsen, een Murakami-quiz en voorleessessies van onder anderen Pepijn Lanen, Carolien Borgers en Ellen Deckwitz. Als de avond invalt wordt het tijd voor een passend hapje en drankje (lees: sushi, noedels en een heuse cocktailbar) onder het genot van live muziek, dat met Rotterdams eigen band The Kik wordt ingeluid. En het bleef nog lang onrustig op de boot, pardon, het schip.

Tristan en Isolde
Muziek / Concert

Diepzinnige interpretatie van mythologisch driehoeksdrama

recensie: Tristan en Isolde door de Nationale Opera
Tristan en Isolde

Een metershoog zwart vierkant domineert het decor van de nieuwe productie van Tristan und Isolde. Wie wel eens in het Stedelijk Museum Amsterdam komt, herkent direct het raadselachtige kunstwerk van de Russische schilder Malevitsch. Suprematisme, noemde hij zijn geometrische figuren. Suprematisme? Voor gewone stervelingen misschien ‘dat wat het dagelijks leven totaal overstijgt’.

Compromisloze muziek

Een simpel verhaal uit de Middeleeuwen over een tragische driehoeksrelatie werd door Richard Wagner ter hand genomen om zijn hoogstpersoonlijke muzikale verhaal te vertellen. Hij deed dat compromisloos en verbazend modern – in 1865, het jaar waarin Tristan und Isolde in première ging, was opera nog volop entertainment voor de elite. Dat kun je in deze mooie, voor het publiek veeleisende productie vergeten. Vier uur lang komt de uitwerking van de oerthema’s uit de ouverture als één lange kreet op de toeschouwer af. Het Nederlands Philharmonisch Orkest weet onder de rustige leiding van Marc Albrecht de spanningsboog bijna onafgebroken vast te houden. Regisseur Pierre Audi, bekend van zijn ‘Amsterdamse Ring des Nibelungen’ kon beschikken over zangers van topniveau.

Rendez-vous van eenzame individuen

Ricarda Merbeth, Stephen Gould en Günther Groissböck, respectievelijk als de drie hoofdpersonen Isolde, Tristan en Koning Marke worden door Audi neergezet als eenzame individuen. Soms verward, soms heftig en altijd bezeten van een onvervulbaar verlangen. De zangpartijen zijn meedogenloos moeilijk. Er is nauwelijks een verhaal, zelfs het kernthema ‘gepassioneerde verliefdheid’ is door Audi teruggebracht tot een bezeten hunker naar datgene wat in deze wereld onmogelijk te bereiken is. Daarmee belicht hij het spirituele aspect van de partituur,.

Het is een volstrekt overtuigende interpretatie, ondanks liefdesdrank, geheime rendez-vous en dodelijke gevechten. De tweede acte, de beroemde ‘liefdesnacht’ is bijna schokkend geregisseerd. De geliefden raken elkaar niet aan en bevinden zich meestal op enige meters afstand van elkaar onder het zingen van hun extatische monologen.

Uitgeklede enscenering

De beroemde klimmende sext aan het begin – een klagende schreeuw – gevolgd door de chromatische afdaling in het ‘Tristan-akkoord’ is door Wagner bijna tot in het oneindige uitgewerkt. Als je weet dat deze eerste maten een existentiële zucht vanuit onze diepste verlangens betekenen is ook duidelijk waarom en hoe de muziek telkens het antwoord geeft op de vragen die de protagonisten elkaar stellen.
We weten niet hoe Het zit. Vraag maar, het gaat misschien om sterven en dood, om het Niets, en om de ultieme Verlossing. Richard Wagner was niet bang voor grote woorden.

Het decor is dienovereenkomstig sober en verwijst naar een mythologische oertijd. Grote, donkere panelen die langzaam bewegen – schepen, zeilen? Enorme omhoog stekende ribben van wit skeletachtig materiaal – resten van dode zeemonsters, fallussymbolen? Glimmende zwarte keien en een wrakke hut – dat moet in de slotacte de burcht van Tristan voorstellen.

Het orkest draagt evenzeer de voorstelling. Zonder een moment in de pompeuze, karikaturale Wagner-interpretatie te vervallen leidt Albrecht de voortreffelijk spelende musici in een stuwend tempo naar Isoldes Liebestod – de geliefden sterven niet samen, zoals je zou verwachten, maar ieder apart.

Film / Films

Gary Oldman is Winston Churchill

recensie: Darkest hour

Darkest Hour verhaalt over de eerste dagen van Winston Churchill als premier van Groot Brittannië tijdens de eerste maanden van de Tweede Wereldoorlog. Churchill is lid van het Britse Lagerhuis, zeg maar onze Tweede Kamer, en wordt zeer tot ongenoegen van de koning door de liberale partij naar voren geschoven als kandidaat premier. Op het moment dat Churchill het ambt bekleedt zitten honderdduizenden Britse soldaten als ratten in de val op het strand van Duinkerken. De oppositie en enkele partijgenoten willen beginnen met de vredesonderhandelingen met Hitler. Churchill recht de rug en met medewerking van vele Britse burgers komt er een andere oplossing. Historie wordt geschreven en het verloop van de oorlog krijgt een onverwachte wending.

Gary Oldman won voor zijn rol als Churchill bij de Golden Globes terecht het beeldje voor beste mannelijke hoofdrol. Zijn rol als vader, echtgenoot en partijleider is fenomenaal. Regisseur Joe Wright debuteert in 2005 met Pride & Prejudice. Hij regisseert daarna onder meer Atonement, The Soloist en Pan. Darkest Hour is met voorsprong het grootste project van de nog jonge Britse regisseur.

Buikend

Darkest Hour begint met zwart/wit-beelden. Het is 1940 en nazi-Duitsland rukt op en verovert grote delen van Europa. Holland en België vallen en het Duitse leger nadert de kust van Frankrijk. In het Lagerhuis zijn de spanningen groot. Driehonderdduizend Engelse soldaten wachten in de omgeving van het strand van Duinkerken op evacuatie. Churchill wordt onder zware druk gezet om de onderhandelingen met Hitler te openen. De buikende partijleider besluit anders.

Dossiers

Winston Churchill is een van de belangrijkste politici van de 20e eeuw. Hij dient voor zijn politieke carrière in het leger. In Darkest Hour is er geen plek voor de soldaat. De politicus Churchill is vooral een dossierpoliticus. Daarnaast is hij echtgenoot en vader en houdt er een ongezonde levensstijl op na. Hij dicteert veel van zijn correspondentie vanuit zijn slaapkamer, is een bullebak voor de typistes, drinkt ’s morgens na het ontbijt zijn eerste whisky, schenkt bij de lunch een fles champagne leeg en herhaalt dit bij het avondeten. De riem in de broek van de belangrijkste Britse politicus van de vorige eeuw is gestoken in het laatste gaatje en staat op knappen.

Blaffende politicus

Elizabeth Layton is een typiste. Ze wordt aangenomen om de telegrammen van Winston Churchill te typen. Na een fout met de regelafstand blaft de politicus haar ontslag. Ze onderschept een boodschap afkomstig van het front en keert terug in de kamer van de Britse premier. Omdat er onmiddellijk moet worden geantwoord, mag miss Layton opnieuw plaats nemen achter de typemachine.

Darkest Hour

Churchill in de underground

Burgers

Churchill wordt in 1940 aangesteld als premier. Hij is een kantoorpoliticus en heeft nog nooit in een bus gereisd, kent geen enkel station van de underground. Op het moment dat zijn regering gevaar loopt, neemt hij een opmerkelijke beslissing. Op een druk kruispunt stapt hij uit zijn dienstauto en wandelt een station binnen. In de underground stelt hij vragen aan en praat met zijn (!) burgers. De Britten willen niet onderhandelen met de Duitsers. Churchill schrijft de namen van de medereizigers op een papiertje en gaat met deze boodschap terug naar de partij. In het Lagerhuis houdt hij een historische speech en noemt de opgeschreven namen. “We shall fight on the beaches. We shall fight on the landing grounds. We shall fight in the fields and in the streets. We shall fight in the hills. We shall never surrender.” En het Huis explodeert, voor- en tegenstanders klappen de handen stuk. Intussen wordt er gewerkt aan de evacuatie van de Britse soldaten bij het strand van Duinkerken.

Darkest Hour is een getrouwe weergave van de moeilijkste uren van de politieke carrière van Winston Churchill. In de donkere uren van de eerste dagen van zijn werken als premier maakte hij de juiste keuzes en praatte met moedige burgers.

Oscar

Naast een getrouwe weergave van een van de belangrijkste periodes in de geschiedenis van West-Europa is Darkest Hour vooral een film met magistrale rollen. Kristin Scott Thomas is als echtgenote Clemmie fascinerend. Op precies de juiste momenten steunt ze haar echtgenoot, heeft een kwinkslag of tempert het drankgebruik van haar man. Gary Oldman is magistraal als de belangrijkste Britse politicus van de afgelopen decennia. Churchill gespeeld met het vakmanschap van Oldman fascineert, ontroert en is volledig geloofwaardig. Het is niet meer dan logisch dat de beste Britse acteur van deze tijd een Oscar zal mogen ophalen. Gary Oldman is Winston Churchill!

Film / Films

Wachten op een acteur die uit de film is geknipt

recensie: All the money in the world

Voor aanvang van de film wordt er maar over een ding gesproken; de rol van Kevin Spacey. De #Me-too-beweging maakte dat Spacey urenlang voor niets in de visagie zat. De tachtigjarige regisseur Ridley Scott, kon de peperdure beslissing maken om de sets in Londen en Rome weer op te bouwen en tig scènes opnieuw te draaien met Christopher Plummer. Uiteindelijk is All The Money In The World een geloofwaardige, tamelijk voorspelbare thriller geworden die iets te lang duurt.

In All The Money In The World staat de strijd om geld centraal. In dit waargebeurde verhaal mocht John Paul Getty III jr. er graag grappen over maken; hij vertelde zijn vrienden dat hij zich zou laten ontvoeren. Pas dan zou zijn opa, Paul Getty sr., de rijkste man ter wereld, geld voor hem overhebben. Echter, wanneer kleinzoon Getty echt wordt ontvoerd, weigert opa geld op te hoesten. De moeder van Getty jr. en een ingehuurde privé detective gaan zelf op onderzoek uit.

Rijkdom

Ridley Scott speelt het spel tussen de rijke familie Getty en de armoedige kidnappers vaardig en met een knipoog. Zo zwicht opa na het ontvangen van een stuk oor van Getty jr. en wordt het losgeld in lires door een tiental mensen geteld en gestapeld tot torenhoge stapels biljetten. Scott heeft ervoor gewaakt een film over de rijkdom van de familie Getty te maken. Natuurlijk is de aankleding weelderig, maar geen moment is het ongeloofwaardig. Scott verhaalt zelfs grappen over de pocherige oude rijkaard. Zo overtuigt opa Getty zijn kleinzoon van de waarde van een peperduur beeldje dat, zo blijkt later, in elk museum voor een paar dollar te koop is.

Mank

De film gaat wat mank onder de vele herhalingen van telefoongesprekken tussen de kidnappers en de familie. Ook blijft Gail Harris, de moeder van Getty jr. maar botvangen bij haar schoonvader. Met een duur van ruim twee uur, had Scott hier aan spanning kunnen winnen. De ontknoping van de waargebeurde ontvoering is geen nieuws meer, menigeen zal zich het afgesneden oor herinneren of er later over gelezen hebben. Deze voorspelbaarheid doet de als thriller gepresenteerde film, geen goed.

Wild Horses van The Rolling Stones en Time Of The Season van Zombies vormen een prima soundtrack. Ook de in zwart-wit geschoten beelden geven een mooi beeld van de jaren zeventig. Echter, het lange en wat stroperige middenstuk lijdt onder de herhalingen. Dit maakt All The Money In The World vaardig gemaakt, maar vooral voorspelbaar. En natuurlijk is het wachten op de release met Kevin Spacey in de hoofdrol.

Boeken / Non-fictie

Weet wat je eet!

recensie: Rosanne Hertzberger - Ode aan de E-nummers

Ode aan de E-nummers is niet het zoveelste boek over eten. Rosanne Hertzberger houdt een warm pleidooi voor eten uit zakjes en kant-en-klaar maaltijden. En dat allemaal wetenschappelijk onderbouwd.

Meer kennis over ons eten is hard nodig, zo stelt microbioloog en NRC-columniste Rosanne Hertzberger. Er bestaan namelijk ontzettend veel misverstanden over hoe we gezond en verantwoord kunnen eten. Voor een groot deel komt dat door alle kookgoeroes die de laatste jaren via YouTube en foodblogs enorm populair zijn geworden. Volgens deze goeroes is alles wat niet natuurlijk is, verdacht. E-nummers zijn de grootste boosdoeners. Onwetenschappelijke onzin, zo demonstreert Hertzberger overtuigend in haar boek.

Valse romantiek

Hertzberger schept er genoegen in mensen te wijzen op de slechte gevolgen van hun goedbedoelde gedrag. Denk aan de ‘bewuste’ consument die zijn of haar boodschappen niet bij de grote supermarkt doet, maar bij de biologische winkels vol verse en lokaal geproduceerde producten. Hertzberger: ‘Grote kans dat hippe grootgrutters, die zich specialiseren in eerlijk/vers/duurzaam/simpel/biologisch voedsel, kampioen verspilling blijken te zijn.’ Veel versproducten, kortere houdbaarheidsdata en minder bezoekers zorgen voor meer weggegooid voedsel. Dan kun je je boodschappen toch beter bij de grote supermarkt doen.

Hoe groter, hoe efficiënter – en dus meestal beter voor het milieu. Het is milieuvriendelijker om grote ladingen voedsel de wereld over te laten vliegen dan dat iedereen in de auto naar 26 lokale telers, boeren en kennissen met eigen moestuintje moet rijden. Maar ‘lokaal’ voelt zoveel beter.

Gezond verstand

Ook in ons streven naar gezonder eten laten we ons meer leiden door gevoel dan door verstand. Alles in ons eten wat ‘kunstmatig’ is, roept weerstand op. Maar kunstmatig kan veel gezonder zijn dan natuurlijk. We hebben angst van onschuldige E-nummers, maar we zouden ons beter kunnen richten op vet, suikers en zout: allemaal supernatuurlijk maar ongezond.

Technologie, chemie en andere moderne verworvenheden zijn geen vijanden maar juist bondgenoten in de strijd voor beter en milieuvriendelijker voedsel. Bovendien hebben ze het leven vergemakkelijkt. Zoals de stofzuiger en de wasmachine het huishoudelijke werk hebben verlicht, zo hebben conserveringsmiddelen en smaakversterkers (E-nummers) het koken veel minder tijdrovend gemaakt.  Hertzberger vindt het vreemd dat met name vrouwen weglopen met al die anti-vooruitganghitsers die zich zo verzetten tegen technologie en chemie. De technologische vooruitgang heeft de vrouw in de afgelopen eeuw de mogelijkheid gegeven iets anders te doen dan alleen het huishouden.

Emancipatie

Maar onze cultuur loopt volgens Hertzberger nog wat achter. Een vrouw die zegt koken niets aan te vinden, wordt verketterd. Onzin, zegt Hertzberger. Een vrouw die fulltime werkt en daarom het liefst snel en makkelijk wil koken, is geen slechte vrouw. Dat is emancipatie.

Hertzbergers motto is dat als een machine iets voor haar kan doen, ze het niet zelf gaat doen. Ze kan haar kostbare tijd wel beter spenderen. Volledig terecht natuurlijk. Maar Hertzberger gaat voorbij aan het feit dat er ook vrouwen (en mannen) zijn die het gewoon leuk vinden om uitgebreid en inefficiënt te koken en die misschien minder belang hechten aan carrière maken. Niet voor iedereen staat koken in het rijtje van noodzakelijke huishoudelijke kwaden zoals dweilen, stofzuigen en de was doen.

Verfrissend

Maar Hertzbergers tegengeluid is plezierig. Ze is wars van romantiek en dat is een verfrissend geluid in de vandaag de dag zo door-en-door geromantiseerde wereld van het koken. ‘Authentiek’, ‘natuurlijk’, ‘lokaal’, ‘zelfgemaakt’: het zijn de heilige huisjes waar ze met haar rationele geest tegenaan schopt. Soms een beetje venijnig, maar nooit zuur. En dat maakt dat het boek leuk blijft om te lezen.

Kortom, een welkom en geslaagd pleidooi dat er hopelijk voor zorgt dat we rationeler met koken en eten omgaan. Zolang er maar ruimte blijft voor mensen die wél tijd willen nemen voor koken, simpelweg omdat ze het leuk vinden. Niet iedereen hoeft te promoveren in de moleculaire microbiologie, columnist te zijn in een avondkrant én goede boeken te schrijven.

Theater / Voorstelling

Beauty en het Beest heeft Disney niet nodig.

recensie: Maas theater en Dans - Beauty en het Beest

Beauty en het Beest laat zien dat oeroude sprookjes niet vastgeroest zitten in Disneyfilms, maar opnieuw verteld kunnen worden. In de handen van Moniek Merkx wordt het een verhaal over schoonheidsidealen en de kwetsbaarheid van een eerste liefde.

Beauty, geen Belle

Belle en het Beest, dat verhaal kennen we wel. Tenminste, dat dacht ik. Beauty en het Beest, de nieuwe familievoorstelling van MAAS en het Nederlands Kamerkoor, maakt duidelijk hoe sterk mijn beeld van het sprookje bepaald is door de animatiefilm. De twee nare zussen in deze versie zijn niet geïmporteerd uit Assepoester, maar zaten altijd al in het origineel. Gaston is daarentegen in geen velden of wegen te bekennen, en het meubilair blijft opvallend stil.

De grote lijnen van dit verhaal blijven echter dezelfde. Een verwende prins wordt vervloekt en moet zijn dagen slijten als weerzinwekkend monster, tot hij leert lief te hebben. Die grote liefde komt als het meisje Beauty zich vrijwillig laat opsluiten in zijn kasteel, in ruil voor haar gevangengenomen vader. Langzaam maar zeker groeit er een romance tussen de twee, en leren ze dat ware schoonheid van binnen zit.

Schoonheidsidealen

Deze wijze les is duidelijk niet besteed aan de zussen van Beauty, twee verwende beautyvloggers die de komische noot in de voorstelling vormen. Met zichtbaar spelplezier nemen Rosa van Leeuwen en Anneke Sluiters de pretenties van YouTubers op de hak. De jongeren in de zaal weten waar ze naar verwijzen en reageren hier direct op. De introductie van Beauty en het contrast tussen haar en haar zussen maakt vervolgens duidelijk waar deze voorstelling heen beweegt. Het gaat een stap verder dan de boodschap dat innerlijke schoonheid belangrijker is dan uiterlijk, en bevraagt de schoonheidsidealen waar meisjes mee te maken hebben. De zussen zijn de sprookjesprinsessen van YouTube: hypervrouwelijke, witte fashionista’s met een voorliefde voor nieuwe spulletjes. Beauty is alles wat dit benauwde fantasiebeeld buitensluit. We zien een in rode hoodie ravottende tomboy, gespeeld door de in Suriname geboren Gale Rama. Uiterlijke schoonheid, hoe onbelangrijk het ook mag zijn, is hier een stuk inclusiever dan we op onze schermen zien.

Verrassend herkenbaar

Naarmate de voorstelling vordert wordt duidelijk hoe complex de esthetiek is waar regisseur Moniek Merkx voor gekozen heeft. Aanvankelijk lijkt haar heldere, energieke bewegingsstijl de rode draad van deze voorstelling te vormen. Later komt daar de klassieke zang van het Nederlands Kamerkoor bij, die zich beter leent voor associatieve, stemmige scenes. Het balanceren van deze schijnbaar tegengestelde stijlen leidt in de tweede akte tot een wisseling tussen versnelling en vertraging. Het levert bij vlagen prachtige beelden op. Beauty’s tocht door het bos wordt mooi verbeeld door een groep kleine meisjes met rode tasjes, die onder het gezang van het Kamerkoor langzaam over het podium lopen, richting het onbekende.

Op den duur dreigen deze meer gestileerde scenes echter de vaart uit de voorstelling te halen. Bovendien missen er in dit tweede deel van de voorstelling een aantal stappen om de aantrekking tussen de personages begrijpelijker te maken. Want wat zien ze eigenlijk in elkaar? Waarom valt Beauty voor het stuntelige Beest, en waarom slaat de vijandschap van het Beest om in liefde? Pas tegen het eind worden deze vragen beantwoord, en komt de spanning in de voorstelling terug. In de iconische dansscene – hier bewerkt tot een heuse dance battle – wordt de chemie tussen Beauty en het Beest helder. We zien twee pubers op een ongemakkelijke eerste date, om vervolgens langzaam te ontdooien en te ontdekken dat ze zichzelf kunnen zijn bij elkaar. Het is een scene die menig toeschouwer, jong en oud, bekend voorkomt. Zo blijkt deze “tale as old as time” anno 2018 nog verrassend herkenbaar.

Theater / Voorstelling

Romeo & Julia van clichés verlost

recensie: Toneelgroep Oostpool – Romeo en Julia

Hoeveel eeuwen heeft het romantische liefdesverhaal van Romeo en Julia doorstaan? Het toneelstuk over twee geliefden uit rivaliserende families van de Engelse schrijver William Shakespeare kent zoveel bewerkingen, dat het lastig is voor theatermakers om er niet de zoveelste zoetsappige, voorspelbare voorstelling van te maken. Regisseur Marcus Azzini heeft daartoe een succesvolle poging gedaan.

Awkward!

‘Romeo, oh, Romeo, waar zijt gij?’ Dat is de grote vraag aan het begin van dit toneelstuk, want de knappe prins op het witte paard laat nog even op zich wachten. Als eerste komt acteur Thomas Cammaert ten tonele als de oude geestelijke Lorenzo, gehuld in een clowneske gele jumpsuit en een kartonnen kraag om zijn nek gespannen. Hij is overduidelijk de verteller, die maatschappelijke vraagstukken opwerpt en sarcastische, haast cynische opmerkingen heeft over het toneelstuk. Hij wordt opgevolgd door de twee jonge gezichten van Bart van den Donker (Benvolio) en Yannick Jozefzoon (Mercutio), die de beste vrienden van Romeo (Abe Dijkman) spelen. Van den Donker is een waar komisch talent en samen met de bewegelijke Yannick speelt hij een spel met de taal en werpt steeds nieuwe woorden op met een eigentijds tintje. Zo braakt Benvolio luidruchtig om het woord ‘awkward’ uit zijn mond te krijgen. Mercutio heeft echter een kritische houding gedurende het verhaal en laat geen klacht achter zich zonder het woord ‘kanker’ eraan toe te voegen. Aangezien de andere spelers ook steeds woorden als ‘teringlijer’ en ‘kanker’ blijven roepen, worden ze op den duur betekenisloos en gaat de kracht van zulke uitbarstingen verloren. Een ander die het woord graag in de mond neemt, is het personage Tebaldo (Chris Peters), het lievelingsneefje van Vrouwe Capuletti (Mirjam Stolwijk). Zij is op haar beurt een ferme carrièrevrouw, die haar dochter Julia (Diewertje Dir) probeert uit te huwelijken aan de apenhandelaar en graaf Parijs (Michael Muller), op wie ze stiekem zelf een oogje heeft. Haar rechterhand is de zoogster Donna, een komische driftige tante gespeeld door Eva van der Gucht.

Liefdevolle haat

Het verhaal van Romeo en Julia draait niet alleen om liefde, maar ook om haat. De liefde van Romeo en Julia is uiteindelijk gedoemd door de haat tussen hun families. De scheiding tussen die twee families is letterlijk doorgetrokken in het decor: op een bewegend rond plateau is de ene kant van het decor ingekleed met blauwe objecten en de andere kant versierd met rode. De Capuletti’s staan voor blauw, de Montague’s zijn rood. De kostuums van Mattijs van Bergen verduidelijken dit ook: het zijn eigentijdse en eigenzinnige kostuums . De mannen zien er verwijfd uit in hun jurkachtige gewaden en kakkerige muiltjes en de haren van Romeo zijn ingevlochten zoals dat bij een tienermeisje niet zou misstaan. Julia heeft echter een blauw jongensachtig broekje aan met een corset, dat goed past bij haar petite lichaam. Deze Julia is zeer kinderlijk gebleven en haar gedrag is naïef; Romeo wordt daarentegen gekweld door filosofische overpeinzingen en vraagt zich af wie hij is en wat hij met zijn leven moet – een echt twintigersdilemma.

Het toneelstuk lijkt vooral gericht te zijn op de jeugd; niet alleen getuigt de toevoeging van onderwerpen als Kendall Jenner, de pepsi-cola reclame en Game of Thrones daarvan, maar ook het taalgebruik dat bolstaat van de hippe, verengelste woorden. Daarnaast worden geschillen tussen de jonge familieleden uitgevochten in heuse dance battles. Bovendien lijken de Montague’s wel een gezellig herendispuut te zijn als ze al lachend en brallend partycrashen op het bal van Vrouwe Capuletti. Hier ontmoet Romeo dan eindelijk zijn Julia en daarna wordt het eeuwenoude verhaal min of meer gevolgd.

Vooral de intermezzo’s van verteller Lorenzo zijn een verrijkende toevoeging aan dit toneelstuk en hij krijgt de lachers gemakkelijk op de hand evenals zoogster Donna, die met haar opzettelijk dommige gedrag en antwoorden, een stereotypische komische figuur wordt.

Romeo en Julia van toneelgroep Oostpool is anders dan anders, maar zeker heel vermakelijk. De jonge acteurs hebben veel in hun mars en het spelplezier spat ervan af. Het is mooi om te zien hoe eindelijk afgerekend wordt met clichés, maar het einde van Azzini doet toch een beetje knagen.

Theater / Voorstelling

Musicalhelden aan het precisiewerk

recensie: SENF Theaterpartners en Kemna Theater – From Sammy with love

In From Sammy with love kruipen Nederlands meest geliefde mannelijke musicalhelden Freek Bartels en Stanley Burleson al dansend, zingend en swingend in de rol van topentertainer Sammy Davis jr. De zwarte artiest, die faam maakte met het nummer Mr. Bojangles moest in de jaren 60 en 70 de raciale opmerkingen doorstaan om te kunnen doen wat hij het liefst wilde: optreden. Bartels en Burleson nemen het publiek mee naar vroegere tijden en tonen hoe problematische én verrassende momenten in zijn leven, van Sammy zo’n passievolle performer maakten en een boegbeeld voor de Afro-Amerikanen. Hoewel de musical zeer vermakelijk is en de heren strak getimed werk afleveren, ga je er niet van swingen tot in je tenen.

Heart breaking American Dream

Wie de zaal inloopt, kan zomaar de wild enthousiaste Burleson tegen het springerige lijf lopen. De musicalster staat niet op de toneelvloer, maar plant zich gezellig tussen de toeschouwers op de eerste rij. Bartels komt nonchalant het podium oplopen, frutselend aan de knopen van zijn mouwen. Het losse karakter van de opening, kenmerkt ook de rest van de voorstelling. De auteurs springen namelijk gedurende de anderhalf uur durende voorstelling steeds uit de rol die ze spelen en worden weer zichzelf. De rolverdeling wordt bepaald aan de hand van een zwart bolhoedje. Wie het frivole hoedje op zijn hoofd heeft, speelt Sammy Davis jr. De ander vertolkt afwisselend de rol van grote vriend en idool Frank Sinatra, de vader van Sammy,  en Sammy’s vrouw May Britt.

In het begin is er wat onenigheid over die rolverdeling: wie mag als eerste Sammy spelen? Burlesons wint die eerste strijd op basis van zijn leuke kunstjes met de hoed. Dan begint de show. Sammy’s levensverhaal van zijn vierde tot aan (ongeveer) zijn 43ste levensjaar wordt door Bartels en Burleson verteld, bezongen en uitgebeeld. Het verhaal begint als één grote American Dream: een kleine, lelijke, zwarte jongen uit de wijk Harlem in New York weet zich te ontpoppen tot een ware cultheld in de muziek- en filmwereld, nadat hij jaren van leed heeft doorstaan. Beschermd door zijn vader, oom en dierbare oma – zijn moederfiguur na het vertrek van zijn eigen moeder – wordt de kleine Sammy behoed voor het racisme dat aan de orde van de dag is. Als Sammy in dienstplicht gaat tijdens de Tweede Wereldoorlog, worden zijn ogen én oren pas geopend voor het geweld tegen de zwarte populatie. Medesoldaten sloegen hem regelmatig het ziekenhuis in, maar wilden hem wel iedere vrijdagavond zien optreden. De ‘witte mensen’ vonden Sammy fantastisch…op het podium. In het licht van de schijnwerpers was Sammy een ster, maar voor en na zijn optreden werd hij door de achterdeur naar buiten gesmokkeld. Door dezelfde deur als het afval…

Vleugje Sammy

In de musical wordt duidelijk neergezet hoe verongelijkt Sammy Davis jr. in zijn tijd is. De gehele musical krijgt een treurig randje doordat er zoveel medelijden met de artiest wordt opgewekt. Er is echter ook ruimte voor opgewektheid: Burleson en Bartels hebben grote danskunsten en ze slijten hun tapschoenen wild aan de grond. De dans waar zij zich geregeld alleen of samen (spiegelend aan elkaar) aan wagen, heeft het meeste weg van de jive. Op die momenten pakken ze de toeschouwer helemaal in, want dan krijgt het publiek een ‘vleugje’ van de in 1990 gestorven Sammy Davis jr. te zien. De twee musicalsterren lichten met z’n tweeën de gehele toneelvloer op die sober oogt. Het decor bestaat uit enkele stalen vierkante tafels, verlichte staven en borden met daarop foto’s uit Sammy’s leven. Hoewel sober overkomend, werkt het heel goed omdat het toch steeds gestileerd lijkt. Daarnaast is er een vierkoppig orkest in de ruimte aanwezig, die ook nog eens de stemmen van de Amerikaanse soldaten en Amerikaanse en Engelse presentatoren vertolken.

Bartels en Burleson tonen niet alleen Sammy, maar ook zichzelf in deze voorstelling. Ze maken een parallel tussen het leven van de artiest en dat van henzelf. Soms krijgt dit een iets te dramatische ondertoon en is de vergelijking vergezocht. Het feit dat de acteurs zelf ook – naar eigen zeggen – ‘halfbloed’ zijn, kan niet de enige overeenkomst zijn waar de hele musical op stoelt. De misère die de jonge Sammy meemaakte, is gezien zijn tijd, haast onevenaarbaar voor de twee heren die zich vergelijken met de grote ster. De verhalen die ze vertellen, zijn echter wel interessant en aandoenlijk om te horen. Niemand kan vermijden dat er een glimlach op zijn of haar gezicht komt bij het aanhoren van Bartels humoristische anekdote over zijn coming out tegenover zijn oma.

Het is spijtig dat het levensverhaal van Sammy niet tot een einde wordt gebracht. De toeschouwer blijft met veel onbeantwoorde vragen zitten. Het einde van de voorstelling lijkt dan ook onaf en vooral bij de eindscène gaat de eens zo flakkerde vlam als een dovende kaars uit. From Sammy with love biedt de toeschouwer veel mooie muziek en dans die het publiek ontroert, maar zorgt niet voor dat lange, extatische nagevoel dat je ervaart bij grootse musicals waar alle toeters en bellen uit de kast worden getrokken.

Boeken / Non-fictie

Wanderlust voor beginners én gevorderden

recensie: Ap Dijksterhuis - Wie (niet) reist is gek

Psycholoog Ap Dijksterhuis, bekend van bestsellers als Het slimme onderbewuste en Op naar geluk, heeft een onbeheersbare reisdrang. Als hij geen reisjes in het verschiet heeft, wordt hij naar eigen zeggen gek. Hoogste tijd om deze hobby onder de loep te nemen in Wie (niet) reist is gek.

De speling met het woord ‘niet’ in de titel doet vermoeden dat het boek evenzoveel gaat over waarom je wél moet reizen als over waarom juist niét. Dat is echter niet het geval. De reislustige Dijksterhuis zet aan de hand van een zestal motivaties uiteen waarom je vooral wel je rugzak zou moeten pakken om naar een ver oord te vertrekken. Deze motivaties lopen uiteen, van voor de hand liggende motivaties als inspiratie en het verruimen van de blik, tot minder vanzelfsprekende redenen als het feit dat de tijd langzamer lijkt te verstrijken wanneer je op reis bent. Door te reizen rek je immers de beleving van tijd. ‘Dagen lijken weken, weken lijken maanden.’

Voordelen van het reizen

Dijksterhuis kent veel positieve eigenschappen toe aan reizigers. Het zijn mensen die zich bijvoorbeeld beter kunnen inleven in zogeheten gelukzoekers. ‘Mensen die grenzen willen sluiten en bijeenkomsten van gemeenteraden ontregelen omdat ze geen asielzoekerscentrum willen, handelen uit onwetendheid en angst. Het zijn geen reizigers.’ Ook blijkt uit onderzoek dat mensen vrijgeviger zijn en meer vertrouwen in anderen hebben naarmate ze in meer landen geweest zijn. Kortom, van reizen word je een beter mens.

Reizen kan tevens een euforische ontheemdheid bewerkstelligen, aldus de psycholoog. Onderzoek toont aan dat het brein dopamine aanmaakt wanneer het erg snel moet werken. Een intensieve plek met een overvloed aan nieuwe indrukken kan dus een gelukzalig gevoel opleveren. Daarnaast is de mate van exoticiteit van de reisbestemming belangrijk. Zo is New York een intensieve stad, maar niet erg exotisch. De Nederlandse reiziger zal zijn heil buiten de Westerse wereld moeten zoeken om een maximaal gevoel van euforische ontheemdheid te ervaren. Steden als Dehli, Bangkok en Marrakesh zijn intens en exotisch en daardoor ideale reisbestemmingen.

Wegwee

De luchtige stijl is een van de redenen waarom de boeken van Dijksterhuis zo aanslaan. Toch is het jammer dat hij niet wat dieper ingaat op de materie. Hij illustreert de motivaties die hij geeft voornamelijk aan de hand van persoonlijke anekdotes. Achterliggende filosofieën en theorieën over reizen stipt hij wel aan, maar komen niet zo uitgebreid aan bod. Hierdoor mist Wie (niet) reist is gek de diepgang die het geheel naar een hoger niveau had kunnen tillen. Toch biedt Wie (niet) reist is gek een vermakelijke leeservaring, zowel voor de doorgewinterde backpacker als voor de fervente thuisblijver.

Boeken / Non-fictie

Geestdriftig protestants existentialisme

recensie: Søren Kierkegaard - Opbouwende toespraken in verschillende geest

In vlammende en ernstige geestdrift neemt Kierkegaard je mee in zijn opbouwende toespraken over datgene waarover eigenlijk niet te spreken valt. Desondanks vinde de zoekende mens zijn vervulling in het ware; God.

Het werk van de Deense filosoof Søren Kierkegaard valt in twee fases (schrijverschappen) onder te brengen. Zijn eerste schrijverschap, waarin hij vooral filosofische werken schreef, zoals Het begrip angst, Of/Of en Filosofische kruimels en zijn tweede schrijverschap waarin religieuze en vooral christelijke thematiek de boventoon voeren. In retrospectief staat Kierkegaard aan de basis van wat later de existentiële filosofie is gaan heten. Dit maakt zijn werk nog altijd actueel. De thema’s die hij aanstipt en de manier waarop hij schrijft over hoe te leven zijn aan de orde van de dag. Zoals het geluk waarover hij zegt: ‘De deur van het geluk gaat naar binnen toe open. Men kan ze niet openduwen door er tegenaan te stormen.’

Geestdriftig

Uitgeverij Damon brengt sinds 2006 elk jaar een nieuwe vertaling van een boek van Kierkegaard uit. Opbouwende toespraken is hun twaalfde uitgave. In Opbouwende toespraken staat het theologische centraal. De drie hoofdstukken vormen een uitgebreide uiteenzetting rondom een thema. Zo richt Een gelegenheidstoespraak zich vooral naar de christelijke lezer om slechts ‘dat ene’ te willen. Dat ene is voldoende om een vervuld leven te hebben, dat ene is het geloof in de (enige) waarheid: God.

De stijl die in deze toespraak gehanteerd wordt duurt het verdere boek en de andere twee toespraken voort. Een stijl die niet zo van deze tijd is en regelmatig een manisch karakter kent. Onvermoeibaar herhaalt Kierkegaard zich en cirkelt hij zin voor zin, alinea voor alinea naar de kern van zijn boodschap. Waarna hij even lijkt te pauzeren, op adem komt en opnieuw begint. Soms dichter naar zijn kern bewegend, soms afdwalend en al schrijvende en denkende zijn draad terugvindt. Hierin is duidelijk dat God voor Kierkegaard als een vuurtoren is, die in donkere nachten van dwaling uiteindelijk weer richting geeft.

Existentialistisch

Niet alleen manisch, soms ook tegenstrijdig en haast gespleten spreekt Kierkegaard over God. Er ontwikkelt zich een worsteling tussen Kierkegaard de existentialist (of filosoof) en Kierkegaard de theoloog. Bij de theoloog spreekt hij over God als zijnde een antropomorfe entiteit. Als filosoof krijgt God een meer mystieke invulling. In de mystiek is God veeleer een alomvattend weten, een onkenbaar, onuitspreekbaar ‘iets’ dat ons bezield. Deze meer mystieke benadering van God komt in de tweede toespraak naar voren, waarin hij zich het helderst uitdrukt.

In Wat wij leren van de lelies in het veld en de vogels in de lucht put Kierkegaard uit Mattheus 6:24, die een nuchtere, aardse, eenvoudige en universele boodschap vertelt. De lezer heeft dan inmiddels opgemerkt dat Kierkegaard een zeer ontwikkeld gevoel heeft voor beeldtaal en zijn hoogtepunt valt in deze tweede toespraak te lezen. De boodschap cirkelt rond het menselijk tekort dat zich uit in het nooit genoeg hebben. Hij die zich weet te laven aan het goddelijke en dit inziet in de eenvoud van de lelies of de vogels weet zich dus waarlijk rijk.

Protestants

Kierkegaard besluit zijn toespraken met Het evangelie van het lijden – christelijke toespraken. Hierin pleit hij voor een levenshouding die het lijden (de last die je tijdens je leven hebt te dragen) licht te maakt. Wederom is zijn antwoord op het dragen van een zware last, de beaming van God tot je toe te laten.

De Opbouwende toespraken zijn geen gemakkelijke kost, zeker niet voor de niet in Kierkegaard ingewijde lezer. Vaak is hij onnavolgbaar, lijkt te blijven hangen in z’n boodschap om vervolgens met ware pareltjes de lezer even te belonen voor diens voortploeterende leeswerk. Hierin speelt de knappe vertaling, die heel hedendaags aandoet, een aangename rol. Toch lijkt dit boek vooral voor de Kierkegaard liefhebber geschreven of voor de christen die twijfelt aan zijn geloof. In Kierkegaards kritische blik op de kerk zal het eigen zoeken en geloven mogelijk versterkt worden. De gemiddelde lezer is mogelijk al na dertig pagina’s afgehaakt.