Muziek / DVD

Pinkpop Classics is pil van Drion voor festival

recensie: Pinkpop: The Vintage Years

Pinkpop bestond dit jaar 35 jaar, en die mijlpaal moest gevierd. Er zijn twee dvd’s met beelden van de eerste tien jaar uitgebracht en een vernieuwde programmering moest de tegenvallende kaartverkoop van vorig jaar goedmaken. Mooie initiatieven, maar terugkijkend valt het allemaal toch wel een beetje tegen. Muzikaal stellen de dvd’s niks voor en hoewel de programmering dit jaar anders was, spraken maar weinigen van een verbetering. Pinkstermaandag waren slechts 35.000 van de 50.000 beschikbare kaarten verkocht; daarmee kwam de organisatie niet eens uit de gemaakte kosten.

~

Nu de puberende dance-liefhebbers niet massaal voor Tiësto kwamen en de ‘TMF-jongeren’ niet meteen op de Sugababes afgestormden zoals een horde intellectuelen op een Spinvis optreden afkomt, verlaten Jan Smeets en vrienden meteen weer het niet eens zo’n gekke idee van een verjongde programmering. Neerlands oudste festival is duidelijk op zoek naar een eigen plekje binnen het steeds verder uitbreidende festivallandschap, maar gunt zichzelf niet de tijd een nieuwe doelgroep aan zich te binden.

Versteende hippies

De verjongingsstrategie wordt nu als niet-geslaagd terzijde geschoven. Voor volgend jaar mikt de organisatie op een ander deel van het gezin. In plaats van de hippe zoon en dochter moeten dan vader, moeder, opa en oma naar Limburg afreizen: voor versteende hippies die de oude tijden wel weer eens willen herbeleven wordt dan naar alle waarschijnlijkheid een speciale Pinkpop Classics georganiseerd. Bands die op de twee uitgebrachte dvd’s te horen zijn, mogen dan in het echt laten zien dat ze nog altijd leven: Golden Earring, Status Quo en andere oude rockers die ogenschijnlijk even vaak hun kleding als hun muziek verversen.

Deze terugkeer naar het verleden lijkt voor Pinkpop de pil van Drion te zijn: de omslag garandeert een zacht en geruisloos wegglijden uit het woeste festivalleven. Lowlands slaagt er evenwel nu al enige jaren in oeroude vertolkers van het Nederlandse lied tussen jonge en hippe acts te programmeren. Daarmee worden voorheen verguisde artiesten als Koos Alberts en Johnny Hoes tot een leuk en campy extraatje voor jongeren. Dat lijkt echter niet het uitgangspunt van Pinkpop, dat met bands die al jaren over hun houdbaarheidsdatum zijn het oude publiek wil weer lokken.

Amateurfilm

Wellicht zijn Smeets en consorten op het idee van Pinkpop Classics gekomen tijdens het samenstellen van de onlangs uitgebrachte dvd’s Pinkpop: The Vintage Years. Overmand door nostalgie en geplaagd door de slechte verkoop kunnen dergelijke ideeën worden geopperd, en zelfs positief worden ontvangen. Maar als er een of desnoods een aantal nachtjes over is geslapen, dan moet de persoon die het bedacht heeft – of op zijn minst mensen in zijn omgeving – toch inzien dat dit niet de manier is om het festival te redden.

~

Alleen al een keer objectief kijken naar de twee dvd’s moeten alle rare ideeën als sneeuw voor de zon doen verdwijnen. Het eerste schijfje beslaat de jaren 1970-1974 en het vervolg 1975-1979. Daarmee krijgt de kijker naast Status Quo (foto) en Golden Earring groepen als Cockney Rebel, Supersister, Nazareth en Kevin Coyne voorgeschoteld. Hoewel, de bands zelf krijgen we maar sporadisch te zien. De schijfjes zijn grotendeels gevuld met amateurfilmmateriaal waar vooral het publiek op staat. Onder die beelden zijn studio-opnames van de beloofde nummers geplakt.

Ouderwets en achterhaald

Daarmee hangen deze dvd’s tussen concertregistratie en rockumentary in. Want hoewel de beelden an sich leuk zijn, wordt er niets aan toegevoegd. Een van de hoogtepunten uit het genre, de nog voor de eerste Pinkpop geschoten film over Woodstock, weet mooie beelden goed te combineren met ondermeer interviews en de originele podiumgeluiden. Organisatoren, buurtbewoners, beveiligingsmensen en festivalbezoekers komen daarbij ruim aan bod, waarmee voor de kijker een goed beeld van het festival wordt geschetst. De enige keer dat The Vintage Years even op Woodstock lijkt, is in een apart toegevoegde documentaire van KRO’s Brandpunt uit 1976. Verder is het dus vooral studiogeluid van niet eens de meest interessante bands – die wilden hun medewerking niet aan dit project verlenen – onder beelden van een languit in het gras liggend publiek.

Vintage is tegenwoordig vooral in trek als hippe term voor bijzondere tweedehands kleding, maar hier zal met vintage years gedoeld worden op de ‘mooie jaren’ of de ‘klassieke jaren’. Een andere betekenis van vintage is echter meer van toepassing op deze dvd’s: ouderwets en achterhaald. Daarom lijkt een Pinkpop Classic ook niet de juiste manier om het festival nieuw leven in te blazen.

Later dit jaar worden ook dvd’s over de jaren 80 en 90 uitgebracht.

Muziek / Achtergrond
special: #1: Miles Davis - Kind of Blue

Kippenvel

In deze eerste aflevering van een nieuwe rubriek plaatsen we klassieke platen, films of boeken voor het voetlicht omdat ze ons op de een of andere manier kippenvel bezorgen. Vandaag: Kind of Blue van Miles Davis.

~

Het jaar is 1959. Plaats van handeling is de Columbia Studio op 30th Street in New York City. Miles Davis en zijn sextet zijn zojuist begonnen aan de eerste take van So What, het openingsnummer van Kind Of Blue en de wereld zal nooit meer hetzelfde zijn.

Een paar aftastende pianoakkoorden, een omcirkelende contrabas, die na 33 seconden een van de beroemdste baslijnen uit de muziekgeschiedenis inzet: dumdudidumdudumdidum. Het antwoord van piano en blazers laat niet lang op zich wachten: paadap. En elke keer trap ik er weer in: het tempo is langzamer dan ik verwacht. Vooruitlopend op de muziek ben ik veel sneller begonnen met het thema. Op het moment dat de rest van de band inzet, val ik in een klein vacuüm, een zweving in de maagstreek, zoals in een achtbaan. Een soortgelijk moment beleef ik bij de eerste noot van de solo van Miles. Die is namelijk helemaal niet strak. Zijn lippen glijden van het mondstuk en de toon krijgt een lelijke kras. Is dit een foutje of is dit de bedoeling?

Miles Davis is overigens de meester van de Goede Foute Toon spelen. Hij maakt een uitglijder, op een trompet is dat zo gebeurd, maar geeft jou als luisteraar het gevoel dat het de bedoeling was. Sterker nog, dit is de enige noot die op dat moment gespeeld kan, nee móet worden. Zodat die uitglijder met terugwerkende kracht eigenlijk jouw fout is (omdat-ie in jouw hoofd zit), en niet die van de trompettist.

~

Kind Of Blue is de jazzplaat voor mensen die niet van jazz houden. Lichten uit, kaarsjes aan, wijntje, kaasje, knapperend haardvuur en Kind Of Blue op de draaitafel. Maar de muziek is zo sterk dat ze alle clichés van koffietafeljazz overleeft. De serene rust die de muziek uitstraalt, de tijdloosheid, het prachtig ingehouden spelen van muzikanten die als het moet het dak eraf kunnen blazen. Vooral dat laatste geeft een bepaalde spanning die langzaam onder de huid kruipt. Het geluid van die grote studioruimte aan de Dertigste Straat heeft waarschijnlijk een belangrijke rol gespeeld hoe de muziek klinkt. Alles live in de studio gespeeld, niet meer dan drie takes. Miles gaf de band summiere instructies, geen akkoordenschemas maar modale toonladders, er werd afgeteld en ze zagen wel waar het schip zou stranden. Toch blijft de muziek beheerst. In 1959 was het de gewoonste zaak van wereld om op een opnamesessie te verschijnen, een thema af te spreken en meteen te gaan staan spelen. Dat is een kunst die met de komst van de meersporentechniek langzaam verdwenen is.

Miles Davis wilde vooral de jazz simpeler maken. Geen uitgewerkte arrangementen of lange leadsheets, gewoon een paar heldere afspraken en spelen met die hap. In het toch niet misselijke oeuvre van Miles Davis staat Kind Of Blue overeind als meesterwerk. Hoewel de opnames niet zo relaxt waren als ze klinken. Davis was niet een van de makkelijkste mensen om mee te werken: ambitieus, calculerend en met een heroïneverslaving die herhaaldelijk de kop opstak. Wel wist hij constant precies de juiste talenten om zich heen te verzamelen (de lijst is schier eindeloos: John Coltrane, Herbie Hancock, Tony Williams, John McLaughlin, Chick Corea en vele anderen). Dat hij daarbij oude vrienden als een baksteen moest laten vallen was van minder belang. De jonge pianist Bill Evans, die eigenlijk al uit de band was geknikkerd, werd speciaal voor deze sessies teruggevraagd, omdat hij als geen ander begreep hoe deze modale muziek harmonisch in elkaar stak. Samen met Cannonball Adderley (een van de mooiste namen in de jazzgeschiedenis) en John Coltrane op saxofoon en de onverwoestbare ritmesectie van Paul Chambers op bas en Jimmy Cobb op drums werd een intrigerend melodisch weefsel vervaardigd.

Bill Evans vergelijkt in de originele liner notes hun manier van werken met Japanse kalligrafie, waarbij de schrijver zijn penseel niet van het papier mag halen voordat het symbool af is. Het moment leidt de graficus over het papier, het enige dat hij moet doen is in het moment blijven en niet vooruit denken. Dat is ook de kracht van Kind Of Blue. De plaat klinkt spannend door een bepaalde overgave, een soort van ontspanning. Het verwijst vooruit naar In A Silent Way, een plaat die tien jaar later het begin van de jazzrock zou inluiden. Hoewel die plaat ook gekenmerkt wordt door een dergelijke rust, is de uiteindelijke muziek op de montagetafel van producer Teo Macero tot stand gekomen.

Kind Of Blue is meer dan een jazzklassieker, het is een klassieker pur sang. De muziek klinkt 45 jaar na dato alsof het gisteren is opgenomen en zal ook over vijftig jaar nog steeds zo klinken.

Muziek / Album

Return of the clowns

recensie: Slipknot - Vol. 3: The Subliminal Verses

Het is best vervelend als je het idee hebt dat een cd niet veel soeps kan zijn, voordat je er ook maar één nummer van hebt gehoord. Het overkwam me bij Vol. 3: The Subliminal Verses van Slipknot. Hoogste tijd dus om de cd eens in de stereo te gooien.

~

Waar Slipknots debuut Slipknot (1999) en opvolger Iowa (2001) werden geproduceerd door Ross Robinson (Korn, Soulfly), komt de productie dit keer voor rekening van Rick Rubin (Red Hot Chili Peppers, Slayer, Johnny Cash). De band die zowel bekend staat om haar loeiharde mix van old school metal en nu-metal als om hun clownsmaskers, heeft ter gelegenheid van Vol. 3 nog maar eens nieuwe maskers laten maken. Kan het nog enger? Blijkbaar wel! Een gimmick? Absoluut, maar wel eentje met inhoud. Het is te gemakkelijk om Slipknot op basis van de hype de grond in te boren, muzikaal staat het namelijk als een huis.

Ballad

In vergelijking met Iowa klinkt dit album vooral veel gevarieerder. En dat verrast me. Je kunt het je als diehard Slipnot-fan misschien niet voostellen, maar op het nummer The virus of life hoor je alleen maar een akoestische gitaar en zang, eigenlijk is het gewoon een… ik durf het woord bijna niet uit te spreken… b… bbb… ballad. Wat flikken ze me nou? Het doet een beetje denken aan de metalband Demons and Wizards, een samenwerkingsverband van leden van Iced Earth en Blind Guardian. Mijn instinct zegt me dat ik dit niet mooi mag vinden, maar stiekem klinkt het gewoon heel erg goed. Vervelend is dat.

Uitgedaagd

Ik weet niet waarom het me niet eerder opviel, maar de zang van Corey Taylor heeft wel iets weg van die van Clawfinger-zanger Zak Tell (vooral in Pulse of the Maggots). Het is hetzelfde soort agressieve rap/grunts waar ook de formatie uit Noorwegen/Zweden gebruik van maakt. Terwijl de zang in het refrein van Duality me juist weer doet denken aan die van Stereomud-zanger Erik Rogers. Zelfs Nine Inch Nails komt op Vol. 3 nog even om de hoek kijken (Vermilion) en natuurlijk ontbreken ook de nummers waar Slipknot zo bekend mee is geworden (hard, technisch en snel) dit keer niet (Welcome, The Blister Exists, Three Nil). Al met al heeft Rick Rubin Slipknot uitgedaagd om verder te kijken dan de neus van hun maskers lang is. En dat heeft een verrassend sterk en vooral gevarieerd album opgeleverd. Met Vol. 3 bewijst Slipknot dat het meer is dan de zoveelste metalhype. De band mag Rubin wel dankbaar zijn.

Check trouwens ook eens de website www.slipknot1.com. Met de Limited Edition versie van Vol. 3 krijg je er toegang tot leuke extra’s zoals videoclips, muziek en mp3’s. Slipknot is een band die zijn fans waardeert.

Film / Films

Meer diepgang voor drie mooie meiden

recensie: De meiden van de Wit: tweede seizoen

Sinds 2002 is op Net 5 de serie Meiden van de Wit te zien. Deze serie steunt hoofdzakelijk op drie vrouwen, namelijk de dames De Wit (gespeeld door de twee ex-soapies Angela Schijf en Frederique Huydts en nieuwkomer Eva Duijvestijn). Zij zijn de hele tien uur die het tweede seizoen duurt wederom het stralende middelpunt. Vrouwelijke kijkers hangen aan de lippen van deze vrijgevochten vrouwen en mannen wachten tot de dames een minnaar vinden om de liefde mee te bedrijven. Er is dus reden genoeg om deze serie snel tot het einde uit te kijken.

~

Over het eerste seizoen van de Meiden schreven we: “Het is een serie die makkelijk kijkt, maar die je zeker niet achterlaat met het gevoel dat je in dat kleine uurtje veel hebt geleerd.” Er is duidelijk een risico voor deze dramaserie om te vervallen in de korte verhaallijnen en oppervlakkigheid die eerder kenmerkend zijn voor een soap. Opvallend is dat het tweede seizoen weer helemaal terug grijpt naar het begin van de serie, waar vader de Wit doodgeschoten wordt en de meiden met het zuivelbedrijf De Witte blijven zitten. Dit is niet alleen scenariotechnisch handig (nieuwe kijkers weten ook weer even hoe het allemaal begonnen is), maar het geeft ook duidelijk aan dat deze serie de ambitie heeft om boven het niveau van een soap uit te stijgen. De schrijvers lijken duidelijk te willen aangeven wat de drijfveren van de dames De Wit zijn om zo fanatiek met het bedrijf aan de slag te gaan. We krijgen eindelijk te horen hoe vader de Wit aan zijn eind gekomen is en er worden duidelijk een aantal verhaallijnen voor de lange termijn vastgezet.

Faillissement

~

De hectiek die er in een onderneming speelt is wederom een grote inspiratiebron voor verschillende verhaallijnen. Zo houdt een grote klant zich wel eens niet aan zijn afspraken waardoor er financiële problemen dreigen of is er onenigheid tussen de drie vrouwen over de taakverdeling binnen de directie. Dit ondernemerschap geeft de serie iets dynamisch, maar zorgt er tevens voor dat je als kijker soms een beetje moe van alle problemen wordt. Je gelooft het op een gegeven moment niet meer dat het bedrijf nu alweer met een faillissement bedreigt wordt. Misschien is dit wel realistisch, maar als kijker word je op een gegeven moment immuun voor weer een ramp voor het bedrijf.

Meer diepgang

Net als in het vorige seizoen lopen er een aantal verhaallijnen per aflevering door elkaar. Los daarvan zijn er nog een aantal grote verhaallijnen die over het hele seizoen zijn uitgesmeerd. Opvallend echter is dat er meer rust in de serie is gekomen doordat er duidelijk minder subplots per aflevering zijn. Dit zorgt dus voor meer diepgang in de afzonderlijke afleveringen. Ook worden de hoofdpersonen een stuk beter neergezet. We weten inmiddels natuurlijk ook al veel meer over de meiden door het eerste seizoen, maar ook bij zijdelings betrokken karakters (zoals de moordenaar van pa De Wit) krijg je duidelijk een band met het personage. Op dit gebied is de serie duidelijk gegroeid in vergelijking met het vorige seizoen.

Past perfect

De DVD-box is net als bij het eerste seizoen erg degelijk opgezet. Je kunt gewoon zien dat bij de opnames van de serie al duidelijk was dat ze later op DVD uitgebracht zouden worden. De layout van de box past ook perfect bij het eerste seizoen, waardoor ze in de kast een mooi geheel vormen. Los van de perfecte beeld- en geluidskwaliteit valt ook nog op dat er op de eerste DVD een korte terugblik gegeven wordt naar het vorige seizoen, waardoor je in een paar minuten weer weet waar we waren gebleven. Verder zijn er geen extra’s op de DVD te vinden. Een blik achter de schermen van deze productie was wel leuk geweest, maar dit zit er niet in.

Het is duidelijk dat de Meiden van de Wit haar bestaansrecht in het tweede seizoen heeft bevestigd. De vrees voor vervlakking van de serie blijkt ongegrond, integendeel: er is geleerd van de onvolkomenheden uit het eerste seizoen en de serie is daardoor een stuk interessanter geworden.

Boeken / Achtergrond
special: Stripdagen in Haarlem

Strips toveren glimlach op ieders gezicht

De tweejaarlijkse Stripdagen in Haarlem, die afgelopen weekend werden gehouden, zijn altijd een interessante combinatie van exposities, tweedehands en nieuwe stripboeken en signerende striptekenaars van over de hele wereld. In tegenstelling tot de stripdagen in het Archeon zijn in die in Haarlem niet gericht op het Suske en Wiske-publiek, maar juist op die mensen die wat meer artisticiteit en diepgang in strips zoeken.

~

Dat uitte zich dit jaar bijvoorbeeld in de tentoonstellingen van Peter Pontiac en Dick Matena. De eerste had een grote overzichtstentoonstelling in de Zanderzaal, waarin duidelijk werd dat we hier te maken hebben met een eerste klas priegelaar, maar op een positieve manier. Vooral het zwart-witwerk maakt veel indruk. De onderwerpen van zowel opdrachten als Pontiacs vrije werk zijn niet mis: rock & roll, seks, hongersnood, geloof en fascisme.

Van Dick Matena werden in de Vishal de originele pagina’s van zijn stripversie van Gerard Reves De Avonden getoond. Erg virtuoos, maar hier miste het schetswerk dat het scheppingsproces in beeld zou kunnen brengen.

Bob Ross

Een absolute topper was “Teken mijn verhaal”. Deze tentoonstelling bevatte het resultaat van een project waarbij professionele striptekenaars verhalen tekenden van kinderen die dit door een handicap zelf niet konden doen. De combinatie van maffe kinderdromen en kinderabsurditeit met het werk van de professionele tekenaars leverde verschrikkelijk leuke verhalen op die de absoluut de moeite waard waren om allemaal uitgebreid te bekijken en lezen.
Leuk om nog te melden, hoewel erg klein, was de tentoonstelling van de Groningse striptekenaar Erik Wielaert. En natuurlijk de compleet wonderlijke workshop “Bob Ross-schilderen met Fokke en Sukke”!

Handtekeningenjacht

Dan waren er natuurlijk ook de tientallen tekenaars die bij aankoop van een stripboek een tekening in je boek zetten. Hoewel ze waren aangekondigd kwamen top-of-the-bill tekenaars Art Spiegelman (Maus) en Robert Crumb niet opdagen, maar er waren genoeg anderen om een handtekeningetje van te scoren, zoals Edmond Baudoin, Lorenzo Mattoti, Joe Sacco, Seth en Lewis Trondheim. Maar ook Nederlandse tekenaars zoals Mark Retera (Dirkjan), Henk Kuijpers (Franka) en Jean-Marc van Tol (Fokke en Sukke).

Net geen interview

~

Onder de signerende tekenaars bevond zich ook de jonge Amerikaanse tekenaar Craig Thompson (1975), wiens Blankets (net in het Nederlands vertaald als Een deken van sneeuw) door Time tot beste strip van 2003 is verkozen. Een lange rij dus en een door mij aangevraagd interview werd niet gehonoreerd: “Want hij doet geen interviews dit weekend.” Daar was hij zelf niet van op de hoogte, dus ik stelde hem tijdens het tekenen in mijn boek gauw wat vragen (hoewel je het dus eigenlijk geen interview mag noemen).

Thompson is zelf fan van de Franse Ecole Pigalle-tekenschool (o.a. Baudoin) die van grote invloed is geweest op Blankets. Vladimir Nabokov is zijn favoriete schrijver. Volgende maand verschijnt bij Blankets een soundtrack met negen instrumentale nummers, gemaakt door een vriend van Thompson, die hij zelf goed de sfeer van het boek vindt weergeven. Hoewel in juli wel een reisverslag van hem uitkomt, vindt hij momenteel geen tijd om aan zijn nieuwe boek te werken, omdat hij drieëneenhalve maand op promotietournee is door Europa. Een zware, want er was steeds een heel lange rij voor het signeren. Dit was zeker een van de populairste tekenaars van de dag en terecht.

Op naar 2006

Hoewel ik maar een dag ben geweest en dus lang niet alles kon zien, was het zeker de moeite waard om naar Haarlem af te reizen. Iedereen die ik sprak was zeer tevreden, van de bezoekers tot de striptekenaars en -handelaars. In het bijzonder het glunderende hoofd van directeur Joost Pollmann sprak boekdelen. Dit is het leukste stripevenement van Nederland. Was het maar vast 2006!

Muziek / Album

Mozart uit het lood

recensie: W.A. Mozart - Requiem

Met nerds moet je oppassen. Vraag een programmeur naar zijn werk en voor je het weet zit je met Dire Straits op de achtergrond een paar uur vast in een discussie over de voordelen van deze tegenover die programmeertaal, Windows versus de Macintosh of de voordelen van een laser- boven een inkjetprinter. En geen moment zul je er evenveel van snappen als hij.

~

Mozart kun je gerust als een muzieknerd omschrijven. Kijk, er zal echt wel een markt voor zijn getuige de barrage aan Mozart-opnamen, maar aan mij is het niet besteed. Teveel noten, ziet u. Het ene idee is nog niet goed en wel verwerkt of het volgende dringt zich alweer op. Waar je temidden van uren Wagner hoopt dat er wat meer gebeurt, smeek je na een paar minuten Mozart al om minder. Daarbij schreef Wolfgang ook best veel: meer dan veertig symfonieën, zoveelentwintig pianoconcerten en god mag weten hoeveel strijkkwartetten, pianostukken en sonates. Allemaal met heel veel noten. Daarbij moet wel worden gezegd dat Mozart een weinig nerdig privébestaan had: dat werd gevuld met drank, dames en dobbelstenen.

Steve Vai

Ik weet dat ik met mijn mening duidelijk in de minderheid verkeer. En ik zal ook grif toegeven dat het allemaal best goed is. Maar net zoals ik weet dat, om maar eens iets te noemen, Steve Vai goed kan gitaarspelen, zal ik niet snel iets van Mozart (of Steve Vai) opzetten. Maar er zijn uitzonderingen, stukken waarin Mozart zichzelf beter wist te beheersen dan gebruikelijk. Die Zauberföte is zo’n voorbeeld waarbij hij boven het gebruikelijke gekrakeel uitsteeg. Of zijn Requiem.

Krap bij kas

Nou ja, zijn Requiem… zoveel Mozart zit er eigenlijk niet in. Veel meer Süssmayr eigenlijk. Nadat Wolfgang Amadeus na een leven van werken, zuipen en gokken in 1791 zijn laatste adem had uitgeblazen ging deze leerling op aandringen van de altijd krap bij kas zittende mevrouw Mozart aan de slag met wat de meester had nagelaten. Veel was dat niet: het meeste van de koordelen was voltooid, maar van de orkestpartituur was alleen het openingsdeel, Introït, klaar.

Amadeus

Maar Süssmayr produceerde wel iets moois. Iedereen die Milos Formans film Amadeus wel eens heeft gezien (en gehoord) is vertrouwd met zijn handwerk. Onmiskenbaar Mozartiaans is het wel. Anderzijds is dat ook een beetje een kip-en-ei kwestie omdat het Requiem mede bepaalt wat we als ‘mozartiaans’ zien. Indrukwekkend is het ook, vooral als het met wat panache wordt uitgevoerd.

Lenny

~

Laat dat maar aan Lenny over. Nu Deutsche Grammophon bijna is overleden als muzieklabel brengt het gelukkig nog wel regelmatig archiefstukken in omloop. Deze opname uit 1989 behoort tot Leonard Bernsteins laatste en is opgenomen met het Beierse omroeporkest, destijds één van Duitslands betere. Alles lijkt dus op zijn plaats voor een memorabele gebeurtenis en hoewel iedereen heel erg z’n best doet wordt het toch nergens echt briljant. Misschien ook wel omdat Bernstein een beetje teveel zijn best doet en hij met een heel goed orkest maar een nogal middelmatig koor moet werken. En van dat koor horen we dankzij de opnamejongens van Deutsche Gramophon veel meer dan van het orkest. Hier en daar klinkt het bijna alsof het koor vóór het orkest stond, zozeer overstemt het de orkestleden.

Bifocaal

Bernstein was een eigengereid mens. Soms liep dat goed af, soms minder goed. Hier is het laatste het geval, vrees ik. Aan energie geen gebrek, wel aan snelheid. Waar Bernsteins ingehouden tempi in bijvoorbeeld zijn Mahler-opnamen heel goed kunnen werken is dit stuk veel meer gebaat bij een vlotter tempo. Nu klinkt alles wel heel erg ‘uitgerekt’ en daardoor onnodig pompeus en bombastisch. Gecombineerd met de disbalans in de opname zorgt dat voor een vreemd vervormd geluidsbeeld. Een beetje alsof je door de bifocusbril van je oma kijkt.

Ik sluit niet uit dat ik na enige gewenning gehecht ga raken aan deze opname, maar vooralsnog zie ik het niet gebeuren – een technische off-day van DG gecombineerd met de zwarte kant van Bernsteins eigenzinnigheid maken dit tot een weliswaar opmerkelijk, maar niet erg charmant document.

Muziek / Album

Wie het kleine niet eert…

recensie: EP-overzicht juni 2004: Vladimir, Cereal en Juliet's Ghost

EP’s zijn op 8WEEKLY eigenlijk nooit echt aan de beurt gekomen. Van bands als Radiohead en Motorpsycho deden we het bij wijze van spreken wel, maar de mindere helden schoten er nog wel eens bij in. Toch is het jammer om de kleine broertjes en zusjes van de langspeler te laten zitten. Vandaar deze rubriek waarin nieuwe of minder bekende Nederlandse bands hun EP’tjes gerecenseerd zullen zien. Aan de schandpaal met degene die de term ‘On-Nederlands Goed’ heeft bedacht! Wil je ook dat jouw plaatje in deze rubriek terechtkomt? Mail dan even naar mark@8weekly.nl.

~

Vladimir – Versus Coda

Silent Minority Records 2004

Wat?

Bloedstollende Indierock

Wie?

Vier jongens uit Apeldoorn

Sinds?

Eind 1999

Waar?

http://vladimir-web.com

Historie?

2001: Paramedic EP
2002: It Would Be Nice EP
2003: Reverse the Tape EP

Te koop?

Jazeker: voor € 6,49 euro.

En waarom nou eigenlijk?

Omdat deze drie nummers van Vladimir werkelijk te mooi voor woorden zijn. Ik denk dat Chris Martin en de zijnen er geen problemen mee zouden hebben deze songs op de nieuwe plaat van Coldplay te zetten. Integendeel: de schitterende stem van Sander van der Linden lijkt zelfs wel wat op die van Martin en kent zeker dezelfde intensiteit. En dan die prachtige meeslepende muziek. Het is niet vreemd dat bands als Elbow, Tortoise en Múm gelinkt zijn op de website van de band. Deze hele EP heeft een vergelijkbare allesomvattende, bijna buitenaardse schoonheid. Vladimir beschikt op Versus Coda echter ook nog eens over het geheime wapen. Wat een trompet wel niet met je muziek kan doen. Opener Unison is al prachtig, maar wanneer dit hemelse blaasinstrument tussenbeide komt, verdwijnen al mijn gedachten als sneeuw voor de zon en kan ik slechts nog luisteren naar die schitterende muziek. U raadt het al, dit is een band om in de gaten te houden, vooral met het oog op een eventuele langspeler. Zo’n plaatje als dit maakt ongeduldig.

~

Cereal – New Tattoos

Glambookings 2004

Wat?

Dampende stonerrock

Wie?

Vier ruige kerels uit Haarlem

Sinds?

1998

Waar?

http://www.cereal.nl

Historie?

2000: Demo
2001: Promo
2002: Transpose EP

Te koop?

Zie de website van de band

En waarom nou eigenlijk?

Omdat de copywriters van de biografie van Cereal de waarheid geen geweld aandoen wanneer zij schrijven over een ‘overdonderde in-your-face sound’. Deze door Corno Zwetsloot geproduceerde plaat herbergt zeven harde, dampende rocksongs vergelijkbaar met het werk van Queens of the Stone Age, die met het twee jaar geleden verschenen Songs for the Deaf de lat onbereikbaar hoog legden. Het is niet verbazend dat die sound het vooralsnog vooral live erg goed bleek te doen. Cereal is er echter op New Tattoos in geslaagd een geluid neer te zetten waarbij je zonder veel fantasie een voorstelling kan maken van een keihard rockende band in een rokerige zaal. Een band die haar lawaaierige doch intelligent hoekige stonerrock als een machinegeweer op het publiek afvuurt. Ik denk dat menig hedendaags garagebandje stinkend jaloers is op het moddervette geluid van deze vier heren. De truc is het geluid van Josh Homme enkel te gebruiken als inspiratiebron en niet te streven naar een Nederlandse kopie. Cereal heeft dat helemaal door.

~

Juliet’s Ghost – Man Down

Skipper Boetlek 2004

Wat?

Mysterie, intensiteit en… die stem!

Wie?

Ervaren muzikanten/journalisten/uitgevers uit Haarlem en Amsterdam

Sinds?

2001

Waar?

http://www.julietsghost.com

Historie?

2001: Juliet’s Ghost EP

Te koop?

Voor 5 euro op de website van Juliet’s Ghost

En waarom nou eigenlijk?

Omdat het publiek altijd, nou ja bijna altijd, gelijk heeft. Juliet’s Ghost won in de Melkweg namelijk de publieksprijs in de finale van de Amsterdamse Popprijs 2004. Er is dan ook geen beter moment dan dit om een nieuwe EP uit te brengen. Wat het meest opvalt aan de muziek van Juliet’s Ghost is de prachtige stem van Michèle van Trigt, om over haar intense voordracht nog maar te zwijgen. Het is niet voor niets dat de band voor het eerst van zich liet horen tijdens een tribute aan Jeff Buckley (die nog steeds een grote bron van invloed lijkt te zijn). Deze tweede EP Man Down bevat vijf sterke, mysterieuze nummers die aan de ene kant doen denken aan de rauwe poëtische rock van de nog steeds briljante Patti Smith en aan de andere kant aan de duistere triphop van Portishead (Van Trigt doet zeker niet onder voor Beth Gibbons). Conclusie: het geluid van deze band staat als een huis. Het publiek is niet achterlijk.

Boeken / Fictie

Nieuwe Surinaamse literatuur?

recensie: Het hart van Eva

Surinaamse literatuur. Na lang zoeken en graven komt er een lijstje met namen: Albert Helman, Hugo Pos, Astrid Roemer en Bea Vianen. Het zijn schrijvers die in Suriname geboren zijn, maar hun geboorteland verruild hebben voor Nederland. In ons land zijn het onbekende namen zijn het en er wordt ook niets ondernomen om deze Surinaamse schrijvers te (her)ontdekken, zoals met sommige vergeten Nederlandse auteurs wel gebeurt. Maar misschien moet je het verleden laten voor wat het is en kijken naar de toekomst. Hoewel Nathalie Emanuels gewoon in Amsterdam werd geboren moet zij misschien de kar maar gaan trekken wat betreft Surinaamse literatuur. Haar debuut Het hart van Eva is een eerste stap.

Eva woont en werkt in Suriname als een soort weldoenster. Haar zus Ellen heeft bijna het tegenovergestelde werk: zij is accountant in Nederland. Hun ouders zijn verongelukt toen Eva en Ellen nog klein waren en sindsdien zorgt tante Jetty voor hen, samen met oom Ed. Het verhaal begint wanneer Ellen voor een paar maanden op vakantie komt in Suriname. Oom Ed is rechercheur en speurt wat naar verdwenen en misbruikte meisjes en tante Jetty verjaagt uilen van haar erf, want die vogels zijn ongeluksbrengers. Wie graag snel van een plus een twee maakt, voelt al dat er onaangename dingen staan te gebeuren.

Geforceerd

Maar de spannende ontwikkelingen blijven een beetje uit. Mysterieus is het allemaal wel: een soort medicijnman houdt Eva constant in de gaten. Hij legt kruiden rond haar huis en voert rare rituelen uit. Ellen raakt intussen verliefd op een drugsbaron, een figuur die nogal geforceerd het tegenovergestelde is van wat je van een drugsbaron zou verwachten. En het is zijn schuld ook niet, dat hij in de handel terecht is gekomen. Oom Ed is ook een beetje cliché: een goedaardige diender, die met het grootste gemak heerlijke gerechten klaarmaakt. Tante Jetty is een moeke die haar verdriet verwerkt door veel sambal te eten.

De personages zijn misschien wat vlak, al zijn het zeker geen typetjes. Ze ontwikkelen zich wel, maar enige sturing of stuwing lijkt er niet in te zitten: ze strijden niet, ze streven niet. Ze voelen alleen, en dat maakt van de meeste personages passievelingen.
Hoewel er in eerste instantie genoeg spanning opgeroepen wordt om het passieve van de karakters te vergeten, loopt ook dat op weinig uit. Het thema liefde wordt op verschillende -inventieve en spannende- manieren ingezet, maar de meeste lijntjes eindigen ergens in het luchtledige. Het hart van Eva is geen klassiek familiedrama, want daarvoor zitten er te veel literaire oneffenheden in. Dat bedoel ik overigens niet negatief: familiedrama’s zijn meestal zo gepolijst dat je al van verre ziet wie er met wie vandoor gaat. Emanuels laat dingen gebeuren zonder ze meteen te duiden, wat een prettig soort raadselachtigheid oplevert. Maar ondanks de raadselen wil Het hart van Eva ook maar geen thriller worden: daarvoor zijn de spanningsbogen niet strak genoeg.

Vragen

Enerzijds is het prettig eens een boek te lezen dat na de laatste punt maar een paar van de tientallen vragen beantwoord heeft. De belangrijkste vragen -wat gebeurt er met de medicijnman? Wat is er überhaupt gebeurd?- blijven open. Omdat er zoveel vragen blijven hangen, kun je het raadsel van Het hart van Eva mysterieus noemen, maar minder welwillende lezers zullen misschien eerder kiezen voor warrig, rommelig en onbevredigend.

Het grote pluspunt van Het hart van Eva is de schrijfstijl van Emanuels. Hoewel er wat slordigheidjes in staan en ze soms twee keer hetzelfde woord in één zin gebruikt, is haar stijl vlot, los en prettig. Haar woordkeus is niet bijzonder literair, maar stoort evenmin. Het is dat ‘onopvallend’ zo onaardig klinkt, anders zou dat de perfecte omschrijving zijn. Het taalgebruik van Emanuels staat geheel in dienst van haar verhaal.

Potentie

Het hart van Eva kenmerkt zich door een vanzelfsprekendheid die eigenlijk heel dicht bij het echte leven komt: de stijl staat in dienst van het verhaal en spanningsbogen zakken zonder pardon in elkaar. Hoewel het erg negatief klinkt allemaal is Het hart van Eva helemaal geen slecht boek. Verfrissend juist, om eens een debuut te lezen zonder hoogdravend literair taalgebruik, ingewikkelde plot en keurig afgehechte draadjes. Het is ruw, maar het heeft potentie. Misschien kan Emanuels die kar met Surinaamse literatuur eerst verder vullen, en dan over een tijdje gaan trekken.

Muziek / Album

De ziel en zaligheid van de Britse straat

recensie: The Streets - A Grand Don't Come For Free

Onder het motto ‘geluk zit hem in hele grote dingen’ vertelt Mike Skinner, alias The Streets, een verhaal op zijn nieuwe album A Grand Don’t Come For Free. Dit keer zit het geluk in één ‘grand’ en zijn meisje. Wat dat geluk precies is, en dat het vinden ervan moeilijker is dan Skinner had verwacht, wordt in elf nummers duidelijk gemaakt. Alles in een goed in elkaar zittend verslag en met een aantal terugkerende thema’s. Wie dacht dat The Streets na het sterke debuut Original Pirate Material en het magere optreden op het afgelopen Lowlands-festival minder verrassend voor de dag zouden komen, zit ernaast. Skinner slaat die sceptici zonder pardon om de oren. Ongeveer vijftig minuten lang.

~

Met zijn ‘intellectual garage’ verraste Mike Skinner in 2002 met Original Pirate Material zelfs de grootste indie-bleekscheet met een uitermate sterke variant van hiphop. De plaat wist zonder moeite veertien nummers lang de aandacht vast te houden. De jonge rapper zong over de dagelijkse dingen, zonder een moment vervelend te worden met zelfverheerlijkende raps. Nee, The Streets wisten hoe ze een groot publiek moesten behagen.

Weinig verandering, of toch wel

Op de nieuwe plaat is Skinner eigenlijk niet veel veranderd. Hij prijkt op de hoes, wachtend op de bus. De toon is weer gezet. Nog steeds geen bubbelbaden, bling bling, grote auto’s, massa’s vrouwen of veel champagne. Skinner is nog steeds de jonge geezer van de Britse straten. Hij wacht niet alleen op de bus, maar ook op de dag dat zijn leven verandert. Maar weet dat hij daar alleen maar van kan dromen. In de tussentijd en om de tijd te doden, hangt Skinner wat rond, vergokt zijn geld, drinkt bier in de kroeg, ligt wat voor de TV en maakt de meest grandioze hiphop.

Anders dan de andere

Op het eerste gehoor klinkt A Grand Don’t Come For Free niet zo toegankelijk als de vorige plaat. Dit keer geen nummers als Sharp Darts, It’s Too Late of Too Much Brandy. Maar wanneer je wat beter naar de nieuwe plaat luistert en vooral naar het nummer Wouldn’t Have It Any Other Way, zit het album tekstueel gezien perfect in elkaar. Alle nummers zijn qua thematiek gekoppeld aan elkaar. Namelijk: Skinner heeft 1000 pond verloren tijdens het gokken bij de bookies, zijn tv is stuk, hij heeft vanwege het gokken geen geld om het te repareren en kijkt daarom voetbal bij zijn vriendin, waardoor hij problemen met haar krijgt. Dat is het in het kort, maar The Streets poetsen het op naar een bijna een uur durend verhaal, waar de chronologie soms ver te zoeken is.

Alleen nog wachten op de doorbraak

Het niveau dat The Streets met A Grand Don’t Come For Free haalt is hoog, waardoor de twijfel steeds meer richting de overtuiging gaat: dit wordt het jaar van The Streets. Want met A Grand Don’t Come For Free kan het niet anders dan dat de grote doorbraak gaat komen. Te hopen valt dat Skinner weet om te gaan met al dat geld dat in zijn richting komt, anders kon er wel eens een groot artiest verloren gaan. Tot die dag is er nog de oprechte Skinner die zijn ware ziel berapt.

Muziek / Album

De Snoeptrommel

recensie: Gem - Tell Me What's New

.

~

De jongens van Gem zijn wel heel erg eerlijk tegen moeder. “Ja hoor, wij hebben gestolen uit de snoeptrommel, maar het was wel lekker!” Wat moet je dan doen als opvoeder: geef je die jongens een draai om de oren of kun je gewoon je glimlach niet onderdrukken bij het zien van die vijf ondeugende tronies? Straatschoffies dat zijn het, maar het blijven toch je kinderen. Dus komen ze er natuurlijk gewoon mee weg. Ik hoop dat ik de situatie zo voldoende geschetst het, zodat ik verder kan met het ophemelen van dit ontzettend leuke debuut van deze band uit Utrecht. Een plaat met de oh zo toepasselijke titel Tell Me What’s New.

Taxman

Gem heeft het afgelopen jaar een aanzienlijke status opgebouwd als live-act, wat ik mij erg goed kan voorstellen wanneer ik deze plaat hoor. Als de tweelingbroer van opper-Stroke Julian Casablancas zingt, schreeuwt en schertst zanger Maurits Westerik zich door deze elf perfecte rocksongs heen. De liedjes zijn sterk, blijven hangen en zijn net zo aanstekelijk als de hoest van een grieppatiënt. En die knipoog naar Taxman van the Beatles in het nummer Eyes Open Wide is ook erg leuk. Het lijkt mij dat de jongens van Gem per ongeluk op hetzelfde intro kwamen als Harrison ten tijde van Revolver, maar geen zin hadden zo’n goed nummer weg te gooien. “Dan gebruiken we toch ook gewoon het woord Taxman in ons nummer.” En ja hoor, ook daar komen ze mee weg, net als met de intro van Revolution in het volgende nummer Can You Wait For It?. Of hoor ik er nou teveel in?

Hoe dan ook – en je kunt het totaal niet met me eens zijn – is Tell Me What’s New een te gek debuut, dat een soort Nederlandse Is This It? zou kunnen worden. Als vader het met moeder eens is tenminste, want hij is in dit geval veel groter en sterker en kan natuurlijk altijd nog een paar fikse klappen uitdelen. Nee, het gezinsleven kent niet alleen maar pais en vree.